Plan: | Bestemmingsplan Zandvoort - Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0473.0610302-VG01 |
4. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor 'Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. detailhandel in de eerste bouwlaag;
b. dienstverlening in de eerste bouwlaag;
c. bedrijven in de eerste bouwlaag, die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding “bedrijf”;
d. horecabedrijven categorie A, ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie A”;
e. horecabedrijven categorie A en B in de eerste bouwlaag’, ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie B” ;
f. horecabedrijven categorie A t/m C in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “horeca tot en met categorie C”;
g. horecabedrijven categorie A t/m D in de eerste bouwlaag ,ter plaatse van de categorie-aanduiding “horeca tot en met categorie D”;
h. horecabedrijven categorie A t/m E in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de -aanduiding “horeca tot en met categorie E”;
i. horecabedrijven categorie F, ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie F”;
j. een pension, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - pension”;
k. een automatenhal, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - automatenhal”;
l. een bioscoop, ter plaatse van de aanduiding “bioscoop”;
m. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk”;
n. woningen;
o. erven en bijbehorende voorzieningen;
p. parkeren op eigen erf;
q. een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;
r. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. het racecircuit van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidzone - circuit”.
4. 2. Bouwregels
4. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Centrum’ geldt de volgende algemene regel:
- de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”.
4. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. voorzover een gevellijn is aangegeven, dienen de hoofdgebouwen in de gevellijn te worden gebouwd;
c. ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage (%)” zal het bebouwingspercentage ten hoogste het aangegeven percentage bedragen;
d. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen;
e. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” zal de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen;
f. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” dient een hoofdgebouw te zijn voorzien van een kap;
g. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.
4. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
a. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits deze achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mag:
1. indien een bebouwingspercentage is aangegeven, maximaal 35% van het onbebouwde deel van het bouwperceel beslaan met een maximum van 50 m²;
2. indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, buiten het bouwvlak maximaal 35% van het erf beslaan met een maximum van 50 m2;
c. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan, die echter niet mag worden voorzien van dakkapellen;
d. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;
2. voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uitbouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m;
e. indien een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw wordt gebouwd, dan mag de overschrijding van de achtergevelrooilijn maximaal 1,50 m bedragen, met een maximale oppervlakte van 10 m².
4. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;
b. de bouwhoogte van vlaggenmasten of lichtmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.
4. 2. 5. Indien een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegelaten maximum of minimum over- respectievelijk onderschrijdt op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of vernieuwing ervan de hoogte, maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan in de werkelijke situatie was.
4. 3. Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden ontheffing verlenen van:
a. het bepaalde in lid 4.1 sub d tot en met f en i en toestaan dat de gronden worden gebruikt voor horecabedrijven tot en met categorie D, mits:
- hiermee de leegstand van panden wordt voorkomen en de aantrekkelijkheid en levendigheid van de straat of het plein wordt verbeterd;
b. het bepaalde in lid 4.1 sub a, b, c, e, f, g en h en toestaan dat detailhandel, dienstverlening, bedrijf of horeca in de tweede bouwlaag wordt gevestigd, mits,
1. de betreffende functie in de eerste bouwlaag aanwezig is;
2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
3. er op grond van de huisvestingsverordening Zuid-Kennemerland een vergunning zal worden verstrekt;
c. het bepaalde in lid 4.2.2. sub c en het toestaan, dat het bouwperceel tot ten hoogste 100% wordt bebouwd mits:
1. geen afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de sociale veiligheid, de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
2. geen onevenredige achteruitgang betekent voor de aangrenzende percelen, zoals inkijk, lichtinval en openheid.
4. 4. Specifieke gebruiksregels
4. 4. 1. In of bij een woning is een praktijkruimte toegestaan voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:
a. de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de Wet milieubeheer vergunningplichtig zijn;
b. de activiteiten mogen naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
c. de activiteiten mogen geen detailhandel en geen horeca betreffen;
d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
e. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte bedraagt.
4. 4. 2. Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te richten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:
a. de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
b. de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
c. de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
d. mede ter handhaving van de hiervoor genoemde regels mag per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.
4. 5. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat:
- de aanduiding “bedrijf”, “horeca tot en met categorie B”, “horeca tot en met categorie C”, “horeca tot en met categorie D”, “horeca tot en met categorie E”, “horeca van categorie A”, “horeca van categorie F“, “specifieke vorm van horeca - pension” of “specifieke vorm van cultuur en ontspanning - automatenhal” worden verwijderd, mits:
- de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.