direct naar inhoud van Regels
Plan: Herziening beheersverordening Waddenzee en Noordzee
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0448.ZEE2021BV0001-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 beheersverordening:

de beheersverordening Herziening beheersverordening Waddenzee en Noordzee met identificatienummer NL.IMRO.0448.ZEE2021BV0001-va01 van de gemeente Texel;

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.4 aanlegplaats:

een ruimte voor het (tijdelijk) afmeren van een vaartuig;

1.5 agrarisch medegebruik:

een agrarisch medegebruik van gronden, waaronder in ieder geval kwelders en zomerpolders, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarische medegebruik is toegestaan;

1.6 archeologische waarde:

waardering van een terrein of zone op basis van de archeologische verwachting gebaseerd op culturele, landschappelijke en fysische gegevens. De waarde kan van monumentenstatus, zeer hoog, hoog, middel, laag of geen waarde verschillen;

1.7 archeologische begeleiding:

het uitvoeren en registreren van waarnemingen tijdens niet-archeologische bodemverstorende activiteiten, gericht op het vaststellen van aan- of afwezigheid van archeologische waarden op basis van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en onderzoeksdoelstellingen. Archeologische begeleidingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificaties in de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Conform de richtlijnen van de KNA zijn archeologische begeleidingen als alternatief voor proefsleuven of opgravingen alleen toegestaan in een beperkt aantal nauwkeurig omschreven situaties;

1.8 archeologisch monument:

terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.9 archeologisch onderzoek:

onderzoek verricht door een gecertificeerde archeologisch partij, werkend volgens de geldende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

Het archeologisch onderzoek dient te bestaan uit (1) een inventariserend veldonderzoek waterbodems (SIKB Protocol 4103), indien nodig gevolgd door (2) SIKB Protocol 4107, archeologische begeleiding waterbodems of (3) SIKB Protocol 4104, opgraven waterbodems (dan wel de rechtsopvolger van de SIKB Protocollen);

1.10 archeologische verwachting:

de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouw zijnde;

1.12 bestaand:
  • 1. bij bouwwerken: een vergund/legaal bouwwerk dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • 2. bij gebruik: het vergunde/legale gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening bestaat;

waaronder in ieder geval wordt begrepen de bouwwerken en/of het gebruik zoals is aangegeven in de bij deze regels behorende Bijlage 1 Inventarisatie bestaand gebruik en Bijlage 2 Gemeentelijke inventarisatie;

tot bestaande bouwwerken c.q. bestaand gebruik worden niet gerekend de met een tijdelijke omgevingsvergunning vergunde bouwwerken (daaronder begrepen mosselzaadinvanginstalalties) c.q. vergund gebruik.

1.13 bestaande strand:

het legaal aanwezige strand;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.17 bodemingrepen:

werken en werkzaamheden waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk,

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 cultuurhistorische waarde:

de cultuurhistorische kwaliteiten van de Waddenzee worden in ieder geval gekenmerkt door:

  • 1. de in de bodem aanwezige archeologische waarden, en;
  • 2. de overige voor het gebied kenmerkende cultuurhistorische structuren en elementen, bestaande uit:
    • a. historische scheepswrakken;
    • b. verdronken en ondergeslibde nederzettingen en ontginningssporen;
    • c. zeedijken en de daaraan verbonden historische sluizen;
    • d. landaanwinningswerken;
    • e. stuifdijken;
    • f. historische vaar- en uitwateringsgeulen, en;
    • g. kapen;

zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.21 dagrecreatief medegebruik:

een gebruik van gronden, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit dagrecreatief medegebruik is toegestaan, waarbij dagrecreatief medegebruik staat voor het geheel van ontspannende/recreatieve activiteiten (niet zijnde evenementen) die binnen het verordeningsgebied plaatsvinden, en waarbij geen nachtverblijf plaatsvindt;

1.22 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg:

een door het College van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ambtenaar, persoon of organisatie die voldoet aan de binnen de archeologische professie geldende opleidings- en ervaringseisen;

1.23 educatief medegebruik:

een gebruik van gronden, waaronder in ieder geval wordt begrepen rondleidingen, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit educatieve medegebruik is toegestaan;

1.24 eigen gebruik:

het gebruik voor eigen consumptie dan wel voor de recreatieve sportvisserij, niet zijnde gebruik ten behoeve van bedrijfsmatige en/of commerciële doeleinden, waarbij het rapen van schelpdieren is gebonden aan een maximum van 10 kilogram bruto (dus inclusief schelpen) per persoon per dag;

1.25 evenement:

een vorm van dagrecreatief medegebruik dat een publieke activiteit betreft met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het regulier gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, zoals festiviteiten en wedstrijden;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 gebruiksmogelijkheden

de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;

1.28 kano:

een handmatig voortgestuwd klein en eenvoudig vaartuig, doorgaans geschikt voor één of twee personen;

1.29 kleine tent:

een tent waarbij in beginsel ruimte voor overnachting wordt geboden aan maximaal drie personen;

1.30 kwelderherstel:

het herstel van een begroeid, zout of brak natuurterrein waarvan grote delen al dan niet als gevolg van het tij overstromen door de zee en dat niet of slechts ten dele tegen het overstromen wordt beschermd. Het herstel richt zich op natuurontwikkeling door middel van het realiseren en het in stand houden van verschillende vegetatiezones, zoals de pionierszone, de lage, de midden- en de hoge kwelder;

1.31 landschappelijke waarden:

de aan een gebied toegekende landschappelijke kwaliteiten van de Waddenzee gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, waarbij de landschappelijke kwaliteiten van de Waddenzee in ieder geval worden gekenmerkt door het zeekarakter met droogvallende platen en eilanden, open horizon, de rust, de weidsheid en natuurlijkheid met inbegrip van de duisternis, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.32 mosselzaadinvanginstallatie:

(tijdelijke) constructie van lijnen en drijvers waarmee mosselzaad wordt ingevangen, veelal verankerd in de zeebodem met palen of ankers;

1.33 meerboei:

een geankerde boei, verbonden via een touw of ketting aan een ankersteen, die vrijliggend in het water een ligplaats voor een boot biedt;

1.34 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende de natuurlijke kwaliteiten van de Waddenzee die worden gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

1.35 normaal onderhoud:

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.36 overtijen:

het gedurende slechts één of ten hoogste twee vloedperioden verblijven op een plaats die tijdens die vloedperiode niet door de zee wordt overstroomd;

1.37 peil:

Normaal Amsterdams Peil;

1.38 staand want-visserij:

alle vismethoden waarbij het vistuig stil staat in het water;

1.39 wadwachtpost:

een bouwwerk of een vaartuig al dan niet droogvallend ten behoeve van het toezicht houden op de om het bouwwerk of vaartuig gelegen natuurwaarden (waarbij dat toezicht vanwege de afstand niet vanaf de vaste wal kan plaatsvinden), en als secundair doel het voorlichting geven aan recreanten met betrekking tot die natuurwaarden;

1.40 windturbine:

een door wind aangedreven bouwwerk waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende infrastructurele voorzieningen;

1.41 zeeveiligheid:

alle werken, bouwwerken en activiteiten die erop zijn gericht om overstromingsgevaar te beperken.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Water

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud en het herstel van de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het getijdengebied Waddenzee en Noordzee, waaronder normaal onderhoud is begrepen;
  • b. de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van het getijdengebied Waddenzee en Noordzee, waaronder kwelderherstel en normaal onderhoud is begrepen;
  • c. bestaand gebruik zoals weergegeven in Bijlage 1 Inventarisatie bestaand gebruik en Bijlage 2 Gemeentelijke inventarisatie behorende bij deze regels, waaronder normaal onderhoud is begrepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. verblijfsrecreatie, uitsluitend ten behoeve van het verblijf op of in vaartuigen alsook met inachtneming van de Erecode als opgenomen in Bijlage 3 Erecode dagrecreatief medegebruik behorende bij deze regels;
  • e. kitesurfen op de Noordzee, uitsluitend op de bestaande kitesurflocaties ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - kitesurflocatie Noordzee';
  • f. agrarisch medegebruik;
  • g. het lozen van afvalstoffen, afvalwater en/of koelwater (en niet meer dan in overeenstemming met de vergunde hoeveelheid) via de bestaande lozingspunten.


Het gebruik van de diepe ondergrond (dieper dan Normaal Amsterdams Peil (- 50 m) is in deze bestemming niet begrepen, met uitzondering van bestaand gebruik.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Bestaande bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie.

3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend bestaande gebouwen zijn toegestaan;
  • b. de goot- en/of bouwhoogte voor bestaande gebouwen bedraagt ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte;
  • c. de totale oppervlakte van een bestaand gebouw bedraagt ten hoogste de bestaande oppervlakte.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte voor bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de bestaande bouwhoogte;
  • b. de bouwhoogte van (aanleg)steigers (al dan niet drijvend) en kaden bedraagt ten hoogste 15 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het kustbeheer, de scheepvaart en/of de zeeveiligheid bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. er mogen geen windturbines worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 1,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het getijdengebied;
  • kustveiligheid;
  • zeeveiligheid,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2, voor het bouwen van gebouwen in de vorm van wadwachtposten, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak voor de realisatie van een wadwachtpost is aangetoond;
    • 2. bij realisatie van de wadwachtpost is voorzien in van een goede inpassing in het landschap ter bescherming van de landschappelijke waarden;
    • 3. bij realisatie en het gebruik van de wadwachtpost de Erecode als opgenomen in Bijlage 3 Erecode dagrecreatief medegebruik behorende bij deze regels, wordt toegepast;
  • b. lid 3.2.3 sub a, voor het bouwen van nieuwe meerboeien ten behoeve van de verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
    • 1. een nieuwe meerboei uitsluitend binnen een afstand van 1 km van een bestaande haven of veerdam grenzend aan het beheersverordeningsgebied mag worden gebouwd;
    • 2. per haven ten hoogste 50 nieuwe meerboeien zijn toegestaan;
    • 3. een nieuwe meerboei uitsluitend mag worden gebruikt als aanlegplaats;
  • c. lid 3.2.3 sub a, voor het bouwen van een nieuwe op enigerlei wijze aan de bodem verankerde drijvende steiger ten behoeve van de verblijfsrecreatie, met dien verstande dat:
    • 1. nieuwe drijvende steigers uitsluitend binnen een afstand van 500 m van een bestaande haven of veerdam grenzend aan het beheersverordeningsgebied mogen worden gerealiseerd;
    • 2. de gezamenlijke lengte van nieuwe drijvende steigers per haven ten hoogste 100 m mag bedragen;
    • 3. nieuwe drijvende steigers uitsluitend mogen worden gebruikt als tijdelijke aanlegplaats;
  • d. lid 3.2.3 sub e, voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 m;
  • e. lid 3.2.2 en 3.2.3, voor het bouwen van nieuwe bouwwerken ten behoeve van het kustbeheer, de zeeveiligheid en/of veiligheid van het scheepvaartverkeer, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak voor de realisatie van de genoemde bouwwerken is aangetoond;
    • 2. bij realisatie van bouwwerken is voorzien in een goede inpassing in het landschap ter bescherming van de landschapswaarden;
  • f. lid 3.2.2 en 3.2.3, voor het bouwen van nieuwe tijdelijke bouwwerken ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek en monitoring, met dien verstande dat:
    • 1. de noodzaak voor de realisatie van de genoemde bouwwerken is aangetoond;
    • 2. bij realisatie van bouwwerken is voorzien in van een goede inpassing in het landschap ter bescherming van de landschappelijke waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het kamperen, met uitzondering van het overtijen van kanoërs en wadlopers waaronder is begrepen het overnachten in kleine tenten, met inachtneming van de Erecode als opgenomen in Bijlage 3 Erecode dagrecreatief medegebruik bij deze regels;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van inpolderen en/of bedijken, dan wel het ontpolderen van zomerpolders;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van het exploreren en/of het exploiteren van delfstoffen, met uitzondering van het toegestane gebruik als bedoeld in lid 3.1 sub c;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van de mechanische kokkelvisserij en/of mechanisch pierenstekerij en/of -winning, met uitzondering van het toegestane gebruik als bedoeld in lid 3.1 sub c;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van het tijdelijk parkeren van offshore-installaties;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de opslag, het bewerken en/of verwerken van afval, waaronder radioactief afval;
  • g. het storten/verspreiden van baggerspecie, anders dan afkomstig uit de Waddenzee en de rechtstreeks daarmee in verbinding staande havens.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van het getijdengebied;
  • kustveiligheid;
  • zeeveiligheid,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.4, ten behoeve van landaanwinning, inpolderen, en/of bedijken, met dien verstande dat is aangetoond dat de genoemde activiteiten passend zijn in het kader van de ontwikkeling van de natuurlijke waarden van het getijdengebied zoals beschreven in een Beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 Wet natuurbescherming, voor zover dat Beheerplan een Natura 2000-gebied betreft dat ligt binnen of (nagenoeg) aangrenzend aan het verordeningsgebied.

Artikel 4 Leiding - Leidingstrook

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Leiding - Leidingstrook’ aangewezen gronden zijn, naast de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, de bescherming en/of het onderhoud van de bestaande leidingen, met daarbij behorende leidingzone en overige voorzieningen.

4.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding - Leidingstrook' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondwerkzaamheden dan wel het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond.
  • b. Het in sub a genoemde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening;
    • 2. het normale onderhoud van de leiding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 3. grondwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
  • c. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat vooraf advies is ingewonnen van de leidingbeheerder(s) van de bestaande leidingen binnen de leidingenstrook. Het advies betreft de belangen in verband met de veilige ligging van de bestaande leiding(en) en het voorkomen van schade aan de bestaande leiding(en).

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gebieden van zeer hoge archeologische waarde (beschermd gebied).

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken is een vergunning van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij Burgemeester en Wethouders van de gemeente Texel te worden ingediend.

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning krachtens de Erfgoedwet een beschermd monument af te breken, te verstoren of in enig opzicht te wijzigen.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een vergunning van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe dient bij de gemeente Texel te worden ingediend.

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning krachtens de Erfgoedwet een beschermd monument af te breken, te verstoren of in enig opzicht te wijzigen.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde (zeer kansrijke gebieden).

In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen die ingevolge van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

6.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken - waaronder mosselzaadinvanginstallaties - worden gebouwd, met uitzondering van bestaande bouwwerken.
    Onder bestaande bouwwerken worden niet begrepen tijdelijk vergunde bouwwerken, zoals mosselzaadinvanginstallaties.
  • b. Het verbod genoemd in sub a geldt niet voor de documentatie van archeologische resten uit noodzaak, bedreiging of wens tot wetenschappelijk onderzoek. In dat geval dient dat te gebeuren conform SIKB Protocol 4107, archeologische begeleiding waterbodems of SIKB Protocol 4104, opgraven waterbodems. Wanneer onderzoek in een bouwkuip plaatsvindt (in den droge) geldt SIKB Protocol 4001 (Programma van Eisen), eventueel gevolgd door Protocol 4002 (Bureauonderzoek). Bij uitvoering van gravend onderzoek gelden Protocol 40003 Inventariserend veldonderzoek, Protocol 4004 Opgraven en Protocol 4006 Specialistisch onderzoek.
    Indien een of meer van bovengenoemde protocollen tijdens de periode dat de beheersverordening van kracht is, worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met het gewijzigde protocol en/of de gewijzigde protocollen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Op of in deze gronden mogen geen werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden worden uitgevoerd.
  • b. Het verbod genoemd in sub a geldt niet voor de documentatie van archeologische resten uit noodzaak, bedreiging of wens tot wetenschappelijk onderzoek. In dat geval dient dat te gebeuren conform SIKB Protocol 4107, archeologische begeleiding waterbodems of SIKB Protocol 4104, opgraven waterbodems. Wanneer onderzoek in een bouwkuip plaatsvindt (in den droge) geldt SIKB Protocol 4001 (Programma van Eisen), eventueel gevolgd door Protocol 4002 (Bureauonderzoek). Bij uitvoering van gravend onderzoek gelden Protocol 40003 Inventariserend veldonderzoek, Protocol 4004 Opgraven en Protocol 4006 Specialistisch onderzoek.
    Indien een of meer van bovengenoemde protocollen tijdens de periode dat de beheersverordening van kracht is, worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met het gewijzigde protocol en/of de gewijzigde protocollen.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde (kansrijk).

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

7.2 Bouwregels
  • a. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken - waaronder mosselzaadinvanginstallaties - worden gebouwd, met uitzondering van bestaande bouwwerken.
    Onder bestaande bouwwerken worden niet begrepen tijdelijk vergunde bouwwerken, zoals mosselzaadinvanginstallaties.
  • b. Het verbod genoemd in sub a geldt niet voor de documentatie van archeologische resten uit noodzaak, bedreiging of wens tot wetenschappelijk onderzoek. In dat geval dient dat te gebeuren conform SIKB Protocol 4107, archeologische begeleiding waterbodems of SIKB Protocol 4104, opgraven waterbodems. Wanneer onderzoek in een bouwkuip plaatsvindt (in den droge) geldt SIKB Protocol 4001 (Programma van Eisen), eventueel gevolgd door Protocol 4002 (Bureauonderzoek). Bij uitvoering van gravend onderzoek gelden Protocol 40003 Inventariserend veldonderzoek, Protocol 4004 Opgraven en Protocol 4006 Specialistisch onderzoek.
    Indien een of meer van bovengenoemde protocollen tijdens de periode dat de beheersverordening van kracht is, worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met het gewijzigde protocol en/of de gewijzigde protocollen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2, met dien verstande dat niet kan worden afgeweken voor het plaatsen van een mosselzaadinvanginstallatie op een afstand van minder dan 50 m van een bekend wrak, en mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de maritieme archeologische monumentenzorg.


Indien er voornemens zijn om aan de afwijking voorwaarden te verbinden, wordt een martitiem archeologisch deskundige om advies gevraagd.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het uitvoeren van alle grondwerkzaamheden;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de grond;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, drainage en soortgelijke leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het winnen van schelpen.

7.4.2 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.4.1 kan slechts worden verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, of;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen, of;
    • 3. een verplichting de werken en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de maritieme archeologische monumentenzorg.


Indien er voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden voorwaarden te verbinden, wordt een martitiem archeologisch deskundige om advies gevraagd.

7.4.3 Uitzondering

Het bepaalde in lid 7.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van deze beheersverordening;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • c. het normale onderhoud betreffen, waarbij onderhoudsbaggerwerkzaamheden aantoonbaar niet dieper gaan dan de vergunde baggerdieptes en waarbij normale onderhoudswerkzaamheden aan bestaande leidingen niet dieper gaan dan de vergunde leidingdieptes;
  • d. betreffen de documentatie van archeologische resten uit noodzaak, bedreiging of wens tot wetenschappelijk onderzoek. In dat geval dient dat te gebeuren conform SIKB Protocol 4107, archeologische begeleiding waterbodems of SIKB Protocol 4104, opgraven waterbodems. Wanneer onderzoek in een bouwkuip plaatsvindt (in den droge) geldt SIKB Protocol 4001 (Programma van Eisen), eventueel gevolgd door Protocol 4002 (Bureauonderzoek). Bij uitvoering van gravend onderzoek gelden Protocol 40003 Inventariserend veldonderzoek, Protocol 4004 Opgraven en Protocol 4006 Specialistisch onderzoek.
    Indien een of meer van bovengenoemde protocollen tijdens de periode dat de beheersverordening van kracht is, worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met het gewijzigde protocol en/of de gewijzigde protocollen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 4

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor gebieden met een lage archeologische verwachtingswaarde (kansarme gebieden).

In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel vóór de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

8.2 Bouwregels

Het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, is toegestaan conform de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), met dien verstande dat:

  • a. een mosselzaadinvanginstallatie niet mag worden geplaatst op een afstand van minder dan 50 m van een bekend wrak;
  • b. op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet een meldingsplicht geldt voor archeologische toevalsvondsten.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is toegestaan conform de regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), met dien verstande dat op grond van artikel 5.10 van de Erfgoedwet een meldingsplicht geldt voor archeologische toevalsvondsten.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

De binnen het verordeningsgebied gelegen gronden en bouwwerken mogen, naast het gebruik overeenkomstige de in deze verordening opgenomen bestemmingsregels, tevens worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone – obstakelbeheergebied' zijn, naast de voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het tegengaan van te hoge bouwwerken in verband met de gebruiksmogelijkheden en veiligheidssituatie van de liggend in de gemeente Vlieland en Maritiem Vliegkamp De Kooy liggend in de gemeente Hollands Kroon, waaronder begrepen het vrijhouden van de invliegfunnel.

11.1.1 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels van de onderliggende bestemmingen geldt ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - obstakelbeheergebied' dat de bouwhoogte bouwwerken de aangegeven bouwhoogte op Bijlage 4 Obstakelbeheer funnel SAR Vlieland en obstakelbeheer Maritiem Vliegkamp De Kooy’ behorende bij deze regels niet mag overschrijden. De geldende bouwhoogte dient tussen de bijlagen aangegeven contourlijnen door lineaire interpolatie te worden bepaald.

11.2 veiligheidszone - onveilig gebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - onveilig gebied' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en) (basis-bestemming), tevens bestemd ten behoeve van en voor militaire doeleinden, waarbij het gebruik van het onveilige gebied niet mag worden belemmerd door de basisbestemming.

11.3 vrijwaringszone - dijk

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het onderhoud, de instandhouding, de bescherming en/of de versterking van de functie van de primaire waterkering.

11.4 vrijwaringszone - radarverstoringsgebied

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radarverstoringsgebied' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd voor het vrijhouden van een goed radarbeeld van het luchtruim.

11.5 vrijwaringszone - vaarweg

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemming(en), tevens bestemd ten behoeve van het voorkómen van de belemmering van:

  • a. de doorvaart van de scheepvaart in de breedte, hoogte en diepte;
  • b. de zichtlijnen van de bemanning en de op het schip aanwezige navigatieapparatuur voor de scheepvaart;
  • c. het contact van de scheepvaart met bedienings- en begeleidingsobjecten;
  • d. de toegankelijkheid van de rijksvaarweg voor hulpdiensten, en
  • e. het uitvoeren van beheer en onderhoud van de rijksvaarweg.

Hoofdstuk 4 Overgang- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van die beheersverordening.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de voorheen geldende beheersverordening.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van de beheersverordening Herziening beheersverordening Waddenzee en Noordzee.

Behorend bij het besluit van 13 juli 2022.