direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Hofgeest, Velserbroek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het gebied Hofgeest aan de noordrand van Velserbroek. Het plan bestaat uit twee delen aan weerszijde van de Broekeroog: Hofgeest West en Hofgeest VSV. Om de woningbouw in plandeel Hofgeest VSV mogelijk te maken wordt het bestaande sportcomplex van voetbalvereniging VSV verplaatst. Het nieuwe sportcomplex krijgt een plek aan de Oostlaan. Ook rugbyclub The Smugglers zal naar dit nieuwe sportcomplex verhuizen.

De ontwikkeling van Hofgeest tot nieuw woongebied staat al lange tijd op de agenda van de gemeente Velsen. Met het ontwerp-ontwikkelingsplan Grote Buitendijk / Hofgeest (2011) stelde de gemeenteraad het ruimtelijk kader voor deze ontwikkeling vast. In 2014 heeft de gemeenteraad randvoorwaarden gesteld aan de ontwikkeling van Hofgeest door marktpartijen. De ontwikkelende partijen Holleman Santpoort Bouwgroep B.V. en BPD Ontwikkeling B.V. hebben het initiatief genomen om samen met de gemeente tot een integrale ontwikkeling te komen van respectievelijk de plandelen Hofgeest West en Hofgeest VSV.

De voorgenomen ontwikkelingen in het gebied zijn niet passend binnen de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Met voorliggend bestemmingsplan wordt een nieuw ruimtelijk regime voor het plangebied van kracht, waarmee de ontwikkelingen binnen het plangebied planologisch mogelijk worden gemaakt.

1.2 Plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van Velserbroek, ingeklemd tussen de wegen N208 en
A22 (nabij aansluiting A9). Het plangebied bestaat uit verschillende deelgebieden. Het
deelgebied Hofgeest West (nummer 1 op onderstaande luchtfoto) ligt ten zuiden van het Hillegondswegje en wordt verder begrensd door de Broekeroog, de Hofgeesterweg en het
terrein van Ranzijn Huis & Dier. Het deelgebied Hofgeest VSV (nummer 2) bestaat uit het
sportcomplex van VSV en wordt begrensd door het Hillegondswegje, de Broekeroog en de Hofgeesterweg. Het derde deelgebied betreft de locatie waar het nieuwe sportcomplex is
voorzien. Deze gronden liggen ten oosten van het tenniscomplex van LTC Hofgeest,
ingeklemd tussen de Oostlaan en de A22. Om te voorkomen dat er losse plangebieden ontstaan, zijn de gronden die zijn gelegen tussen deelgebied 1, 2 en 3 meegenomen in dit bestemmingsplan. Voor de bestaande woonpercelen binnen het plangebied, gesitueerd aan de Hofgeesterweg, Oostlaan, Hillegondswegje en Rijksweg, voorziet dit bestemmingsplan in een actueel planologisch kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0001.png"

Afbeelding 1.1 Plangebied

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

Voor de deelgebieden Hofgeest West en Hofgeest VSV geldt grotendeels het bestemmingsplan Hofgeest, vastgesteld op 20 oktober 1983 (zie afbeelding 1.2). Voor een klein deel van het plandeel Hofgeest West geldt het bestemmingsplan Hillegondswegje, vastgesteld op 25 januari 2018.

De gronden van het te ontwikkelen deelgebied Hofgeest West hebben momenteel overwegend een agrarische bestemming. Aan de Hofgeesterweg zijn twee agrarische bouwvlakken aanwezig. Tevens zijn hier gronden bestemd als Atelier, Bedrijf, Woondoeleinden, Tuin, Erf en Groenvoorzieningen. De woonpercelen aan het Hillegondswegje en de Rijksweg hebben de bestemming Woondoeleinden, Tuin en Erf.

Binnen het deelgebied Hofgeest VSV gelden de bestemmingen Sportieve recreatie en Verkeersdoeleinden. Voor de noordelijke gronden geldt in het bestemmingsplan Hofgeest de bestemming Uit te werken recreatieve doeleinden. Deze bestemming is uitgewerkt in het bestemmingsplan 'Hofgeest, 1e uitwerking', vastgesteld op 25 juni 1996, in de bestemming Sportieve recreatie en de dubbelbestemming Leidingenstrook (zie afbeelding 1.3).

Voor de gronden waar het nieuwe sportcomplex van VSV is voorzien geldt het bestemmingsplan Velserbroek, vastgesteld op 20 oktober 1983 (zie afbeelding 1.4). De gronden hebben de bestemming Agrarisch gebied, onbebouwd.

Tussen de A22 en de Oostlaan is een buisleidingentracé aanwezig. Ter plaatse van dit tracé geldt het inpassingsplan Aardgastransportleiding Beverwijk - Wijngaarden, vastgesteld op 19 september 2012. De gronden van het tracé hebben in dit inpassingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Gas'.

Tevens geldt voor het totale plangebied het Paraplubestemmingsplan Parkeren Velsen. In dit bestemmingsplan is een regeling opgenomen, een voorwaardelijke verplichting, die verwijst naar de parkeernormen voor auto's in het geldende beleid.

Tot slot geldt voor het plangebied het Paraplubestemmingsplan Woningsplitsing en kamerverhuur waarin regels zijn opgenomen voor het splitsen van woningen en het gebruik van woningen voor onder andere shortstay en kamerverhuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0002.png"

Afbeelding 1.2 Uitsnede plankaart bestemmingsplan Hofgeest

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0003.png"

Afbeelding 1.3 Uitsnede plankaart bestemmingsplan Hofgeest, 1e uitwerking

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0004.png"

Afbeelding 1.4 Uitsnede plankaart bestemmingsplan Velserbroek

Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis

Het plangebied maakt deel uit van de Hollandse kustzone. Vanaf 6000 jaar geleden ontwikkelde het landschap zich van een sterk door de zee gedomineerd gebied van wadplaten en getijdengeulen tot een rijk geschakeerd landschap van zandruggen, met hier en daar geïsoleerde zandopduikingen omgeven door moerassen, lagunes en kreken. 1500 jaar later raakte de kustlijn westelijk van Velserbroek definitief gesloten. Vanaf deze stabiele strandwal zorgde de wind voor een frequente zandaanvoer, zodat aan de zijde van de huidige Hofgeest een solide binnenduinrand ontstond.

Het langdurige landgebruik in de Middeleeuwen maakte de Hofgeest tot een van de belangrijkste geestgrondgebieden van het ambacht Velsen. Nivellering, bemesting en de aanleg van een efficiënt duinrelpatroon voor de ontwatering zorgden voor een optimaal gebruik. De oorspronkelijke Hofgeest heeft een vrijwel vierkante vorm en wordt aan de westzijde van de Rijksweg begrensd door het Groenelaantje en het Spekkenwegje. Door de Rijksweg, die in de Middeleeuwen als Hollands belangrijkste verbindingsweg was ontstaan als Heereweg, is de Hofgeest opgesplitst en thans wordt alleen de oostzijde nog met die naam aangeduid. De combinatie met de aantrekkelijke gras- en hooilanden van de aangrenzende Velserbroek heeft de oude Hofgeest tot een aantrekkelijk woon- en werkgebied gemaakt. Het bleef ook na de Middeleeuwen een relatief dicht bewoond en intensief benut gebied

De Hofgeest kreeg in de achttiende eeuw een minder open en wat meer bebost karakter als gevolg van de opkomende buitenplaatsen, grootgrondbezit en de aanleg van siertuinen en een enkele laan, zoals van Huis te Spijk. Dit verklaart ook de naam Hofgeest (Hof vanwege de buitenplaatsen; geest = zandige hoogte). Aan het begin van de negentiende eeuw kreeg het gebied echter weer een zuiver agrarische functie. Huis te Spijk (gesitueerd ter plaatse van Hofgeesterweg 9) was een buitenplaats die vermoedelijk van het eind van de zestiende eeuw dateert. Er zijn echter ook veel oudere sporen gevonden. Het betreft een archeologisch monument.

Het slotenpatroon van Velserbroek is sinds de ontginning van het veengebied, nu ruim 1000 jaar geleden, feitelijk onveranderd gebleven. Ingrepen als de ruilverkavelingen hebben slechts op individuele sloten invloed gehad. De veenontginning waarmee zij samenhangen, was bedoeld om graan te verbouwen. Omdat de bijbehorende ontwatering het land deed inklinken, met als gevolg dat het gebied permanent onder water dreigde te verdwijnen, bleef er maar één redelijk alternatief over: omdijking en het benutten als grasland met beweiding en/of hooiproductie. Aan de buitenzijde van de ‘Velser broeklanden’, aan de kant van het IJ- of Wijkermeer, is dan ook aan het begin van de dertiende eeuw de ‘Velserdijk’ aangelegd. Ondanks dat het gebied menige winter toch onder water stond, bleef hierdoor veel weidegrond beschikbaar. Uit deze kortstondige overstromingen ontstond de vruchtbare, maar slecht bewerkbare kleibedekking die tot heden de bovenlaag van de bodem van Velserbroek vormt.

Aan de westzijde van het gebied is tussen 1950 en 1975 de Velsertunnel aangelegd en is de oude Rijksstraatweg opgewaardeerd tot een provinciale autoweg (N208). Naast de tunnel voor auto's is er ook een tunnel voor het treinverkeer aanwezig, de verbinding Haarlem-Alkmaar.

Aan de oostzijde is de rijksweg A9 in de periode vanaf 1950 aangelegd. Dit tracé is later de A22 geworden nadat de Wijkertunnel de A9 heeft doen afbuigen.

Verstedelijking zoals de bouw van Velserbroek, tussen 1975 en 2005, heeft grote invloed gehad op het landschap. Deze woonwijk wordt nu door een afrit te plaatse van de Santpoortse Dreef ontsloten. Momenteel reikt de bebouwing tot even ten noorden van de Hofgeesterweg. Onder invloed van de verstedelijkingsdruk verandert het gebied van functie.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de inhoud van het ruimtelijk relevante beleid op Europees, Rijks, provinciaal en gemeentelijk schaalniveau. Dit beleid vormt het kader waarbinnen de nieuwe ontwikkeling plaats dient te vinden.

3.2 Europees beleid

Beslissingen over het grondgebruik in Nederland worden tot op zekere hoogte in Brussel genomen. Zoals alle andere lidstaten heeft Nederland zich gecommitteerd de Europese wet- en regelgeving en richtlijnen volledig, nauwkeurig, bindend en tijdig te implementeren.

3.2.1 Milieubeleid

Het milieubeleid is één van de belangrijkste sectorale beleidsvelden die van invloed zijn op de ruimtelijke structuur en kwaliteit van de leefomgeving en inrichting van bestemmingsplannen. Diverse onderdelen van het Europees milieubeleid hebben een aanzienlijke ruimtelijke impact in Nederland. Voorbeelden zijn grenswaarden voor luchtkwaliteit (fijn stof en NO2), die gevolgen kunnen hebben voor woningbouw langs drukke wegen.

3.2.2 Natura 2000

Ten behoeve van de gewenste stop in de achteruitgang van de biodiversiteit, is binnen de Europese Unie een netwerk van natuurgebieden van Europees belang vastgesteld: het Natura 2000 netwerk. In dit verband is de afspraak gemaakt dat de lidstaten van de Europese Unie alle maatregelen nemen die nodig zijn om een ‘gunstige staat van instandhouding’ van soorten en habitattypen van communautair belang te realiseren. Voor Nederland betreft dit 51 habitattypen, 36 soorten en 95 vogelsoorten. Bij de vormgeving en keuze van maatregelen wordt rekening gehouden met de vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede met regionale en lokale bijzonderheden. Het is evident dat aan te nemen maatregelen in het kader van veiligheid een zwaar gewicht wordt toegekend. Op circa 1,5 kilometer van het plangebied ligt een deel van het Nationaal Park Zuid Kennemerland dat onderdeel uitmaakt van het Natura 2000-netwerk. In paragraaf 4.9 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan dit beschermingsregime.

3.2.3 De Kaderrichtlijn Water

Sinds december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht. De belangrijkste doelstelling is het geven van een kader voor het beheer van oppervlaktewater en grondwater op basis van stroomgebieden en stroomgebieddistricten. De richtlijn wil het duurzaam gebruik van water bevorderen en de gevolgen van overstroming en droogte beperken. Daarnaast wil de richtlijn de aan water gebonden natuur beschermen en verbeteren met als uitgangspunt een goede ecologische toestand van het water.

De Commissie Waterbeheer 21e  eeuw heeft onderzocht welke maatregelen genomen kunnen worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Waterbeleid voor de 21e  eeuw'. De belangrijkste aanbevelingen waren: anticiperen in plaats van reageren, meer ruimte naast techniek en 'vasthouden-bergen-afvoeren'.

Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie Waterbeheer 21e  eeuw, heeft het kabinet zijn standpunt bepaald in de nota 'Anders omgaan met water' (2000). Deze Nota benadrukt dat het antwoord op de problemen niet alleen ligt in technische oplossingen, maar vooral ook in het ruimte geven aan water (flexibel peilbeheer en ruimtelijke maatregelen in de vorm van calamiteitenberging, piekberging en voorraadbeheer, etc.). Daarnaast moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om water vast te houden. Als meer water vasthouden niet zomaar gaat, moeten er voorzieningen worden aangelegd om tijdelijk water te bergen. Pas als deze twee mogelijkheden, vasthouden en bergen, zijn gebruikt mag het overtollige water worden afgevoerd.

Onderdeel van het bestemmingsplan is de watertoets. In de watertoets is aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding en op welke wijze water (regen-, afval- en oppervlaktewater) wordt ingepast in het plan. De watertoets is afgestemd met de betreffende waterbeheerder. In hoofdstuk 5 wordt hier nader op ingegaan.

3.2.4 Het Verdrag van Malta

Op basis van diverse Europese, rijks- en provinciale beleidsregels, met name het Europese Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta, bij wet 26 februari 1998) is onder andere bepaald dat het archeologisch belang wordt meegewogen bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten. Een belangrijk punt in het verdrag van Malta is dat vooraf aan iedere ingreep in het bodemarchief (door nieuwbouw, wegenaanleg etc.) archeologisch onderzoek plaats moet vinden. Daarmee kan worden bepaald hoe eventueel aangetroffen archeologische waarden in de plannen kunnen worden ingepast. Mocht dit niet kunnen en is een opgraving onvermijdelijk geworden om de archeologische informatie veilig te stellen, dan dienen de kosten daarvan in het ontwikkelingsproces meegenomen te worden. In Nederland zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta vastgelegd in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ).

In paragraaf 4.12 zijn de resultaten van het archeologisch onderzoek beschreven.

3.3 Rijksbeleid

3.3.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Vanaf 2022 treedt de nieuwe Omgevingswet in werking. De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook één rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). In de NOVI zijn de maatschappelijke opgaven samengevat in 4 prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • duurzaam economisch groeipotentieel
  • sterke en gezonde steden en regio’s
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

1. Ruimte voor klimaat en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.

In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Wind op zee heeft de voorkeur, maar ook op land zijn windmolens nodig. Door deze zoveel mogelijk te clusteren, wordt versnippering over het landschap voorkomen en wordt de ruimte zo efficiënt mogelijk benut. Voorwaarde is steeds dat bewoners echt goed betrokken zijn en invloed hebben op het gebruik, en waar dat kan meeprofiteren in de opbrengsten. De aanleg van zonneparken in het landschap wordt zoveel mogelijk beperkt. Zonnepanelen worden bij voorkeur zoveel mogelijk eerst op daken en gevels geplaatst. Het Rijk zet zich in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan het land zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met onze internationale partners, zowel met onze directe buren als met andere landen in Europa en over de wereld, ook op defensieterrein. Er wordt ingezet op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Er wordt ingezet op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat we niet langer afhankelijk zijn van eindige, fossiele bronnen.

3. Sterke en gezonde steden en regio's

Er zijn vooral in steden en stedelijke regio's nieuwe locaties nodig voor wonen en werken. Het liefst binnen de bestaande stadsgrenzen, zodat de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden blijven. Dit vraagt optimale afstemming op en investeringen in mobiliteit. Tegelijk streeft men naar een verbetering naar de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap. We zorgen dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt. Dit betekent dat voorafgaand aan de keuze van nieuwe verstedelijkingslocaties helder moet zijn welke randvoorwaarden de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid daar stelt en welke extra maatregelen nodig zijn wanneer er voor deze locaties wordt gekozen. Zo blijft de gezondheid in steden en regio's geborgd. Niet alleen groei heeft aandacht. Ook in gebieden met bevolkingsdaling wordt de vitaliteit en leefbaarheid versterkt.

4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Er ontstaat een nieuw perspectief voor de Nederlandse landbouwsector als koploper in de duurzame kringlooplandbouw. Een goed verdienpotentieel voor de bedrijven wordt gecombineerd met een minimaal effect op de omgevingskwaliteit van lucht, bodem en water. Dit levert ook een noodzakelijke positieve bijdrage aan het verbeteren van de biodiversiteit. Bodemdaling moet worden aangepakt. Verhoging van het waterpeil is in bepaalde veenweidegebieden op termijn noodzakelijk. Met de betrokken regio's en gebruikers wordt afgesproken waar en hoe dit zorgvuldig zal gebeuren. In alle gevallen wordt ingezet op ontwikkeling van de karakteristieke eigenschappen van het Nederlandse landschap. Dit vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde. Verrommeling en versnippering, bijvoorbeeld door wildgroei van distributiecentra, is ongewenst en wordt tegengegaan.

Voorliggend bestemmingsplan sluit aan op het thema 'sterke en gezonde steden en regio's' uit de NOVI. Met het plan wordt invulling gegeven aan de aanwezige woningbehoefte door middel van een gevarieerd woningbouwprogramma en woningen die voldoen aan de huidige duurzaamheids-eisen. Met de verplaatsing van de voetbal- en rugbyvelden naar een nieuw, toetkomstbestendig sportcomplex wordt daarnaast een kwalitatieve impuls gegeven aan de mogelijkheden om te sporten in Velserbroek.

3.3.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn regels opgenomen ter bescherming van de nationale belangen. Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. In 2012 is het Barro aangevuld.

In het Barro zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van:

  • a. Rijksvaarwegen;
  • b. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • c. Kustfundament;
  • d. Grote rivieren;
  • e. Waddenzee en waddengebied;
  • f. Defensie;
  • g. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
  • h. Elektriciteitsvoorziening;
  • i. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
  • j. Ecologische hoofdstructuur;
  • k. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
  • l. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
  • m. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Relevante regels

Voor het plangebied zijn de bepalingen over Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen relevant. In het gebied tussen de Oostlaan en de A22 is een buisleidingen tracé aanwezig. In het Barro is aangegeven dat dit tracé van belang is voor transport van aardgas vanuit Groningen, vanuit Callantsoog en van en naar de gasopslag bij Bergermeer (gemeente Bergen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0005.png"

Afbeelding 3.1 Uitsnede kaart Barro, zoekgebied en voorkeurstracé voor de aanleg van buisleidingen van nationaal belang

Op grond van het Barro geldt aan weerszijden van de voorkeurstracés een zoekgebied van 250 meter. In het Rarro (Paragraaf 4, Voorkeurstracés buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen) zijn de voorkeurstracés voor buisleidingen opgenomen. Gemeenten die te maken hebben met leidingstroken zijn verplicht om bij het wijzigen van bestemmingsplannen rekening te houden met toekomstige leidingen op hun grondgebied en moeten voorkomen dat er nieuwe belemmeringen ontstaan. Binnen het zoekgebied dat geldt aan weerszijden van het voorkeurstracé, kan de gemeente de exacte ligging van het buisleidingentracé bepalen. Mits het tracé aansluit op het voorkeurstracé bij de naastliggende gemeenten en het tracé dezelfde breedte heeft als de breedte van het grootste deel van het tracé.

In het onderhavige bestemmingsplan is het buisleidingentracé met een breedte van 70 meter vastgelegd met een gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - buisleidingenstraat'. Binnen deze zone zijn geen kwetsbare objecten toegestaan. Tevens zijn geen gebouwen toegestaan op deze gronden. Ten behoeve van de verplaatsing van het sportcomplex is het voorkeurstracé ten opzichte van het Barro iets opgeschoven naar het noordoosten waarmee het bestaande tracé is vastgelegd en voldoende ruimte blijft voor toekomstige leidingen.

3.3.3 Visie erfgoed en ruimte

De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is de vervanging voor de in 2009 verlopen 'Nota Belverdere', waarin een visie is gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan.

De Visie Erfgoed en Ruimte (VER) 'Kiezen voor Karakter', is gericht op het verbinden van de zorg voor het cultureel erfgoed met andere ruimtelijke ontwikkelingsopgaven op het gebied van onder meer economie, veiligheid en duurzaamheid. De visie zet overheden, initiatiefnemers, eigenaren, ontwikkelaars en ruimtelijk ontwerpers er toe aan om de waarde van het cultureel erfgoed in te zetten bij de ontwikkeling van gebieden. De Visie Erfgoed en Ruimte 'Kiezen voor Karakter' is aanvullend aan de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, waarin het kabinet de unieke cultuurhistorische waarde van nationaal belang planologisch borgt. Daarnaast is met ingang van 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. Hierin is opgenomen dat in het bestemmingsplan een beschrijving moet worden opgenomen van de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden.

In paragraaf 4.11 en 4.12 wordt nader ingegaan op de cultuurhistorische en archeologische waarden in het plangebied.

3.3.4 Nationaal Waterplan

Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2016 – 2021 vastgesteld. Het Nationaal Waterplan bevat de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid voor de komende jaren en de daarbij behorende aspecten van het nationale ruimtelijke beleid. Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelf bindend voor het Rijk. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd-watersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat (RWS) neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.

In het Nationaal Waterplan 2016-2021 staan de volgende vijf ambities centraal:

  • 1. Nederland blijft de veiligste delta in de wereld;
  • 2. Nederlandse wateren zijn schoon en gezond en er is genoeg zoetwater;
  • 3. Nederland is klimaatbestendig en waterrobuust ingericht;
  • 4. Nederland is en blijft een gidsland voor watermanagement;
  • 5. Nederlanders leven waterbewust.

Onderdeel van het bestemmingsplan is de watertoets. In de watertoets is aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding en op welke wijze water (regen-, afval- en oppervlaktewater) wordt ingepast in het plan. De watertoets is afgestemd met de betreffende waterbeheerder. In Hoofdstuk 5 is hier nader op ingegaan.

3.3.5 Ladder voor duurzame verstedelijking

In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voorgeschreven dat indien bij een bestemmingsplan 'een nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk wordt gemaakt, in de toelichting van het bestemmingsplan een verantwoording daarvan moet plaatsvinden. Per 1 juli 2017 is het Bro op enkele onderdelen gewijzigd.

Artikel 3.1.6, lid 2 Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

In vervolg op het Regionaal Actieprogramma (RAP) Wonen 2011 - 2015 hebben de gemeenten in de IJmond en Zuid-Kennemerland een RAP 2016 - 2020 ontwikkeld. Hierin heeft de provincie de woningbehoefte voor de regio Zuid-Kennemerland/IJmond geraamd op 8.100 woningen. Het berekende aandeel van Velsen hierin is 872 woningen. De realisatie van 380 woningen in De Hofgeest past hier binnen. De bouw van de woningen op deze locatie levert een belangrijke bijdrage aan de actuele regionale behoefte.

De gronden van het plangebied maken grotendeels geen onderdeel uit van het bestaand stedelijk gebied. Per brief d.d. 24 april 2013 is met betrekking tot het Ontwikkelingsplan Grote Buitendijk / Hofgeest door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland (GS) aangegeven dat "nut en noodzaak van nieuwe verstedelijking buiten bestaand bebouwd gebied toereikend is aangetoond". Op 4 november 2015 heeft GS per brief aangegeven dat het voorgaande ook van toepassing is op de verdere ontwikkeling van de deelgebieden Hofgeest West en Hofgeest VSV en de verplaatsing van de voetbalvelden.

Het plan voldoet aan de Ladder voor duurzame verstedelijking en is passend binnen de regionale afspraken. De geplande ontwikkeling voorziet in een behoefte en is gebaseerd op een zorgvuldig gebruik van de ruimte.

3.4 Provinciaal beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 en Omgevingsverordening NH2020

Op 19 november 2018 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Noord-Holland 2040, het Provinciaal Verkeers- en Vervoerplan, het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 en de Agenda Groen. De leidende hoofdambitie in de Omgevingsvisie NH2050 is de balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is een voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Tegelijkertijd is duurzame economische ontwikkeling een voorwaarde voor het kunnen investeren in een prettige leefomgeving. De provincie wil dat de kwalitatieve en kwantitatieve vraag en aanbod van werk- en woonlocaties met elkaar in overeenstemming zijn en streeft naar behoud en versterking van de unieke kwaliteiten van de diverse landschappen en cultuurhistorie.

Het beleid van de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 is, voor zover het een bindende werking moet hebben, neergelegd in de Omgevingsverordening NH2020 zoals vastgesteld op 22 oktober 2020.

Hieronder zijn de relevante artikelen uit de Omgevingsverordening benoemd.

Artikel 6.3 Nieuwe stedelijke ontwikkeling

In artikel 6.3 van de Omgevingsverordening is bepaald dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken. Zoals in paragraaf 3.3.5 is aangegeven is de voorgenomen woningbouwontwikkeling passend binnen het RAP 2016 - 2020. In het kader van het RAP is de voorgenomen ontwikkeling regionaal afgestemd.

Artikel 6.54: Ruimtelijke kwaliteit

Op grond van artikel 6.54 van de Omgevingsverordening moeten nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landelijk gebied voldoen aan de ruimtelijke kwaliteits-eis. In paragraaf 3.4.3 is toegelicht op welke wijze rekening wordt gehouden met de uitgangspunten uit de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie, waaronder de gedeeltelijke ligging van het toekomstig sportcomplex in het voormalige inundatiegebied. In het Beeldkwaliteitsplan Hofgeest Velserbroek is door Mulleners + Mulleners architecten de inpassing in de omgeving en ruimtelijke kwaliteit van het plan beschreven (zie ook hoofdstuk 6). Op 16 september 2020 is het plan in de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkelingen (ARO) behandeld. De ARO is op hoofdlijnen akkoord gegaan met de hoofdopzet van het woongebied en de overgangen naar het landschap. De ARO heeft aandacht gevraagd voor het gebiedseigen karakter van de ontwikkeling. Dit zal voldoende aandacht krijgen in de uitwerking van het plan. Tevens wordt aandacht gevraagd voor de locatie van de sportvelden aangezien deze in het inundatiegebied van de Stelling van Amsterdam zijn voorzien. In paragraaf 3.4.3 is hier nader op ingegaan.

Het voornemen is passend binnen de regels van de Omgevingsverordening NH2020.

3.4.2 Watervisie 2021

Met de Watervisie 2021, zoals vastgesteld op 16 november 2015, geeft de provincie Noord-Holland vervolg aan het Provinciaal Waterplan 2010-2015. De Watervisie is afgestemd met de Stroomgebiedbeheerplannen uit de Kaderrichtlijn Water. De Watervisie is een strategisch beleidsdocument voor de periode 2016-2021 en beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 met doorkijk naar 2040. De Watervisie is integraal onderdeel van het strategisch omgevingsbeleid en heeft een directe relatie met de provinciale omgevingsvisie. In de Watervisie richt de provincie zich op de thema's veilig, schoon en voldoende water en werkt die uit in doelstellingen voor onder andere veilige dijken en duinen, robuuste inrichting van het achterland, rampenbeheersing bij overstromingen, kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, zoetwatervoorziening en het tegengaan van wateroverlast.

Onderdeel van het bestemmingsplan is de watertoets. In de watertoets is aangegeven wat de gevolgen van het plan zijn voor de waterhuishouding en op welke wijze water (regen-, afval- en oppervlaktewater) wordt ingepast in het plan. De watertoets is afgestemd met de betreffende waterbeheerder. In hoofdstuk 5 is hier nader op ingegaan.

3.4.3 Leidraad landschap en cultuurhistorie

Mede dankzij de grote variëteit aan landschappen, dorpen en bijbehorende cultuurhistorie is Noord-Holland een aantrekkelijk gebied om te wonen, werken en recreëren. Er zijn wadden, duinen, polders, heidevelden, veenweiden en droogmakerijen. De rijke historie is onder andere terug te vinden in de West-Friese Omringdijk en de Stelling van Amsterdam.

De provincie Noord-Holland wil de kwaliteit en de diversiteit van het Noord-Hollands landschap graag behouden en verder ontwikkelen en de dorpen behouden en ontwikkelen. Daarom heeft het begrip ruimtelijke kwaliteit een belangrijke plek gekregen in de Omgevingsvisie Noord-Holland 2050 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 10 april 2018) is een provinciale handreiking voor het inpassen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het landschap, zoals bebouwing, agrarische bedrijven, infrastructuur of vormen van energieopwekking. Het is een digitaal document en bestaat uit een introductiedeel met onder andere informatie over de opzet van de Leidraad en de juridische doorwerking, een deel met gebiedsgerichte informatie (ensembles en structuren) en een voorbeeldenbank.

De Leidraad 2018 is in de Omgevingsverordening NH2020 verankerd in artikel 6.54 (ruimtelijke kwaliteits-eis). In de informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie staat een algemeen overzicht van landschappen en cultuurhistorie van provinciaal belang. Een deel van de gronden waar het nieuwe sportcomplex is voorzien, is aangeduid als inundatiegebied in relatie tot de Stelling van Amsterdam. Om de openheid van het landschap, en daarmee ook van het voormalig inundatiegebied, te borgen is de opzet van het sportcomplex zodanig dat er maximale openheid is aan de zijde van de Oostlaan. De begrenzing naar deze landelijke ontsluiting is vormgegeven middels open water met rietbegroeiing. Er wordt hier geen beplanting toegepast. Door dit open karakter vloeit de ruimte van het sportcomplex op een vloeiende manier over in de open ruimte van het aangrenzende weidegebied.

Opgaande beplanting is alleen voorzien aan de zijde van de snelwegen A9/A22. Doordat deze wegen kruisen zijn er grote grondlichamen en begeleidende beplanting die tezamen een ruimtelijke barrière vormen. Beplanting langs het sportcomplex aan deze zijde voegt zich in deze al aanwezige structuurelementen.

Het gehele plangebied is als archeologisch waardevol aangemerkt. In paragraaf 4.12 zijn de resultaten van het uitgevoerde archeologisch onderzoek toegelicht.

De kernkwaliteiten van het plangebied en omgeving vormen de basis voor het stedenbouwkundig plan. In het beeldkwaliteitsplan is de motivering hiervan opgenomen.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Visie op Velsen 2025

Het document 'Visie op Velsen 2025: Kennisrijk werken in Velsen' is op 31 maart 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. De visie geeft op de verschillende beleidsterreinen een toekomstbeeld van de ontwikkeling van de gemeente Velsen tot 2025. In deze visie ligt het accent op kennisrijke industrie: doorontwikkelde bestaande industrieën en initiatieven (kennisintensief worden van haven en staal, offshore-industrie), ontwikkeling van kenniscentra op deze terreinen en ontwikkeling van nieuwe werkgelegenheid op het gebied van duurzame energie (waterenergie) en samenwerking met wetenschappelijke instituten op deze terreinen. Spin-off is de ontwikkeling van IJmuiden tot een stad met een metropool karakter, aantrekkelijk als dynamische haven en avontuurlijke kustplaats.

De rol van de gemeente in deze visie is die van facilitator. De gemeente brengt partijen bijeen, legt relaties en verbindingen, initieert overleggen en zet zich in voor nauwe regionale samenwerking. Daarnaast schept de gemeente waar mogelijk de nodige randvoorwaarden, bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening en de inrichting van de openbare ruimte. De gemeente voert een actief marketing- en promotiebeleid. Momenteel wordt gewerkt aan een actualisatie van de visie.

3.5.2 Structuurvisie 2025 (2016)

Op 12 mei 2016 heeft de gemeenteraad de nieuwe Structuurvisie Velsen 2025 'Rauw, Slim en Lommerrijk', vastgesteld. In de structuurvisie worden de kernkwaliteiten van Velsen verder verankerd. De innovatieve maakindustrie, de nautische toegangspoort tot de Metropoolregio Amsterdam, het gedifferentieerde woonmilieu met de groene duindorpen en de focus op IJmuiden met zijn te lang onderschatte metropolitane kwaliteiten. De structuurvisie Velsen is de integrale visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De structuurvisie zet de stip op de horizon in 2040 en toont de ruimtelijke visie tot 2025. In afbeelding 3.2 is een uitsnede van de structuurvisiekaart opgenomen, waarbij is ingezoomd op het plangebied. De deelgebieden Hofgeest West en Hofgeest VSV zijn hierin opgenomen als woningbouwlocatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0006.png"

Afbeelding 3.2 Uitsnede structuurvisiekaart Velsen 2025 (plangebied in rode cirkel)

In de structuurvisie is met betrekking tot het thema wonen aangegeven dat de huidige woningbouwcapaciteit voldoende is voor de woningbehoefte tot 2025 en de ruimte voor aanvullende woningbouw beperkt is. De woningbouw in Hofgeest West en VSV maakt onderdeel uit van de gemeentelijke plancapaciteit. In Velsen wordt woningbouw nadrukkelijk kwalitatief ingezet. Woningbouw is vooral een middel voor:

  • verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • verbetering van de leefbaarheid door een diversiteit aan woonmilieus (onder meer seniorenwoningen, zorgwoningen, starterswoningen) en daarmee aan bevolkingsgroepen. Dit bevordert de dynamiek in de samenleving;
  • Verduurzaming van de woningvoorraad.

Het plangebied is op de themakaart Wonen als woningbouwlocatie aangeduid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0007.png"

Afbeelding 3.3 Themakaart Wonen structuurvisie Velsen 2025 (plangebied in rode cirkel)

3.5.3 Woonvisie 2040

De woonvisie beschrijft hoe Velsen invulling geeft aan de ambities op het gebied van wonen. Met de Woonvisie Velsen 2040 wordt de eerste stap gezet om:

  • 1. de Velser woonkwaliteit te versterken en te borgen;
  • 2. de woningvoorraad betaalbaar en beschikbaar te houden;
  • 3. het thema wonen en zorg nog beter op elkaar af te stemmen;
  • 4. duurzaamheidsmaatregelen te borgen in het woonbeleid.

Dit uit zich concreet in het vaststellen van een gewijzigd nieuwbouwprogramma, het geven van ruimte aan bewonersinitiatieven en nieuwe woonvormen en het stellen van meer eisen aan duurzaamheid bij nieuwbouw en het sturen op differentiatie in de woningvoorraad.

Met betrekking tot Velserbroek is in de Woonvisie aangegeven dat sprake is van een eenzijdige woningvoorraad met middeldure eengezinswoningen. De behoefte aan woningen voor starters en ouderen is hier groot. Doorstroming is gewenst om jonge gezinnen een kans te geven een woning te bemachtigen.

Het plangebied betreft een groenstedelijk woonmilieu. Het woningbouwprogramma bestaat uit rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen, vrijstaande woningen en kleinschalige appartementengebouwen. Met dit gedifferentiëerde woningbouwprogramma wordt invulling gegeven aan de verschillende woningbehoeftes. De in dit bestemmingsplan beoogde woningbouwontwikkeling draagt bij aan de kwantitatieve en kwalitatieve nieuwbouwdoelstelling.

3.5.4 Agenda sportaccommodaties 2018-2022 - Ruimte voor de sport!

De missie van het gemeentelijk sportaccommodatiebeleid is om met goede sportvoorzieningen inwoners te faciliteren en te stimuleren om te gaan bewegen. De missie is door de gemeente verwoord in drie statements:

  • wij geven sport de ruimte, omdat het zorgt voor ontmoeting en mensen bij elkaar brengt;
  • wij houden sport bereikbaar, omdat we zoveel mogelijk Velsenaren dichtbij huis in beweging willen brengen in goede en veilige sportaccommodaties;
  • wij investeren in toekomstgerichte en duurzame sportaccommodaties, omdat het de lokale sport vitaal houdt en we zuinig om willen gaan met onze planeet.

De gemeentelijke uitgangspunten voor het sportaccommodatiebeleid zijn:

  • We voldoen aan verschillende wet- en regelgeving, sporteisen van het NOC*NSF, bedrijfsplannen, draaiboeken en protocollen voor onder andere veiligheid en hygiëne;
  • We leggen de nadruk op het behoud van voldoende capaciteit, een goede kwaliteit, functionaliteit, bereikbaarheid, toegankelijk en (sociale) veiligheid;
  • Een optimale dienstverlening aan onze klanten, doelgroepen en sporters staat hoog in het vaandel;
  • Sportbeoefening blijft leidend bij het gebruik, bij het (her)inrichten van sportparken en bij de nieuw- of verbouw van sportaccommodaties;
  • We richten ons op breedtesportaccommodaties en hebben niet de ambitie en middelen om topsportaccommodaties te bouwen en/of te exploiteren. Diverse grote Noord-Hollandse gemeenten bieden hier op reisafstand prima faciliteiten voor;
  • We spelen in op de ruimtebehoefte van meerdere verenigingen en vakinhoudelijke inzichten van het bewegingsonderwijs. We vinden het niet wenselijk om te investeren in monofunctionele binnensportaccommodaties;
  • We leggen verbanden met andere beleidsterreinen zoals zorg, welzijn en onderwijs en we spelen in op ontwikkelingen als de brede schoolgedachte, buitenschoolse (sport)opvang, (sport)gezondheid, individueel welzijn en buurtsport. Sportparken worden afhankelijk van de ligging, behoefte en de vraag multifunctioneel;
  • We maken onze sportaccommodaties duurzamer en het liefst klimaatneutraal om de negatieve effecten voor het milieu zoveel mogelijk te beperken;
  • We passen 'sportinclusief denken' toe bij gebieds- en wijkontwikkeling, herstructurering, bestemmingsplannen en de realisatie van multifunctionele voorzieningen.

Met de voorgenomen verplaatsing van het sportcomplex van voetbalclub VSV en rugbyclub The Smugglers wordt invulling gegeven aan het gemeentelijk sportaccommodatiebeleid. Er wordt een toekomstbestendigde een duurzame sportaccommodatie gerealiseerd waarmee een kwalitatieve impuls wordt gegeven aan de mogelijkheden om te sporten in Velserbroek.

3.5.5 Verkeersbeleid

In de Mobiliteitsagenda Velsen staan beleidsdoelen en concrete acties en maatregelen waaraan de gemeente de komende jaren gaat werken. Het gaat om 20 beleidsdoelen en 70 acties en maatregelen. Deze zijn ingedeeld in 6 thema's:

  • duurzame mobiliteit
  • verkeersveiligheid
  • fiets en voetganger
  • openbaar vervoer
  • autobereikbaarheid
  • parkeren.

Voor wat betreft parkeren dient, bij nieuwbouw, uitbreiding of functiewisseling, te worden voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het gemeentelijk parkeernormenbeleid. Uitgangspunt bij dit beleid is dat de gegenereerde parkeerbehoefte binnen het eigen plangebied wordt opgelost.

In paragraaf 4.7 is ingegaan op het aspect verkeer en parkeren in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling leidt niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De nieuwe wegen in het plangebied worden volgens de principes en richtlijnen van Duurzaam Veilig ingericht. Er wordt voldaan aan de Mobiliteitsagenda Velsen. In de regels van dit bestemmingsplan is geborgd dat er conform het gemeentelijke parkeernormenbeleid voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

3.5.6 Archeologie en Monumentenbeleid

Archeologie
In 2017 is de Beleidsnota Archeologie Velsen vastgesteld. Deze vormt de basis voor de in ruimtelijke plannen op te nemen regels voor bescherming van archeologie. In de beleidsnota worden zes verschillende niveau's van bescherming onderscheiden.

Bij elk niveau hoort een regime, met een vrijstellingsoppervlak en vrijstellingsdiepte. Als het plangebied waarbinnen de bodemverstorende activiteit plaatsvindt kleiner is dan de voor het gebied aangegeven criteria, is geen wettelijke afweging van het archeologisch belang noodzakelijk.

Op de archeologische beleidskaart liggen alle deelgebieden van het plangebied in een zone aangeduid als categorie 3 (zie afbeelding 3.4). Hiervoor geldt een hoge archeologische verwachting voor resten uit uiteenlopende perioden en van diverse complextypen. Voor deze zone geldt de volgende beleidsregel: Bij bodemverstorende activiteiten in plangebieden > 100 m2 en dieper dan 40 cm onder maaiveld dient een waardestellend archeologisch rapport te worden overlegd. Ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is archeologisch onderzoek uitgevoerd. In paragraaf 4.12 zijn de resultaten van dit onderzoek beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0008.png"

Afbeelding 3.4 Uitsnede gemeentelijke archeologische beleidskaart

Monumentenbeleid
De beleidsnota Monumentenzorg Velsen is in 2005 vastgesteld en in 2008 geactualiseerd. In deze beleidsnota geeft de gemeente Velsen haar visie op de gemeentelijke monumentenzorg. Leidraad hierbij is een zorgvuldig beheer en weloverwogen behoud van het architectonische en cultuurhistorisch erfgoed van Velsen, in samenspel met rijk, provincie en particulieren.

Cultuurhistorie wordt als vast onderdeel betrokken bij planontwikkelingen en –uitvoering. In paragraaf 4.11 wordt specifiek ingegaan op de cultuurhistorische aspecten van het plangebied.

3.5.7 Groenbeleidsplan

Onderstaande groenbeleidsplannen zijn van toepassing:

  • Bomenplan 2003;
  • Beleidsplan monumentale bomen 2013;
  • Groenstructuurplan Velsen (2019).

Het bomenplan is een beheerplan waarin de vervanging van gemeentelijke bomen is vastgelegd. Dit bomenplan is in 2013 geëvalueerd en geactualiseerd. In 2014 is de APV gewijzigd en zijn in beginsel alle bomen vrijgesteld van kapvergunning. Voor een aantal situaties is een uitzondering gemaakt. Bomen die op de lijst van waardevolle of monumentale bomen staan, zijn kapvergunningsplichtig. Ook is er een gebied aangewezen waarbinnen alle bomen met een stamdiameter groter dan 15 centimeter op een hoogte van 130 cm boven maaiveld kapvergunningsplichtig blijven. Bomen die binnen het plangebied gekapt of mogelijk gekapt worden, staan niet op de lijst van waardevolle of monumentale bomen. Tevens zijn deze bomen niet aanwezig in een gebied waar een kapvergunning vereist is.

In juli 2019 is het Groenstructuurplan Velsen vastgesteld. In het Groenstructuurplan is aangegeven dat de voorgenomen woningbouw in Hofgeest goed moet worden ingepast in het open polderlandschap. In de gebiedsdelen die niet worden bebouwd, wordt ingezet op een robuust groen-blauw raamwerk. De functie van de zone als stedelijk uitloopgebied voor Velserbroek en als verbindende schakel tussen Velserbroek en Spaarnwoude voor langzaam verkeer, vormt daarbij een belangrijke leidraad.

3.5.8 Milieubeleidsplan

In het Milieubeleidsplan 2015-2020 staan de ambities op het gebied van milieu en duurzaamheid beschreven. Speerpunten zijn een schone lucht en een duurzame gemeente waarin energiebesparing en het toepassen van duurzame energie centraal staan. Voor het realiseren van de doelstellingen wordt samen gewerkt met andere overheden, bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en inwoners.

De centrale doelstelling in het Milieubeleidsplan is het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving in Velsen. Het Milieubeleidsplan wordt vervangen door het Lokaal Klimaatpact. Hierin worden de huidige landelijke ontwikkelingen op het gebied van energie en CO2 reductie (Landelijk Klimaatakkoord, zie hieronder), klimaatadaptatie en de realisatie van een circulaire econome meegenomen.

3.5.9 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen

Duurzaam bouwen is het op zodanige manier bouwen dat gedurende de gehele levensloop van het gebouw en de gebouwde omgeving zo min mogelijk (milieu-)belasting ontstaat.

Aandacht voor duurzaamheid betekent expliciete aandacht voor een gezond, leefbaar binnenmilieu van de woningen, beperkingen van de negatieve gevolgen voor mens en milieu en beperkingen van de woonlasten op termijn (energierekening). Duurzame stedenbouw is een belangrijk en voorwaardenscheppend onderdeel van duurzaam bouwen. Verschillende nieuwe, maar zeker ook al bestaande, initiatieven en/of maatregelen worden in het kader van duurzaam bouwen samengevoegd tot het concept van een plan. Deze initiatieven en maatregelen vormen samen de bouwstenen.

Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen

Gemeente Velsen en de Omgevingsdienst IJmond hebben ter ondersteuning en invulling van deze beleidsdoelstellingen een lokaal beleid geformuleerd in 'Kwaliteit en duurzaam bouwen' en in het milieubeleidsplan 2015-2020. In dit milieubeleidsplan is de ambitie van de gemeente gesteld op een GPR score van minimaal een 8 voor Energie en Gezondheid en minimaal een 7,5 voor de thema's Milieu, Gebruikskwaliteit en Toekomstwaarde. Voor een duurzame invulling van het project is het zelfs mogelijk om de ambitie te verhogen naar minimaal 9 voor het thema 'energie'.

GPR Gebouw

GPR Gebouw is een programma voor het omzetten van ontwerpgegevens van een gebouw naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. GPR gebouw gaat over woonkwaliteit, de toekomstwaarde én de gebruikelijke thema's van duurzaam bouwen. Het is een hulpmiddel voor het maken van keuzes bij nieuwbouw en renovatie van woningen, scholen en andere gebouwen.

Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de gemeente Velsen het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties worden uitgedrukt in rapportcijfers van 1 tot 10. Keuzemodules geven aan hoe scores zijn te verhogen (tot maximaal een tien) voor de vijf verschillende onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde.

Binnen het ontwerp (of de renovatie) is men vrij om binnen de verschillende modules voorzieningen naar keuze te realiseren, zolang deze keuzes leiden tot het gewenste ambitieniveau. Per project wordt door Omgevingsdienst IJmond (gratis) digitaal een sublicentie voor het programma GPR Gebouw verstrekt.

In paragraaf 4.10 is toegelicht op welke wijze duurzaamheid een rol speelt bij de ontwikkeling van het plan.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Diverse milieuaspecten vormen belangrijke input bij de ontwikkeling van het plangebied. In dat verband dient bij de afweging van het al dan niet toelaten van bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen te worden onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Tevens is het van belang milieubelastende functies ruimtelijk te scheiden van milieugevoelige functies.

4.1 Bedrijven en milieuhinder

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • woonfuncties nabij bestaande en opvolgende bedrijvigheid zijn alleen mogelijk als ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd
  • bestaande bedrijven worden niet onevenredig geschaad in hun bedrijfsvoering.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten doet in de publicatie "Bedrijven en milieuzonering" (editie 2009), een handreiking ten behoeve van de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie ten opzichte van woningen krijgen en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. In de publicatie zijn adviesafstanden die gemotiveerd kunnen worden toegepast bij ruimtelijke ordening.

De adviesafstanden hangen samen met gebiedskenmerken. Het is mogelijk om door middel van maatregelen overlast te beperken en daardoor af te wijken van de afstanden. In dit geval zal aangetoond moeten worden welke maatregelen worden genomen om de overlast te beperken. Aan de hand hiervan kan dan gemotiveerd worden afgeweken van de standaard adviesafstanden. Voor de realisatie van nieuwe ontwikkelingen zal getoetst worden aan de richtafstand uit de publicatie Bedrijven en Milieuzonering.

Door Mees Ruimte & Milieu is onderzoek uitgevoerd naar de planologische en milieutechnische belemmeringen in en om het plangebied (Bijlage 1 Milieuscan). De richtafstanden van aanwezige bedrijven en andere functies zijn in dit onderzoek in beeld gebracht. Aangezien sprake is van het ontwikkelen van woningen, is vanuit een worst-case benadering getoetst aan het omgevingstype ‘rustige woonwijk’. Uit de inventarisatie komt naar voren dat woningbouw is voorzien binnen de richtafstand van de volgende bedrijven functies:

  • 1. Autodemontage M.J. Rutte B.V. (Hofgeesterweg 7): geluid
  • 2. Rugbyclub The Smugglers (Broeklanden 3): geluid en lichthinder
  • 3. Sportvereniging VSV (Hofgeesterweg 14): geluid en lichthinder
  • 4. Tuincentrum Ranzijn (Rijksweg 289): geluid en gevaar
  • 5. Hovenier Wilms Floet (Hofgeesterweg 24a): geluid
  • 6. Paardenhouderij Schoorl (Hofgeesterweg 63): geur
  • 7. Dressuurstal Gouda (Oostlaan 2): geur en geluid
  • 8. Paardenbak aan het Spijk (hoek Hofgeesterweg - Het Spijk): geur

De locatie van de bedrijven en functies zijn op onderstaande kaart weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0009.png"

Afbeelding 4.1: Locatie onderzochte bedrijven en functies

In paragraaf 4.2 is ingegaan op de resultaten van de geluidsonderzoeken. Naar de eventuele geluidbelasting van Hovenier Wilms Floet is geen onderzoek uitgevoerd. Feitelijk vinden hier geen bedrijfsactiviteiten plaats die tot geluidhinder kunnen leiden. In het onderhavige bestemmingsplan zijn op dit perceel slechts activiteiten voor een beroep of bedrijf aan huis toegestaan. In paragraaf 4.3 is ingegaan op lichthinder en in paragraaf 4.4 is ingegaan op de resultaten van het geuronderzoek.

Op de nieuwe locatie van het sportcomplex zijn geen woningen of andere geluidgevoelige functies aanwezig binnen de richtafstand van 50 meter zoals dit is opgenomen voor een veldsportcomplex met verlichting in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'.

Uit de resultaten van de uitgevoerde onderzoeken volgt dat met betrekking tot milieuzonering sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

4.2 Geluid

De Wet geluidhinder legt in zijn algemeenheid de verplichting op om onderzoek te doen naar de waarde van de geluidsbelasting op geluidgevoelige bestemmingen, indien zij zijn gelegen binnen een geluidzone van een gezoneerd industrieterrein. Het plangebied ligt niet binnen een dergelijke geluidzone. Wel zijn er verschillende bedrijven en functies in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. Uit paragraaf 4.1 volgt dat er woningen voorzien zijn binnen de richtafstanden van bedrijven en functies. Door middel van akoestisch onderzoek is inzichtelijk gemaakt of als gevolg van deze bedrijven en functies sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen. Tevens is nagegaan of bedrijven en functies als gevolg van de woningbouw niet worden beperkt in de activiteiten.

Gelet op de verscheidenheid aan functies, zoals wonen, sporten, bedrijven en diverse wegen (A22, A9 en N208), zijn is getoetst aan de richtwaarden voor gemengd gebied.

Industrielawaai

In paragraaf 4.1 is aangegeven dat er woningbouw is voorzien binnen de richtafstanden van een aantal bedrijven en functies. Voor Hofgeest VSV is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting als gevolg van Autodemontage M.J. Rutte B.V., rugbyclub The Smugglers en Dressuurstal Gouda (Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en bedrijven Hofgeest VSV). Voor Hofgeest West is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting als gevolg van tuincentrum Ranzijn en sportvereniging VSV (Bijlage 3 Akoestisch onderzoek bedrijven Hofgeest West). Hieronder wordt per bedrijf/functie ingegaan op de invloed op de voorgenomen woningbouwontwikkeling.

Autodemontage M.J. Rutte B.V.

Door middel van akoestisch onderzoek is de geluidbelasting als gevolg van de activiteiten van Autodemontage M.J. Rutte B.V., gevestigd aan de Hofgeesterweg 7, op de voorgenomen woningbouw inzichtelijk gemaakt. Uit het akoestisch onderzoek volgt dat door de geluidsuitstraling van het autodemontagebedrijf het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op de gevels bij 6 geplande woningen hoger is dan 50 dB(A) zoals gesteld in de VNG-publicatie en in het Activiteitenbesluit. De geluidbelasting bedraagt maximaal 54 dB(A). Het geluid wordt voornamelijk veroorzaakt door het rondrijden van de heftrucks, het uithalen van motorblokken en het slopen van de auto’s. Het opleggen van bronmaatregelen is voor de inrichting niet bespreekbaar. Overdrachtsmaatregelen als schermen en grondwallen zijn geen optie omdat deze dicht op de bron moeten staan en daarmee de bedrijfsvoering belemmeren. Buiten het terrein zijn deze minder effectief en vanuit landschappelijk oogpunt onwenselijk.

Het bedrijf beschikt over een milieuvergunning. De ten hoogste berekende waarde bedraagt 54 dB(A) en is vergunbaar. Zo wordt er ook voor gezorgd dat het bedrijf geen concessies in de bedrijfsvoering moet doen. Immers de bestaande situatie is dan toegestaan. Gelet op de eis uit het Bouwbesluit voor het realiseren van een minimale karakteristieke geluidwering van 20 dB wordt met deze waarde voldaan aan het binnenniveau in de woningen van ten hoogste 35 dB(A) etmaalwaarde.

De geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai is voor de woningen in de directe omgeving van het bedrijf maatgevend. Hiervoor worden maatregelen getroffen aan de gevel. Zo zal gevelisolatie getroffen worden en worden gevels deels 'doof' uitgevoerd. Bovendien zal het geluid vanwege de autosloperij grotendeels wegvallen in het achtergrondgeluid. Tevens wordt het geluid door de gevelverbetering niet of nauwelijks hoorbaar in de woningen. Daarnaast hebben vrijwel alle huizen een geluidsluwe zijde, bij de perceelindeling wordt zoveel mogelijk de achtertuin aan deze zijde gelokaliseerd. Ook met het maken van de woningindelingen zal rekening gehouden worden met de geluidluwe zijde.

Het maximaal optredende geluidsniveau veroorzaakt door activiteiten op het terrein bedraagt in de dagperiode 76 dB(A). Hiermee worden de gestelde grenswaarden van 70 dB(A) zoals gesteld in de VNG-publicatie en in het Activiteitenbesluit overschreden. Dit maximale optredende geluidsniveau heeft in de dagperiode betrekking op laad- en losactiviteiten (velgenbak legen). Volgens het Activiteitenbesluit mogen de geluidsniveaus veroorzaakt door dit soort activiteiten in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur buiten de beoordeling blijven. In dat geval wordt voldaan aan de gestelde richtwaarde. De regel dat laad- en losactiviteiten in de dagperiode buiten beoordeling blijven is wel een overwogen beslissing geweest waarmee rekening is gehouden op een waarborging van een goed woon- en leefklimaat bij woningen. Het maximaal optredende geluidsniveau staan een goed woon- en leefklimaat niet in de weg gelet op de beperkte tijd dat deze activiteit plaatsvindt, namelijk enkele seconden per week in de dagperiode.

Het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door verkeer van en naar de inrichting is zodanig dat er geen overschrijding van de grenswaarde van 50 dB(A) optreedt.

Rugbyclub The Smugglers

Er zou een scenario kunnen ontstaan dat er woningen in Hofgeest in gebruik worden genomen voordat de sportvelden van rugbyclub The Smugglers zijn verplaatst. In dat geval dient rekening te worden gehouden worden met mogelijk hinder als gevolg van geluid op de te realiseren woningen. In het akoestisch onderzoek is de geluidbelasting op het woningbouwplan als gevolg van Rugbyclub The Smugglers inzichtelijk gemaakt. Uit het onderzoek volgt dat de optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus voor een wedstrijddag en een trainingsavond op de gevels van de geplande woningen voldoen aan de gestelde grenswaarden.

Het hoogste optredend geluidsniveau in de dagperiode bedraagt 77 dB(A). In de avondperiode is het maximale geluidsniveau maximaal 76 dB(A). De richtwaarden van 70 dB(A) in de dagperiode en 65 dB(A) in de avondperiode worden beiden overschreden.

Wettelijk gezien worden geen eisen gesteld aan de hoogte van het maximale geluidniveau veroorzaakt door stemgeluiden, activiteiten die in nauw verband staan met sportactiviteiten (zoals een scheidsrechtersfluit) en niet versterkte muziek. Indien deze bronnen buiten beschouwing worden gehouden wordt voldaan aan de richtwaarde. Daarnaast staan de overschrijdingen een goed woon- en leefklimaat niet in de weg, vanwege de beperkte tijd dat er hard geroepen wordt of de scheidsrechtersfluit wordt gebruikt.

Het equivalente geluidsniveau veroorzaakt door verkeer van en naar de club is zodanig dat er geen overschrijding van de grenswaarde van 50 dB(A) optreedt.

Gelet op de beperkte groei van deze sport in Nederland is het niet aannemelijk dat het sportcomplex in de toekomst veel intensiever gebruikt zal gaan worden. Bovendien wordt de rugbyclub verplaatst waardoor deze niet meer in de nabijheid van de woningen zal liggen. Het geluid van de rugbyvelden is zekerheidshalve in het onderzoek meegenomen in het geval een scenario ontstaat dat er woningen in Hofgeest in gebruik worden genomen voordat de sportvelden van rugbyclub The Smugglers zijn verplaatst. Dit zal altijd gaan om een tijdelijke situatie.

Dressuurstal Gouda

Uit het akoestisch onderzoek volgt dat door de geluidsuitstraling het langtijdgemiddelde
beoordelingsniveau op de gevels van één geplande woning hoger is dan 50 dB(A). De hoogst optredende geluidsbelasiting bedraagt 53 dB(A) in de dagperiode. De optredende overschrijding wordt veroorzaakt door het gebruik van een bladblazer, enkel gedurende de dagperiode. Het uitvoeren van bronmaatregelen is niet mogelijk en wenselijk bij een bestaand bedrijf. Overdrachtsmaatregelen in de vorm van een scherm zijn alleen effectief als deze dicht op de bron staan en ononderbroken zijn. Het plaatsen van schermen op het terrein is niet mogelijk vanwege de inrit en niet wenselijk omdat dit de bedrijfsvoering belemmert. Daarnaast wordt de bladblazer periodiek slechts 10 minuten per dag gebruikt, is de overschrijding beperkt en vindt dit slechts bij één woning plaats. Het treffen van maatregelen staat niet in verhouding tot deze geringe overlast. Daarnaast staat dit beperkte gebruik een goed woon- en leefklimaat niet in de weg. Eventueel zou de bladblazer vervangen kunnen worden door een stiller exemplaar. Indien deze maatregel niet mogelijke of wenselijk is, kan het bevoegd gezag met een maatwerkvoorschrift een andere waarde
voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vaststellen. Hierdoor hoeft het bedrijf geen
concessies in de bedrijfsvoering te doen.

De maximale geluidsniveaus worden ook voornamelijk bepaald door de bladblazer. Het
hoogste optredend geluidsniveau in de dagperiode bedraagt 75 dB(A) bij de bijbehorende
waarneemhoogte van 1,5 meter. In de avondperiode bedraagt het maximale geluidsniveau
op de beoordelingshoogte van 4,5 meter en 7,5 meter maximaal 63 dB(A). De grenswaarde van 70 dB(A) in de dagperiode wordt overschreden. Het bevoegd gezag kan met een
maatwerkvoorschrift ook andere waarden voor het maximaal geluidsniveau
vaststellen. Ter onderbouwing kunnen de argumenten uit voorgaande alinea’s worden
gebruikt. De richtwaarde van 65 dB(A) in de avondperiode wordt niet overschreden.

Uit de berekening van de indirecte hinder blijkt dat het optredende equivalente geluidsniveau, gelegd op de gevels van de geplande woningen maximaal 41 dB(A) bedraagt. De gestelde grenswaarde van ten hoogste 50 dB(A) etmaalwaarde wordt hiermee niet overschreden.

Het terrein is reeds volgebouwd, een substantiële uitbreiding is daarom geen realistisch
scenario. Een kleine uitbreiding zal niet leiden tot grote verschillen. Het verkeer zal iets
toenemen, hiermee neemt de indirecte hinder iets toe. Dit zal echter niet voor een
overschrijding zorgen. Daarnaast zal het piekgeluid gelijk blijven. Dit geldt ook voor de
geluidbelasting van de maatgevende bron (de bladblazer). Het bedrijf wordt niet in de
(toekomstige) bedrijfsvoering beperkt.

Tuincentrum Ranzijn

In het in de vorige alinea genoemde akoestisch onderzoek is tevens onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting van het tuincentrum Ranzijn, dat aan de zuidwestzijde van het plangebied gevestigd is. Het hoogst optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van het geluid vanwege het tuincentrum bedraagt 44 dB(A) in de dagperiode en 43 dB(A) in de avondperiode. Dat betekent, dat er in de avondperiode een overschrijding optreedt van 3 dB van de richtlijn voor een rustige woonwijk. Er wordt wel voldaan aan de richtlijnen voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau. Het betreft hier de zijgevel van de dichtstbijzijnde woning. Door deze gevel als een dove gevel uit te voeren (of een scherm te plaatsen tussen de parkeerplaats van Ranzijn) en de woning zal er geen overschrijdingen meer optreden van de richtlijnen voor een rustige woonwijk. En gezien de aanwezige geluidwering van de gevel van deze woning van 27 dB komt de binnenwaarde in deze woning niet in gevaar.

De piekniveaus als gevolg van de activiteiten bij Ranzijn worden veroorzaakt door dichtslaande portieren van personenauto’s. Deze zijn van de bezoekers die in de avonduren vertrekken en hun auto bij de perceelgrens hebben geparkeerd. Het hoogst optredende piekniveau bedraagt 68 dB(A). Het gaat daarbij om de zijgevel van het bouwblok. Deze waarde ligt 8 dB boven de richtlijn in de avondperiode van 60 dB(A). Ook hier geldt dat als de zijgevel wordt uitgevoerd als dove gevel, er geen belemmeringen zijn voor de bouw van deze woningen. Op de voor- en achtergevels liggen de piekniveaus minimaal 3 dB lager en wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt de situatie zonder extra maatregelen toelaatbaar vanwege het feit dat een geluidwering van de gevel bij deze woningen is vereist van 27 dB ligt vanwege het gecumuleerde wegverkeer. Het binnenniveau vanwege het dichtslaan van portieren van de geparkeerde auto’s bedraagt daarmee 41 dB(A) in de avondperiode. Voor piekniveaus wordt doorgaans een maximaal binnenniveau gehanteerd van 50 dB(A); hier wordt ruimschoots aan voldaan.

Voor Tuincentrum Ranzijn geldt een richtafstand van 10 meter voor gevaar. Dit betreft onder andere brandgevaar en stofexplosies. Eén woning is voorzien binnen de richtafstand van 10 meter. Deze woning grenst echter aan het parkeerterrein aan de voorzijde van het tuincentrum, waar geen gevaarlijke stoffen liggen opgeslagen of brandoverslag plaats zal vinden. Het aspect gevaar vormt aldus geen belemmering.

Sportvereniging VSV

Met betrekking tot sportvereniging VSV zou eveneens een situatie kunnen ontstaan dat er woningen in Hofgeest West in gebruik worden genomen voordat de sportvelden van VSV zijn verplaatst. In dat geval dient rekening te worden gehouden worden met mogelijk hinder als gevolg van geluid op de te realiseren woningen. Uit het uitgevoerde akoestisch onderzoek volgt dat er als gevolg van de activiteiten bij VSV met betrekking tot het Activiteitenbesluit voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau geen overschrijdingen op de gevels van de nieuwe woningen worden verwacht. Dat komt doordat het stemgeluid van bezoekers, spelers en scheidrechter evenals het geluid van het scheidsrechtersfluitje niet worden meegenomen in de beoordeling. Er blijft dan alleen het geluid van de grasmaaiers over. In het kader van de beoordeling van de goede ruimtelijke ordening zijn er wel overschrijdingen van de richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau, zowel bij de trainingen als bij de wedstrijden. In beide gevallen bedraagt de overschrijding 7 dB, zowel in de dagperiode als ook in de avondperiode. Bij wedstrijden treedt deze overschrijding op tijdens de dagperiode. Bij trainingen treedt de overschrijding op in de avondperiode. Uit het oogpunt van de ruimtelijke ordening wordt deze situatie toelaatbaar geacht vanwege het feit dat de geluidwering van de gevel bij de woningen parallel aan de Broekeroog rond de 27 dB ligt vanwege het gecumuleerde wegverkeer. Daardoor zal het optredende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van het geluid tijdens de wedstrijden en tijdens de trainingen geen overschrijding van het binnenniveau in de woningen veroorzaken. De aanwezigheid van de voetbalvereniging is geen belemmering voor de geplande woningbouw. In combinatie met het feit dat de voetbalclub wordt verplaatst naar een nieuwe situatie en er dus uitsluitend sprake kan zijn van een tijdelijke situatie, is sprake van een goede ruimtelijke ordening.

Wegverkeerslawaai

In verband met de ligging van het plangebied nabij verschillende gezoneerde wegen is akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten zijn hieronder voor de deelgebied Hofgeest VSV en Hofgeest West worden hieronder toegelicht.

Hofgeest VSV

Ten aanzien van de geluidsbelasting als gevolg van het verkeer over de rijkswegen N208, A9 en A22 is voor Hofgeest VSV akoestisch onderzoek (Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai en bedrijven Hofgeest VSV) en een maatregelenonderzoek (Bijlage 5 Maatregelonderzoek wegverkeerslawaai) uitgevoerd. Ten gevolge van wegverkeer op de genoemde rijkswegen wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van de geplande woningen overschreden. Als gevolg van de rijkswegen wordt ook op meerdere woningen de maximale grenswaarde van 53 dB voor buitenstedelijke situaties overschreden. De hoogst berekende geluidbelasting ter plaatse van de nieuwbouwwoningen bedraagt 57 dB. Bij de woningen waar de maximale grenswaarde van 53 dB wordt overschreden zijn deels dove gevels nodig.

Uit het maatregelonderzoek volgt dat zonder aanvullende maatregelen (bijvoorbeeld in de vorm van geluidsschermen of toepassing dove gevels) de geluidsbelasting in het gehele deelgebied Hofgeest VSV hoger is dan de toegestane maximale (ontheffings)waarde van 53 dB. Er is geconstateerd dat met enkel een geluidsscherm langs de A22 en aanvullende gevelmaatregelen aan de eerstelijns bebouwing een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. Uit het maatregelenonderzoek blijkt dat bij een scherm van 720 meter lang en 2 meter hoog langs de A22 voor 13 eerstelijnswoningen in Hofgeest VSV gevelaanpassingen benodigd zijn (op 1e en 2e verdieping) om aan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB te voldoen. Voor de resterende woningen in het plangebied zijn hogere grenswaarden vastgesteld. Op de begane grond wordt met dit voorgestelde scherm langs de A22 voor alle woningen aan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB voldaan. Met dit scherm kan een aanvaardbaar geluidklimaat worden gerealiseerd. De realisatie van het geluidsscherm is als voorwaardelijke verplichting in dit bestemmingsplan opgenomen.

Hofgeest West

Voor het deelgebied Hofgeest West is separaat akoestisch onderzoek uitgevoerd (Bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Hofgeest West). Uit de rekenresultaten volgt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te realiseren woningen vanwege het wegverkeer op de rijkswegen A9, A22 en A208/N208 en op de Broekeroog de voorkeursgrenswaarde overschrijdt.

Uit de rekenresultaten volgt dat de geluidbelasting op de gevel ten gevolge van het wegverkeer op de A208/N208 bij de meest westelijke gelegen woningen de voorkeurswaarde van 48 dB overschrijdt. Bovendien zijn er een aantal bouwblokken waar ook de maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt overschreden. Het blijkt dat voor een aantal woningen aan de westzijde van het bouwplan de derde bouwlaag een dove gevel dient te zijn. Als er op deze bouwlaag geen verblijfsruimten worden geprojecteerd, is deze voorwaarde niet noodzakelijk. De geluidbelasting bedraagt ten hoogste 58 dB.

Aan de oostzijde van het plangebied blijkt dat de geluidbelasting op de gevel ten gevolge van het wegverkeer op de A9/A22 bij de woningen gelegen parallel met de Broekeroog de voorkeurswaarde van 48 dB overschrijdt. De hoogst optredende waarde bedraagt 53 dB. Deze waarde is gelijk aan de maximale ontheffingswaarde van 53 dB.

Uit de rekenresultaten volgt dat voor wat betreft de Broekeroog de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te realiseren woningen parallel aan de Broekeroog de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De hoogst optredende waarde bedraagt 53 dB. Deze waarde ligt onder de maximale ontheffingswaarde van 63 dB.

Voor de overige omliggende wegen geldt dat de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te realiseren woningen lager of gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Voor de woningen waar in de toekomstige situatie sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde maar geen overschrijding van de maximale ontheffingswaarde, zijn hogere grenswaarden vastgesteld. Ook dient rekening te worden gehouden met de noodzakelijke toepassing van dove gevels om de woningbouw mogelijk te maken. In het onderhavige bestemmingsplan is in dit kader een voorwaardelijke verplichting opgenomen.

Luchtvaartlawaai

Voor wat betreft luchtvaartlawaai blijkt uit de geluidscontouren van het luchtvaartterrein Schiphol, dat het plan buiten de 26 LAeq nachtcontouren en buiten de 35 KE-contouren van dit luchtvaartterrein ligt.

4.3 Lichthinder

Het voorkomen van lichthinder draagt bij aan een goede leefomgeving. Op grond van het Activiteitenbesluit geldt ten aanzien van lichthinder een zorgplicht voor het voorkomen dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder. Door de Nederlandse stichting voor verlichtingskunde (NSVV) zijn richtlijnen voor lichthinder opgesteld. In het Activiteitenbesluit is verwezen naar deze richtlijnen. De tijden waarop de verlichting aan mag zijn, zijn geregeld in artikel 3.148 van het Activiteitenbesluit.

De woningbouw in Hofgeest West is langs de Hofgeesterweg voorzien binnen de richtafstand van aanwezige lichtmasten op de voetbalvelden (zie paragraaf 4.1). De afstand van de lichtmasten tot de gevel van nieuw te bouwen woningen bedraagt circa 40 meter. Uitgangspunt is dat de sportvelden van VSV worden verplaatst naar een nieuwe locatie. Deze ontwikkeling maakt onderdeel uit van het onderhavige bestemmingsplan. De sportvelden worden in dit bestemmingsplan wegbestemd. Mocht onverhoopt toch sprake zijn van een (tijdelijke) situatie waarbij woningen binnen de richtafstand van de huidige sportvelden worden gerealiseerd, dan zal onderzoek worden uitgevoerd naar de lichtinstraling en zullen eventueel benodigde maatregelen worden getroffen. Bij eventuele overschrijdingen zijn eenvoudige oplossingen voorhanden zoals bijvoorbeeld het toepassen van ledverlichting en gebruik van armaturen waarmee lichtuitstraling kan worden voorkomen.

Ook rugbyclub The Smugglers heeft een aantal lichtmasten langs het veld staan. De lichtmasten staan op meer dan 50 meter van de te realiseren woningen. In de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' geldt voor een veldsportcomplex met verlichting een grootste indicatieve afstand van 50 meter tot woningen. Omdat aan deze richtafstand wordt voldaan, wordt geconcludeerd dat de lichtmasten een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van de te realiseren woningen niet in de weg staan. Ook voor de rugbyvelden geldt overigens dat deze zullen worden verplaatst naar het nieuwe sportcomplex.

Op de nieuwe locatie van het sportcomplex zijn geen woningen of andere gevoelige functies aanwezig binnen de richtafstand van 50 meter zoals dit is opgenomen voor een veldsportcomplex met verlichting in de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Bij de keuze voor de verlichting wordt er rekening mee gehouden dat het licht zoveel mogelijk gebundeld wordt en op de velden schijnt. Hiermee wordt de verstrooiing van het licht naar de omgeving voorkomen.

4.4 Geur

Bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige objecten, zoals woningen, dient te worden gekeken naar de aanvaardbaarheid in verband met geurbronnen in de omgeving van het plangebied. In de omgeving van het plangebied worden paarden gehouden. In de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn voor paarden minimumafstanden opgenomen die dienen te worden aangehouden tussen het emissiepunt van het dierenverblijf (paardenstal) en de buitenzijde van geurgevoelige objecten. Voor geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom bedraagt deze minimumafstand 100 meter.

Ook in de VNG publicatie ‘Bedrijven en milieuzonering’ is opgenomen dat in het kader van
een goede ruimtelijke ordening richtafstanden in acht moet worden genomen tussen
milieubelastende activiteiten en gevoelige functies. Voor het fokken en houden van overige
graasdieren (paardenfokkerijen) is voor het aspect geur een richtafstand van 50 meter
opgenomen.

De geplande woningbouw valt binnen de voorgenoemde afstanden van twee
paardenhouderijen en een paardenbak. Het realiseren van woningen binnen de afstandsnormen is in beginsel niet toegestaan. Hiervan kan worden afgeweken als op die locatie een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Om de daadwerkelijke geurbelasting als gevolg van de paardenhouderij inzichtelijk te maken is een onderzoek uitgevoerd naar geurhinder (Bijlage 6 Geuronderzoek). Doel van het onderzoek is het nagaan of ter plaatse van het plangebied waar woningbouw is voorzien, sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Paardenhouderij Schoorl

Uit de uitgevoerde berekeningen van de geurconcentraties rondom de paardenhouderij blijkt dat de maximale geurbelasting binnen het plangebied 0,8 OUE/m3 als 98 percentiel bedraagt. Dit komt overeen met een hinderpercentage van 6% en een ‘goede’ milieukwaliteit. Op grond van de resultaten van het geuronderzoek wordt geconcludeerd dat de paardenhouderij geen belemmering vormt voor een goed woon- en leefklimaat in het plangebied.

De paardenhouderij wordt in de huidige situatie reeds beperkt in uitbreidingsmogelijkheden door andere bestaande geurgevoelige objecten die binnen de minimum afstand van het bedrijf liggen. De komst van extra woningen door het plan brengt geen extra beperkingen met zich mee voor de paardenhouderij.

Dressuurstal Gouda

Uit het uitgevoerde geuronderzoek volgt dat de maximale geurimmissie ten gevolge van de dressuurstal 2,0 OUE/m3 als 98 percentiel bedraagt. Deze maximale geurbelasting komt overeen met een hinderpercentage van 11% en een ‘redelijk goede’ milieukwaliteit. Dit is de maximale waarde op de rand van het plangebied. Ter hoogte van de gevel van de meest nabijgelegen geplande woningen is de maximale geurbelasting 1,0 OUE/m3 als 98 percentiel en is er sprake van een ‘goede’ milieukwaliteit. Op grond van de resultaten van het geuronderzoek wordt geconcludeerd dat de dressuurstal geen belemmering vormt voor een goed woon- en leefklimaat in het plangebied.

De paardenhouderij wordt in de huidige situatie reeds beperkt in uitbreidingsmogelijkheden door andere bestaande geurgevoelige objecten, ten noorden/noordoosten, die binnen de minimum afstand van het bedrijf liggen. De komst van nieuwe woningen ten noordwesten brengt geen extra beperkingen met zich mee voor de paardenhouderij aangezien de stallen al geheel ten noordwesten van het perceel liggen en dus niet verder naar het noordwesten kunnen opschuiven. Tenslotte is het terrein reeds volgebouwd, een substantiële uitbreiding is daarom geen realistisch scenario.

Het bedrijf was al aanwezig voor 2013. Hiermee hoeft het bedrijf niet te voldoen aan de minimale afstanden voor mestopslag zoals opgenomen in artikel 3.46 lid 1 van het Activiteitenbesluit. Daarbij blijkt dat verplaatsing van de mestopslag ten aanzien van de
huidige geurgevoelige objecten niet nodig of mogelijk was. Tenslotte is er met de
mestopslag en inclusief stalemissies sprake van een aanvaarbare geurbelasting binnen het plangebied.

Paardenbak aan het Spijk

Een paardenbak wordt in zijn algemeenheid onder paardenhouderij geschaard. Hiervoor geldt een richtafstand van 50 meter. De paardenbak aan het Spijk ligt op meer dan 50 meter tot de gronden waar woningbouw is voorzien. Op de hoek Hofgeesterweg - het Spijk is een stuk grond afgezet waar paarden lopen. De meest nabijgelegen te realiseren woning is voorzien op circa 20 meter van deze gronden. Met betrekking tot geur is geen sprake van een stal of mestopslag waarvandaan enige geuremissie kan worden verwacht. Met betrekking tot geluid is reeds een noodzaak tot het nemen van maatregelen aan de nabijgelegen woningen als gevolg van het geluid van wegverkeer. Er worden als gevolg van deze functie geen belemmeringen verwacht vanwege geur.

4.5 Externe veiligheid

Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang te kijken naar gevaarleverende functies in of in de nabijheid van het plangebied. Het gaat hierbij om transportroutes van gevaarlijke stoffen, risicovolle inrichtingen en buisleidingen. Het bestemmingsplan moet op basis van het BEVI (Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen) en het per 1 april 2015 van kracht geworden Besluit Externe Veiligheid Transportroutes worden getoetst aan de externe veiligheidsaspecten zijnde het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Plaatsgebonden Risico (PR)
Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde plaatsgebonden risico. Binnen de 10-6 /jaar contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden.

Groepsrisico (GR)
Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting. Het GR wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N), de fN- curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt doorgaans begrensd door de 1 % letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald), ofwel door de afstand waarop nog 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen

Er is onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de voorgenomen ontwikkelingen in relatie tot externe veiligheid (Bijlage 7 Onderzoek externe veiligheid). De risicobronnen rondom het plangebied zijn in beeld gebracht. Er zijn geen luchthavens en inrichtingen die van invloed zijn op het plangebied. Wel zijn transportoutes van gevaarlijke stoffen over de weg en buisleidingen relevant voor het plangebied.

Transportroute van gevaarlijke stoffen over de weg

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van wegen met vervoer van gevaarlijke stoffen. Hofgeest West is gelegen binnen het invloedsgebied van de A208/N208. Hofgeest VSV en de sportvelden liggen binnen het invloedsgebied van de A22. Op basis van de vuistregels uit de Handleiding HART is bepaald of een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) benodigd is. Uit deze analyse blijkt dat voor zowel Hofgeest West als voor Hofgeest VSV en de Sportvelden een QRA niet benodigd is. Conform artikel 8 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) is een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico niet benodigd. Een beperkte verantwoording van het groepsrisico volstaat.

Buisleidingen

Alleen de nieuwe locatie van de sportvelden is gelegen binnen de PR 10-6 contour van een risicobron, te weten de Crude Oil leiding van Petrogas. Binnen deze PR 10-6 contour worden echter geen verblijfsobjecten gebouwd. Het plaatsgebonden risico is hiermee geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het gaat hierbij om de Crude Oil Leiding van Pertrogas en om hoge druk aardgastransportleidingen van de Gasunie. Voor de Crude Oil Leiding is door Petrogas E&P Netherlands B.V. recent een QRA uitgevoerd. Hieruit volgt dat dat er geen formele groepsrisico (GR) aandachtpunten met een GR boven de oriënterende waarde (OW) komen, zolang de bevolkingsdichtheid lager is dan 255 personen per hectare. Effectafstanden zijn van belang voor de bepaling van het invloedsgebied (1%-letaliteitafstand) met de inventarisatie van bebouwing in relatie tot het groepsrisico, overeenkomstig het algemene externe veiligheidsbeleid. Weliswaar zal het groepsrisico
nergens boven de oriëntatiewaarde komen, het aantal objecten binnen de effectafstand kan van belang zijn voor de verantwoording van het risico door het bevoegd gezag, en de bepaling van preparatieve maatregelen.

Uit de QRA voor de hogedruk aardgasleidingen volgt dat voor een aantal leidingen het groepsrisico boven de 0,1 maal de oriëntatiewaarde ligt. Ook geldt dat voor een aantal leidingen het groepsrisico toeneemt met meer dan 10%. Dat betekent dat voor de plansituatie een verantwoording van het groepsrisico dient te worden uitgevoerd voor de leidingen.

Verantwoording groepsrisico

Als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over spoor en weg en door buisleidingen kunnen de volgende risico’s zich voordoen:

  • Fakkelbrand
  • Plasbrand
  • Toxische gaswolk
  • BLEVE (boiling liquid expanding vapour explosion)

Met betrekking tot mogelijkheden voor zelfredzaamheid dienen in het plan voldoende vluchtwegen te worden opgenomen. Daarnaast kan het bevoegd gezag de burgers, die binnen het invloedsgebied wonend of werkzaam zijn, informeren over de mogelijkheden en onmogelijkheden om zichzelf in veiligheid te brengen bij een eventuele calamiteit (risico communicatie). Voor het scenario fakkelbrand kunnen verzamelplaatsen worden geselecteerd en ingericht. Om personen goed te kunnen beschermen tegen de effecten van een toxische gaswolk dienen zij zoveel als mogelijk te schuilen en ramen en deuren goed te sluiten. Indien bij een calamiteit met brandbare vloeistoffen personen betrokken zijn, dienen zij zich in veiligheid te brengen door zich van de bron af te wenden. Na een BLEVE dienen de personen in het gebied zo snel mogelijk het gebied te ontvluchten om de effecten van secundaire branden te mijden.

De hulpverlening dient risicocommunicatie in te zetten ter bevordering van het juiste zelfreddende gedrag. De beschouwde risicobronnen kunnen leiden tot ongevallen die onbeheersbaar kunnen blijken. De genoemde maatregelen kunnen de effecten van ongevallen mogelijk reduceren tot een omvang die beter beheersbaar wordt geacht door de hulpverleningsdiensten. Ondanks de reductie van het risico is er altijd sprake van een restrisico. Het restrisico is echter dermate beperkt dat het acceptabel is. Externe veiligheid vormt daarom geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

Nationale buisleidingenstrook

De nieuwe locatie van de sportvelden ligt ook binnen de PR10-6/jaar contour van de nationale leidingen strook. Zoals in paragraaf 3.3.1 is aangegeven is de gemeente verplicht om in het onderhavige bestemmingsplan rekening te houden met toekomstige leidingen waarbij voorkomen moet worden dat er nieuwe belemmeringen ontstaan. Het nationale buisleidingentracé is met een breedte van 70 meter vastgelegd met een gebiedsaanduiding 'Vrijwaringszone - buisleidingenstraat'. Binnen deze zone zijn geen kwetsbare objecten en geen gebouwen toegestaan. Ten behoeve van de verplaatsing van het sportcomplex is het voorkeurstracé ten opzichte van het Barro iets opgeschoven naar het noordoosten waarmee het bestaande tracé is vastgelegd en voldoende ruimte blijft voor toekomstige leidingen.

4.6 Luchtkwaliteit

De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Onder kleine projecten worden projecten verstaan die de luchtkwaliteit 'niet in betekende mate' verslechteren. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Draagt een klein project niet of nauwelijks bij aan luchtverontreiniging, dan is er geen belemmering voor. Het voormalige ministerie van VROM heeft de definitie van 'in betekenende mate' vastgelegd in het Besluit NIBM. Projecten die de concentratie CO2 of fijn stof met meer dan 3% van de grenswaarde verhogen, dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling.

Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in de regeling NIBM omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen;
  • kantoorlocaties: 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitingsweg, 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitingswegen.

De 3%-grens geldt sinds 1 augustus 2009: de datum waarop het Kabinetsbesluit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van kracht is geworden.

Op grond van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat bij het onderhavige plan sprake is van een 'klein project' welke niet of nauwelijks bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Uit de informatie die beschikbaar is via de Monitoringstool NSL blijkt dat de jaargemiddelde concentraties fijn stof en stikstofdioxide in 2017, 2020 en 2025 langs wegen in de nabijheid van het plangebied onder de 35 µg/m³ liggen. Ter plaatse van het gehele plangebied zal dan ook worden voldaan aan de grenswaarden omdat de concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt. Met betrekking tot luchtkwaliteit is in het plangebied sprake van een goed woon- en leerklimaat.

4.7 Verkeer en parkeren

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient een bestemmingsplan inzicht te geven in de gevolgen van de ontwikkeling op het gebied van verkeer en parkeren.

De woningen in Hofgeest West en Hofgeest VSV zullen hoofdzakelijk worden ontsloten via de Broekeroog. Alleen een deel van de woningen die gesitueerd zijn aan de (smalle) Hofgeesterweg worden via deze weg ontsloten. Het voornemen is om het nieuwe sportcomplex te laten ontsluiten via een nieuwe weg over het huidige terrein van de rugbyclub. Deze nieuw te maken ontsluitingsweg zal worden opgenomen in een separaat bestemmingsplan waarin woningbouw op het huidige terrein van de rugbyclub zal worden mogelijk gemaakt. Op dit moment is namelijk nog niet duidelijk hoe het woningbouwplan hier zal worden vormgegeven en waar de ontsluitingsweg precies kan komen te liggen. In de tijdelijke situatie zal het sportcomplex via de bestaande wegen worden ontsloten.

Er is onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten verkeersgeneratie als gevolg van het plan en de verkeersafwikkeling (Bijlage 8 Onderzoek verkeersgeneratie en parkeren). Uit het onderzoek komt naar voren dat de grootste toename van autoverkeer plaats zal vinden op De Kamp, Broekeroog en de Grote Buitendijk. De Kamp en Broekeroog zijn ingericht als gebiedsontsluitingswegen en kunnen de toename van autoverkeer aan. Op de Grote Buitendijk is sprake van een brede middenrijloper met fietsstroken aan weerszijden. Er is hier sprake van een zogenaamde 'grijze weg', wat betekent dat de functie niet overeenkomt met de inrichting volgens Duurzaam Veilig. Een wegcategorie die volgens Duurzaam Veilig vermeden moet worden, maar vanwege ruimtegebrek toch veelvuldig toegepast wordt. Dit is in de huidige situatie al het geval en ook geaccepteerd. Fietsers worden enigszins gescheiden van het autoverkeer door fietsstroken. De toename van circa 300 motorvoertuigen per etmaal verandert het verkeersbeeld niet drastisch en is acceptabel.

In het gemeentelijke Parkeernormenbeleid 2015 zijn parkeernormen bepaald op basis van type en grootte van de woning. In het schetsontwerp zijn voldoende parkeerplaatsen opgenomen en wordt voldaan aan het gemeentelijk beleid. Dit geldt ook voor het sportcomplex. In de algemene regels van dit bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen op grond waarvan een omgevingsvergunning voor bouwen uitsluitend verleend kan worden als in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

4.8 Bodem

4.8.1 Wet bodembescherming

Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem.

Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen:

  • Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigt, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan.
  • Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit).
  • Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden uitgevoerd.
  • Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan.

Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.

4.8.2 Besluit bodemkwaliteit

Het doel van het Besluit bodemkwaliteit uit 2008 is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren.

Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. In het Besluit bodemkwaliteit zijn, onder meer, kwaliteitsregels voor bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer).

4.8.3 Relatie Wet bodembescherming en Wabo

In artikel 6.2c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is neergelegd wanneer een omgevingsvergunning in werking treedt. Een omgevingsvergunning treedt voor gevallen van ernstige verontreiniging, die voor 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, niet eerder in werking dan nadat:

  • met het (deel)saneringsplan is ingestemd, of
  • is vastgesteld dat er geen sprake is van een geval van ernstige verontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is, of
  • een BUS-melding is gedaan en de vijf weken termijn is verstreken.

Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist. Een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik.

Voor gevallen van ernstige verontreiniging die na 1 januari 1987 zijn veroorzaakt, geldt voor de veroorzaker van de verontreiniging geen uitgestelde inwerkingtreding van de omgevingsvergunning omdat deze worden geacht onmiddellijk te worden opgepakt.

4.8.4 Bodemkwaliteit in het plangebied

Binnen het plangebied is een milieuhygiënisch (historisch) vooronderzoek uitgevoerd ter plaatse van de gronden van het plangebied (Bijlage 9 Historisch bodemonderzoek). Het vooronderzoek is gebaseerd op de volgende onderzoeksnorm NEN 5725:2017. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geadviseerd een verkennend bodemonderzoek uit te voeren op het deelterrein Hofgeest West. Met name het perceel aan de Hofgeesterweg 18 en het voormalige (half)verharde pad zijn verdacht op het voorkomen van bodemverontreinigingen. De huidige sportvelden en de voorgenomen locatie van de toekomstige sportvelden kunnen worden beschouwd als onverdacht. Indien visueel blijkt dat er sloten gedempt zijn ter plaatse van het te ontwikkelen terrein van het sportcomplex wordt geadviseerd de slootdemping te beschouwen als een verdacht lijnvormig tracé.

Voor deelgebied Hofgeest West is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 10 Verkennend bodemonderzoek Hofgeest West). In het uitgevoerde bodemonderzoek is door middel van de bemonstering en analyse van grond en grondwater de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Uit het onderzoek volgt dat er binnen het deel lichte verontreinigingen zijn aangetroffen. Ter plaatse van Hofgeesterweg 18 dient een na verwijdering van de verhardingslaag een asbestonderzoek te worden uitgevoerd. Verder is er geen aanleiding voor het uitvoeren van aanvullend onderzoek.

Voor het deelgebied Hofgeest VSV en de toekomstige sportvelden is verkennend bodem- en waterbodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 11 Verkennend bodemonderzoek Hofgeest VSV en toekomstige sportvelden). Er zijn uitsluitend lichte verontreinigingen aangetroffen.

Op basis van het vooronderzoek en het verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de bodem geschikt is of, voor enkele deellocaties zonodig geschikt te maken is, voor een woonfunctie. Binnen het plangebied zijn enkele deellocaties aanwezig welke mogelijk verontreinigd zijn. Indien noodzakelijk worden deze locaties gesaneerd, waarna de bodem geschikt is voor de nieuwe functie. In de grondexploitatie van het plan is rekening gehouden met de kosten voor eventuele sanering, waardoor de financiële uitvoerbaarheid niet in het geding is.

4.9 Ecologie

Wetgeving met betrekking tot de bescherming van de natuur richt zich op twee hoofdthema's. Het gaat hierbij om de bescherming van natuurgebieden (gebiedsbescherming) en de bescherming van planten diersoorten (soortenbescherming). Door middel van een verkennend onderzoek (Bijlage 12 Verkennend natuuronderzoek) is inzicht verkregen in de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden in en om het projectgebied.

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op een afstand circa 1,5 km ten westen van het plangebied. Dit betreft het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Verder weg (> 6 km) gelegen Natura 2000-gebieden zijn Noordhollands Duinreservaat en Polder Westzaan. Tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied ligt de bebouwing van Velserbroek en Santpoort Noord evenals de N208. Geluid en beweging die met sloop en nieuwbouw gepaard gaat reikt hooguit enkele honderden meters ver. Gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van het Natura 2000-gebied zijn negatieve effecten van geluid en beweging op de instandhoudingsdoelstellingen uitgesloten. Er is hierdoor dus zeker geen aantasting van (prioritaire) habitats en/of leefgebieden van soorten. Sloop en nieuwbouw in het plangebied resulteert niet in een oppervlakteverlies van het Natura 2000-gebied. Daarnaast veroorzaakt het geen effecten met betrekking tot versnippering, verontreiniging, verdroging of verstoring door licht- of mechanische effecten.

Gezien de ligging en voorkomende habitats is een ecologische relatie tussen het plangebied en het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid niet aanwezig. Sloop en nieuwbouw gaan gepaard met emissie van stikstof. Deze emissie kan zich vrij gemakkelijk over een afstand van enkele kilometers verplaatsen en zodoende van invloed zijn op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Met betrekking tot de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan is onderzoek uitgevoerd naar stikstofdepositie als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling. De ontwikkeling Hofgeest leidt in de gebruiksfase tot een toename van de stikstofdepositie van 0,04 mol/ha/jaar in het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. Voor de aanlegfase geldt dat er een toename is van stikstofdepositie van 0,06 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid, een toename van 0,01 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebied Noordhollands Duinreservaat en een toename van 0,01 mol/ha/jaar op Natura 2000-gebied Polder Westzaan, uitgaande van de in het onderzoek gehanteerde uitgangspunten wat betreft fasering en inzet van materieel (stageklasse IV).

Op basis van de resultaten van het onderzoek is een aanvraag ingediend om aanspraak te maken op stikstofdepositieruimte uit het Stikstofregistratiesysteem. Het project valt binnen de woningbouwversnellingsopgave van de Metropoolregio Amsterdam (MRA) en daarmee kan het project aanspraak maken op de “spoedaanpak stikstof bouw en infrastructuur” conform “Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 13 maart 2020, nr. WJZ/20072948, tot wijziging van de Regeling natuurbescherming”. Op 29 september 2020 is door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming verleend (Bijlage 13 Besluit Wnb stikstofdepositie). De vergunning is in werking getreden en is onherroepelijk. Het aspect stikstofdepositie staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg.

Het plangebied ligt niet binnen het NNN. Aangezien de NNN geen externe werking kent, hoeft er niet nader getoetst te worden op effecten. Het plangebied ligt bovendien ruim buiten de verstoringsafstand van weidevogelleefgebied, namelijk ca. 1,5 kilometer, en er is geen relatie met weidevogelleefgebied. Tevens ligt het plangebied niet in de omgeving van ganzenfoerageergebieden. Er vinden binnen het kader van de voorgenomen ontwikkelingen dus tevens geen aantasting van weidevogelleefgebieden of ganzenfoerageergebieden plaats. Er hoeft niet nader getoetst te worden op effecten.

Soortbescherming

Uit het uitgevoerde natuuronderzoek blijkt dat er binnen het plangebied vogelsoorten voorkomen waarvan het nest en functioneel leefgebied uitsluitend tijdens het broedseizoen zijn beschermd. Gezien de kans op verstoring door werkzaamheden op broedvogels groot is tijdens het broedseizoen, zullen eventuele rooi en sloopwerkzaamheden uitsluitend buiten het broedseizoen uitgevoerd moeten worden om verstoring van nesten en broedsels te voorkomen. De Wet natuurbescherming staat voor wat betreft vogels derhalve niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg.

Binnen het plangebied kunnen vogelsoorten voorkomen waarvan het nest en functioneel leefgebied het gehele jaar door beschermd is. Van een overtreding van de verbodsbepalingen ten aanzien van deze soorten is sprake indien bomen (roofvogels, uilen) of gebouwen (huismussen) met deze nesten worden gekapt dan wel gesloopt. Uit het uitgevoerde aanvullend soortenonderzoek (Bijlage 14 Aanvullend soortenonderzoek) is geconstateerd dat de schuur in het plandeel Hofgeest West wordt gebruikt als roestplek van een kerkuil. Het aanvragen van een ontheffing Wet natuurbescherming en het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen is noodzakelijk. Hier zullen twee nieuwe roestplekken door middel van bijvoorbeeld het plaatsen van twee kerkuilenschuren moeten worden gecreëerd. Ook zijn in dezelfde schuur twee nesten van de boerenzwaluw aangetroffen. Indien maatregelen worden getroffen in de vorm van zes permanente nestkommen (per twee) voor de boerenzwaluw is het aanvragen van een ontheffing niet nodig.

Binnen het plangebied kunnen mogelijk vleermuisverblijven voorkomen in de te slopen gebouwen (clubhuis en woonhuis). Daarnaast is vastgesteld dat vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen in bomen niet voorkomen. Evenmin is er sprake van aantasting van essentieel foerageergebied of vliegroutes. Van een overtreding van de verbodsbepalingen ten aanzien van vleermuizen is alleen mogelijk sprake met betrekking tot hun verblijfplaatsen. Uit het uitgevoerde aanvullend veldonderzoek volgt dat er in de gebouwen bij deelgebied West geen vaste rust- en/of voortplantingsplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. In deelgebied Hofgeest VSV is er in het clubhuis van de
voetbalvereniging één zomerverblijfplaats van één gewone dwergvleermuis aanwezig. De bomenrij langs de Broekeroog is geen onderdeel van een essentiële vliegroute. Wel wordt de bomenrij gebruikt als windscherm door de gewone dwergvleermuis, die achter de bomenrij foerageert. Een ontheffing voor het vernietigen van één zomerverblijfplaats en verstoren van de gewone dwergvleermuis is voor deelgebied Hofgeest VSV noodzakelijk. In dit kader zullen vier tijdelijke vleermuiskasten en vier permanente vleermuiskasten geplaatst moeten worden. De tijdelijke kasten moeten minimaal drie maanden hangen voordat de huidige zomerverblijfplaats ongeschikt gemaakt kan worden. Waarbij alleen de maanden april t/m oktober meetellen.

Er is potentieel leefgebied voor de bunzing en wezel aanwezig. Tijdens het aanvullend natuuronderzoek zijn geen kleine marterachtigen in het plangebied aangetroffen. Geconcludeerd wordt dat het plangebied geen onderdeel uitmaakt van het (essentieel) leefgebied van kleine marterachtigen.

Er kunnen algemene vrijgestelde plant en diersoorten voorkomen in het plangebied. Deze soorten kunnen bij de sloop-, herinrichting en bouwwerkzaamheden verstoord worden, maar er zijn voldoende uitwijkmogelijkheden in de directe omgeving. Vanwege de zorgplicht dient met deze soorten wel rekening gehouden te worden bij de uitvoering van de werkzaamheden, vooral indien sloten gedempt gaan worden. Er is geen vervolgprocedure (nader onderzoek, ontheffingsaanvraag) noodzakelijk voor niet beschermde en vrijgestelde soorten. Wel wordt aanbevolen om een ecologisch werkprotocol op te laten stellen die aangeeft hoe de werkzaamheden verantwoord uitgevoerd kunnen worden.

4.10 Duurzaamheid

Energietransitie en duurzaamheid

De energietransitie betekent de overgang van fossiele brandstoffen zoals gas, kernenergie en steenkolen naar volledig duurzame energie. Duurzame, groene energie kennen we nu al vanuit zon, wind, biomassa en water.

Duurzaamheid en energietransitie zijn continue processen; concrete afspraken zijn gemaakt in het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 en het programma 'Nederland Circulair in 2050'. Dit betekent onder andere in 2030 bijna de helft minder CO2-uitstoot realiseren dan in 1990. Met de plannen kan het kabinet een belangrijk startschot geven voor opschaling van de energietransitie.

Het doel van de energietransitie is om een geheel duurzame energievoorziening te hebben in 2050 in Nederland, die dan voor 100% bestaat uit groene energie. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Energieakkoord. Circulair bouwen is ook een belangrijk onderwerp, zoals geformuleerd in het programma 'Nederland Circulair in 2050'.

De bouwsector neemt 50% van het grondstoffenverbruik in Nederland voor zijn rekening. Veel afval is sloopafval. Om onze leefomgeving duurzaam in te richten is een versnelling van innovaties (circulair en modulair bouwen) binnen de bouwsector nodig. Verbindingen op gebied van duurzame energie & warmte, -mobiliteit, klimaatadaptatie en gebiedsvernieuwing zijn voor deze ontwikkelingen van belang. Aandachtspunt is dat duurzaamheid in een vroeg stadium betrokken wordt bij de planvorming.

Regelgeving

Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie (wet VET) van kracht geworden, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken.

Per 1 januari 2021 moeten alle nieuw te bouwen gebouwen voldoen aan de Bijna Energieneutrale Gebouw eisen (BENG). Daarmee worden strengere eisen gesteld om zo het energiegebruik te verlagen.

Toepassing in het project

Gemeente Velsen en de ontwikkelaars hebben een werkgroep Duurzaamheid op gericht. De werkgroep heeft als doel om gezamenlijk de verschillende duurzaamheidsmaatregelen die genomen kunnen worden met elkaar te onderzoeken.

Uiteindelijk zal er een shortlist worden opgesteld met de gewenste mix aan praktisch toepasbare maatregelen die voor Hofgeest toepasbaar zijn. Duurzaamheid gaat hier verder dan enkel het energetische vraagstuk. Ook wordt gekeken naar maatregelen op het private terrein en de openbare ruimte. De maatregelen worden per thema behandeld. Deze thema's zijn:

  • Klimaatadaptatie
  • Energie
  • Circulaire economie
  • Mobiliteit
  • Biodiversiteit

4.11 Cultuurhistorie

Op grond van de Modernisering Monumentenwet (MoMo) dient in een bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. In Hoofdstuk 2 en het Beeldkwaliteitsplan is ingegaan op de cultuurhistorische waarde van het plangebied. Tevens is in het beeldkwaliteitsplan ingegaan op welke wijze in het stedenbouwkundig plan is omgegaan met deze waarden. Het bouwplan leidt niet tot aantasting van cultuurhistorische waarden.

4.12 Archeologie

In paragraaf 3.5.5 is ingegaan op de Beleidsnota Archeologie Velsen en is aangegeven dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een hoge archeologische verwachting. Ten behoeve van het onderhavige bestemmingsplan is een archeologisch bureauonderzoek (Bijlage 15 Archeologisch bureauonderzoek) en inventariserend veldonderzoek (Bijlage 16 Archeologisch inventariserend booronderzoek) uitgevoerd.

Het plangebied ligt in het voormalige Oer-IJ estuarium, wat van ca. 3500 jaar geleden tot ca. 2000 jaar geleden actief was. Het Oer-IJ was een rivier die destijds in de omgeving van het plangebied in de Noordzee uitmondde. Rond het begin van de jaartelling slibte het estuarium dicht. In de periode dat het Oer-IJ estuarium actief was, maar ook in de periode daarna, werd het gebied bewoond en gebruikt door mensen. In de directe omgeving van onderhavig plangebied is een groot aantal archeologische vindplaatsen aanwezig. Binnen 1 km rond het plangebied zijn met name veel vindplaatsen uit de periode IJzertijd – Romeinse Tijd aanwezig, waaronder resten van twee militaire forten uit de Romeinse Tijd. Daarnaast zijn binnen 1 km rond het plangebied archeologische vindplaatsen aanwezig uit het LaatNeolithicum, Bronstijd, Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Binnen dezelfde straal rond het plangebied bevinden zich twee archeologische rijksmonumenten: een militair fort en een nederzettingsterrein met resten vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de IJzertijd.

Voor de deelgebieden Hofgeest West en Hofgeest VSV geldt een hoge archeologische verwachting voor resten uit de periode Laat-Neolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. Resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd kunnen aanwezig zijn in en direct onder de bouwvoor en zijn daarom mogelijk verstoord. Resten uit de periode Laat-Neolithicum tot en met Vroege Middeleeuwen zijn mogelijk in een latere fase afgedekt onder een pakket zand, klei en/of veen en zijn daarom mogelijk goed geconserveerd.

Binnen het deelgebied Sportvelden is in 2012-2013 een archeologische opgraving uitgevoerd. Uit dit onderzoek bleek dat archeologische resten op twee niveaus aanwezig zijn in de bodem: resten uit de Romeinse Tijd in de top van een laag veraard veen (vanaf ca. 0,5 meter beneden maaiveld) en resten uit de IJzertijd in de top van de afzettingen van het Oer-IJ estuarium. De resten op beide niveaus bestaan uit sporen van off-site activiteiten, zoals akkerbouw, veeteelt en opslag van gewassen. Resten van een nederzetting zijn op deze locatie tijdens het onderzoek in 2012-2013 niet aangetroffen; vermoedelijk bevinden die zich in de directe omgeving van de vindplaats. Voor het deelgebied Sportvelden geldt
daarom een hoge archeologische verwachting.

Uit het inventariserend veldonderzoek volgt dat de relevante niveaus uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd zeer waarschijnlijk verstoord zijn aangezien het maaiveld op de meeste plaatsen verstoord is vanaf 50 tot 80 cm onder het maaiveld, en regelmatig nog iets dieper. In het deelgebied Sportvelden is er iets minder verstoring aanwezig, daar is een lage verwachting mogelijk op archeologie uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd onder de verstoringen van ca. 40 cm diepte. Uit proefsleuvenonderzoek dat in het oostelijk deel van het plangebied is uitgevoerd volgt dat er ook in de top van het veraarde veen op ca. 0,9 m -mv archeologie voorkomen, hoewel de top waarschijnlijk is verspoeld door de klei die is afgezet tijdens de Middeleeuwen.

Resten uit de IJzertijd en Romeinse tijd kunnen verwacht worden onder de humeuze laag in het duinzand op ca. 1,20 m -mv (-mv = beneden maaiveld) in Hofgeest West. In Hofgeest VSV is deze laag mogelijk opgenomen in de bouwvoor aangezien deze hier verwacht zou worden tussen 0,6 en 0,2 m -mv vanwege de lage ligging van het terrein. Archeologische waarden zijn hierdoor mogelijk verstoord geraakt maar zijn mogelijk nog aanwezig onder de bouwvoor. Waarschijnlijk resteren alleen de dieper gelegen sporen nog. Resten vanaf het Laat Neolithicum tot en met de Bronstijd zijn mogelijk aanwezig in de top van het Laagpakket van Wormer op ca 3,2 tot 3,8 m -mv in Hofgeest West, in Hofgeest VSV van 2,8 m -mv tot 3,7 m -mv. en in deelgebied Sportvelden van ca. -1,3 m tot 1,5 m -mv.

Daar waar boven Wormer geen veen meer aanwezig is, zal de top van dit niveau door de zee verspoeld of weggeslagen zijn. De verwachting op archeologie is daar laag. Op plaatsen waar nog veen aanwezig is op dit niveau kunnen archeologische resten eventueel nog intact aanwezig zijn. Dit is echter alleen het geval in deelgebied Sportvelden. Hier geldt een lage tot middelmatige verwachting op archeologie uit het Laat Neolithicum tot en met de Bronstijd. Voor de andere gebieden is een lage verwachting aanwezig.

De gemeente Velsen heeft ingestemd met het het advies is om de archeologische verwachting bij het deelgebied Hofgeest West op archeologie uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd vanaf het maaiveld bij te stellen naar zeer laag gezien de diepe verstoringen. Bij de deelgebieden Hofgeest West en VSV is deze verwachting laag aangezien het hier iets minder diep (ca. 50 cm) verstoord is. Archeologie uit het Laat-Neolithicum tot en met de Bronstijd heeft tevens een zeer lage verwachting in de top van Wormer op ca. 3,2 m -mv. Daar waar een humeuze laag in de top van Wormer aanwezig is, is namelijk geen veen meer aanwezig. Dit geeft aan dat de top van het veen verspoeld is geraakt door de zee. Het is zeer waarschijnlijk dat ook de top van Wormer hierdoor verspoeld is geraakt, en hierdoor is de verwachting uit het Neolithicum eigenlijk nihil, en de verwachting op resten uit de Bronstijd laag. Ook is het maar een zeer dun laagje licht humeus materiaal. Bij een archeologisch niveau is dit normaliter een veel dikker, donker gekleurd pakket. Deze verwachting kan daarom naar laag worden bijgesteld. Daarnaast is een lage verwachting op archeologie uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd daar waar in Hofgeest West een humeuze laag is aangetoond op ca. 1,2 m -mv.

Bij het deelgebied Sportvelden is in het zand geen bodem aangetoond. Ook zijn er geen
andere aanwijzingen voor archeologie. Er is een lage kans op archeologie uit de Late
Middeleeuwen tot Nieuwe Tijd vanaf het maaiveld. Ook is er een lage verwachting op
archeologie uit het Laat-Neolithicum tot en met de Bronstijd in de top van Wormer vanaf ca. 1,3 m -mv aangezien ook hier veelal het veen ontbreekt op Wormer. Daarnaast is een lage
verwachting op archeologie uit de Late IJzertijd en Romeinse tijd in de top van het veen op
ca. 0,9 m -mv.

Gezien de lage kans op archeologie uit zowel de late Middeleeuwen en Nieuwe tijd, die
zeker in Hofgeest West waarschijnlijk afwezig is gezien de diepe verstoringen, en de lage
kans op archeologie in de top van Wormer en, in de top van het veen in deelgebied
Sportvelden, en onder de humeuze laag in Hofgeest West wordt alleen bij grote ingrepen
vervolgonderzoek geadviseerd in de vorm van een proefsleuvenonderzoek of een
begeleiding.

In het onderhavige bestemmingsplan zijn 4 dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' opgenomen op basis waarvan het uit te voeren archeologisch vervolgonderzoek in de vorm van een proefsleuvenonderzoek is geborgd. Uit het proefsleuvenonderzoek volgt of de werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden zonder schade aan te brengen aan archeologische waarden. Zonodig kunnen voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden , gericht op het treffen van maatregelen, zoals archeologievriendelijk bouwen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, het doen van opgravingen of begeleiding van de werken en werkzaamheden door een archeologisch deskundige.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden na afronding van het archeologisch
vooronderzoek toch onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de minister
verplicht (vondstmelding via Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

4.13 Niet gesprongen explosieven

De mogelijke aanwezigheid van explosieven in de ondergrond houdt in Nederland over het
algemeen verband met de Tweede Wereldoorlog. Handelingen die leidden tot niet gesprongen conventionele explosieven in de bodem, betroffen bijvoorbeeld het afwerpen
van munitie, beschietingen vanuit de lucht/vanaf het water/op het land, het neerstorten van
vliegtuigen, gevechten tijdens de begin-, tussen- en eindfase van de Tweede Wereldoorlog, het dumpen van munitie en het verdedigen van gebieden met mijnenvelden en dergelijke.
Indien er bij voorgenomen (graaf)werkzaamheden een redelijk vermoeden bestaat op het
aantreffen van conventionele explosieven (CE) in de (water)bodem dient een vooronderzoek conform de WSCS-OCE uitgevoerd te worden. Dit wordt voorgeschreven door de vereniging voor Explosieven Opsporing (VEO) en is verankerd in de bouwprocesbepalingen in het Arbobesluit en de V&G voorbereidingsfase.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling is op basis van historische gegevens door middel van een quickscan onderzocht of er sprake is van een ‘redelijk vermoeden’ op het aantreffen van conventionele explosieven in de (water)bodem (Bijlage 17 Quickscan niet gesprongen explosieven). Op basis van de geraadpleegde literatuur ontstaat het beeld dat er tijdens de Duitse inval en de navolgende bezettingsjaren lokaal diverse intensieve oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden waarbij mogelijk conventionele explosieven achter zijn gebleven. Niet uit te sluiten valt dat deze handelingen ook plaats hebben gevonden in het onderzoeksgebied. Door de gemeente Velsen is een gemeente-breed onderzoek uitgevoerd naar mogelijk achtergebleven niet gesprongen explosieven. Uit het onderzoek volgt dat er binnen het plangebied 5 gebieden zijn die verdacht zijn op de aanwezigheid van dumpmunitie. Deze gebieden bevinden zich vrijwel hoofdzakelijk binnen het noordelijk plandeel waar geen bodemingrepen zijn voorzien. Eén van de verdachte gebieden ligt deels in het plandeel Hofgeest VSV, nabij het clubgebouw van VSV. Voor deze gronden zal voorafgaand aan ui te voeren bodemingrepen een oppervlaktedetectie worden uitgevoerd. Daarnaast is er binnen het plandeel Hofgeest West één gebied aanwezig dat verdacht is op de aanwezigheid van een vernietigingslocatie. Op deze gronden zijn bodemingrepen voorzien.

Omdat slechts een zeer klein deel van het plangebied waar bodemingrepen zullen plaatsvinden verdacht is op de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven, staat dit aspect de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

4.14 Milieueffectrapportage

In Nederland is het verplicht om de effecten op het milieu volwaardig onderdeel te laten zijn van de voorbereiding en de besluitvorming over ruimtelijke plannen. Daarvoor is in de Wet milieubeheer de methodiek van de milieueffectrapportage (m.e.r.) opgenomen.

Het Besluit m.e.r. en de Wet milieubeheer zijn per 7 juli 2017 gewijzigd. De wijzigingen gelden met terugwerkende kracht vanaf 16 mei 2017. Gemeenten zijn thans verplicht om een expliciet besluit te nemen over het al dan niet opstellen van een milieueffectrapport (Mer).

Uit het natuuronderzoek en stikstofonderzoek, zoals beschreven in paragraaf 4.6 blijkt dat de ontwikkeling naar verwachting geen invloed heeft op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. De voorgenomen ontwikkeling is ook niet direct m.e.r. beoordelingsplichtig op basis van het onderdeel 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Echter, omdat de voorgenomen ontwikkeling wel valt onder de noemer van een 'stedelijk ontwikkelingsproject', is een vormvrije m.e.r.-beoordeling verplicht. De vormvrije m.e.r.-beoordeling is in feite een beknopte opsomming van de beoordeling van de ontwikkeling op verschillende milieuaspecten. In dit kader is een aanmeldnotitie m.e.r. opgesteld (Bijlage 18 Aanmeldingsnotitie m.e.r.). Hieruit volgt dat de kenmerken van de activiteit en de mogelijke gevolgen voor het milieu geen aanleiding geven voor het opstellen van een milieueffectrapportage.

Hoofdstuk 5 Waterparagraaf

Op grond van het Bro (Besluit ruimtelijke ordening) dient in de toelichting afzonderlijk te worden aangegeven wat de gevolgen voor het plan zijn voor de waterhuishouding.

In het rapport van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw is geconcludeerd dat Nederland zijn waterhuishouding niet op orde heeft. Water dient in de toekomst een mede-ordenend principe te worden. In het bestemmingsplan dient daarom aandacht besteed te worden aan water. Recent is er een Nationaal waterakkoord gesloten tussen het Rijk, gemeenten, waterschappen en provincies, waarin opgenomen is hoe de partijen met water wensen om te gaan. De opgave is te zorgen voor veiligheid en te beschikken over voldoende mogelijkheden voor waterberging ter voorkoming van waterlast, watertekort en het verslechteren van de waterkwaliteit. De watertoets is ingevoerd om te kijken in hoeverre hier aan voldaan wordt. Ten behoeve van dit bestemmingsplan is een watertoets opgesteld (Bijlage 19 Watertoets).

5.1 Waterbeheer

Voor de planperiode 2016-2021 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn 'veiligheid tegen overstromingen', 'voldoende water' en 'schoon en gezond water'. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn en blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.

Keur en Uitvoeringsregels

Het beleid voor de waterhuishoudkundige inrichting in nieuw stedelijk gebied is vastgelegd in de Keur (2020) en aanvullende beleidsnota's. Het algemene uitgangspunt in het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland is, ten aanzien van het waterbeheer, dat er geen afwenteling op de omgeving mag plaats vinden. Voor de waterkwantiteit wordt de bekende trits 'vasthouden - bergen - afvoeren' gehanteerd. Voor de watercompensatie kan worden gesteld dat deze moet voldoen aan de eisen van het hoogheemraadschap. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de referentiesituatie in het gehele plangebied waarbij reeds een deel verhard aanwezig was (wegen, bestratingen, daken). Voor waterkwaliteit geldt 'schoonhouden - scheiden - schoonmaken'. In de Uitvoeringsregels die bij de Keur horen, is dit nader uitgewerkt. De uitvoeringsregels bevatten een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel.

Concreet hanteert het Hoogheemraadschap van Rijnland de volgende uitgangspunten:

  • Bij nieuw te ontwikkelen gebieden dient zo veel als mogelijk afgekoppeld te worden;
  • Verharding die niet aangesloten is op de RWA, langs bermpassage laten afwateren;
  • Bij inrichten nieuw oppervlaktewater dienen zo veel mogelijk natuurlijke oevers toegepast te worden;
  • Wanneer mogelijk, plaatselijk bergen van hemelwater in openbare ruimte of op perceel;
  • Infiltratie wordt alleen mogelijk geacht indien de doorlatendheid groter is dan 0,1 mm/dag en grondwaterstand lager dan 0,7 m beneden maaiveld. Hierbij gaat HHvR (ter indicatie) er van uit dat tenminste een grondwaterstand van 2 m beneden maaiveld aanwezig moet zijn om volledige infiltratie zonder problemen in de omgeving te laten plaatsvinden. Daar kunnen infiltratievoorzieningen de mogelijkheid bieden om versnelde afvoer van hemelwater tegen te gaan. Dit staat los van krattensystemen en ondiepe bodeminfiltratie;
  • Het dempen van water is slechts toegestaan als 100% gecompenseerd wordt in het hetzelfde peilgebied (dempen is graven);
  • Aan te leggen oppervlaktewater als compensatie voor de toename van verhard oppervlak dient (zoveel mogelijk) in hetzelfde peilgebied te worden gerealiseerd;
  • Als eerste richtlijn voor watercompensatie geldt dat 'geen afwenteling' mag plaatsvinden naar de omgeving en dat geen verslechtering optreedt van het watersysteem. Een eerste rekenregel die door het Hoogheemraadschap wordt gehanteerd is dat 15% van de toename van het oppervlak aan verharding ten opzichte van de referentiesituatie als wateroppervlak gegraven moet worden. De toename aan verharding dient als 'functioneel' open water gerealiseerd te worden. Compensatie dient gerealiseerd te zijn voordat toename van verharding plaatsvindt.

5.2 Watersysteem

In alle deelgebieden zijn een aantal watergangen met kunstwerken aanwezig. Voor de deelgebieden Hofgeest West en Hofgeest VSV geldt dat de (grond)waterstand in het gebied niet kunstmatig wordt beheerd en watergangen wateren af onder vrij verval van Noordwestelijke naar Zuidoostelijke richting. In voornamelijk de natte periodes zullen deze watergangen fungeren als doorstromende/mee fungerende watergangen, als gevolg van het zanderige bodemkarakter (uitlopers jonge duinen).

Voor beide deelgebieden geldt dat er geen bovenstroomse instroom van water de gebieden in is. Aan de westkant van de Broekeroog is een (zeer ondiepe) greppel gelegen welke alleen water afvoert van de Broekeroog of ten tijde van hevige regenval en hoge grondwaterstanden. Aan de oostkant van de Broekeroog is tevens een greppel gelegen, waarvoor geldt dat aan de noordelijke kant de greppel gelijk ligt met het maaiveld (gedempt). Aan de zuidelijke kant is wel constant water aanwezig en komt ook water bijeen dat uit de watergang die aan de oost- en zuidkant van deelgebied Hofgeest VSV is gelegen. Dit water wordt door een duiker onder de Hofgeesterweg door afgevoerd in zuidelijke richting langs de rugby/tennisvelden richting het primaire water in het deelgebied van de nieuwe sportvelden. De primaire watergang is gereguleerd op NAP -0,72m. De primaire watergang doorkruist het deelgebied van de sportvelden van oost naar west. De overige watergangen rondom het deelgebied zijn overige (secundaire) watergangen.

Het bestaande watersysteem blijft gehandhaafd. De ontwikkelingen in alle deelgebieden worden ingepast in het bestaande watersysteem. De deelgebieden Hofgeest West en Hofgeest VSV blijven ongereguleerde watersysteem gebieden waarbinnen een vrij verval van water geldt. De afwatering van beide deelgebieden zal via de watergang langs de huidige rugbyvelden richting de primaire watergang gaan, welke wel een gereguleerd peil kent van NAP -0,72m. Voor de sportvelden geldt dat deze ingepast wordt binnen het watersysteem met peil NAP -0,72m.

5.3 Waterkwantiteit

Door toename van verhard oppervlak wordt het regenwater sneller afgevoerd, waardoor de werking van het ontvangende oppervlaktewatersysteem negatief wordt beïnvloed met snellere en hogere peilstijgingen en afvoer. Om een goed functionerend watersysteem te garanderen en te behouden is er een compensatieplicht voor de toename van het verhard oppervlak vanuit het Hoogheemraadschap van Rijnland.

De compensatie van de toename van verharding is afhankelijk van o.a. de toelaatbare peilstijging, de afvoercapaciteit en het rioolstelsel. Waar mogelijk en wenselijk verbetering van de waterhuishouding in samenwerking met het hoogheemraadschap door realisatie van extra waterberging (evt. in combinatie met natuur, openbaar groen of recreatie). Voor het gehele plangebied is een oppervlakteanalyse van de huidige en toekomstige situatie uitgevoerd. Hieronder zijn de conclusies voor de drie deelgebieden weergegeven. Hierbij wordt opgemerkt dat in overleg met Rijnland de ligging en contouren van het wateroppervlak nader worden uitgewerkt.

Hofgeest West

Om het nieuwe woningbouwprogramma uit te kunnen voeren dient er in het deelgebied Hofgeest West een bestaande watergang te worden gedempt (126 m2). Conform de beleidsregel “Dempen is graven” wordt dit water één op één hergraven in het plan. De watercompensatie hiervoor wordt binnen het deelgebied gecompenseerd. Voor de verhardingstoename van deelgebied Hofgeest West dient 15% aan water te worden gecompenseerd, te weten 3.175 m2 water. Na de benodigde watercompensatie wordt er 1.046 m2 water meer gegraven in deelgebied Hofgeest West dan is vereist.

Hofgeest VSV

Voor het woningbouwprogramma in het deelgebied Hofgeest VSV hoeven geen volledige watergangen gedempt te worden. Er worden alleen een aantal kleine stukjes watergang gedempt en weer teruggegraven ten behoeve van toegangswegen naar woonpercelen (dammen met duikers).

Voor de verhardingstoename van deelgebied Hofgeest VSV dient ook 15% aan water te worden gecompenseerd, te weten 2.011 m2 water. De watercompensatie zal deels in dit deelgebied en deels in het deelgebied van de sportvelden worden gerealiseerd. Dit deelgebied is benedenstrooms gelegen en valt binnen het totale plangebied. Met Rijnland is dit reeds in overleg d.d. 5 november 2018 besproken en geaccordeerd. Na de benodigde watercompensatie wordt er 120 m2 water meer gegraven in deelgebied Hofgeest VSV dan is vereist.

Sportvelden

Voor het maken van de sportvelden, bijbehorende bebouwing en wegen en parkeerplaatsen in het deelgebied Sportvelden dient een watergang gedempt te worden (456 m2). Conform de beleidsregel “Dempen is graven” wordt dit water één op één hergraven in het plan. De watercompensatie hiervoor wordt binnen het deelgebied gecompenseerd. Voor de verhardingstoename van deelgebied Sportvelden dient ook 15% aan water te worden gecompenseerd, te weten 1.066 m2 water. Dit vindt plaats binnen het deelgebied Sportvelden. Na de benodigde watercompensatie wordt er 18 m2 water meer gegraven in deelgebied Sportvelden dan is vereist.

Accoladeprofielen

In verband met het feit dat het gebied van deelgebieden West en VSV een vrije afwatering kent (geen peilregulatie) is het niet wenselijk een standaard watergang conform Keur binnen de deelgebieden aan te leggen. Wanneer dit wel zou worden gedaan betekent dit dat veelal geen water in de volledige stroomprofiel van de watergang aanwezig is. Om toch mogelijkheden voor afwatering en waterinfiltratie in het ontwerp mee te nemen zijn er zogeheten "Accoladeprofielen" ontworpen. Deze (principe)profielen zijn klimaatadaptief ontworpen, zorgen ervoor dat water vertragend af wordt gevoerd en kunnen tevens water vasthouden en bergen bij verschillende neerslag hoeveelheden. Het profiel kenmerkt zich door een smalle bodem en een traptrede naar een breder profiel. Hierdoor zal bij lage neerslaghoeveelheden het water door het smalle profiel te allen tijde kunnen afwateren en infiltreren. Bij grote neerslaghoeveelheden zal het brede profiel additioneel zorgen voor afwatering en meer berging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0010.png"

Afbeelding 5.1: Overzicht oppervlaktes verhard, onverhard en water

5.4 Grondwater

Grondwateroverlast dient te worden voorkomen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient (middels een grondwaterstandberekening) te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de grondwaternorm en dat in omliggende, bestaande wijken de grondwaterstand niet verslechtert. De grondwaternorm voor nieuw te realiseren bouwlocaties is vastgesteld en luidt: “Daar waar zonder kruipruimte gebouwd wordt mag de grondwaterstand niet vaker dan gemiddeld eens per twee jaar, niet langer dan 5 dagen achtereen minder dan 0,5 meter onder het maaiveld staan”. Waar met kruipruimtes wordt gebouwd geldt een norm van 0,9 meter.

Het water in de deelgebieden West en VSV stroomt richting het zuidwesten. De stijghoogte ter hoogte van het plangebied ligt tussen de NAP -3,00 m en NAP -3,25 m. Het ondiepe grondwater wordt beïnvloed door het aanwezige oppervlaktewaterpeil en de ontwateringsmiddelen. De stijghoogte onder de deklaag ligt lager dan het oppervlakte waterpeil.

Om een beter beeld te krijgen van de daadwerkelijke grondwaterstanden worden er verschillende peilbuizen in de deelgebieden West en VSV geplaatst en gedurende de komende droge en natte periode gemonitord. Op basis hiervan kan ook een nauwkeuriger beeld worden gemaakt van de huidige grondwaterstanden en is het ook mogelijk om de toekomstige accoladeprofiel watergangen te dimensioneren (bouwrijpmaak advies).

5.5 Riolering

Momenteel bevindt zich op een klein deel van deelgebied Hofgeest West bebouwing welke is aangesloten op het vrij verval riool aan de zuidzijde van de Hofgeesterweg. Voor de kantine van VSV geldt dat deze is aangesloten op de pomp voor de persleiding in het noordoosten van het deelgebied VSV. Daarnaast is in de Broekeroog, naast de watergang in deelgebied VSV een persleiding van de gemeente Velsen aanwezig welke het bovenstroomse afvalwater verbindt met de wijk ten zuiden van deelgebieden Hofgeest West en Hofgeest VSV. Dwars door het deelgebied VSV is een persleiding gelegen. Deze heeft geen aansluitingen in het plangebied en is een doorvoerende persleiding. In de toekomstige situatie wordt met de ligging en diepteligging rekening gehouden.

Uitgangspunt is de aanleg van een gescheiden stelsel. Hierbij heeft het de voorkeur om zo min mogelijk verhard oppervlak op een hemelwaterafvoerstelsel (HWA-stelsel) aan te sluiten. Daarbij geldt tevens het beleid dat “Water verwerken waar het valt” en dat bui 8 (20mm) daarbij dient te worden verwerkt op eigen terrein. Daar waar mogelijk dient hemelwater middels infiltratiekratten en/ of DT-riolering op open water (accolade profiel) te worden aangesloten.

Het vuilwaterafvoerstelsel (VWA-stelsel) dient aangesloten te worden op het bestaande VWA-stelsel in de wijk ten zuiden van deelgebied Hofgeest West. In deze wijk is een vrij verval riool stelsel aanwezig
van de gemeente Velsen.

Voor de berekening van de nieuwe afvalwaterproductie wordt rekening gehouden met 3 inwoners per woning en met een productie 15 l/i.e./h. Voor Hofgeest West (242 woningen) bedraagt de afvalwaterproductie 10.9 m³/uur in de toekomstige situatie. Voor Hofgeest VSV (138 woningen) bedraagt de afvalwaterproductie 6.2 m³/uur in de toekomstige situatie.

In het op te stellen rioleringsplan dient nader te worden bekeken wat de mogelijkheden zijn voor de aansluitingen van de verschillende deelgebieden op het VWA-stelsel.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Achtergrond

De ontwikkeling van Hofgeest tot nieuw woongebied is één van de grote woningbouwopgaven van de gemeente Velsen, die al lange tijd op de agenda staat. De wens hiervoor is opgenomen in de voorgaande en huidige structuurvisie. Het ruimtelijk-functioneel kader voor de gewenste ontwikkeling stelde de raad vast met het Ontwerp-Ontwikkelingsplan Grote Buitendijk / Hofgeest” (2011). De raad besloot vervolgens in 2014 het gebied Grote Buitendijk voorlopig niet te ontwikkelen. Voor het gebied Hofgeest zijn randvoorwaarden vastgesteld waarmee de planontwikkeling op initiatief van de markt wél mogelijk bleef. De rol van de gemeente verschoof daarbij van een actieve naar een faciliterende.

De ontwikkelende partijen BPD Ontwikkeling B.V. en Holleman Santpoort Bouwgroep B.V., respectievelijk de plandelen Hofgeest VSV en Hofgeest West, namen het initiatief om samen met de gemeente te komen tot een integrale ontwikkeling van Hofgeest. In 2017 sloot de gemeente met deze ontwikkelaars daartoe een intentieovereenkomst. Centraal hierin stond het uitvoeren van een haalbaarheidsanalyse. De gemeentelijke beleidskaders en randvoorwaarden zijn daarvoor leidend. De analyse omvatte het in samenhang onderzoeken van de stedenbouwkundige, ruimtelijke, planologische, maatschappelijke, cultuurhistorische, alsmede financieel-economische haalbaarheid van het project Hofgeest. Het resultaat is een deeluitwerking van het ontwerp-ontwikkelplan naar een stedenbouwkundig plan.

Het stedenbouwkundig plan is op 27 juni 2019 door de gemeenteraad van de gemeente Velsen vastgesteld. Hierbij zijn twee moties aangenomen. In de eerste aangenomen motie is verzocht om een onderzoek te starten naar mogelijke alternatieve ontslutingswegen naar het parkeerterrein van de sportvelden. In de tweede aangenomen motie is verzocht om te onderzoeken of rugbyclub The Smugglers mee kan verhuizen naar het nieuwe sportcomplex en te onderzoeken of het huidige terrein van The Smugglers gebruikt kan worden voor woningbouw met extra aandacht voor potentiële jongerenwoningen. Naar aanleiding van deze moties is het stedenbouwkundig plan aangepast. In paragraaf 6.3 is hier nader op ingegaan.

6.2 Stedenbouwkundig plan

De rijke historie van Velserbroek en de Hofgeest kent in de hogere en drogere Hofgeest een ander verloop dan in de van oorsprong natte en moeras-achtige Velserbroek. In het plangebied is vooral de Hofgeest een opeenstapeling van cultuurlagen, terwijl in de Velserbroek vooral grootschalige veranderingen in relatief korte perioden de huidige situatie bepalen. Een voorbeeld van dit verschil is de inpoldering van de Velserbroek en de opzet van de gelijknamige wijk. In de Hofgeest is eerder sprake van een continue, haast organisch
proces van kleinere veranderingen en het zich steeds opnieuw aanpassen aan de ontwikkelingen. Het gevaar hiervan is dat de Hofgeest verrommelt en het karakteristieke van het gebied verdwijnt onder lagen van algemene randontwikkelingen van een dorp (loodsen,
sportvelden, gemeentewerven etc.) De kwaliteit van dit gebied zal gebaat zijn bij een duidelijke begrenzing van de stedelijke ontwikkelingen, waarbij ook de open ruimte een
duidelijke functie krijgt.

Deze gewenste begrenzing krijgt vorm door boerderij-erven. Deze erven vormen daarnaast de overgang van landschap naar bebouwd gebied. Het landschap wordt op vier plekken met ruime groenzones de nieuwe buurt ingetrokken. Dit groen staat in verbinding met de weides rondom de nieuwe erven. Wandelroutes door dit gebied verbinden de nieuwe buurt met het landschap eromheen en geven het betekenis waarmee de openheid van dit gebied gewaarborgd wordt. Langs de Hofgeesterweg komt, in aansluiting op de bestaande losse,
verspreide bebouwing aan deze weg, een soortgelijke bebouwingskorrel. Het historische
karakter van de weg wordt benadrukt door het (gedeeltelijk) terugbrengen van de
oorspronkelijke profilering en beplanting. In het midden van het plangebied komen zes
woonblokken, die van elkaar gescheiden worden door ruime straatprofielen in combinatie
met eerder genoemde groenzones. De woonblokken omzomen parkeerhoven waar het
grootste aandeel van de geparkeerde auto’s uit het zicht zullen staan. De openbare ruimte in het plan wordt gekenmerkt door de ruime aanwezigheid van groen. Hier zijn ook de speelplekken gesitueerd, al dan niet in combinatie met een wadi.

Het ontwerp-ontwikkelingsplan ging oorspronkelijk in totaal uit van 306 woningen waarvan
224 woningen in Hofgeest. In het onderhavige stedenbouwkundig plan zijn in totaal 380
woningen opgenomen waarvan 242 in het deelgebied Hofgeest West en 138 in Hofgeest
VSV. De in het ontwerp-ontwikkelingsplan opgenomen bedrijvenzone is nu met woningbouw en groen ingevuld. Daarnaast zijn de plangrenzen iets verruimd. Door efficiënt gebruik te
maken van de beschikbare ruimte zijn meer woningen ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0011.png"

Afbeelding 6.1 Schetsontwerp stedenbouwkundig plan (Mulleners + Mulleners architecten)

Het woningbouwprogramma bestaat uit rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen, vrijstaande woningen en kleinschalige appartementengebouwen. Alle types bestaan maximaal uit twee lagen met een kap. Met dit gedifferentiëerde woningbouwprogramma kunnen verschillende woningbehoeftes bediend worden. In het onderhavige bestemmingsplan zijn de woningtypes niet vastgelegd zodat, binnen de kaders van dit bestemmingsplan, zonodig kan worden ingespeeld op de actuele woningbehoefte door het programma aan te passen. De volgende verdeling is echter vastgelegd:

  • Hofgeest West: 30% sociale huur en 70% vrije sector koop (of huur);
  • Hofgeest VSV: 10% sociale huur, 20% markthuur en 70% vrije sector koop (of huur).

Het deelgebied West voldoet hiermee aan het nu geldende woonbeleid voor Velserbroek. Dit deelgebied is relatief eenvoudig te realiseren en heeft met 242 woningen een aanzienlijk hoger bouwvolume ten opzichte van Hofgeest VSV. Het deelgebied VSV voldoet aan het woonbeleid dat ten tijde van het sluiten van de intentieovereenkomst gold. Dit deelgebied kent een complexere opgave (verplaatsen sportcomplex en geluidsproblematiek snelweg) en met 138 woningen minder bouwmogelijkheden. Daardoor zijn de financiële mogelijkheden beperkt. In absolute aantallen zijn van de beoogde 380 woningen in Hofgeest er circa 86 sociale huurwoningen voorzien (23% gemiddeld).

De woningen worden in een samenhangende stijl ontworpen. De nieuwe buurt sluit aan in volume bij de vormgeving van de woningen in de buurt (overstekken, zadeldakken) maar passen ook in de landelijke omgeving.

De openbare ruimte in het plan kenmerkt zich door de ruime aanwezigheid van groen. Hier zijn ook de speelplekken gesitueerd, al dan niet in combinatie met een waterberging/infiltratielocatie. Te planten bomen zijn inheems en streekeigen. De speelelementen in de groene, parkachtige zones tussen de woonblokken worden gekenmerkt door een natuurlijk karakter en zullen eerder bestaan uit speelaanleidingen dan uit speeltoestellen. De bestrating van de wegen en de voetpaden zal bijdragen aan de beeldkwaliteit van de wijk.

6.3 Sportcomplex

Met deze ontwikkeling kan het sportcomplex van zowel voetbalvereniging VSV als rugbyvereniging The Smugglers aan de Broekeroog uitgeplaatst worden naar een locatie tussen de Oostlaan en de A22, de Buitendijk. Hier wordt het complex ingepast in het open, lager gelegen landschap. De openheid van dit gebied is een belangrijke kenmerk waar met de komst van de sportvelden rekening mee wordt gehouden. Aan de zijde van de Oostlaan wordt de waterloop verbreed en wordt rietbegroeiing aangebracht. Er wordt hier geen beplanting toegepast.

De verkaveling heeft een sterke oost-westrichting. Deze richting wordt versterkt met bomenrijen met heesterbeplanting. Aan de zijde van de A22 wordt het terrein aangeplant met gebiedseigen heesterbeplanting.

De nieuwe locatie van het nieuwe sportcomplex met bijbehorend parkeerterrein komt
overeen met de principes uit het ontwerp-ontwikkelingsplan. Het nieuwe complex van voetbalvereniging VSV bestaat uit twee natuurgrasvelden en twee hybridevelden. Ook is ruimte voorzien voor een guppenveld, clubgebouw, fietsenstalling en enkele invalide parkeerplekken.

Ten opzichte van het vastgestelde stedenbouwkundig plan is naar aanleiding van de aangenomen moties de rugbyclub opgenomen in het nieuwe sportcomplex. Tevens is het parkeerterrein verplaatst. De ontsluiting van het parkeerterrein van het nieuwe sportcomplex is voorzien via een nieuwe weg over het huidige terrein van de rugbyclub. Deze nieuw te maken ontsluitingsweg zal worden opgenomen in een separaat bestemmingsplan waarin de woningbouw op het huidige terrein van de rugbyclub zal worden mogelijk gemaakt. Op dit moment is namelijk nog niet duidelijk hoe het woningbouwplan hier zal worden vormgegeven en waar de ontsluitingsweg precies kan komen te liggen. In de tijdelijke situatie zal de ontsluiting van het nieuwe sportcomplex via de Oostlaan plaatsvinden.

6.4 Landschappelijke inpassing en beeldkwaliteit

In het Beeldkwaliteitsplan Hofgeest Velserbroek is door Mulleners + Mulleners architecten de inpassing in de omgeving en ruimtelijke kwaliteit van het plan beschreven (Bijlage 20 Beeldkwaliteitsplan). De Hofgeest vormt een nieuwe rand van Velserbroek. Deze nieuwe rand past in de landelijke omgeving. Enerzijds wordt dit gewaarborgd door de al eerder genoemde 'verdunning' van de bebouwing en de groene zones in de wijk die het landschap 'de wijk intrekt'. Aan de andere kant volg dit door het beoogde uiterlijk van de gebouwen. De woningen worden in een samenhangende stijl ontworpen. De nieuwe buurt sluit in volume aan bij de vormgeving van de woningen in de buurt (overstekken, zadeldaken), maar passen ook in de landelijke omgeving door een aantrekkelijke ingetogenheid. De stijl kenmerkt zich door een spel van opgemetselde topgevels in combinatie met ruime overstekken. De daken kenmerken zich door een redelijk steile kap. Het kappenlandschap is levendig door verspringende goten (verschillende gootdetaillering en verschillende bouwhoogtes), kapverdraaiingen en dakkappellen. De kleuren van de gevels, daken en raam- en deurhout zijn ingetogen, passend in de omgeving en samenhangend zonder zich af te zetten tegen het bestaande.

De erfafscheidingen bestaan voornamelijk uit brede hagen in de voor- en zijtuinen. De eerder genoemde 'boerenerven' zullen een erfbeplanting krijgen, passend bij een boerderijerf. Erfafscheidingen zijn in alle gevallen erfafscheidingen met een groen karakter. De beoogde sfeer kan het best worden omschreven als groen, landelijk, ingetogen, verfijnd en wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid in een bescheiden palet van kleuren.

In het stedenbouwkundig ontwerp zijn drie zones te herkennen met ieder hun eigen stedenbouwkundige kenmerken: het volume van de gebouwen, de positionering ervan, en de erfafscheidingen die het perceel scheiden van de openbare ruimte. Hieronder is een beschrijving gegeven van de beeldkwaliteit in de deelgebieden 'De Kern', 'De Randen' en 'De Erven'. In het beeldkwaliteitplan is een meer uitgebreide beschrijving gegeven met referentiebeelden en spelregels voor o.a. erfafscheidingen en bergingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0453.BP1310HOFGEESTVEL1-R001_0012.png"

Afbeelding 6.2: Deelgebieden

De Kern

De kern van de Hofgeest is opgebouwd uit enkele vrijstaande woningen gecombineerd met twee-onder-één-kapwoningen, rijwoningen en kleinschalige appartementengebouwen. Deze laatste krijgen hetzelfde volume als rijwoningen, namelijk twee lagen met een kap. Voor de rijwoningen en de appartementengebouwen is de indeling van de straatgevelwand van belang. Rijtjes mogen geen grote lengtes krijgen. Kleurgebruik en inzetten van kopgevels worden ingezet om dit te voorkomen.

De maximale hoogte van de nokken in het plan is gesteld op 12 meter. Deze hoogte biedt de mogelijkheid tot relatief steile kappen (minimaal 45°). Dit komt de esthetiek van het kappenlandschap ten goede. In de Kern bestaat het beoogde beeld uit een spel waarbij de goothoogte van maximaal 7 meter af en toe wordt afgewisseld met lagere goten en heel incidenteel een individueel gebouw met een hogere goothoogte.

De Randen

De Randen van de Hofgeest is opgebouwd uit vrijstaande woningen gecombineerd met twee-onder-één-kapwoningen. De sfeer van de randen moet groen zijn, dat betekent dat er tussen de verschillende gebouwen tuinen zichtbaar moeten zijn. Aan de Hofgeesterweg varieert de voorkant van de woningen - soms is de entreezijde aan de Hofgeesterweg en soms aan de zijde van nieuwe buurt. Wanneer achtertuinen grenzen aan de Hofgeesterweg is het van belang dat de achtertuinen worden 'bekleed' met robuust groen, grenzend aan de openbare weg.

De maximale hoogte van de nokken in het plan is gesteld op 12 meter. Deze hoogte biedt de mogelijkheid tot relatief steile kappen (minimaal 45°). De maximale hoogte wordt zeer beperkt toegepast. De goothoogte in dit gedeelte van het plan is gesteld op maximaal 7 meter, ook deze maximum hoogte wordt zeer beperkt toegepast. In De Randen bestaat het beoogde beeld uit een spel waarbij de maximale goothoogte van 7 meter wordt afgewisseld met veel vaker voorkomende lagere goten.

De Erven

De Erven van de Hofgeest is opgebouwd uit vrijstaande woningen of twee-onder-één-kapwoningen gecombineerd met één of twee bijzondere rijtjes (in één uitzondering zijn er appartementen, vormgegeven als rijwoningen, op het één na meest oostelijke erf). Deze gebouwen kennen hierarchie. Er is een duidelijk hoofdgebouw met een aantal bijgebouwen / 'schuren'. Deze bijgebouwen ogen niet alleen lager, maar er worden ook andere materialen voor gebruikt, zoals hout, zink etc. De sfeer van de randen van deze erven moet groen zijn, naar het landschap toe heeft het erf een bufferzone van robuust groen; bomen en struiken van inheemse soorten.

Het hoofdgebouw heeft een maximale nokhoogte van 12 meter. Deze hoogte biedt de mogelijkheid tot relatief steile kappen (minimaal 45°). Deze maximale hoogte wordt beperkt toegepast. De goothoogte in dit gedeelte van het plan is gesteld op 6 meter. Dit geldt ook voor de appartementen. In De Erven bestaat het beoogde beeld uit een spel waarbij de goothoogte van 6 meter veel wordt afgewisseld met lagere goten. De maximale hoogte voor de goot wordt met name gebruikt voor het hoofdhuis.

6.5 Bestaande woonpercelen

Zoals in paragraaf 1.2 is aangegeven voorziet dit bestemmingsplan voor de bestaande woonpercelen binnen het plangebied in een actueel planologisch kader. Het betreft de percelen aan de Hofgeesterweg 9 en 16 tot en met 24a, Oostlaan 1, Hillegrondswegje 16 en Rijksweg 259. Voor deze percelen is een woon- en tuinbestemming opgenomen waarmee het huidige gebruik en de aanwezige bebouwing is vastgelegd.

Hoofdstuk 7 Juridisch bestuurlijke aspecten

7.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke ontwikkeling juridisch is vertaald.

Het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van deze gronden, regels omtrent de toegelaten bebouwing en regelingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en geeft uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de systematiek en leeswijzer bij de verbeelding en regels en de handhaafbaarheid.

7.2 Planopzet en systematiek

In het voorliggende bestemmingsplan is de hoofdstructuur van de openbare ruimte vastgelegd met de bestemmingen Groen, Verkeer en Water. Voor de gronden die conserverend in dit bestemmingsplan zijn opgenomen is een gedetailleerde systematiek toegepast waarbij voor de woonpercelen in de woonbestemming een bouwvlak is opgenomen voor het hoofdgebouw en aan het voorerf een tuinbestemming is toegekend.

Voor de te ontwikkelen gronden waar woningbouw is voorzien zijn conform de deelgebieden in het stedenbouwkundig plan, drie verschillende woonbestemmingen opgenomen (Wonen - 1, Wonen - 2 en Wonen - 3). Er is sprake van globale eindbestemmingen waarbij nog enige ruimte is om voor wijzigingen in het stedenbouwkundig plan. Hierbij kan gedacht worden aan beperkte wijzigingen in de situering van woningen en wijziging van woningtypes. Met de figuur 'gevellijn' is de oriëntatie van de woningen in de deelgebieden bepaald.

Binnen de bestemming Sport is een vrij gedetailleerde systematiek toegepast waarbij gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak.

Door de keuze voor deze planvorm wordt voldoende rechtszekerheid geboden voor de omgeving maar is er wel nog enige flexibiliteit mogelijk in de verkaveling.

7.3 Inleidende bepalingen

Wijze van meten

In de regels en op de verbeelding zijn maximale goot- en/of bouwhoogtes zijn opgenomen. Indien er alleen sprake is van een bouwhoogte, dan mag de maximale bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding of in de regels staat opgenomen. Er kan hierbij zowel sprake zijn van een platte afdekking als van een andere kapvorm mits de kap niet hoger is dan de aangegeven maximale bouwhoogte.

Binnen de woonbestemmingen is een maximale goot- en bouwhoogte opgenomen. In het beeldkwaliteitsplan is voor de woningen vastgelegd dat platte daken op hoofdgebouwen niet zijn toegestaan en alleen een zadel-, schild- en mansardekap is toegestaan. De maximale bouwhoogte is te beschouwen als de nokhoogte. De kap bestaat uit hellende dakvlakken, waarbij de goot niet hoger is dan de maximale goothoogte. Een dakvlak zal hierbij in zijn geheel onder dezelfde hellingshoek vallen. De beide dakvlakken treffen elkaar in de nok, welke maximaal op de maximaal toegestane bouwhoogte is gelegen. Er dient dus sprake te zijn van een daadwerkelijke nok met evenwijdige dakvlakken.

Er kan voor andere gebouwen dan woningen ook sprake zijn van een platte afdekking, maar dan is er sprake van een boeibordhoogte. Deze platte afdekking mag dan niet hoger zijn dan de maximaal toegelaten goothoogte.

Indien in de regels een goothoogte en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding een andere goot- en bouwhoogte is opgenomen, dan gelden de op de verbeelding opgenomen hoogtes. Indien in de regels een goot- en bouwhoogte is opgenomen maar op de verbeelding alleen een bouwhoogte en geen goothoogte is opgenomen, dan is er sprake van alleen een bouwhoogte.

7.4 Bestemmingsbepalingen

Artikel 3: Agrarisch
De gronden die agrarisch in gebruik blijven zijn bestemd als 'Agrarisch'. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

Artikel 4: Groen
De hoofdgroenstructuur is als 'Groen' bestemd. Binnen deze bestemming zijn ook fiets- en voetpaden, in-/uitritten en waterlopen toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn niet toegestaan met uitzondering van speeltoestellen en straatmeubilair.

Binnen de bestemming is voor een locatie aan de Hofgeesterweg een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om maximaal 2 woningen toe te staan, onder de voorwaarde dat door middel van geuronderzoek naar de activiteiten op het perceel Hofgeesterweg 63 is aangetoond dat ter plaatse van de te realiseren woningen sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Artikel 5: Sport
Voor de gronden van het nieuwe sportcomplex is de bestemming 'Sport' opgenomen. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

Artikel 6: Tuin
De voorerven van bestaande woningen hebben de bestemming Tuin. Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en erkers worden gebouwd.

Artikel 7: Verkeer
De hoofdverkeerstructuur in het plangebied is als 'Verkeer' bestemd. Met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet binnen deze bestemming worden gebouwd.

Binnen de bestemming is een afwijkingsbepaling opgenomen op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders omgevingsvergunning kunnen verlenen om gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' in gebruik te kunnen nemen als tuinen bij de aan de bestemming grenzende woonpercelen. Deze mogelijkheid kan uitsluitend worden toegepast ten behoeve van de uitwerking van het stedenbouwkundig plan en voorafgaand aan de verlening van een omgevingsvergunning voor de woningbouw op de gronden grenzend aan de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren'. De maximale overschrijding van de bestemmingsgrens mag niet meer bedragen dan 6,5 meter en er moet worden voldaan aan de eis van voldoende parkeergelegenheid en de aanleg en instandhouding van een ontsluitingsweg met aan minimaal één zijde haakse parkeerplaatsen.

Artikel 8: Water
Het bestaande en te graven water ter plaatse van het nieuwe sportcomplex is bestemd als 'Water'. Met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet binnen deze bestemming worden gebouwd.

Artikel 9: Wonen
Voor de bestaande woningen is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De maximum goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 4 meter en 9 meter danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen. Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het aantal bestaande woningen ten tijde van het de vaststelling van dit bestemmingsplan. De bestemmingsregels voorzien tevens in een regeling voor aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast.

Artikel 10: Wonen - 1
Voor het deelgebied De Randen is de bestemming Wonen - 1 opgenomen. Binnen deze bestemming zijn vrijstaande woningen gecombineerd met twee-onder-één-kapwoningen. De maximale goothoogte bedraagt 7 meter, de maximale bouwhoogte 12 meter. De bestemmingsregels voorzien tevens in een regeling voor aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast.

Artikel 11: Wonen - 2
Voor het deelgebied De Kern is de bestemming Wonen - 2 opgenomen. Binnen deze bestemming zijn vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen en rijwoningen toegestaan. Tevens zijn ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' ook gestapelde woningen toegestaan. De maximale goothoogte bedraagt 7 meter, de maximale bouwhoogte 12 meter. De bestemmingsregels voorzien tevens in een regeling voor aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast.

Artikel 12: Wonen - 3
Voor het deelgebied De Erven is de bestemming Wonen - 3 opgenomen. Binnen deze bestemming zijn vrijstaande woningen, twee-onder-één-kapwoningen en rijwoningen toegestaan. Tevens zijn ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' ook gestapelde woningen toegestaan. De maximale goothoogte bedraagt 6 meter, de maximale bouwhoogte 12 meter. De bestemmingsregels voorzien tevens in een regeling voor aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast.

Artikel 13: Leiding - Gas

Ten behoeve van de bescherming van de hogedruk aardgasleidingen is de dubbelbestemming Leiding - Gas opgenomen.

Artikel 14: Leiding - Hoogspanning

Ten behoeve van de bescherming van de 150 kV ondergrondse hoogspanningsleiding is de dubbelbestemming Leiding - Hoogspanning opgenomen.

Artikel 15: Leiding - Olie

Ten behoeve van de bescherming van de olieleiding is de dubbelbestemming Leiding - Olie opgenomen.

Artikel 16: Leiding - Water

Ten behoeve van de bescherming van de afvalwatertransportleiding is de dubbelbestemming Leiding - Water opgenomen.

Artikel 17: Waarde - Archeologie categorie 1
De gronden met de bestemming Waarde - Archeologie categorie 1 zijn mede bestemd voor het behoud van aanwezige archeologische waarden. Voor het realiseren van bouwwerken of werkzaamheden die de ondergrond verstoren en dieper gaan dan 80 cm onder maaiveld bij een oppervlak van meer dan 100 m² is nader archeologisch onderzoek nodig in de vorm van een archeologisch proefsleuvenonderzoek.

Artikel 18: Waarde - Archeologie categorie 2
De gronden met de bestemming Waarde - Archeologie categorie 2 zijn mede bestemd voor het behoud van aanwezige archeologische waarden. Voor het realiseren van bouwwerken of werkzaamheden die de ondergrond verstoren en dieper gaan dan 50 cm onder maaiveld bij een oppervlak van meer dan 100 m² is nader archeologisch onderzoek nodig in de vorm van een archeologisch proefsleuvenonderzoek.

Artikel 19: Waarde - Archeologie categorie 3
De gronden met de bestemming Waarde - Archeologie categorie 3 zijn mede bestemd voor het behoud van aanwezige archeologische waarden. Voor het realiseren van bouwwerken of werkzaamheden die de ondergrond verstoren en dieper gaan dan 70 cm onder maaiveld bij een oppervlak van meer dan 100 m² is nader archeologisch onderzoek nodig in de vorm van een archeologisch proefsleuvenonderzoek.

Artikel 20: Waarde - Archeologie categorie 4
De gronden met de bestemming Waarde - Archeologie categorie 4 zijn mede bestemd voor het behoud van aanwezige archeologische waarden. Voor het realiseren van bouwwerken of werkzaamheden die de ondergrond verstoren en dieper gaan dan 40 cm onder maaiveld bij een oppervlak van meer dan 100 m² is nader archeologisch onderzoek nodig.

7.5 Algemene bepalingen

7.5.1 Handhaving en toezicht

Het bestemmingsplan Hofgeest, Velserbroek is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet is dan ook van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan evenals de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht met bijbehorende besluiten en ministeriële regelingen.

7.5.2 Algemene afwijkingsregels en algemene wijzigingsregels

Met de algemene afwijkingsregels kan middels een omgevingsvergunning een kleine afwijking in het verloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen worden toegestaan. Tevens is de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden geringe overschrijdingen van bouwgrenzen toe te staan. Deze mogelijkheid is gewenst om kleine afwijkingen bij de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan te kunnen ondervangen.

7.6 Handhaving

Een overtreding als bedoeld in artikel 23 van de regels is een strafbaar feit zoals is ondergebracht in de Wet op de economische delicten. Het relevante artikel (1a) van deze wet luidt:

"Economische delicten zijn eveneens overtredingen van voorschriften gesteld bij of krachtens de Wet ruimtelijke ordening, artikel 7.2".

7.7 Algemene bepalingen

Het bestemmingsplan Hofgeest, Velserbroek is gemaakt op grond van het in de Wet ruimtelijke ordening bepaalde. Deze wet bepaald samen met de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het kader voor het kunnen bouwen en gebruiken van gronden en van toepassing op handhaving en toezicht op de uitvoering van dit bestemmingsplan. Het hieronder beschreven overzicht van relevante wetgeving was geldend ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan.

Wabo artikel 2.1 lid 1.

Hierin staat dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

  • a. het bouwen van een bouwwerk,
  • b. het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,
  • c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet

Wabo artikel 2.10

Dit artikel zegt dat een omgevingsvergunning alleen kan worden geweigerd als de aanvraag niet voldoet aan hetgeen gesteld in:

  • a. bouwbesluit
  • b. bouwverordening
  • c. bestemmingsplan, beheersverordening of exploitatieplan
  • d. welstandsnota
  • e. advies van de commissie voor de tunnelveiligheid

Hierbij is van belang dat het Beeldkwaliteitsplan Hofgeest Velserbroek na vaststelling van dit bestemmingsplan onderdeel uitmaakt van de welstandsnota.

Wro artikel 7.2

Het is verboden gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met:

a. een voorbereidingsbesluit of een verklaring als bedoeld in artikel 4.1, vijfde lid, of 4.3, vierde lid, voor zover hierbij toepassing is gegeven aan artikelen 3.7, vierde lid, maar geen toepassing is gegeven aan de tweede volzin van het lid;

b. regels die zijn gesteld krachtens deze wet voor zover de overtreding daarvan is aangemaakt als strafbaar feit en voor zover daarop artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht niet van toepassing is.

Dit strafbaar feit heeft zijn grondslag in de wet op de economische delicten waarin tevens de straffen en maatregelen zijn opgenomen.

De volledige teksten van de relevante artikelen zijn opgenomen in de Wet op de economische delicten

7.8 Overgangs- en slotregels

Het overgangsrecht is tweeledig en heeft betrekking op bouwwerken en gebruik. In dit artikel staan de overgangsregels voor bestaande bouwwerken en bestaande gebruiksactiviteiten die afwijken van het bestemmingsplan. Het slotartikel geeft de naam van het bestemmingsplan aan.

Hoofdstuk 8 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in het kader van het bestemmingsplan een onderzoek te worden gedaan naar de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële haalbaarheid van het plan. De maatschappelijke aspecten worden in hoofdstuk 9 toegelicht.

In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is voorgeschreven dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor de gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is de definitie van bouwplan gegeven, waarbij het onderhavige plan als bouwplan kan worden aangemerkt. Met het tweede lid van artikel 6.12 Wro kan worden afgeweken van de plicht een exploitatieplan vast te stellen, mits het verhaal van kosten anderszins is verzekerd.

De kosten voor het bouwplan alsmede de plankosten worden gedragen door de ontwikkelaars van het plan. Hetzelfde geldt voor eventuele kosten als gevolg van planschade. Hiervoor is een overeenkomst tussen de ontwikkelaars en de gemeente gesloten. De ambtelijke kosten voor de realisatie van het plan zijn voor de gemeente anderszins verzekerd in deze overeenkomst. Om deze reden is een exploitatieplan niet nodig. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is voldoende gewaarborgd.

Hoofdstuk 9 Inspraak, vooroverleg en zienswijzen

Inspraak en vooroverleg

Op 16 april 2019 is door de ontwikkelaars samen met de gemeente een inloopbijeenkomst georganiseerd. Bewoners en belangstellenden zijn hierin geïnformeerd over de uitwerking van het ontwerp-ontwikkelingsplan naar het voorliggende stedenbouwkundig plan. Op de goed bezochte bijeenkomst waren de reacties overwegend positief. Er zijn schriftelijk reacties verzameld. Vragen gingen over de start van de verkoop, al dan niet woningbouw in het gebied Grote Buitendijk en de planning van de ontwikkeling. Aanwezigen konden schriftelijk met een zogeheten ‘hartenwens' hun opmerking over het plan maken en/of belangstelling voor het vervolg van de planontwikkeling aangeven. In totaal zijn er 855 formulieren ingevuld. Het overgrote deel van de mensen wil geïnformeerd blijven. De schriftelijke opmerkingen lopen uit een van wens voor doortrekken geluidsscherm langs de A9, onderzoek naar verkeerssituatie in Velserbroek / aansluiting op de A9, een kritische blik op de locatie voor Skaeve Huse tot het snel realiseren van het plan in verband met de woningnood.

Op het voorontwerp van dit bestemmingsplan is, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot Inspraak geboden. Het voorontwerpbestemmingsplan met bijlagen heeft met ingang van 3 juli 2020 gedurende 8 weken ter inzage gelegen, waarbij aan een ieder de mogelijkheid is geboden om een inspraakreactie in te dienen. Er zijn 10 inspraakreacties ingediend. Deze zijn van beantwoording voorzien in bijlage 21 Nota van inspraak en vooroverleg, waarbij is aangegeven of de reacties hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) is bij de voorbereiding van het bestemmingsplan vooroverleg gevoerd met de besturen van de instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan betrokken zijn. Deze instanties zijn in de gelegenheid gesteld om op het voorontwerpbestemmingsplan te reageren. Er zijn 5 overlegreacties ingediend. Deze zijn van beantwoording voorzien in bijlage 21 Nota van inspraak en vooroverleg, waarbij is aangegeven of de reacties hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan.

Zienswijzen

Vanaf 18 december 2020 heeft, gedurende zes weken, het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Binnen die termijn zijn 7 zienswijzen bij de gemeenteraad ingediend. Eén zienswijze is later weer ingetrokken. Een andere zienswijze is later dan de gestelde termijn ingediend en daardoor niet ontvankelijk. Daarnaast is sprake van een zienswijze die geen inhoudelijke gronden bevat en om die reden niet ontvankelijk is. De overige 4 zienswijzen zijn van een beantwoording voorzien in bijlage 22 Nota van zienswijzen, waarbij is aangegeven of de reacties hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Tevens zijn de ambtshalve wijzigingen in deze nota beschreven.