1.1 plan:
het bestemmingsplan “Noorddammerweg 68 De Kwakel” met identificatienummer NL.IMRO.0451.BPNRDDAMweg68-VG01 van de Gemeente Uithoorn;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan “Noorddammerweg 68 De Kwakel” met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aan-huis-gebonden beroep:
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.7 bed & breakfast:
een bed & breakfast is een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is gevestigd in een bestaand woonhuis of bijhuis, wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis en heeft maximaal zeven kamers;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk met een dak;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.12 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.13 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.14 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.15 bouwwerk, geen gebouw zijnde:
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde;
1.16 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.17 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.18 dove gevel:
- een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB, alsmede
- een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
1.19 erf:
de gronden binnen het bouwvlak, al dan niet bebouwd, die direct zijn gelegen bij een hoofdgebouw en die in feitelijk opzicht zijn ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;
1.20 erf- en terreinafscheiding:
een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein;
1.21 evenement:
een publieke gebeurtenis op het gebied van cultuur en sport of daarmee gelijk te stellen activiteit;
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.23 goot:
het snijpunt tussen dakvlak en gevelvlak;
1.24 hoofdgebouw:
een of meer panden of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.25 huishouden:
een alleenstaande dan wel twee personen met of zonder kinderen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren;
1.26 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.27 kampeerterrein:
terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.28 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die in beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend;
1.29 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en maximaal 2 gesloten wanden;
1.30 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde verbonden is en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.31 peil:
- voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang;
- voor gebouwen die in een dijk zijn gebouwd: de hoogte van de kruin van de dijk ter hoogte van de hoofdingang;
- indien in of op het water wordt gebouwd, het ter plaatse van dat water aan te houden waterpeil;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;
1.32 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.33 raam- en straatprostitutie:
het op of aan de weg, vanachter een raam of op een andere voor publiek toegankelijke plaats door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken;
1.34 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf en een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.35 straatmeubilair:
de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, vlaggenmasten, rijwielstandaards, papierbakken, afvalcontainers, openbare toiletten, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens, speelplekvoorzieningen, telefooncellen, kunstobjecten en abri's;
1.36 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.37 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk of bouwwerk, geen gebouw zijnde tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 de diepte:
de diepte van een bodemingreep wordt gemeten ten opzichte van het maaiveld ter plaatse (straat- of terreinniveau);
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
vanaf de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken;
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen;
- fiets- en voetpaden;
- groenvoorzieningen,
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- bermen en bermstroken;
- parkeren en parkeervoorzieningen;
- (ondergrondse) afvalcontainers;
- straatmeubilair;
- bruggen, dammen en duikers;
- nutsvoorzieningen.
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in artikel 3 lid 1 genoemde bestemming worden gebouwd:
- gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:
- de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 18 m²;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 6 meter;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 meter.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen;
met daarbij horende:
- erven;
- in- en uitritten;
- parkeervoorzieningen;
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 4 lid 3.1;
- groen-, water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2.1 Algemeen
Op en in de in artikel 4 lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:
- hoofdgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
4.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden;
- hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van een woning;
- per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
- de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
- maximum goothoogte: zoals met de aanduiding op de verbeelding is weergegeven;
- maximum bouwhoogte: zoals met de aanduiding op de verbeelding is weergegeven;
- het hoofdgebouw dient voorzien te zijn van een kap;
- hoofdgebouwen dienen minimaal 3 meter vanaf de erfgrens gebouwd te worden;
- indien binnen een bouwvlak de figuur ‘gevellijn’ is opgenomen, dan dient de voorgevel van een hoofdgebouw gebouwd te worden ter plaatse van deze figuur ‘gevellijn’.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- de bouwhoogte van een erf- of terreinafscheiding mag 1 meter achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 meter en daarvoor niet meer bedragen dan 1 meter;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 meter.
- in afwijking van het bepaalde onder a en c is ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-geluidscherm’ een geluidscherm in de vorm van een kokosscherm toegestaan met dien verstande dat:
- het scherm aan beide zijden van begroeiing met planten wordt voorzien, opdat het scherm na een redelijke groeiperiode een groen aangezicht zal hebben;
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter ten opzichte van het peil van het aansluitende terrein langs de rand van het plangebied.
4.2.4 Voorwaardelijke verplichting waterberging
Een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning kan uitsluitend worden verleend indien ter plaatse van de aanduiding ‘water’, zoals deze is opgenomen binnen deze bestemming ‘Wonen’ en de bestemming ‘Verkeer’, een waterbergende voorziening met een oppervlakte van 261 m2 is aangelegd of uiterlijk gelijktijdig met de bouw van de woning(en) wordt aangelegd en in stand wordt gehouden.
4.2.5 Voorwaardelijke verplichting dove gevel
Een omgevingsvergunning voor de bouw van een woning kan uitsluitend worden verleend, indien:
- de gevels ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-weg’ als dove gevel worden uitgevoerd;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de geluidbelasting op de gevel aan de voorkeursgrenswaarde (48db), dan wel aan de in het kader van dit bestemmingsplan verleende ontheffingswaarde (53 dB) voldoet.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Aan-huis-gebonden beroep en kleinschalige bedrijfsactiviteit
Woningen mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit, met inachtneming van de volgende bepalingen:
- degene die de activiteiten uitoefent moet tevens de (hoofd)bewoner zijn van de woonfunctie;
- de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende woning en bijbehorende bouwwerken met een maximum van 45 m²;
- het geen horecabedrijf of detailhandel betreft;
- op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van het aan huis gebonden beroep en/of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten plaatsvindt;
in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
- voor het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is; en
- behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.
4.3.2 Dove gevel
Een woning mag uitsluitend in gebruik genomen worden nadat:
- de gevels ter plaatse van de aanduiding ‘geluidzone-weg’ als dove gevel zijn uitgevoerd;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing indien de geluidbelasting op de gevel aan de voorkeursgrenswaarde (48db), dan wel aan de in het kader van dit bestemmingsplan verleende ontheffingswaarde (53 dB) voldoet.
4.3.3 Geluidscherm
Een woning mag uitsluitend in gebruik genomen worden nadat een geluidscherm in de vorm van een kokosscherm, zoals genoemd onder artikel 4.2.3 onder d, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-geluidscherm’ is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1, voor het toestaan van een bed & breakfast, mits wordt voldaan aan de volgende bepalingen:
- degene die de bed & breakfast activiteiten uitoefent moet tevens de (hoofd)bewoner zijn van de woonfunctie;
- de vloeroppervlakte van de bed & breakfast bedraagt niet meer dan 50% van het bruto vloeroppervlak van de betreffende woning en bijbehorende bouwwerken;
- de bed & breakfast mag door de bouwkundige opzet, indeling, maatvoering en voorzieningen niet functioneren als zelfstandige woonfunctie;
- in de omgeving van de betreffende woning mag geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreden, met dien verstande dat:
- voor het parkeren ten behoeve van de beroeps- en bedrijfsactiviteiten op eigen terrein voldoende ruimte aanwezig is, en
- behoudens in- en uitladen, geen beroeps- en bedrijfsactiviteiten in de openbare ruimte rond de betreffende woning mogen plaatsvinden.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen
De voor 'Waarde-Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:
- de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden van de gebieden met een lage verwachtingswaarden.
5.1.2 Voorrang dubbelbestemming
Voor zover de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 of gedeeltelijk samenvalt met andere dubbelbestemmingen die op deze gronden rusten, geldt dat de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 4 voorrang krijgt.
5.2 Bouwregels
Ten behoeve van andere, voor de gronden geldende bestemmingen is, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende bouwregels, het volgende van toepassing:
In geval van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de gronden met de aanduiding Waarde - Archeologie 4, waarbij bodemroerende werkzaamheden ter realisering van deze gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, noodzakelijk zijn, die:
- een oppervlakte hebben groter dan 5 hectare en;
- verder gaan dan een diepte van 0,30 meter;
eisen burgemeester en wethouders dat alvorens de omgevingsvergunning verleend wordt, door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit dit archeologisch rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudswaardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Algemeen
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van artikel 5 lid 1.1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende regels.
5.4.2 Afwijken voor bouwwerken bij geen archeologische waarden
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 wordt in ieder geval verleend indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de vergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentelijke archeologisch deskundige geen archeologische waarden te verwachten zijn.
5.4.3 Afwijken voor bouwwerken bij reeds verstoorde gronden
Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 5 lid 4.1 wordt ook verleend, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de aanvrager van de vergunning aan de hand van andere informatie heeft aangetoond dat door grondroerende werkzaamheden of andere bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.
5.4.4 Afwijken voor bouwwerken na archeologisch onderzoek
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 5 lid 4.1 wordt voorts verleend, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarden van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
de betrokken archeologische waarden, gelet op het bovengenoemd rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verboden
Het is verboden op of in de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, bij een oppervlakte groter dan 5 ha:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,3 meter waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
- het ophogen van gronden met meer dan 0,3 meter;
- het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, met een diepte van 0,3 meter of meer;
- het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.5.2 Uitzonderingen
Bovengenoemd verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingsvergunning;
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor afgeweken moet worden, zoals bedoeld in artikel 8 lid 1.1;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
5.5.3 Afwijken voor werken bij geen archeologische waarden
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de vergunning aan de hand van archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
5.5.4 Afwijken voor werken bij reeds verstoorde gronden
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt voorts verleend indien de aanvrager van de vergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
5.5.5 Afwijken voor werken na archeologisch onderzoek
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt voorts verleend indien de betrokken archeologische waarden, gelet op het rapport zoals bedoelt onder artikel 5 lid 5.2 sub d, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Ondergeschikte bouwdelen
- Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, luifels, erkers, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnecollectoren, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- of bestemmingsgrens met niet meer dan 1 meter wordt overschreden en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 meter.
- De voorgevelrooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
7.2 Bouwen steigers, vlonders, bruggen en dammen
Voor het bouwen van steigers, bruggen, dammen en duikers gelden de volgende bepalingen:
- toegestaan is om in en over het water heen te bouwen mits voldaan wordt aan de regels van de Keur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht;
- de steigers, vlonders, bruggen en dammen mogen worden voorzien van een balustrade mits de balustrade niet hoger is dan 1,5 meter van het vloerpeil van de vlonder, steiger, dam of brug.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Algemeen verbod op strijdig gebruik
Onder strijdig als bedoelt in 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden als:
- seksinrichting en raam- en straatprostitutie;
- opslagplaats voor vaten en kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen, grond- en baggerspecie, tenzij anders in de regels in opgenomen;
- uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, tenzij anders in de regels is opgenomen;
- kampeerterrein tenzij anders in de regels is opgenomen;
- ligplaats voor woonschepen;
- het bedrijfsmatig verkopen of te koop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik uitgezonderd de verkoop of het te koop aanbieden van producten en afkomstig van het betrokken agrarische bedrijf;
- gebruiken of laten gebruiken van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve nachtverblijven;
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van evenementen.
8.2 Uitzondering bijzonder gebruiksverbod
Het bepaalde in artikel 8 lid 1 is niet van toepassing op:
- het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden;
- vormen van gebruik die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige regels mag worden gebruikt.
8.3 Algemene afwijking
Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van het gestelde in deze bepaling, met uitzondering van het bepaalde in artikel 8 lid 1 strijdig gebruik, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
9.1 Luchtvaartverkeerzone - LIB 4
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘luchtvaartverkeerzone – LIB 4’ geldt het luchthavenindelingbesluit van Schiphol en zijn zonder een verklaring van geen bezwaar, volgens artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart, geen woningen, woonwagens, gebouwen met een onderwijsfunctie of gebouwen met een gezondheidszorgfunctie toegestaan, behoudens bestaand gebruik.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
10.1 Afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de regels van dit plan voor:
- afwijkingen van maten (waaronder bouwhoogtes en percentages) met ten hoogste 10% voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
- overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 2,5 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- of bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a;
- de bouw van straatmeubilair en utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, wachthuisjes, gemalen, gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer dan 25 m2 mag bedragen en de goothoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
- het plaatsten van lichtmasten op gronden met de bestemming 'Verkeer', met dien verstande dat de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter;
- het plaatsen van lichtmasten op gronden met de bestemming 'Groen', met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 8 meter mag bedragen.
10.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, afmeting en nokrichting van de bebouwing op grond van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de sociale veiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden in andere bestemmingen.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Parkeren en laad- en losmogelijkheden
11.1.1 Parkeren
Ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient er te worden voorzien, en ook tevens in stand gehouden, in voldoende parkeergelegenheid, alsook ruimte en het in stand houden daarvan van ruimte voor het laden en lossen van goederen, met dien verstande dat:
- Dit alleen van toepassing is wanneer sprake is van nieuwbouw, herbouw, uitbreiding of functiewijziging;
- Voor het bepalen van het benodigde aantal parkeerplaatsen, dient de parkeernorm van 2,1 parkeerplaats per woning aangehouden te worden.
- de benodigde parkeerplaatsen worden binnen het bestemmingsplangebied gerealiseerd.
- Voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor het laden en lossen van goederen op eigen terrein moeten worden gerealiseerd, welke zich op of onder het gebouw, dan wel op of onder het daarbij behorende, onbebouwd blijvende terrein mogen bevinden;
- Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van sub a indien het voldoen aan de parkeernorm door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, dan wel naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
- Middels een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van sub a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
11.1.2 Afmeting parkeerplaatsen
Een ruimte voor het parkeren van een personenauto moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
- Indien de afmetingen voor een gehandicapte gereserveerde parkeerruimte, bij haaks parkeren ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedraagt;
- Indien de afmetingen van een parkeerruimte uitgaande van langsparkeren, voor een personenauto ten minste 1,80 meter bij 5,50 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedraagt, en in geval van haaksparkeren ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter bedraagt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Noorddammerweg 68 De Kwakel".