direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Meerpad 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Langebuurt 9 in Uitgeest wat tot voor kort het bedrijf Aannemersbedrijf J.M. Putter gevestigd. Dit bedrijf is inmiddels verhuisd naar het bedrijventerrein in het noorden van de kern Uitgeest. Daarmee is de locatie beschikbaar gekomen voor herontwikkeling.

Hiervoor is in 2010 een bouwplan opgesteld, dat voorzag in de bouw van 28 appartementen en 10 grondgebonden woningen. De ontwikkeling is juridisch-planologisch mogelijk gemaakt door middel van het in 2011 vastgestelde bestemmingsplan 'Inbreidingslocatie Meerpad'. Dit plan is vervolgens integraal opgenomen in het bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum', dat is vastgesteld in 2012. De omgevingsvergunning voor het bouwen is in 2012 onherroepelijk geworden.

Omdat in de huidige woningmarkt de vraag naar appartementen afgenomen is, heeft de initiatiefnemer besloten het bouwplan aan te passen. Daarbij is een groot deel van de appartementen vervangen door grondgebonden woningen. Het totaal aantal woningen zal daarmee teruggaan van 38 naar 25 woningen. Hierdoor is de verkaveling enigszins veranderd en zijn wijzigingen aangebracht in de inrichting van de openbare ruimte. Een aantal bestemmingsgrenzen uit het vigerende plan worden daarbij overschreden. Het nieuwe bouwplan past derhalve niet in het vigerende bestemmingsplan.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch doorgang te kunnen laten vinden is voorliggend bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan vervangt het vigerende bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum' op de locatie Langebuurt 9.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten oosten van de Langebuurt. Deze straat vormt de westgrens van het plangebied. Aan de zuidkant wordt het plangebied begrensd door het Meerpad, een zijweg van de Langebuurt. Het plangebied wordt aan de noord- en de oostkant begrensd door een waterloop die uitkomt op het Binnenmeer, Het plangebied is kadastraal bekend gemeente Uitgeest, sectie B, nummers 3301, 6827, 6830, 8952 en 9183. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0001.jpg"

Figuur 1.1 ligging plangebied

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Wonen Noord en Centrum', dat is vastgesteld op 24 april 2012. Zie figuur 1.2 voor een uitsnede ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0002.png"

Binnen het plangebied liggen de bestemmingen 'Wonen', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Tuin' en 'Waarde - Archeologie'. Ter plaatse van de destijds voorziene bebouwing zijn bouwvlakken opgenomen. Deze zijn voorzien van een aanduiding voor de maximale bouw- en goothoogte. Gestapelde woningen zijn toegestaan ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld'.

De voorgenomen ontwikkeling is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. De afwijking heeft met name te maken met het gebruik van gronden, die in het huidige plan een verkeersbestemming hebben, voor woondoeleinden. De bestemmingen zelf voldoen echter wel. Dit plan zal dus de reeds binnen het plangebied aanwezige bestemmingen 'Wonen', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Tuin' en 'Waarde - Archeologie - 2' bevatten.

1.4 Planvorm

Het bestemmingsplan heeft ten doel de herontwikkeling van het plangebied planologisch mogelijk te maken. Om deze ontwikkeling van een goede juridische regeling te voorzien is voor een gedetailleerde planvorm gekozen. Daarbij is elke functie van een toegesneden bestemming met bijbehorende bouwregels voorzien. Enige flexibiliteit wordt geboden door het mogelijk maken van kleinschalige functieveranderingen en algemene ontheffingsregels. Met deze regeling wordt voldoende rechtszekerheid geboden voor omwonenden en toekomstige gebruikers van het plangebied. Een nadere toelichting op de planvorm is te vinden in Hoofdstuk 3.

1.5 Planproces

De ontwikkeling is reeds opgenomen in de gemeentelijke Toekomstvisie en de Structuurvisie. In dit kader hebben burgers via burgerraadpleging al de mogelijkheid gehad te reageren op het initiatief.

Het bouwplan dat ten grondslag ligt aan het voorliggende bestemmingsplan verschilt op onderdelen van het plan uit 2010. De belangrijkste verandering is het vervangen van een appartementenblok door grondgebonden woningen. Omdat het nieuwe bouwplan uitgaat van minder woningen en lagere bebouwing, zullen de mogelijk uitstralingseffecten voor omwonenden beperkter zijn. Daarom is besloten het plan niet opnieuw in de inspraak te brengen. Wel zal het plan in het kader van de wettelijke procedure gepubliceerd worden op www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid zienswijzen in te dienen op dit plan.

1.6 Leeswijzer

Aan de hand van de ruimtelijke en de functionele structuur wordt in hoofdstuk 2 de visie op het plangebied beschreven en wordt de gewenste ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 3 wordt het voor dit bestemmingsplan relevante beleid kort samengevat. In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de regels en worden de keuzes en gedachten die ten grondslag liggen aan de bestemmingsplanregeling toegelicht.

In hoofdstuk 5 wordt het bestemmingsplan getoetst aan de diverse milieu- en andere sectorale aspecten. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat een analyse van de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving. Tevens bevat het hoofdstuk de gebiedsvisie op het plangebied en een visie op de ontwikkelingen die planologisch mogelijk worden gemaakt middels het bestemmingsplan.

2.2 Bestaande Situatie

Het plangebied ligt in de kern Uitgeest. Het plangebied ligt in de hoek van de Langebuurt en de Meldijk, ten noorden van het Binnenmeer. Aan de overzijde van dit meer ligt, op enige afstand, de A9 van Heemskerk-Beverwijk naar Alkmaar. De locatie maakt deel uit van het historische gedeelte van de kern Uitgeest.

De omgeving van Uitgeest maakt deel uit van het Nationaal Landschap 'Laag Holland'. Kenmerkend voor dit landschap zijn de droogmakerijen met hun verkaveling langs meetkundige lijnen, de zogenaamde slagenverkaveling. Ook aan de Langebuurt en de Meldijk komt deze verkavelingsstructuur voor. De slagen bestaan uit lange, vaak smalle kavels, loodrecht op de Langebuurt, die tussen deze straat en het Binnenmeer lopen. De bebouwing volgt deze verkavelingsstructuur. Door de vaak smalle percelen zijn de kavels in veel gevallen diep bebouwd, waarbij bijna de helft van de kavel wordt gebruikt voor bebouwing. De randen langs het water zijn niet of dun bebouwd en hebben een groen karakter. De bebouwing aan de Langebuurt staat dicht op de weg, waardoor deze straat een smal profiel heeft. De bebouwing is opgericht in één tot twee bouwlagen, afgedekt met een kap. De bebouwing ten zuiden van het plangebied is wat hoger. Hier staat onder meer de voormalige school, die recent is verbouwd tot appartementengebouw.

De omgeving van het plangebied wordt gekenmerkt door een mengeling van verschillende functies, waarbij wonen de voornaamste functie is. In de directe omgeving zijn verder de functies horeca, dienstverlening, detailhandel en maatschappelijke functies te vinden.

Het plangebied ligt aan de oostzijde van de Langebuurt, en loopt tot aan het Binnenmeer. Binnen het plangebied was voorheen het aannemersbedrijf Putter gevestigd. De bedrijfsactiviteiten zijn inmiddels verplaatst naar het bedrijventerrein in het noorden van de kern Uitgeest. Het terrein is daarmee vrijgekomen voor herontwikkeling.

In de bestaande situatie is het terrein nog ingericht ten behoeve van de voormalige bedrijfsactiviteiten; de opstallen zijn nog aanwezig en het terrein is grotendeels verhard. In het zuiden van het plangebied loopt het Meerpad, die de woning Meerpad 2 (tegen het Binnenmeer gelegen) en het appartentengebouw Langebuurt 23/25 ontsluit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0003.png"

luchtfoto bestaande situatie

2.3 Toekomstige situatie

Na het beeindigen van de bedrijfsactiviteiten is het plangebied vrijgekomen voor herontwikkeling. Een transformatie naar een woongebied ligt daarbij voor de hand, aangezien wonen de voornaamste functie in de omgeving is. Zoals eerder aangegeven, is in 2010 een eerste bouwplan voor deze locatie gemaakt. Dit plan ging uit van 28 appartementen en 10 grondgebonden woningen. Dit aantal appartementen op deze plaats bleek moeilijk afzefbaar te zijn. Daarom heeft de initiatiefnemer het plan nogmaals kritisch bekeken en op onderdelen aangepast.

Bouwplan

Het nieuwe bouwplan gaat uit van een invulling van het plangebied met 6 appartementen en 19 grondgebonden woningen.

Deze worden op het achterterrein gerealiseerd. Het appartementencomplex wordt gerealiseerd in de bebouwingslijn van de Langebuurt. Het pand zal bestaan uit drie bouwlagen en sluit daarmee aan bij de bouwhoogtes zoals die in de directe omgeving voorkomen.

Op het achterterrein worden de grondgebonden woningen gerealiseerd. Het bouwplan bestaat uit 2 vrijstaande, 6 twee-onder-een-kap en 11 geschakelde woningen. Alle woningen zullen worden opgericht in twee bouwlagen met een kap.

Het plangebied wordt ontsloten via de Langebuurt. Voor de interne ontsluiting wordt een deel van het bestaande Meerpad gebruikt, die vervolgens overgaat in meer informele verkeersstructuur. Centraal in het plangebied ligt een hof. De meeste grondgebonden woningen zijn op dit hof georienteerd. Er worden 39 parkeerplaatsen gerealiseerd in het gebied, deels aan het Meerpad, deels in dit hof.

Zie figuur 2.1 voor de toekomstige inrichting van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0004.png" Figuur 2.1 inrichting plangebied.

Voormalig bouwplan

Het nieuwe bouwplan komt in grote lijnen overeen met het bouwplan uit 2010. Zie figuur 2.2..

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0005.png" Figuur 2.2 verschillen tussen de bouwplannen

Het voornaamste verschil betreft de rij appartementen uit het oude plan die zijn komen te vervallen. In plaats hiervan zullen er nu 9 grondgebonden woningen worden gerealiseerd, 7 geschakelde en 2 twee-onder-één-kapwoningen. Vanwege het feit dat deze woningen achtertuinen hebben is de verkeersstructuur ook aangepast. In het oude plan liep het Meerpad rechtdoor in oostelijke richting, ten zuiden van de appartementen. Ten oosten van de appartementen werd aangetakt op het hof.

Vanwege de achtererven van de grondgebonden woningen is de oorspronkelijke verkeerstructuur niet meer van toepassing. Het Meerpad loopt vanaf de twee ´nieuwe´ grondgebonden woningen in noordelijke richting in plaats van in westelijke richting.

2.4 Verkeer

Inleiding
In onderstaande paragraaf is de verkeersstructuur in en rondom het plangebied beschreven. Vervolgens is gekeken naar de verkeersafwikkeling en de parkeerbehoefte en is bepaald of de nieuwe ontwikkeling zal leiden tot problemen op deze aspecten.

Verkeersstructuur

Bereikbaarheid voor gemotoriseerd verkeer
De nieuwe woningen en appartementen zullen ontsloten worden vanaf het Meerpad. Ook de appartementen direct langs de Langebuurt zullen vanuit het binnenterrein ontsloten worden. Het Meerpad geeft aansluiting op de Langebuurt. Vanaf de A9 kan via de N203, Langebuurt, Westergeest / Middelweg naar de locatie gereden worden. Een andere mogelijke route om de N203 en de A9 te bereiken is via de Langebuurt, Meldijk, Lagendijk en de Broekpolderweg. Eveneens kan in noordelijke richting via de Langebuurt, Meldijk, Bonkenburg, Populierenlaan en Geesterweg van en naar de A9 gereden worden.

De wegen rondom de locatie zijn gecategoriseerd als erftoegangswegen binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 30 km/h.

Bereikbaarheid voor langzaam verkeer en verkeersveiligheid
Op de 30 km/h wegen vind, conform de inrichting van deze wegen volgens Duurzaam Veilig, een gemengde verkeersafwikkeling plaats. Voor het langzaam verkeer loopt tussen het appartementen blok langs de Langebuurt en de bestaande bebouwing aan de Langebuurt een smalle (voetgangers)steeg.

Bereikbaarheid per openbaar vervoer
In de nabijheid van de locatie is geen openbaar vervoer gelegen. Op ca 1.500 m vanaf de locatie is het treinstation van Uitgeest gelegen. Hier halteren de treinen tussen Amsterdam en Den Helder en tussen Haarlem en Den Helder.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
Op de locatie zullen 19 nieuwe grondgebonden woningen en 6 appartementen worden gerealiseerd. Het kencijfer voor grondgebonden woningen bedraagt 7,5 mvt/etmaal per woning, uitgaande van koop/vrijstaand, een ligging in het centrum en weinig stedelijk gebied (publicatie 317 CROW). Dit betekent dat 19 woningen ca. 145 mvt/etmaal genereren.

Het kencijfer voor appartementen bedraagt 6,8 mvt/etmaal per woning, uitgaande van koop/etage/duur, een ligging in het centrum en weinig stedelijk gebied (publicatie 317 CROW). De 6 appartementen hebben dan ca. 40 mvt/etmaal tot gevolg. In totaal bedraagt de verkeersgeneratie dan ca. 185 mvt/etmaal. Het oude plan ging uit van 240 mvt/etmaal. Er is dus sprake van een lagere verkeersgeneratie ten opzichte van de huidige plancapaciteit.

Dit verkeer zal zich afwikkelen over de ontsluitende wegen. Uit onderzoek1 van Goudappel Coffeng naar de Herinrichting van Westergeest blijkt dat de verkeersintensiteiten op de Langebuurt en de Westergeest laag zijn. De intensiteit op de Langebuurt zal niet meer dan 700 mvt/etmaal bedragen en de intensiteit op de
Westergeest niet meer dan 600 mvt/etmaal. Ook met het extra verkeer van de nieuwe ontwikkeling zal de intensiteit niet meer dan ca 900 mvt/etmaal bedragen. De autoverkeersintensiteiten zijn dusdanig dat een profiel zonder aparte voetpaden goed kan functioneren. Tot ca 1.000 mvt/etmaal is lopen en spelen op straat goed mogelijk.

Ook de overige wegen Middelweg, Meldijk, Lagendijk en Broekpolderweg zijn voldoende ingericht om dit extra verkeer te kunnen verwerken.

Parkeren
Het benodigde aantal parkeerplaatsen is berekend aan de hand van de normen uit de parkeerbeleidsnota Uitgeest 2005. De normen hierin zijn vastgesteld en zullen gehanteerd worden om de rechtszekerheid te waarborgen.

Voor de nieuwe grondgebonden woningen is uitgegaan van een norm van 1,5 parkeerplaatsen per woning. De parkeerbehoefte van de 19 nieuwe woningen bedraagt dan 29 parkeerplaatsen. Voor de appartementen is uitgegaan van een norm van 1,3 parkeerplaatsen per woning wat resulteert in een behoefte van 8 parkeerplaatsen, uitgaande van 6 appartementen.

De totale parkeerbehoefte bedraagt dan 37 parkeerplaatsen. Er worden in het plangebied 39 parkeerplaatsen gerealiseerd.

Conclusie
De bereikbaarheid voor het gemotoriseerd verkeer en het langzaam verkeer is goed te noemen. Door het ontbreken van openbaar vervoer in de directe omgeving van de locatie is deze bereikbaarheid slecht. De verkeersveiligheid in het plangebied is voldoende gewaarborgd. Het extra verkeer ten gevolge van de nieuwe ontwikkeling leidt niet tot problemen in de verkeersafwikkeling. Tevens worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om in de eigen parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Het aspect verkeer staat de realisatie van de nieuwe woningen en appartementen dan ook niet in de weg.

2.5 Conclusie

Het planvoornemen past binnen de huidige structuur van de Langebuurt. Het plangebied zal ingevuld worden waarbij het aantal appartementen is afgenomen. De nadruk komt te liggen op grondgebonden woningen met een mix van verschillende woningtypes. Omdat sprake is van minder woningen, zal ook een minder verkeer gegenereerd worden. Dit verkeer is goed af te wikkelen in de bestaande omgeving.

2.6 Uitgangspunten voor de juridische regeling

De juridische regeling is toegesneden op de ontwikkelingen die plaatsvinden en om de gewenste ruimtelijke uitstraling te verkrijgen en deze ook te behouden. Hiervoor zijn de volgende uitgangspunten voor de juridische regeling genomen:

  • de gewenste structuur wordt vastgelegd;
  • enige mate van flexibiliteit is wenselijk om tijdens de uitvoering van het project ondergeschikte aanpassingen gedurende de planvorming te faciliteren.

In het volgend hoofdstuk is aangegeven hoe deze punten zijn vertaald in de juridische regeling.

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planvorm voor het bestemmingsplan. Tevens wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag liggen en welke regeling wordt voorgesteld.

3.2 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm
Het bestemmingsplan heeft ten doel de herontwikkeling van het plangebied planologisch mogelijk te maken. Om deze ontwikkelingen van een goede juridische regeling te voorzien is voor een gedetailleerde planvorm gekozen, waarbij elke functie zijn eigen toegesneden bestemming met bijbehorende bouwregels is voorzien. Enige flexibiliteit wordt geboden middels het mogelijk maken van kleinschalige functieveranderingen en algemene afwijkingsregels. Middels deze regeling wordt voldoende rechtszekerheid geboden voor omwonenden en toekomstige gebruikers van het plangebied.

Plankaart en regels
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. Regels en verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte. De toelichting heeft geen rechtskracht maar geeft de uitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van belang als het gaat om een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes.

De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn verder algemene afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak
De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met in achtneming van de in de regels gestelde regels. Het bouwvlak is op de plankaart voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Om het gewenste karakter te verkrijgen en te behouden is gekozen om zowel een maximale bouwhoogte als een maximale goothoogte op te nemen.

Aanduidingen
Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen. Aanduidingen die aanvullende eisen stellen aan gebouwen of bouwwerken zijn bouwaanduidingen, een voorbeeld hiervan is de aanduiding 'gestapeld' binnen de bestemming Wonen voor de gestapelde woningen.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. inleidende regels;
  • 2. bestemmingsregels;
  • 3. algemene regels;
  • 4. overgangs- en slotregel.

3.3 Inleidende regels

Begrippen
Dit artikel definieert de begrippen die in het bestemmingsplan worden gebruikt. Dit wordt gedaan om interpretatieverschillen te voorkomen.

Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte en dergelijke van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen, worden in dit artikel verklaard.

Tevens is in de Wijze van meten opgenomen dat bij de maatvoeringregels ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, liftkokers, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing worden gelaten, mits de overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1 m.

3.4 Bestemmingsregeling

In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om toegestaan gebruik nader te specificeren. In het bestemmingsplan komen de onderstaande bestemmingen voor.

Verkeer - Verblijfsgebied
Het openbaar gebied in het woongebied heeft een verblijfs- en verplaatsingsfunctie. Deze gronden zijn bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, groen- en waterpartijen, nutsvoorzieningen en speeltoestellen. Hiermee wordt fleibiliteit geboden voor de inrichting van de openbare ruimte.

Wonen
Op de woonpercelen ligt de bestemming Wonen. Op een deel van het perceel ligt een bouwvlak. Binnen dit vlak mag het hoofdgebouw (de woning) opgericht worden). Voor de rest van het perceel geldt de erfbebouwingsregeling.

Bouwvlakken hoofdgebouwen
Bij de opstelling van het bestemmingsplan is voor alle woningen bepaald waar in de toekomstige situatie het hoofdgebouw (de woning zelf) en waar de bijgebouwen wenselijk zijn. Rekening houdend met rooilijnen en de vorm en maat van de andere gebouwen aan de Langebuurt, zijn op de bestemmingsplankaart bouwvlakken opgenomen waarmee de plaats van hoofdgebouwen juridisch is vastgelegd. Per hoofdgebouw is de maximale bouwhoogte aangegeven. Voor gestapelde woningen is de aanduiding 'gestapeld' opgenomen. Tevens is per bouwvlak aangegeven hoeveel wooneenheden er binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden. Indien er geen aanduiding is opgenomen geldt een maximum van één wooneenheid.

Erfbebouwing
De gronden achter en deels naast het hoofdgebouw c.q. de woning zijn te gebruiken voor uitbreiding van het hoofdgebouw of voor de bouw van bijgebouwen. De regeling zoals opgenomen in de bestemming Wonen bevat bepalingen met betrekking tot oppervlakte en hoogte van erfbebouwing. Deze regeling sluit aan op het huidige beleid van de gemeente Uitgeest.

De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen in totaal niet meer dan 50% van het zij- en achtererf bedragen tot een maximum van 50 m2. Bij grotere kavels gelden grotere maxima. Indien het zij- en achtererf groter is dan 200 m2 mag het oppervlak aan erfbebouwing maximaal 75 m2 bedragen. Indien het zij- en achtererf groter is dan 500 m2 mag het oppervlak aan erfbebouwing niet meer dan 100 m2 bedragen, voor erven waarbij het zij- en achtererf groter is dan 800 m2 mag het oppervlak aan erfbebouwing niet meer dan 125 m2 bedragen. Voor erven met een zij- en achtererf groter dan 1000 m2 mag het totaal oppervlak aan erfbebouwing niet meer dan 200 m2 bedragen. In het bestemmingsplan worden op deze manier voldoende erfbebouwingsmogelijkheden geboden, terwijl de ruimtelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

De goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt niet meer dan 0,3 m boven de eerste bouwlaag, de goothoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 m. De bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 5 m.

Aan-huis-gebonden beroepen
Aan-huis-gebonden beroepen zijn, bij direct recht, als ondergeschikte functie bij de hoofdfunctie wonen toegestaan.

Deze mogen alleen uitgevoerd worden zolang de omvang niet meer dan 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing bedraagt. Dit geldt tot een maximum van 40 m² per woning.

Tuin

De in het plangebied aanwezige voortuin is bestemd als 'Tuin'.

3.5 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.

Antidubbeltelbepaling

Een antidubbeltelbepaling wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

De formulering van de antidubbeltelbepaling wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).

Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.

De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan allemaal in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.

Algemene afwijkingsregels

In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan bij omgevingsvergunning van afgeweken kan worden. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om af te wijken van regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Werking wettelijke regelingen

In de regels van een bestemmingsplan wordt in een aantal gevallen met verwijzing naar een (andere) wettelijke regeling een procedure, begrip en/of functie uit die andere regeling van toepassing verklaard. De van toepassing verklaarde wettelijke regeling geldt zoals deze luidt op het moment van de vaststelling van het plan. Wijziging van de wettelijke regeling na de vaststelling van het bestemmingsplan zou anders zonder Wro-procedure een wijziging van het bestemmingsplan met zich mee kunnen brengen.

3.6 Overgangsrecht en slotregels

In het afsluitende onderdeel van de regels komen de overgangs- en slotregels aan de orde.

Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.1 Bro).

Slotregel

Deze regel bevat de titel van het plan.

3.7 Handhaving

Door handhaving controleert de overheid of burgers, bedrijven en bijvoorbeeld overheidsorganen zich aan de wet- en regelgeving houden. Onder handhaving wordt verstaan het door controle (toezicht en opsporing) en het toepassen (of dreigen daarmee) van bestuursrechtelijke sancties, bereiken dat het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift wordt nageleefd. De handhaving van de van toepassing zijnde regeling binnen de gemeente Uitgeest, wordt uitgevoerd door diverse diensten en afdelingen.
Zo handhaaft de afdeling VROM namens het college onder andere de regels van het bestemmingsplan. Dit betekent dat de regels voor wat betreft het gebruik en de bebouwingsbepalingen door het bouwtoezicht gehandhaafd worden. Dit gebeurt veelal door toetsing tijdens het behandelen van de aanvragen om bouwvergunning, maar kan ook gebeuren als gevolg van toezicht tijdens de uitvoering van de bouw of op grond van een eigen constatering indien een bouwwerk of een perceel in strijd met het bestemmingsplan wordt gebruikt.
De gemeentelijke handhaver handhaaft namens het college het gebruik van gemeentelijke gronden. Indien er bijvoorbeeld sprake is van illegale bebouwing of illegale ingebruikname van gemeentelijke grond, dan zal hiertegen worden opgetreden.

Doel handhavend optreden

Het doel van het handhavend optreden van de gemeente is niet direct gekoppeld aan de noodzaak van een actueel bestemmingplan. Voor de bewoners van het plangebied is duidelijk waar zij aan toe zijn (qua bouwen, zoals bijvoorbeeld uitbreiding van de woning, en qua gebruik), maar het niet handhaven haalt de effectiviteit van een actueel bestemmingsplan onderuit. De toegevoegde waarde van het verlenen van een bouwvergunning voor een bijgebouw is niet groot, indien er op andere plaatsen - zonder vergunning - bijgebouwen zijn geplaatst. Dit wordt nog eens problematischer zodra een bouwvergunning wordt geweigerd, terwijl diverse vergelijkbare bouwwerken reeds illegaal zijn geplaatst. In dit laatste geval is de roep om handhavend op te treden dan ook het grootst.

In het plangebied zal gehandhaafd worden op het illegale gebruik van bouwwerken en percelen. Verder zal er qua bouw gecontroleerd worden op de uitvoering van verleende bouwvergunningen. Uiteraard zal er ook gecontroleerd worden of, in het geval van een geweigerde bouwvergunning voor een woning of bijgebouw, de betreffende woning of bijgebouwd niet alsnog wordt gebouwd.

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Inleiding

De beleidscontext voor de visie op het plangebied wordt gevormd door een aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en lokaal beleid beknopt samengevat.

4.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2011)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bevat plannen voor ruimte en mobiliteit. In dit beleidsdocument staat beschreven in welke grote infrastrcuturele projecten het kabinet tot en met 2040 wil gaan investeren. Er is sprake van een hoog abstractieniveau: de visie richt zich alleen op nationale belangen zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en de waterveiligheid. De ambities die tot 2028 zijn geformuleerd luiden als volgt:

  • het vergroten van de concurrentiepositie door de ruimtelijk-economische structuur te versterken;
  • het verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving, met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Vanwege de kleinschaligheid van de voorgenomen ontwikkeling aan het Meerpad is er geen sprake strijd met de SVIR, die gekenmerkt wordt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Anderzijds draagt de ontwikkeling ook niet bij aan het verwezenlijken van dit beleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 1e aanvulling oktober 2012)

Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dir beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekend dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament, defensie en de ecologische hoofdstructuur.

Stelling van Amsterdam

Een ander onderwerp waar het Barro regels aan stelt, zijn de erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde (UNESCO/werelderfgoed). Nabij het plangebied ligt het werelderfgoed de Stelling van Amsterdam (zie figuur 4.1). Het Barro bevat de exacte begrenzing van het gebied en een beschrijving van de kernkwaliteiten. Deze worden in de provinciale verordening verder uitgewerkt en geobjectiveerd. Verder staat beschreven dat de provinciale verordening regels voor bestemmingsplannen bevat ten aanzien van de instandhouding en versterking van deze kernkwaliteiten.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0006.png"

Figuur 4.1 Stelling van Amsterdam

Zoals te zien in figuur 4.1 ligt het plangebied op enige afstand van de Stelling van Amsterdam. Ook vanwege de kleinschaligheid van de ontwikkeling is er geen sprake van invloed op de kernkwaliteiten van dit bestemmingsplan. Er is dus geen sprake van strijdigheid met het beleid wat betreft erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Hetzelfde geldt voor het overige beleid zoals geformuleerd in het Barro. De ontwikkeling is van een dusdanig klein schaalniveau dat er noch sprake is van strijdigheid met het beleid en noch sprake van een bijdrage aan de verwezenlijking van dit beleid.

4.3 Provinciaal en regionaal beleid

4.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2011)

De provincie Noord-Holland heeft haar plannen, toekomstbeelden en ambities voor de komende 3 decennia vastgelegd in de (ontwerp)structuurvisie 2040:

  • toekomstbestendig en duurzaam bouwen;
  • aandacht voor de ruimte buiten de woongebieden;
  • leefgebieden worden belangrijker;
  • de combinatie van wonen, economie en landschap vormen méér een drie-eenheid dan voorheen.

Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie Noord-Holland het landelijk gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen, speelt ze in op de bevolkingskrimp op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied realiseren van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houdt ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten blijft de provincie bijzonder en aantrekkelijk om in te wonen, in te werken en te bezoeken.

In Noord Holland-noord, waar Uitgeest deel van uitmaakt, is de prognose dat voor 2040 circa 35.000 woningen nodig zijn. Bebouwing dient zoveel mogelijk plaats te vinden binnen de BBG-zones (Bestaand Bebouwd Gebied). Er wordt onderscheidt gemaakt tussen gebieden met een overspannen en een ontspannen woningmarkt.

Daar waar sprake is van een overspannen woningmarkt moet er zorgvuldig omgegaan worden met het stedelijk en landelijk gebied. Bij een ontspannen woningmarkt is er meer ruimte voor herstructurering en transformatie binnen het bestaand bebouwd gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0007.jpg"

figuur 4.1 Uitsnede provinciale structuurvisie

In de structuurvisie wordt Uitgeest omschreven als een kleine kern in het buitengebied. Het plangebied ligt gedeeltelijk buiten het bestaand bebouwd gebied zoals is aangegeven in de structuurvisie. Door de herontwikkeling van een bedrijfslocatie naar een woningbouwlocatie treedt een verbetering op van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en de omgeving.

4.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Noord Holland (2014)

De Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan, moeten voldoen. Hierdoor heeft de provincie meer invloed op de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. De regels van de PRVS vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0008.jpg"

Provinciale ruimtelijke verordening

In de provinciale ruimtelijke verordening is aangegeven dat een deel van het plangebied buiten het bestaand bebouwd gebied is gelegen. Hierdoor zou op dit deel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn. Voor het bestemmingsplan 'Inbreidingslocatie Meerpad' is door de Provincie destijds ontheffing verleend. Vanaf 1 oktober 2012 kunnen er geen ontheffingen meer worden verleend door de provincie.

De gemeenten hoeven geen ontheffingsverzoek meer in te dienen, maar moeten nu zelf beoordelen of ze binnen de afwijkingsregels blijven.

Dit bestemmingsplan maakt een aangepaste invulling van het gebied mogelijk. De belangrijkste wijziging is dat het appartementengebouw aan de zuidzijde van het plangebied wordt vervangen door grondgebonden woningen. Daarbij worden tuinen uitgegeven. Deze woningen komen op ongeveer dezelfde plaats als het beoogde appartementengebouw. De bebouwing wordt echter lager en er komen minder woningen. Het bouwvlak van het appartementengebouw ligt voor een klein deel buiten Bestaand Bebouwd Gebied (BBG).

Het aangepaste plan leidt niet tot een fundamentele wijziging van het plan waarvoor ontheffing is verleend. Wel komen er minder woningen in het gebied, dat aansluit bij het beleid rondom het BBG. Daarmee is het plan in lijn met het beleid van de provincie en de afgegeven ontheffing. Het plan kan zodoende binnen de afwijkingsregels worden geraliseerd.

Nationaal landschap Laag Holland

Het plangebied ligt in de nabijheid van het Nationaal landschap Laag Holland. De belangrijkste waarden van dit gebied zijn:

  • de grote openheid;
  • het geometrisch inrichtingspatroon in de droogmakerijen;
  • strokenverkaveling.

Het gebied Laag-Holland is aangewezen vanwege de uitgestrekte veenweidegebieden, de zeer laaggelegen polders in combinatie met veel water. Het gebied wordt ook geroemd vanwege de dijk- en lintdorpen met hun typerende bouwstijl. Het beleid is niet van invloed op de beoogde ontwikkeling; de langgerekte verkavelingsstructuur en het Middenmeer blijven onaangetast.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0009.jpg"

Figuur 3.1 Het Nationaal Landschap Laag Holland

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Toekomstvisie Uitgeest 2020 (2009)

De Toekomstvisie Uitgeest 2020, met als motto 'Inbreiden waar mogelijk, uitbreiden waar nodig', dient als basis voor de structuurvisie. De visie moet een duidelijk beeld geven van de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. De visie zelf is een vertaling van alle ontvangen signalen over de toekomst van Uitgeest, met inachtneming van rijks- en provinciale randvoorwaarden. In de visie komen deze allemaal aan de orde. Ook zijn enkele overige taken in het kader van de waterhuishouding in de visie vertaald.

Gezien het gegeven dat Uitgeest moet groeien om te overleven, maar dat de ruimtelijke betekenis van Uitgeest als zeer belangrijk wordt ervaren, zijn in het kader van de visie meerdere afwegingen van ruimtelijke, maatschappelijke en financiële aard gemaakt, die hebben geleid tot de nu voorliggende visie. De hoofdpunten van deze visie zijn:

  • 1. dorpskarakter behouden;
  • 2. groene omgeving handhaven;
  • 3. zoveel mogelijk in standhouden rode contour (bestaand bebouwd gebied (BBG);
  • 4. geringe groei met een structureel inwoneraantal van 14.000;
  • 5. financieel gezond blijven;
  • 6. zelfstandigheid;
  • 7. het in stand houden van het huidige voorzieningenniveau;
  • 8. een woningvoorraad die qua samenstelling en omvang past bij de toekomst van Uitgeest.

Uit de Toekomstvisie blijkt dat er behoefte is aan uitbreiding van 500 extra woningen. Inbreidingslocaties zijn daarvoor volgens de toekomstvisie uitermate geschikt. Het plangebied is opgenomen als inbreidingslocatie voor 38 woningen, die na 2014 ingevuld zou kunnen worden. Het voornemen om 25 woningen te realiseren is daarmee in lijn met het beleid zoals opgenomen in de toekomstvisie.

4.4.2 Structuurvisie Uitgeest 2020 (2010)

Uitgeest vergrijst en heeft te weinig te bieden aan starters op de woningmarkt. Daarnaast zal er levensloopbestendig gebouwd moeten worden om ook de oudere generaties te kunnen faciliteren in hun veranderende behoeftes. Ook zal een betere doorstroming bevorderd moeten worden.

Er moet ruimte gevonden worden om nieuwe woningen te bouwen die benodigd zijn voor de eigen bevolkingsgroei en ruimte voor de extra gewenste groei om te komen tot een inwonersaantal van 14.000 inwoners. Allereerst dienen de bestaande binnenstedelijke locaties daarvoor gebruikt te worden. Daarbij zal er in Uitgeest ook enige uitbreiding buiten de bebouwde kom moeten plaatsvinden.

Inbreiding is geen doel maar een middel. Toch kan inbreiding ook meer betekenen dan alleen maar het louter bouwen van woningen. Het kan ervoor zorgen dat bestaande structuren in het dorp (zowel ruimtelijk als functioneel) verbeterd of versterkt worden. Inbreiding dient altijd zorgvuldig te gebeuren. In de structuurvisie zijn een aantal plekken opgenomen waar inbreiding voorzien is. Het plangebied is een van deze locaties.

4.4.3 Prostitutiebeleid gemeente Uitgeest

Per 1 oktober 2000 is het algemeen bordeelverbod opgeheven, waardoor (maximaal) één seksinrichting of escortbedrijf binnen de gemeente is toegestaan. Met het opheffen van het bordeelverbod is een seksinrichting aan te merken als een 'gewoon bedrijf'. Daarmee is de vestiging van dergelijke bedrijven veel eenvoudiger geworden. Het is hierdoor noodzakelijk geworden om als gemeente een prostitutiebeleid op te stellen.

Het beleid van de gemeente dienaangaande is neergelegd in het bestemmingsplan 'Paraplubepaling Bordeelverbod'. Binnen de gemeentegrenzen wordt het niet wenselijk geacht dat een seksinrichting of escortbedrijf zich kan vestigen in een woongebied, in het dorpscentrum, in de omgeving van scholen of kerken en in de nabijheid van horecagelegenheden, aangezien dit het leefmilieu kan verstoren. Door in de bovenstaande locaties vestiging van een seksinrichting of escortbedrijf uit te sluiten, blijft er binnen de gemeente één gebied over waar wel een seksinrichting onder voorwaarden toegestaan kan worden.

Binnen het plangebied van dit bestemmingsplan is volgens de 'Paraplubepaling Bordeelverbod' de vestiging van een seksinrichting of escortbedrijf uitgesloten. Dit is in dit bestemmingsplan meegenomen.

4.5 Conclusie

Het bestemmingsplan Meerpad 2014 is in overeenstemming met het relevante beleid van de diverse overheden.

Hoofdstuk 5 Milieuonderzoek

5.1 Wegverkeerslawaai

Beoogde ontwikkeling
In 2010 is door ons bureau akoestisch onderzoek uitgevoerd. Aangezien het bouwplan is gewijzigd is berekend wat de geluidsbelasting aan de gevels van de nieuwe grondgebonden woningen is.

Onderzoek en conclusie

Uit het onderzoek, zie Bijlage 4, blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de niet gezoneerde weg, de Langebuurt, sprake is van een aanvaardbaar klimaat.

Ten gevolge van het verkeer op de A9 wordt de voorkeursgrenswaarde overschreden. Op 1 woning wordt zelfs de uiterste grenswaarde van 53 dB overschreden. Wanneer de uiterste grenswaarde wordt overschreden is bouwen niet zonder meer mogelijk. Een mogelijkheid is om die delen waar de geluidsbelasting hoger is dan 53 dB uit te voeren als dove gevel (een gevel zonder te openen delen).

De gevel aan de zijde van de A9 op een hoogte tussen de 6 en 9 m dient dan ook te worden uitgevoerd als dove gevel. Dit is juridisch planologisch geregeld door middel van een aanduiding en een daar aan gekoppelde regeling.

Uit het in 2010 uitgevoerde akoestisch onderzoek is gebleken dat twee gevels ter plaatse van de tweede bouwlaag van het appartementengebouw aan de Langebuurt eveneens moeten worden uitgevoerd als dove gevels. Ook hier is een aanduiding met bijbehorende regeling opgenomen.

Geconcludeerd kan worden dat verdere maatregelen niet mogelijk zijn vanwege financiële, stedenbouwkundige en verkeerskundige redenen. Er dient dan ook een besluit tot vaststelling van hogere waarden te worden voorbereid. Echter in het vastgestelde plan zijn destijds hogere waarden verleend voor de toen voorziene appartementen.

Nu blijkt dat een groter aantal hogere waarden verleend zijn dan benodigd. Geconcludeerd kan dan ook worden dat geen nieuwe hogere waarden nodig zijn.

5.2 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 5.2.1 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 5.2.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg / m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/ m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)2    jaargemiddelde concentratie   48 µg / m³   tot en met 10 juni 2011  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg / m³   tot en met 10 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³   vanaf 11 juni 2011  

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied.

Besluit Niet in Betekenende Mate (NIBM)
In dit Besluit is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 25 woningen mogelijk. Dit valt op grond van het Besluit Niet in Betekenende Mate in een categorie die is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt echter wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Dit wordt gedaan aan de hand van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hiermee wordt inzicht gegeven in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Dit is gedaan langs de Meldijk, een maatgevende weg die langs het plangebied loopt. In 2011 bedraagt de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) hier 24,1 µg/m3. In datzelfde jaar bedraagt de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) hier 25,8 µg/m3. De concentraties luchtverontreinigende stoffen liggen langs de weg onder de grenswaarden uit de Wlk. Omdat direct langs de weg voldaan word aan de grenswaarden, zal dit ter hoogte van het plangebied ook het geval zijn. De concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de locatie verder van de weg is gelegen.

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de Wlk de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is ter plaatse van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

5.3 Externe veiligheid

Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht4. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

In 2010 zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. In dat basisnet worden zones langs hoofdinfrastructuur opgenomen waarbinnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Op dit moment wordt door de overheid nog geen uitsluitsel gegeven over de breedte van de verschillende zones.

Onderzoek
Onderzoek
Uit informatie van de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen zijn. Daarnaast vindt in de directe omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor, over het water of door buisleidingen plaats.

Ten oosten van het plangebied ligt de A9. Uit bovengenoemde Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen vervoerd worden. De PR 10-6 risicocontour is niet buiten de weg gelegen. Daarnaast is er geen sprake van een plasbrandaandachtsgebied. De PR 10-8 risicocontour, indicatief voor het invloedsgebied is 109 m. Het plangebied ligt op circa 300 m van de weg. Dit is buiten het invloedsgebied en buiten de 200 m zone uit de circulaire waarbinnen ruimtegebruiksbeperkingen kunnen gelden. Daarnaast blijkt uit het Basisnet Weg dat geen sprake is van een overschrijding van 0,1 maal de oriënterende waarde. Door de relatief grote afstand van het plangebied tot de weg zal de ontwikkeling nauwelijks van invloed zijn op de hoogte van het groepsrisico. In geen geval zal de ontwikkeling voor een overschrijding van de oriënterende waarde zorgen. De aanwezigheid van de weg vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0010.png"

ligging invloedsgebied irt plangebied

Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid de realisatie van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.4 Bedrijven en milieuhinder

Normstelling en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies kan gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). Milieuzonering beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.

Onderzoek en conclusie

In de omgeving van het plangebied zijn naast wonen diverse andere functies gevestigd. Het gebied kan daarom aangemerkt worden als gemengd gebied.

Op ongeveer 50 en 100 meter van de beoogde woningen is een stokkenfabriek/kindermeubelbedrijf gelegen. Dit bedrijf valt op grond van bovengenoemde VNG-publicatie in categorie 3.2. Voor bedrijven in deze categorie geldt in gemengd gebied een richtafstand van 50 m ten opzichte van woningen. Daarmee wordt voldaan aan deze richtafstand.

Tevens zijn in de omgeving van het plangebied horecavoorzieningen en detailhandel aanwezig. Gezien de omgeving met diverse functies naast woningen is in dit gebied sprake van een gemengd gebied. De aanwezige voorzieningen zijn voor het grootste deel van een dusdanige omvang dat ze direct naast woningen toelaatbaar zijn. De meeste van deze bedrijven moeten in hun bedrijfsvoering reeds rekening houden met bestaande woningen die dichterbij staan. Hierdoor worden deze bedrijven door deze ontwikkeling niet belemmerd in de bedrijfsvoering.

Direct naast het plangebied ligt een café. De richtafstand voor een café bedraagt 10 meter ten opzichte van gemengd gebied. In de huidige situatie vinden de horeca-activiteiten plaats verder dan 10 meter van de erfgrens. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstanden uit de VNG-brochure en wordt de eigenaar niet in zijn huidige bedrijfsvoering belemmerd.

Verder ligt aan de Langebuurt 11 een bedrijf voor grafische activiteiten. Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand van 10 meter. Met het aangepaste ontwerp wordt aan deze afstand voldaan.

5.5 Bodemkwaliteit

Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.

Onderzoek en conclusie

Voor de beoogde ontwikkeling is in het verleden een bestemmingsplan vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het grootste gedeelte van het plan gebied een woonbestemming. Destijds is hiervoor bodemonderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 3). Voorliggend bestemmingsplan is op hoofdlijnen hetzelfde als het eerdere plan, maar bevat een iets andere invulling. Als gevolg hiervan wordt de verkeerbestemming plaatselijk gewijzigd in een woonbestemming.

Op basis van de bijgesloten gegevens van het verkennend bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat op de locatie vermoedelijk een geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is (meer dan 25 m3 grond met gehalten koper, lood en/of zink boven de interventiewaarde) waardoor provincie Noord-Holland het bevoegd gezag is. Er zal bij provincie Noord-Holland, conform artikel 29 van de Wet bodembescherming, een uitspraak moeten worden gedaan over de ernst en spoedeisendheid van de aangetroffen bodemverontreiniging, voordat met de bouw kan worden begonnen. De beschikking kan worden aangevraagd middels een BUS-melding. Voorts dient, vanwege de aanwezigheid van puin op de bodem en in de grond, een verkennend asbestonderzoek, conform de NEN 5707, te worden uitgevoerd naar de aanwezigheid van asbest in de grond.

In de gemeente Uitgeest is het generieke beleid vanuit het Besluit bodemkwaliteit van kracht. Op basis van het Besluit bodemkwaliteit is een bodemfunctieklassenkaart vastgesteld. Het plangebied valt grotendeels in klasse wonen. Bij grondverzet dient de kwaliteit van de toe te passen grond te worden vastgesteld door middel van een partijkeuring. Een toe te passen partij grond dient te voldoen aan de kwaliteitsklasse 'wonen'.

5.6 Kabels en leidingen

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving van het plangebied aanwezig. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.

5.7 Schiphol

Het plangebied ligt buiten het beperkingengebied van Schiphol zoals opgenomen in het Luchthavenindelingbesluit, maar binnen de 20 Ke-contour zoals opgenomen in de Nota Ruimte. Binnen de 20 Ke-contour dient de uitleg van nieuwe woningbouw te worden voorkomen om de luchthaven niet in zijn groei te belemmeren. Herstructurering en intensivering is binnen de 20 Ke-contour wel mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0011.jpg"

Als bestaand bebouwd gebied geldt de rode contour uit het Streekplan als uitgangspunt voor het begrenzing van het stedelijk gebied.

Uit het Provinciale streekplan blijkt dat een deel van het plangebied buiten de rode contour ligt waardoor geen nieuwe woningbouw is toegestaan. De VROM-inspectie heeft ten tijde van het in 2011 vastgestelde bestemmingsplan 'Inbreidingslocatie Meerpad' reeds aangegeven dat in dit specifieke geval het plangebied gerekend kan worden tot het bestaand stedelijk gebied gezien het huidige gebruik van de gronden. Vanwege de geringe wijzigingen ten aanzien van de invulling van het terrein is dit besluit nog steeds van toepassing. Daarbij treedt er door de ontwikkelingen een verbetering op van de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving.

5.8 Water

Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer.

Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010-2015

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit.

Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009

Met ingang van 22 december 2009 is de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009

van kracht. Voor het bestemmingsplan is het met name relevant dat de Keur eisen stelt bij het

aanbrengen van snellozende verhardingen (artikel 4.2):

Het is zonder vergunning van het dagelijks bestuur verboden neerslag versneld tot afvoer te

laten komen:

  • a. door bebouwing of verharding van 800 m² of meer onverharde grond;
  • b. door realisatie van verscheidene min of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke oppervlakte van 800 m² of meer;
  • c. door aanleg van nieuw verhard oppervlak dat meer dan 10% van het oppervlak van het desbetreffende peilvak beslaat;
  • d. door uitbreiding van het verhard oppervlak met minder dan 800 m², indien het desbetreffende watersysteem de toename van de piekafvoer niet kan verwerken.

Eigendommen HHNK

In het plangebied bevindt zich volgens de kadastrale kaart een grondeigendom van het hoogheemraadschap. Het betreft een oppervlak van ongeveer 45m² dat deel uitmaakt van kadastraal perceel UGT00B 7285. Voor de herinrichting van dit perceel dient afstemming plaats te vinden met de afdeling Grondzaken van het hoogheemraadschap.

Vergunningen en meldingen

Voor werkzaamheden in, onder, langs, op, bij of aan open water is een watervergunning van het hoogheemraadschap nodig.

Gemeentelijk beleid

In het Waterplan Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest staan maatregelen die wateroverlast beperken en de waterkwaliteit verbeteren. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het plan samen met de gemeenten Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest opgesteld. De gemeenten en het hoogheemraadschap hebben samengewerkt aan een waterplan waarin het hele watersysteem onderzocht is. Voor de komende tien jaar staan maatregelen in het plan die het systeem moeten verbeteren zodat wateroverlast beperkt wordt, de waterkwaliteit wordt verbeterd, schoon duinwater beter wordt benut en het aanwezige water een natuurlijke inrichting krijgt. Een klankbordgroep met vertegenwoordigers van belangengroepen, agrariërs en natuurorganisaties hebben een rol gespeeld bij het tot stand komen van het plan.

Huidige situatie
Het plangebied ligt aan de Langebuurt 9 in de gemeente Uitgeest. In de huidige situatie is in het plangebied een aannemersbedrijf gevestigd, het gebied bestaat uit bebouwing, overige verharding en groen.

Bodem en grondwater
De maaiveldhoogte varieert binnen het plangebied. Ter hoogte van de Langebuurt bedraagt deze circa NAP +0,30m, dit loopt af tot circa NAP -0,50m ter hoogte van het Binnenmeer. Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem uit veen op ongerijpte klei. Er is sprake van grondwatertrap II, wat neerkomt op een gemiddeld hoogste grondwaterstand die van nature minder dan 0,40 m onder het maaiveld ligt, terwijl de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert tussen de 0,50m en de 0,80m onder het maaiveld.

Waterkwantiteit
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel grenst het plangebied aan de noordoostzijde aan het Binnenmeer. Het plangebied is gelegen in peilgebeid 04310-01 in de Uitgeester- en Heemskerkerbroek. Ter plaatse geldt een streefpeil van NAP -1,57m. Het gebied watert af via het Binnenmeer naar het nabijgelegen gemaal aan de Meldijk. Hier wordt water uitgeslagen op de Schermerboezem.

Waterkwaliteit
In het plangebied bevinden zich geen KRW-waterlichamen. Het aangrenzend Binnenmeer is wel aangemerkt als een KRW-waterlichaam. Het uitgangspunt is dat de ecologische toestand van het Binnenmeer niet mag verslechteren.

Veiligheid en waterkeringen
In het plangebied is geen primaire of regionale waterkering aanwezig.

Afvalwatering en riolering
Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk gemengd rioolstelsel.

Toekomstige situatie
Het bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van het terrein van het aannemersbedrijf mogelijk. Het plan zal voorzien in de realisatie van 6 appartementen en 19 grondgebonden woningen.

Waterkwantiteit
In de bestaande situatie is ongeveer 1700m2 groen aanwezig. In de nieuwe situatie zal dit 1742 m2 zijn. Dat betekent dat het aandeel aan verhard oppervlak af zal nemen. Dit heeft positieve gevolgen voor de waterhuishoudkundige situatie. Er is geen compensatie noodzakelijk.

Waterkwaliteit
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkelingen hebben geen gevolgen voor de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwater en riolering
Conform de Leidraad Riolering West-Nederland en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Huishoudelijk afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Schoon hemelwater kan geloosd worden op oppervlaktewater. Aanbevolen wordt dit te lozen op de kop van de waterloop aan de noordzijde van het plangebied, dit bevorderd de doorstroming van deze waterloop. Voor omliggende bestrating van de parkeervakken wordt aanbevolen deze zoveel mogelijk op de parkeervakken af te laten wateren.

Beheer en onderhoud
De waterloop langs het plangebied is geclassificeerd als schouwsloot. Volgens het beleid van het hoogheemraadschap dient het onderhoud aan deze waterloop door de aanliggende eigenaren te worden uitgevoerd. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Oeverinrichting

Teneinde afslag van oevers te voorkomen en ook een duidelijke scheiding van water en land aan te

brengen wordt geadviseerd om de tuinen die aan het water grenzen te voorzien van beschoeiing. De waterloop aan de noordzijde van het plangebied heeft een beperkte omvang. Het wordt daarom niet toegestaan hier steigers aan te leggen.

Conclusie
Met het in acht nemen van bovenstaande maatregelen veroorzaken de in dit plan beschreven ontwikkelingen geen verslechtering van het waterhuishoudkundige systeem ter plekke.

5.9 Ecologie

Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 1.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit bebouwing, verharding en tuin.

Beoogde ontwikkelingen

In het plangebied wordt de bouw van nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:

  • sloopwerkzaamheden;
  • bouwrijp maken;
  • bouwwerkzaamheden.

Resultaten onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). De Natuurbeschermingswet en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet niet optreden.

In het plangebied komen naar verwachting de volgende beschermde soorten voor:

Vrijstellingsregeling Flora- en faunawet   Tabel 1     mol, egel, veldmuis

bruine kikker, gewone pad en de middelste groene kikker  
Ontheffingsregeling Flora- en faunawet   Tabel 2     Geen  
  Tabel 3   Bijlage 1 AMvB   Geen  
    Bijlage IV HR   alle vleermuizen  
  Vogels   Cat. 1 t/m 4   gierzwaluw en huismus  
    Cat. 5   koolmees, pimpelmees, spreeuw, ekster en zwarte kraai  

Het bestemmingsplan voorziet in de sloop van een bestaand gebouw en de bouw van nieuwe woningen. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1 soorten van de Flora- en faunawet waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (broedseizoen is globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten. .
  • Uit onderzoek (Bijlage 2) blijkt dat ontwikkelingen in het plangebied geen effecten hebben op vogels met vaste rust- en verblijfplaatsen en vleermuizen.

5.10 Cultuurhistorie en archeologie

Regelgeving en beleid

Wet op de archeologische monumentenzorg/Verdrag van Malta
Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis in Nederland. Het Verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van deze archeologische waarden. Het Verdrag is geïmplementeerd via de Wet op de Archeologische monumentenzorg. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

Op grond van de aangescherpte regelgeving stellen Rijk en provincie zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de Cultuurnota 2005 - 2008, de Nota Belvedere, de Nota Ruimte, de Wijziging van de Monumentenwet 1988 en diverse publicaties van het Ministerie ven OC&W.

Analyse en conclusie

Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Noord-Holland is het gebied van hoge archeologische waarde. Het plangebied ligt in de historische dorpskern. De begrenzing van deze historische kern is bepaald op grond van de historische kaart uit 1849-1859, schaal 1:25.000. De archeologische waarde van historische kernen bestaat uit de reeds aangetroffen of te verwachten aanwezigheid, boven of onder de grond, van bouwhistorische resten en archeologische sporen en voorwerpen. Samen bevatten zij een veelheid aan historische informatie over ouderdom en ruimtelijke ontwikkeling van de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.0450.BP14Meerpad-VS01_0012.jpg"

Figuur 5.10.1 Ligging plangebied (rode cirkel) en archeologische waarden

In het plangebied geldt een grote waarde ten aanzien van archeologie. Ter beschermingen van deze archeologische waarden is een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen in het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan zijn geen monumenten gelegen.

5.11 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen

De gemeente Uitgeest stimuleert en ondersteunt initiatieven op het gebied van duurzame ontwikkeling. In samenwerking met de IJmond gemeenten wil Uitgeest de komende jaren op  het  onderwerp duurzaam bouwen gebruik gaan maken van het instrument GPR Gebouw.

Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011

Het Rijk en de gemeenten hebben een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie. De gemeenten onderschrijven de ambities van het kabinet: een reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energiebesparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. Het kabinet Rutte II hanteert een aandeel van 14% duurzame energie in 2020. Het SER Energieakkoord van september 2013 bevestigd nogmaals dat nieuwbouw in 2020 bijna energieneutraal moet zijn. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en om innovatie te stimuleren wordt de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en in 2015 naar 0,4. Nu er afspraken zijn gemaakt over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie, zal er ook naar toe gewerkt moeten worden.

GPR Gebouw

Om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stimuleert de Milieudienst IJmond en de gemeente Uitgeest het gebruik van GPR Gebouw. GPR Gebouw is een relatief eenvoudig instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt breder dan alleen energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De kosten van het gebruik van GPR Gebouw worden gedragen door de Milieudienst IJmond.

Conclusie

Overeenkomstig het beleid van de gemeente dient duurzaam te worden gebouwd. Het bouwplan biedt kansen om duurzaam te bouwen. Van belang is dat duurzaamheid / energiebesparing vroeg in het bouwproces wordt meegenomen en dat daarvoor in de realisatiefase budget beschikbaar wordt gesteld. Het gebouw is afhankelijk van de maatregelen dan comfortabeler en in de gebruiksfase worden veelal besparingen bereikt.

De prestaties op het gebied van duurzaamheid worden gemeten door het instrument GPR Gebouw, het hulpmiddel voor het maken van duurzaamheidkeuzes bij nieuwbouw van onder andere woningen. De ambitie is een 7 te scoren voor energie en gemiddeld een 7 voor de overige thema's. Aangezien de aanscherping van het beleid voor duurzaam bouwen een dynamisch traject is, dienen bouwinitiatieven getoetst te worden aan het op dat moment geldend beleid.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De gronden in het plangebied zijn in eigendom van de initiatiefnemer. Alle kosten voor de planvorming zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente Uitgeest sluit met de initiatiefnemer een overeenkomst , waarmee eventueel door te gemeente te maken kosten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer. Voor de gemeente Uitgeest zijn er dus geen kosten verbonden aan deze ontwikkeling. In het kader van dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan opgesteld te worden.

Daarnaast wordt tussen de gemeente en de initiatiefnemer een planschadeovereenkomst opgenomen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het voorontwerp bestemmingsplan is in het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro toegezonden aan de overlegpartners. Er is één overlegreactie binnengekomen, van het Hoogheemraadschap. Deze is verwerkt in de waterparagraaf.

Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 28 maart 2014 gedurende een periode van 6 weken digitaal ter inzage gelegen op www.ruimtelijkeplannen.nl. In die periode is eenieder in de gelegenheid geweest om zijn of haar zienswijzen tegen het plan in te brengen. Dit heeft geleid tot 2 zienswijzen, welke in de Zienswijzennota zijn samengevat en beantwoord (zie Bijlage 5). In deze nota staat ook beschreven in hoeverre de zienswijzen tot verandering van dit bestemmingsplan hebben geleid.