Plan: | Tolhuissluis |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0451.BPTolhuissluis-VS01 |
De Tolhuissluis bestaat uit een kleine kolk en een grote kolk en is in 1825 in gebruik gesteld. De sluis is verschillende malen grondig aangepast / vernieuwd. Momenteel is echter sprake van ernstig achterstallig onderhoud. Daarom wordt de Tolhuissluis gerestaureerd. Daarbij wordt ook het huidige, verouderde, bedieningsgebouw vervangen voor een nieuw bedieningsgebouw. Dit nieuwe bedieningsgebouw kent een beperkte toename van de bouwmassa ten opzichte van de huidige situatie. Daarnaast vinden werkzaamheden plaats aan het sluizencomplex.
Het bestemmingsplan Landelijk gebied van de gemeente Uithoorn voorziet echter niet in een bedieningsgebouw voor de Tolhuissluis. De voorliggende waterparagraaf is mede bedoeld ter onderbouwing van deze ontwikkeling.
Het plangebied ligt in het beheer gebied van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV). Er heeft overleg plaatsgevonden met Waternet, de uitvoeringsorganisatie van AGV.
Bestaande situatie waterhuishouding
De Tolhuissluis scheidt de Amstel van het Aarkanaal en de Drecht. Het Aarkanaal en de Drecht hebben een streefpeil van -0.62 m NAP. De Amstel heeft hier een waterpeil van -0.38 m NAP. De sluis heeft een grote en kleine kolk, respectievelijk aan de noord- en zuidzijde. De oevers van de sluis en de oevers van de aansluitende wateren zijn bestemd als waterkering. Deze keringen bestaan uit een kern-, beschermings- en buitenbeschermingszone. De locatie van het bedieningsgebouw ligt in de kern- en beschermingszone. Dit is aangegeven op onderstaande legger.
Figuur 4.1 Legger waterkering, Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht
Het sluiscomplex ligt in de waterkeringszone en bestaat uit stenen oevers. Aan de westpunt van de noordoever van de sluis staat een bedieningsgebouw. Het bouwwerk staat op maaiveld en heeft een toiletvoorziening die in de bestaande situatie loost op de grote kolk van de sluis. Het regenwater van het dak van het bedieningsgebouw loost waarschijnlijk op het oppervlaktewater. De noordkade van de sluis ligt op een hoogte van +0.10 m NAP tot +0.40 m NAP. De achtergelegen polder heeft een maaiveldhoogte van circa -1.40 m NAP.
Beleid
Europees beleid – Kaderrichtlijn Water 2000
In 2000 is de Kaderrichtlijn water vastgesteld waarin maatregelen zijn opgenomen betreffende water. Het doel van deze richtlijn is een integrale benadering van het waterbeheer. Dit betekent dat de interne samenhang tussen oppervlaktewater en grondwater, zowel waar de kwaliteits- als kwantiteitsaspecten betreft, als uitgangspunten worden genomen. Daarnaast betekent de integrale benadering dat diverse beleidsterreinen, waaronder de ruimtelijke ordening, door de richtlijn worden bestreken. Met de bestaande Nederlandse regelgeving kan het merendeel van de richtlijnverplichtingen worden uitgevoerd.
Rijksbeleid - Het Nationaal Waterplan 2009-2015
Het rijksbeleid voor Water wordt gevormd door het Nationaal Waterplan (2009) en heeft als doelstelling dat iedereen in Nederland nu en in de toekomst van het land veilig en welvarend kan genieten. Er moeten daarom antwoorden komen op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer. Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkómen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Het streven is dan ook een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer. Dit eerste Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld voor de planperiode 2009-2015.
Provinciaal beleid - Waterplan 2010-2015, Provincie Noord-Holland
Het Waterplan bevat de strategische waterdoelen tot 2040 en de acties tot 2015. De geformuleerde doelen zijn:
Een belangrijk middel voor het realiseren van deze waterdoelen is het via integrale gebiedsontwikkeling pro-actief zoeken naar kansrijke combinaties met veiligheid, economie, recreatie, landbouw, milieu, landschap, cultuur en natuur. Het Waterplan heeft voor de ruimtelijke aspecten de status van een structuurvisie op basis van de Wet ruimtelijke ordening. In het Waterplan staan de ruimtelijke consequenties van het provinciaal waterbeleid. Alle ruimtelijke opgaven uit het Waterplan zijn integraal afgewogen bij de vaststelling van de Structuurvisie.
Waterschapsbeleid - Waterbeheerplan AGV 2010-2015
Het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden. Voor elk van deze thema's is in het waterbeheerplan beschreven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld.
Keur AGV 2011
De Keur is één van de instrumenten die de waterbeheerder ter beschikking staat om de doelstellingen van het waterbeheer te behalen. Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden rondom en in watergangen en waterkeringen en hun beschermingszones moeten daarom onder andere worden getoetst aan de Keur AGV 2011.
Toekomstige situatie
De Tolhuissluis wordt gerestaureerd. Daarbij wordt de noordoever gebruikt als bouwterrein. Dit bouwterrein valt buiten de grens van het bestemmingsplan. Het bedieningsgebouw wordt gesloopt en nieuw gebouwd. Deze neemt in omvang beperkt toe (40m² toename verharding) en is daarmee vrijgesteld van compensatie op basis van de Keur. Daarnaast worden de wanden van het sluiscomplex gerestaureerd, waarbij de betonnen buitenlaag van de kade wordt vervangen voor een gemetselde variant.
Waterkering
Om de waterkerende functie van de kade te waarborgen wordt over een lengte van 9 meter een stalen damwand geplaatst. Dit is in een overleg ten behoeve van de vergunningsaanvraag met Waternet besproken. Door Tauw bv zijn voor deze vervangende oever stabiliteitsberekeningen uitgevoerd op basis van het definitief ontwerp. Bij deze berekening is tevens rekening gehouden met het te bouwen bedieningsgebouw met ondergrondse constructie. De bouw van het bedieningsgebouw start pas na het gereedkomen van de nieuwe waterkering. De waterveiligheid is met deze fasering en werkwijze gedurende het gehele bouwproces gegarandeerd. De berekeningen zijn onderdeel van de aan te vragen watervergunning.
Grondwater
Het bedieningsgebouw wordt direct achter de nieuwe damwand gebouwd. Daarbij reikt de ondergrondse constructie tot -4.5 m NAP (circa 5,1 m beneden maaiveld). Om tot deze diepte te kunnen bouwen wordt geen open bemaling toegepast, maar gewerkt met onderwaterbeton.
De kelder wordt waterdicht uitgevoerd. Bij het bepalen van de bouwmethode is rekening gehouden met bouwen in de waterkering. Gedurende de bouwfase mag er geen waterstandsverlaging plaatsvinden tot het moment dat de onderwaterbetonvloer voldoende is uitgehard. Daarnaast mag pas met de aanleg van de kelder worden begonnen na het gereedkomen van de vervangende waterkering. De wanden van het gebouw worden in den natte gerealiseerd. Vervolgens wordt een waterdichte vloer gestort onder de grondwaterspiegel. Na uitharding van deze vloer is een waterdichte constructie ontstaan, de leeggepompt wordt. Door deze werkwijze wordt de grondwaterstand niet bemalen en er treedt dus geen grondwaterstandverlaging op tijdens de werkzaamheden. Hierdoor is er geen kans op negatieve effecten op gevoelige objecten of de stabiliteit van waterkeringen. Door de beperkte lengte van de damwandconstructie treedt er aan de polderzijde na de realisatiefase geen verlaging van de grondwaterstand op in de kering. Ook dit leidt daarmee niet tot negatieve effecten.
Voor de renovatiewerkzaamheden van de kadewanden worden de sluiskolken buitenwerking gesteld, afgesloten met damwanden en vervolgens leeggepompt. Het bemalingspeil dat hierbij wordt gehanteerd bedraagt -4.3 m NAP. Het eerste watervoerend pakket zit op een diepte van -10.0 m NAP. Daarmee is er geen kans op waterstandsverlagingseffecten in dit pakket. Naar verwachting heeft het bemalen van de sluis ook geen grondwaterstandsdaling tot gevolg nabij de aanliggende woningen. Er wordt een peilbuis geplaatst om de grondwaterstand te monitoren tijdens de uitvoering. Bij een optredende verlaging van de grondwaterstand nabij de woningen kunnen dan tijdig maatregelen getroffen worden om schade aan fundering of zetting te voorkomen.
Riolering
Het bedieningshuis krijgt in de toekomstige situatie een aansluiting op het vuilwaterstelsel aan de zuidoever van de sluis. Hiervoor wordt een persleiding aangelegd.
Uitloging
Het dak van het bedieningsgebouw wordt uitgevoerd in voorgepatineerd zink. Dit is zink dat een behandeling heeft ondergaan, zodat de uitloging door regenwater wordt geminimaliseerd.
Watervergunning
Voor werkzaamheden die in op, boven, over of onder een waterstaatswerk of de aangrenzende beschermingszone worden uitgevoerd, is een watervergunning nodig. Deze is door initiatiefnemer aangevraagd. Ook is voor de vervanging van het bedieningsgebouw een watervergunning aangevraagd.
Conclusie
Bij de realisatie van het bedieningsgebouw (en de aanpassing van het sluiscomplex) zullen geen negatieve effecten optreden voor de stabiliteit van de waterkering als voor de grondwaterstand. Het plan is dan ook voor wat betreft het aspect water ruimtelijk inpasbaar.