Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Het Schansgebied
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0451.BPSchansgebied-VG01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Het Schansgebied' met identificatienummer NL.IMRO.0451.BPSchansgebied-VG01 van de gemeente Uithoorn.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan 'Het Schansgebied' met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aaneengebouwd

blokken van meer dan twee aaneengebouwde gebouwen.

1.7 aan-huis-gebonden beroep

het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bevi-inrichting

bevi-bedrijf zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.13 bouwvlak

een geometrisch bepaald valk, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouwen zijnde.

1.18 dak

iedere bovenbeëndiging van een gebouw,

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.20 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

1.21 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.22 erf- en terreinafscheiding

een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of terrein.

1.23 evenement

een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of daarmee gelijk te stellen activiteit.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 goot

snijpunt tussen dakvlak en gevelvlak.

1.26 groenvoorziening

het geheel van aanplant in een gebied, dan wel het aanbrengen of voorzien van groen, waaronder mede begrepen tuinen, gazons en struiken.

1.27 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijk van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel, en indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.

1.28 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik al dan niet ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie.

1.29 huishouden

een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren.

1.30 kamerverhuur

de verhuur van een deel van al dan niet zelfstandige woonruimte ten behoeve van (langdurige) bewoning door personen die geen duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren.

1.31 kampeermiddel

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerken zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.32 kampeerterrein

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.33 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die in beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.

1.34 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal 2 gesloten wanden.

1.35 nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van het al dan niet openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.36 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde verbonden is en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.37 peil

de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.

1.38 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.39 raam- en straatprostitutie

het op of aan een weg, vanachter een raam of op andere voor publiek toegankelijke plaats door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

1.40 recreatief nachtverblijf

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf.

1.41 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.42 straatmeubilair

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakingen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, vlaggenmasten, rijwielstandaards, papierbakken, afvalcontainers, openbare toiletten, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelplekvoorzieningen, telefooncellen, kunstobjecten en abri's.

1.43 twee-aaneen

blokken van twee aaneen gebouwde gebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.

1.44 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.

1.45 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.46 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen, inlaten, bergings- en infiltratievoorzieningen.

1.47 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de diepte

de diepte van een bodemingreep wordt gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat- of terreinniveau).

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. plantsoenen;
  3. bermen en bermstroken;
  4. taluds;
  5. oevers;
  6. bruggen en dammen;
  7. fiets- en voetpaden;
  8. speel- en nutsvoorzieningen;
  9. waterpompvoorzieningen;
  10. straatmeubilair;
  11. (ondergrondse) afvalcontainers;
  12. uitwegen terreinen;
  13. parkeren en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 3 lid 1 genoemde bestemmingen worden gebouwd:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 18 m2;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
  2. in- en uitritten;
  3. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Op en in de in artikel 4 lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde gebouwd worden ten dienste van de bestemming.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter bedragen en daarvoor niet meer dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. fiets- en voetpaden;
  3. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. bermen en bermstroken;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. (ondergrondse) afvalcontainers;
  7. straatmeubilair;
  8. nutsvoorzieningen. 

5.2 Bouwregels

5.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in artikel 5 lid 1 genoemde bestemming worden gebouwd:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.2 Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 18 m2;
  2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen;
met daarbij horende
  1. bijbehorende bouwwerken;
  2. erven en tuinen;
  3. parkeervoorzieningen 
  4. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 6 lid 3.1;
  5. groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen. 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
Op en in de in artikel 6 lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', mogen vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij per bouwvlak één woning is toegestaan;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', mogen gestapelde hoofdgebouwen worden gebouwd, waarbij het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan 14 appartementen of 30 zorgwoningen, al dan niet in combinatie met elkaar, mits voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid conform het gestelde in artikel 13 lid 3 
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'monument' dient behoud en herstel van monumentale bebouwing, zoals beschreven staat in artikel 12 lid 2, plaats te vinden. 
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van een erf- of terreininrichting mag 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter bedragen en daarvoor niet meer bedragen dan 1 meter;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.3.1 Aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten
Woningen mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. degene die de activiteiten uitoefent moet tevens de (hoofd)bewoner zijn van de woonfunctie;
  2. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende woning met een maximum van 45 m2;
  3. het geen horecabedrijf of detailhandel betreft;
  4. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvindt;
  5. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    1. voor het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is; en
    2. behoudens in- en uitladen, geen beroepsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden van de gebieden die zijn gelegen in de ontginningsassen. 

7.2 Bouwregels

7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 0,30 meter, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvragen een rapport worden overgelegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld;
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
7.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 7 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. grondwaterpeilverlagingen.
7.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 7 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  4. niet dieper gaan dan 0,30 meter beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 100 m2 beslaan.
7.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden;
  2. ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden van de gebieden met een hoge verwachtingswaarden.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m2 en dieper dan 0,30 meter, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
8.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 8 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van die gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. grondwaterpeilverlagingen.
8.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 8 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  4. niet dieper gaan dan 0,30 meter beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 50 m2.
8.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden;
  2. ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden van de gebieden met een middelhoge verwachtingswaarden. 

9.2 Bouwregels

9.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 0,30 meter, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvragen een rapport worden overgelegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
9.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in artikel 9 lid 2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij de vergunning te stellen kwalificaties.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven watergangen en waterpartijen), afplaggen, egaliseren en ophogen van gronden en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  3. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diep wortelende beplanting;
  4. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  5. grondwaterpeilverlagingen.
9.3.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 9 lid 3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
  1. onderhoud betreffen;'
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  4. niet dieper gaan dan 0,30 meter beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 500 m2 beslaan.
9.3.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan worden verleend indien:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden;
  2. ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies wordt ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangegeven gronden zijn bestemd voor:
  1. de bescherming en instandhouding van de waterkering;
  2. de waterhuishouding met de daarbij behorende voorziening;
  3. voorzieningen ten dienste van de geleiding en beveiliging van scheepsvaartverkeer. 

10.2 Bouwregels

10.2.1 Algemeen
Op of in deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van het aanleggen en onderhouden van de waterkering.
10.2.2 Bouwen overige bestemmingen
Voor het bouwen ten behoeve van de overige bestemmingen geldt dat:
  1. geschiedt overeenkomstig de bouwregels van de desbetreffende bestemming;
  2. niet ten koste gaat van de mogelijkheid tot het onderhouden en aanleggen van de waterkering;
  3. geen negatieve invloed heeft op de bestaande waterkering;
  4. alleen is toegestaan na goedkeuring van de beheerder van de waterkering.

3 Algemene regels

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels

12.1 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwplannen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, luifels, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten, erkers en overstekende daken of vergelijkbare bouwdelen buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bouwbestemmingsgrens of de bouwhoogte niet meer dan 1 meter wordt overschreden.

12.2 Monument

12.2.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'monument' dient de bebouwing, zoals deze was op het moment van ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan, behouden te blijven.
12.2.2 Afwijken voor bouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12 lid 2.1 voor het bouwen overeenkomstig de specifiek voor de bestemming geldende bebouwingsnormen, indien handhaving van het bepaalde in artikel 12 lid 2.1 niet in redelijkheid kan worden gevergd van de eigenaar en/of gebruik van het bouwwerk door middel van financiële tegemoetkoming of anderszins de onevenredige nadelige gevolgen voor de eigenaar en/of gebruiker niet kunnen worden opgeheven.
12.2.3 Afwijken voor sloop
Het bevoegd gezag door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van artikel 12 lid 2.1 voor het geheel of gedeeltelijk slopen van bebouwing, mits voldaan wordt aan volgende voorwaarden:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en karakteristieke elementen van de bebouwing;
  2. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  3. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  4. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerk betreft die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

13.1 Algemeen strijdig gebruik

Onder strijdig wordt in ieder geval verstaan het gebruik of laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
  1. seksinrichting en raam- en straatprostitutie;
  2. opslagplaats;
  3. uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaatsen voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  4. kampeerterrein;
  5. kamerverhuur, al dan niet zelfstandig;
  6. het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van evenementen;
  7. bevi-inrichtingen.

13.2 Uitzondering bijzonder gebruiksverbod

Het in artikel 13 lid 1 bepaalde is niet van toepassing op het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemming of het normale onderhoud van de gronden.

13.3 Parkeren

  1. ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat:
    1. onderstaande parkeernormen worden aangehouden:
      woningtypeparkeernorm
      eengezinswoningen 1,3
      Appartementen > 55 m21,3
      Zorgwoningen0,6
    2. dit in stand wordt gehouden;
  2. het bevoegd gezag kan afwijken van lid a indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
  3. het bevoegd gezag kan afwijken van lid a indien op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

13.4 Voorwaardelijke verplichting

Voor het gebruik genoemd in hoofdstuk 2 geldt de voorwaardelijke verplichting dat:
  1. de bestaande bebouwing en bomen pas mogen worden gesloopt, verbouwd of gekapt als door middel van een quickscan natuurwetgeving is aangetoond of de ruimtelijke ingrepen effect hebben op de beschermde soorten, beschermde gebieden en beschermde bosopstanden en dat het project of plan de natuurlijke kenmerken en/of soorten van het betrokken gebied niet significant aantast;
  2. de gronden pas in gebruik mogen worden genomen als de bodemkwaliteit ter plaatse voldoende mate in beeld is gebracht en geschikt wordt geacht voor de niuewe functie.  

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van dit plan voor:
  1. afwijkingen van maten (waaronder bouwhoogtes en percentages) met ten hoogste 10% voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer bedragen dan 2,5 meter en geen vergroting van bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld ander a;
  3. de bouw van straatmeubilair en utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, wachthuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen.

14.2 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, afmeting en nokrichting van de bebouwing op grond van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de sociale veiligheid;
  3. de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwen

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; 
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%; 
  3. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

De regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Het Schansgebied".