direct naar inhoud van Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij
Plan: Landelijk Gebied, postzegelplannen 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0451.postzegelplanlg1-vg02

Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden veehouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden veehouderij;
  • b. bescherming van natuurwaarden (weidevogels, waardevolle oever- en watervegetaties, foerageergebied vleermuizen), landschappelijk waarden (openheid, verkavelingspatroon) en cultuurhistorische waarden (inundatiegebied Stelling van Amsterdam, karakteristieke bebouwing, verkavelingspatroon;
  • c. de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groen, water en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. overigens geldt het volgende:
  max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen   6 m   10 m  
silo's en hooitorens     10 m  

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van terreinafscheidingen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt voor de voorgevel van gebouwen ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen bedraagt op overige plaatsen ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning nadere eisen te stellen aan:

  • a. de situering, de verhouding breedte-diepte, de nokrichting en dakvorm van gebouwen;
  • b. de situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde; teneinde aldus zeker te stellen dat gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, aansluiten op de in het gebied gebruikelijke bouwvormen en passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving; daarbij wordt rekening gehouden met de reeds aanwezige bebouwing en oriëntatie van de voorgevels; het stellen van nadere eisen op dit punt mag er niet toe leiden dat de gebruiks- en inrichtingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen in onevenredige mate worden aangetast;
  • c. het aantal en de situering van parkeervoorzieningen op het eigen terrein, mede in relatie tot die in het openbaar gebied.

4.4 Afwijking
4.4.1 Bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2. sub a met inachtneming van het volgende:

  • a. een doelmatige bedrijfsvoering moet overschrijding van de maatvoering noodzakelijk maken: deze noodzaak is in ieder geval aanwezig, wanneer overschrijding van het bouwvlak noodzakelijk is om aan milieuvoorschriften te kunnen voldoen;
  • b. de maatvoering mag niet verder worden overschreden dan vanwege milieuvoorschriften noodzakelijk is; indien overschrijding om andere redenen mogelijk wordt gemaakt, mag het bouwvlak met niet meer dan 25% worden uitgebreid;
  • c. bij overschrijding van bouwvlakken dienen bestaande doorzichten naar de achterliggende polder behouden te blijven;
  • d. overschrijding van bouwvlakken is niet toegestaan ter plaatse van gronden met archeologische waarden.

4.4.2 Goothoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub b teneinde bij bedrijfsgebouwen een hogere goothoogte toe te staan met dien verstande dat de maximale goothoogte niet meer mag bedragen dan 7,5 m.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning om gronden te gebruiken voor:

  • a. ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren;
  • b. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. aanbrengen van opgaande beplantingen;
  • d. aanleg van verharde wandel- en fietspaden;
  • e. aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. oeverbeschoeiingen;
  • g. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • h. de teelt van ruwvoeder.

4.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  • b. in het kader van agrarische bedrijfsvoering;
  • c. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of van afwijking van het bestemmingsplan.

4.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De werkzaamheden, zoals in lid 4.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 4.1 zijn omschreven niet onevenredig worden aangetast.