Plan: | Bestemmingsplan Zandvoort - Centrum |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0473.0610302-VG01 |
13. 1. Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. gestapelde woningen;
b. detailhandel in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”;
c. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “dienstverlening”;
d. maatschappelijke voorzieningen in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding “maatschappelijk”;
e. een pension, ter plaatse van de aanduiding ‘”specifieke vorm van horeca - pension”;
f. bij het wonen behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen en andere bouwwerken;
g. tuinen en erven;
h. parkeren op eigen erf;
i. een ondergrondse parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding “parkeergarage”;
j. een onderdoorgang, ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang“;
waarbij wordt gestreefd naar het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting vanwege het industrieterrein i.c. het racecircuit van geluidsgevoelige objecten, ter plaatse van de aanduiding “geluidszone - circuit”.
13. 2. Bouwregels
13. 2. 1. Binnen de bestemming ‘Wonen - 2’ gelden de volgende algemene regels:
a. uitsluitend binnen de bouwvlakken mag ondergronds worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”;
b. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 m beneden peil, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding “parkeergarage”;
c. de eerste bouwlaag van gebouwen mag over een breedte van minimaal 4,00 m en maximaal 8,00 m niet worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding “onderdoorgang”.
13. 2. 2. Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen, niet zijnde een ondergrondse parkeergarage, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. voorzover een gevellijn is aangegeven, dienen de hoofdgebouwen in de gevellijn te worden gebouwd;
c. ter plaatse van de aanduiding “maximale bouwhoogte (m)” zal de bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven bouwhoogte bedragen;
d. ter plaatse van de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte (m)” zal de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw ten hoogste de aangegeven hoogte bedragen, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
e. indien een hoofdgebouw van een kap wordt voorzien, zal de dakhelling niet meer bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak.
13. 2. 3. Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen gelden de volgende regels:
a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen per woning mag buiten het bouwvlak maximaal 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
b. bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan;
c. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3,00 m respectievelijk 5,00 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° en niet minder dan 35° ten opzichte van het horizontale vlak;
2. voor van een plat dak voorziene bijgebouwen en aan- en uitbouwen een maximale bouwhoogte geldt van 3,00 m.
13. 2. 4. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1,00 m bedragen;
b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8,00 m bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,00 m bedragen.
13. 2. 5. Indien
een hoogte, maat of afstand een hiervoor toegelaten maximum of minimum over-
of onderschrijdt op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van
dit bestemmingsplan, dan geldt voor dit afwijkende bestaande bouwwerk of
gedeelte hiervan alsmede voor de verandering of vernieuwing ervan de hoogte,
maat en/of afstand zoals die op het tijdstip van het van kracht worden van dit
plan in de werkelijke situatie was.
13. 2. 6. Bij het uitbreiden van een gebouw binnen het bouwvlak waarbij sprake is van bestaande afwijkingen mag de bouwhoogte van de uitbreiding niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte van de aansluitende bebouwing. Voor het overige zijn voor uitbreiding van dergelijke gebouwen de in lid 13.2.2. en 13.2.3. voor hoofdgebouwen en bijgebouwen, aan- en uitbouwen gegeven bouwregels van overeenkomstige toepassing.
13. 3. Specifieke gebruiksregels
13. 3. 1. In of bij een woning is een praktijkruimte toegestaan voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:
a. de activiteiten mogen geen hinder voor de woonsituatie opleveren en mogen niet op grond van de Wet milieubeheer vergunningplichtig zijn;
b. de activiteiten mogen naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
c. de activiteiten mogen geen detailhandel en geen horeca betreffen;
d. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
e. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dienen daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven en de praktijkruimte maximaal 40% van de bebouwde oppervlakte bedraagt.
13. 3. 2. Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te richten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:
a. de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
b. de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
c. de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
d. mede ter handhaving van de hiervoor genoemde bepalingen mag per woning per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.
13. 4. Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet op de ruimtelijke ordening wijzigen, in die zin dat:
- de aanduiding “detailhandel”, “dienstverlening” of “specifieke vorm van horeca - pension” wordt verwijderd, mits:
- de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.