1.1 plan:
het bestemmingsplan “Vuurlijn 15-21” met identificatienummer NL.IMRO.0451.BPVuurlijn15en21-VG01 van de Gemeente Uithoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan “Vuurlijn 15-21” met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-gebonden beroep:
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bed & breakfast:
een bed & breakfast is een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een bestaand woonhuis of bijhuis, wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal zeven kamers;
1.9 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, die hoort bij en functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.12 bevi-inrichting:
bevibedrijf zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
1.13 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.15 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.16 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.17 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.22 buitenrijbaan:
een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.23 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein;
1.26 evenement:
een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of daarmee gelijk te stellen activiteit;
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 gebruiksoppervlak:
oppervlak volgens NEN 2580;
1.29 goot:
het snijpunt tussen dakvlak en gevelvlak;
1.30 hoofdgebouw:
een of meer panden of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.31 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik al dan niet ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie;
1.32 huishouden:
een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren;
1.33 kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.34 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.35 kassen:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;
1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die in beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend;
1.37 kleinschalige natuurontwikkeling
kleinschalige natuurontwikkeling: het realiseren van houtsingels, bomen, bosjes en andere landschapselementen en eventueel het meanderen van wateren;
1.38 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal 2 gesloten wanden;
1.39 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde verbonden is en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.40 peil:
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdingang;
- indien in of op het water wordt gebouwd, het ter plaatse van dat water aan te houden waterpeil;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;
1.41 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.42 raam- en straatprostitutie:
het op of aan de weg, vanachter een raam of op een andere voor publiek toegankelijke plaats door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken;
1.43 recreatief nachtverblijf:
een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf. Een accommodatie voor recreatief nachtverblijf heeft maximaal acht kamers per gebouw met een maximum van veertien kamers;
1.44 rolkas:
een kas op wielen die over een rails kan rollen en verrijdbaar is.
1.45 ruimte voor ruimte woning:
een perceel waarop de mogelijkheid wordt geboden een woning te realiseren op grond van de regeling ‘ruimte voor ruimte’;
1.46 schuilstal:
een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en) kunnen maken door vrij in en uit lopen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in de seizoenen;
1.47 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.48 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, vlaggenmasten, rijwielstandaards, papierbakken, afvalcontainers, openbare toiletten, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelplekvoorzieningen, telefooncellen, kunstobjecten en abri's;
1.49 teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en / of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en / of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden teelten, nader te onderscheiden in:
- boog- en tunnelkassen;
- (tijdelijke) afdekfolie;
- containervelden;
- overkappingsconstructies;
- stellingen.
Een anti-hagelkanon valt niet onder het begrip 'teeltondersteunende voorzieningen';
1.50 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.51 voorgevelrooilijn:
- langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
- bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
- bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg;
1.52 vrijstaand:
een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een andere gebouw;
1.53 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
vanaf de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken;
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de diepte:
de diepte van een bodemingreep wordt gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat- of terreinniveau).
Artikel 3 Agrarisch - Veehouderij 2
3.1 Bestemmingsomschrijving
- rolkas;
- bestaande schuilstal;
- nieuwe schuilstallen, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - schuilstal';
- aanleg, behoud en bescherming van de landschappelijke- en natuurwaarden;
- behoud en bescherming van de voorkomende cultuurhistorisch waardevolle elementen in de vorm van waardevolle cultuurhistorische bebouwing, aanwezige archeologische waarden en het verkavelingspatroon;
met de daarbij horende:
- wegen en paden;
- groen- en water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
artikel 3.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
- schuilstallen;
- rolkas;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde uitsluitend in de vorm erf- en terreinafscheidingen;
3.2.2 Rolkas
Voor het bouwen van een rolkas gelden de volgende bepalingen:
- één rolkas mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,25 meter;
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 375 m2.
3.2.3 Schuilstal
Voor het bouwen van een schuilstal gelden de volgende bepalingen:
- schuilstallen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuilstal';
- uitsluitend één schuilstal per bouwperceel;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m2;
3.2.4 Erf- of terreinafscheiding
Voor het bouwen van een erf- of terreinafscheiding gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 1 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden:
- buitenrijbanen;
- voor boomteeltbedrijven en teeltgronden;
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak;
- de opslag van mestzakken.
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting
De rolkas mag pas gebouwd en in gebruik genomen en gehouden worden indien blijkt dat voldaan wordt aan de volgende voorwaardelijke verplichting:
- de sanering van de bedrijfsvoering en sloop van de betreffende locaties zoals aangegeven in
'6. Rolkas' van bijlage 1 'Voorwaarden realisatie bebouwing Vuurlijn 15 en 21' van de regels.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen, egaliseren;
- dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
- scheuren van grasland, uitgezonderd ten behoeve van graslandvernieuwing;
- aanbrengen van opgaande beplantingen;
- aanleg van wegen, paden, banen en oppervlakteverharding;
- aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verbandhoudende constructies, installaties of apparatuur;
- aanbrengen oeverbeschoeiingen;
- kleinschalige natuurontwikkeling.
3.4.2 Uitzonderingen
Het verbod van
artikel 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken of de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuilstal';
- in het kader van agrarisch gebruik noodzakelijk zijn;
- die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
3.4.3 Toelaatbaarheid
De werkzaamheden, zoals in
artikel 3.4.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de bestemmingsmogelijkheden, zoals in
artikel 3.1 zijn omschreven niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 4 Recreatie - Verblijfsrecreatie
4.1 Bestemmingsomschrijving
- recreatief nachtverblijf;
- opslag van duurzame energie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - opslag van duurzame energie';
met daarbij horende:
- tuin;
- in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen moeten binnen het bouwvlak gerealiseerd worden;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - accommodatie 1' mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3 meter;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - accommodatie 1' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 meter;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - accommodatie 2' mag de goothoogte niet meer bedragen dan 3,5 meter;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - accommodatie 2' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7,5 meter;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- per bouwperceel mag één bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor de opslag ten behoeve van duurzame energie worden opgericht, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - opslag van duurzame energie';
- de bouwhoogte van het bouwwerk, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- de oppervlakte van het bouwwerk, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 15 m2.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Algemeen
Hoofdgebouwen mogen gebruikt worden voor recreatief nachtverblijf met in achtneming van de volgende bepalingen:
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - accommodatie 1' mag een hoofdgebouw met maximaal 8 kamers in gebruik worden genomen;
- Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - accommodatie 2' mag een hoofdgebouw met maximaal 6 kamers in gebruik worden genomen.
4.3.2 Voorwaardelijke verplichting
De accommodaties voor recreatief nachtverblijf (zoals aangegeven met 'Recr. nachtverblijf' in de afbeelding van bijlage 1 van de regels 'Voorwaarden realisatie bebouwing Vuurlijn 15 en 21') mogen ver- of gebouwd en in gebruik genomen en gehouden worden indien blijkt dat voldaan wordt aan de volgende voorwaardelijke verplichting:
- de sanering van de bedrijfsvoering en sloop van de betreffende locaties voor de bestaande schuur van Vuurlijn 21 zoals aangegeven in '4. Recreatief nachtverblijf (bestaande schuur)' van bijlage 1 'Voorwaarden realisatie bebouwing Vuurlijn 15 en 21' van de regels;
- de sanering van de bedrijfsvoering en sloop van de betreffende locaties voor de nieuw te bouwen accommodatie van Vuurlijn 21 zoals aangegeven in '5. Recreatief nachtverblijf (nieuw te bouwen accommodatie)' van bijlage 1 'Voorwaarden realisatie bebouwing Vuurlijn 15 en 21' van de regels.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen;
- in- en uitritten;
- water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in
artikel 5.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - rvr': Ruimte voor Ruimte-woningen;
met daarbij horende:
- erven;
- in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 6.3.1;
- groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
artikel 6.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
- hoofdgebouwen;
- bijbehorende bouwwerken;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
hierbij geldt dat:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
- per bouwvlak is één woning toegestaan;
- bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gerealiseerd worden.
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgen bepalingen:
- de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8,5 meter.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
- de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 75 m2 per woning;
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter.
6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteit
(Bedrijfs)woningen en de bijhorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- degene die de activiteiten uitoefent moet tevens de (hoofd)bewoner zijn van de woonfunctie;
- de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 45 m²;
- het geen horecabedrijf of detailhandel betreft;
- op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvindt;
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
- voor het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is; en
- behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.
6.3.2 Voorwaardelijke verplichting
De bedrijfswoning (zoals aangegeven met 'Om te zetten bedrijfswoning in burgerwoning' in de afbeelding van bijlage 1 van de regels 'Voorwaarden realisatie bebouwing Vuurlijn 15 en 21') mag in gebruik genomen en gehouden worden als burgerwoning indien blijkt dat voldaan wordt aan de volgende voorwaardelijke verplichting:
- de sanering, sloop en herinrichting van de betreffende locaties zoals is aangegeven in
'3. Bestaande woning Vuurlijn 21' van bijlage 1 'Voorwaarden realisatie bebouwing Vuurlijn 15 en 21' van de regels.
De Ruimte voor Ruimte-woningen (zoals aangegeven met 'Nieuwe woonkavel' in de afbeelding van bijlage 1 van de regels 'Voorwaarden realisatie bebouwing Vuurlijn 15 en 21') mogen gebouwd en in gebruik genomen en gehouden worden indien blijkt dat voldaan wordt aan de volgende voorwaardelijke verplichting:
- de sanering, sloop en herinrichting van de betreffende locaties voor de nieuwe woning van Vuurlijn 15 zoals aangegeven in '1. Nieuwe woning Vuurlijn 21' van bijlage 1 'Voorwaarden realisatie bebouwing Vuurlijn 15 en 21' van de regels;
- de sanering, sloop en herinrichting van de betreffende locaties voor de nieuwe woning van Vuurlijn 21 zoals aangegeven in '2. Nieuwe woning Vuurlijn 21' van bijlage 1 'Voorwaarden realisatie bebouwing Vuurlijn 15 en 21' van de regels.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het toestaan van een bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- het geen voormalige bedrijfswoning betreft;
- degene die de bed & breakfast activiteiten uitoefent moet tevens de (hoofd)bewoner zijn van de woonfunctie;
- de vloeroppervlakte van de bed & breakfast bedraagt niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende woning en bijbehorende bouwwerken;
- de bed & breakfast mag door de bouwkundige opzet, indeling, maatvoering en voorzieningen niet functioneren als zelfstandige woonfunctie;
- in de omgeving van de betreffende woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreden, met dien verstande dat:
- voor het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is, en
- behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen
de voor '
Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, bij wijze van dubbelbestemming, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:
- de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden van de gebieden die zijn gelegen in de ontginningsassen.
7.1.2 Voorrang dubbelbestemming
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit
artikel 17.1.
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,30 meter, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
7.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in
artikel 7.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
- het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
- het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
- het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- grondwaterpeilverlagingen.
7.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in
artikel 7.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
- niet dieper gaan dan 0,30 meter beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m² beslaan.
7.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
7.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
7.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zakedeskundige.
7.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning
Indien uit het in
artikel 7.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 3
8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen
De voor '
Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, bij wijze van dubbelbestemming, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen(en), mede bestemd voor:
- de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden van de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarden.
8.1.2 Voorrang dubbelbestemming
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit
artikel 17.1.
8.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,30 meter, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
8.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in
artikel 8.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
- het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
- het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
- het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- grondwaterpeilverlagingen.
8.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in
artikel 8.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- onderhoud betreffen;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
- in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
- niet dieper gaan dan 0,30 meter beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m² beslaan.
8.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.
8.3.4 Onderzoeksplicht
Een omgevingsvergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
- de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
- in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
8.3.5 Beoordelingscriteria
Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend moet er ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies worden ingewonnen bij een ter zakedeskundige.
8.3.6 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in
artikel 8.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Artikel 9 Waarde - Slotenpatroon
9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen
- de instandhouding van karakteristieke slotenpatroon met waardevolle doorzichten. Het fijnmazig slotenpatroon met waardevolle doorzichten kenmerkt zich door hun langgerekte sloten en ligging van de sloten evenwijdig aan elkaar.
9.1.2 Voorrang dubbelbestemming
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit
artikel 17.1.
9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.2.1 Verboden
Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming '
Waarde - Slotenpatroon' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het vergraven, verruimen of dempen van sloten en andere watergangen;
- het aanbrengen van opgaande begroeiing.
9.2.2 Uitzonderingen
Het verbod van
artikel 9.2.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
- noodzakelijk zijn voor normaal gebruik, beheer en onderhoud;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
9.2.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 9.2.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in
artikel 9.1.1 zijn omschreven niet leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied.
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen
- werken ten behoeve van de waterkering;
- de waterhuishouding met de daarbij behorende voorzieningen.
10.1.2 Voorrang dubbelbestemming
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit
artikel 17.1.
10.2.1 Algemeen
Op of in deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de waterkering.
10.2.2 Bouwen overige bestemmingen
Voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen geldt dat dit:
- geschiedt overeenkomstig de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
- niet ten koste gaat van de mogelijkheid tot het onderhouden en aanleggen van de waterkering;
- geen negatieve invloed heeft op de bestaande waterkering;
- alleen is toegestaan na goedkeuring van de beheerder van de waterkering.
Artikel 11 Waterstaat - Waterlopen
11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen
- bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren, zoals watergangen, overeenkomstig de Keur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
11.1.2 Voorrang dubbelbestemming
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit
artikel 17.1.
11.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
artikel 11.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
- bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren.
11.2.2 Bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, zoals bedoeld in
artikel 11.2.1, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Bouwen overige bestemmingen
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het bepaalde in
artikel 11.2 voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen, mits voldaan wordt aan de volgende regels:
- bouwen geschiedt overeenkomstig de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
- bouwen gaat niet ten koste van de mogelijkheid tot het onderhouden en aanleggen van de waterloop;
- bouwen alleen is toegestaan na goedkeuring van de beheerder van de waterloop.
11.3.2 Uitzonderingen
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in
artikel 11.3.1 is niet noodzakelijk voor het uitvoeren van:
- normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
- werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan in uitvoering zijn;
- werken en/of werkzaamheden die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
- werkzaamheden die voldoen aan de regels van de Keur Amstel, Gooi en Vecht.
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene bouwregels
13.1 Ondergeschikte bouwdelen
- Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken of vergelijkbare bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens of de bouwhoogte met niet meer dan 1 meter wordt overschreden.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
14.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik
Onder strijdig wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
- seksinrichting en raam- en straatprostitutie;
- opslagplaats, met uitzondering van artikel 14.3;
- uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- kampeerterrein;
- ligplaats voor woonschepen;
- het gebruiken of laten gebruiken van aangebouwde en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning;
- het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van evenementen;
- bevi-inrichtingen.
14.2 Uitzondering bijzonder gebruiksverbod
- het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
14.3 Opslag in gebouwen
Opslag in gebouwen is toegestaan, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
- opslag van agrarische producten, bagger, grondspecie, vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin en grind is toegestaan mits deze verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;
- opslag in kassen is niet toegestaan.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
15.1 Luchtvaartverkeerzone - LIB 5
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'luchtvaartverkeerzone - LIB 5' geldt artikel 2.2.1d van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
16.1 Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van dit plan voor:
- afwijkingen van maten (waaronder bouwhoogtes en percentages) met ten hoogste 10%, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, met dien verstande dat de inhoudsmaat zoals bepaald in artikel 6.2.2 niet wordt overschreden;
- overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 2,5 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a, met dien verstande dat de inhoudsmaat zoals bepaald in artikel 6.2.2 niet wordt overschreden;
- de bouw van straatmeubilair en utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, wachthuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.
16.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, afmeting en nokrichting van de bebouwing op grond van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
Artikel 17 Overige regels
17.2 Parkeren en laad- en losmogelijkheden
17.2.1 Parkeren
- Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
- Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
- De gemiddelde parkeerkencijfers van het CROW dienen te worden gebruikt, uitgaande van een matig stedelijk gebied in de rest van de bebouwde kom;
- Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden.
- Het bevoegd gezag kan afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
- Het bevoegd gezag kan afwijken van lid a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
17.2.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 2,00 meter bij 5,50 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;
- Indien de afmetingen van een parkeerruimte voor een mindervalide gereserveerde parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 3,50 meter bij 6,00 meter en ten hoogste 3,50 meter bij 7,50 meter (indien achter wordt in- en uitgestapt) bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 3,50 meter (3,00 meter bij een vrije uitstapstrook naast het parkeervak) bij 5,00 meter bedraagt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Vuurlijn 15-21'.