direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Perceel S 93 Nieuwlanderweg Texel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0448.BUI2018BP0001-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Nabij de Nieuwlanderweg 10 De Waal te Texel is grasland aanwezig dat in gebruik is als paardenweide. De gronden zijn momenteel nog in het eigendom van Natuurmonumenten. Het gebruik sluit niet aan bij de huidige bestemming 'Natuur' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Texel' (12 juni 2013). Hoewel aanvankelijk het doel was om het perceel als natuurgebied in te richten en te beheren, wordt daar nu van afgezien. Natuurmonumenten is voornemens om het perceel als weiland aan een particulier over te dragen, waarna het huidige gebruik kan worden voortgezet. Omdat de bestemming agrarisch gebruik uitsluit, voorziet dit bestemmingsplan om het perceel aan te laten sluiten bij de agrarische bestemming van de omgeving.

1.2 Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de gronden nabij het perceel aan de Nieuwlanderweg 10, De Waal (kadastraal 93, sectie S, gemeentecode TEL00) gemeente Texel. De exacte ligging van het plangebied blijkt uit de planbegrenzing van de verbeelding van het bestemmingsplan. Navolgende figuur geeft een indicatie van de ligging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2018BP0001-va01_0001.png"

Figuur 1. Ligging plangebied in oranje weergegeven. (Bron: www.pdokviewer.nl) 

1.3 Geldend juridisch-planologisch kader

In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Texel', vastgesteld op 12 juni 2013. In dit bestemmingsplan zijn de gronden aangewezen voor de enkelbestemming 'Natuur' en de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Navolgende figuur geeft een uitsnede van de plankaart van het bestemmingsplan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2018BP0001-va01_0002.png"

Figuur 2. Uitsnede bestemmingsplankaart 'Buitengebied Texel' (2013)

Binnen de bestemming 'Natuur' zijn de gronden onder andere bestemd voor extensief dagrecreatief en educatief medegebruik, kleinschalig historisch medegebruik, en waterberging. Binnen de bestemming 'Leiding - Riool' zijn de gronden naast de andere voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor rioolleidingen. Het gebruik van de gronden voor agrarische doeleinden is binnen de huidige bestemmingen niet toegestaan.


Daarnaast is het reparatieplan Buitengebied Texel (vastgesteld op 21-12-2016) van toepassing. Dit reparatieplan is opgesteld naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State op 15 april 2015. Het reparatieplan is in voorliggend plan meegenomen.


In het bestemmingsplan is geen wijzigings- of afwijkingsbevoegdheid opgenomen om het bouwen of gebruiken van de gronden ten behoeve van wonen mogelijk te maken. Door middel van voorliggend nieuw bestemmingsplan kan het juiste planologisch-juridisch kader worden geboden voor het huidige gebruik.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. het van toepassing zijnde beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente is in hoofdstuk 3 uitgewerkt. Een omschrijving van de planologisch en milieukundige randvoorwaarden, ook wel omgevingsaspecten genoemd, is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de juridische toelichting van het bestemmingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als grasland voor beweiding. De totale oppervlakte van het gebied is 4,6 ha. Navolgende figuren geven de huidige situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2018BP0001-va01_0003.png"

Figuur 3. Huidige situatie plangebied gezien vanuit zuidwestelijke richting vanaf de Nieuwlanderweg (Bron: www.google.nl/maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2018BP0001-va01_0004.png"

Figuur 4. Huidige situatie gezien vanuit noordwestelijke richting vanaf de Nieuwlanderweg (Bron: www.google.nl/maps)

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie zijn de gronden net als in de huidige situatie in gebruik als grasland voor beweiding.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. Met deze Structuurvisie laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze nationale belangen is het Rijk verantwoordelijk. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het plangebied raakt één rijksbelang; het Waddengebied. Navolgende paragrafen gaan in op hoe het planvoornemen rekening houdt met het rijksbelang.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd. Voor het Waddengebied zijn regels uit de Planologische Kernbeslissing (PKB) derde nota Waddenzee geborgd via het Barro. Daarnaast geldt bij elk ruimtelijke plan Nationaal belang 13 met betrekking tot zorgvuldig ruimtegebruik.

LADDER VOOR DUURZAME VERSTEDELIJKING

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).


Artikel 3.1.6, lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder moet voldoen. Per 01-07-2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing.


De tekst uit het Bro luidt nu als volgt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."


De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met het planvoornemen wordt de bestemming 'Natuur' gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch-Binnenduinrand'. De gronden worden niet voorzien van een bouwvlak waarmee geen bouwmogelijkheden mogelijke worden gemaakt. Het plan voorziet dan ook niet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met deze reden hoeft de ladder voor duurzame verstedelijking niet te worden doorlopen. Met het planvoornemen is dan ook sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 worden de provinciale belangen benoemd. De provincie zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. Onder het hoofdbelang ruimtelijke kwaliteit worden de volgende ondergeschikte ruimtelijke belangen genoemd:

  • behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen;
  • behoud en ontwikkeling van natuurgebieden;
  • behoud en ontwikkeling van groen om de stad.


De structuurvisie is uitsluitend binden voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening 2018

Provinciale Staten hebben op 23-04-2018 een aangepaste Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld die per 02-05-2018 van kracht is geworden. In de PRV zijn de provinciale belangen uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 van 2010 uitgewerkt in algemene regels. In de PRV is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing.

De Wet natuurbescherming verplicht de provincie zorg te dragen voor realisatie van het Natuur Netwerk Nederland. De Provincies zijn verantwoordelijk voor de Natura 2000-gebieden en het soortenbeleid. Het natuurbeheerplan is hier een uitwerking van. Het natuurbeheerplan bevat de natuurdoelen met betrekking tot het Natuur Netwerk Nederland waarbij een onderscheid wordt gemaakt in een beheerniveau voor de actuele situatie en een ambitie niveau voor de ambities voor de toekomst. Het beheerplan is geen statisch document maar wordt jaarlijks geactualiseerd.


In het verleden maakte het plangebied onderdeel uit van het NNN (voorheen EHS) als te ontwikkelen natuur. Vanwege het agrarische gebruik van de gronden is het gebied niet aantrekkelijk voor weidevogels of als groeiplaats voor bijzondere planten. Met deze reden is in overeenstemming met de Provincie Noord-Holland, Gemeente Texel en Natuurmonumenten het plangebied in het Natuurbeheerplan 2018 niet langer aangemerkt als NNN-natuur of te ontwikkelen natuur. Het plangebied maakt nog wel onderdeel uit van het weidevogelleefgebied.

Voor het plangebied is kaart 1 'weidevogelleefgebieden' van toepassing. Met de laatste aanpassing van de PRV worden weidevogelleefgebieden die sinds het Natuurbeheerplan 2016 kerngebied zijn, maar nog niet op basis van artikel 25 van de PRV beschermd worden, toegevoegd aan kaart 4 Ecologie.


In artikel 25 is opgenomen dat bestemmingsplannen die betrekking hebben op weidevogelleefgebieden niet mogen voorzien in de mogelijkheid voor nieuwe bebouwing, de aanleg van nieuwe weginfrastructuur, de aanleg van bossen of boomgaarden, verstorende activiteiten, en werken uit te voeren die realisatie van nieuwe peilverlagingen mogelijk maken.


Het planvoornemen betreft de functiewijziging van 'Natuur' naar 'Agrarisch - Binnenduinrand'. Met het voornemen verandert het gebruik van de gronden als grasland niet. Daarnaast worden geen extra bebouwingsmogelijkheden mogelijk gemaakt. Het planvoornemen sluit dan ook aan bij de provinciale verordening.

3.2.3 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

In de leidraad Landschap en Cultuurhistorie heeft de provincie Noord-Holland haar visie vastgelegd op de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit heeft drie dimensies: gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde. Het basisuitgangspunt in het beleid ten aanzien van landschap en cultuurhistorie in Noord-Holland is 'behoud door ontwikkeling'. Ruimtelijke kwaliteit is gedefinieerd vanuit 'identiteit', die verankerd ligt in de aanwezige kwaliteiten van landschap en cultuurhistorie. De leidraad geeft aan welke kernkwaliteiten van landschap en cultuurhistorie van provinciaal belang zijn.


Per landschapstype is duidelijk aangegeven welke kernkwaliteiten de provincie belangrijk vindt. Elk landschapstype wordt gekarakteriseerd aan de hand van de ondergrond, het landschap en het dorps-DNA. De informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie is een geografische uitwerking van de leidraad en geeft informatie over onder andere landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten, archeologische verwachtingen en structuurdragers.


Het plangebied is gelegen in het Strandwallen en strandvlaktenlandschap en grenst aan het Aandijkingenlandschap. Het strandwallen en -vlaktenlandschap ligt direct achter de jonge duinen en is ontstaan door wind, rivieren en zee. Het landschap bestaat voor het grootste deel uit matig open gebied. Er is een gelijkmatige verdeling van openheidsklassen en aanwezigheid van contrasten tussen zeer open gebied (strandvlakten) en zeer gesloten gebied (beboste binnenduinrand).


Omdat met het planvoornemen geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk worden gemaakt blijft het landschap open en blijft het kenmerkende landschap intact. Het planvoornemen is dan ook in overeenstemming met de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Texel 2020, Texel op koers

De Structuurvisie geldt voor het hele Texelse grondgebied, dus inclusief de Texelse gedeelten van de Noord- en Waddenzee. De Structuurvisie verkent voor de middellange termijn de kansen en uitdagingen voor het eiland. In 2006 is de gemeenteraad daarom gestart met het interactieve project 'Ruimte voor ontwikkeling, samen zorgen voor de toekomst'. De uitkomst daarvan is de 'Structuurvisie voor 2020: Texel op koers'.


In deze visie staan de gewenste ontwikkelingen voor de Economie, Ruimte en Milieu en Vitale Samenleving. De structuurvisie vormt een toetssteen voor beleidsbeslissingen op deze terreinen en geeft richting aan de uitwerking daar-van. De Texelse kernwaarden (rijkdom aan natuur en cultuurlandschap, het specifieke eilandkarakter, de grote afwisseling in landschappen en landgebruiksvormen, de verbondenheid van de bewoners met hun eiland en als eilandgemeenschap met elkaar en een eilandeconomie die wordt getypeerd door veel gevarieerde kleinschalige bedrijven met een hoge mate van dienstverlening) zijn de leidende begrippen bij de toetsing.


In de structuurvisie is geconstateerd dat het areaal aan natuurgebieden is toegenomen omdat de Ecologische Hoofdstructuur is uitgevoerd. Ook de kwaliteit en diversiteit binnen de natuurgebieden ligt op een hoger niveau. De rijkdom van de natuurgebieden en van het cultuurland heeft een belangrijke aantrekkingskracht op toeristen en bewoners. Het is daarom van belang om deze natuur toegankelijk te maken. Sommige plaatsen zijn niet toegankelijk om specifieke soorten extra bescherming te geven, enkele zijn alleen in het broedseizoen afgesloten.


De agrarische bedrijvigheid is belangrijk voor het landschap en de economie van Texel. De gemeente wil deze sector en tegelijk de differentiatie in agrarische landschappen versterken. Vrijkomende boerderijen en landbouwschuren mogen voor andere functies worden ingericht. Een alternatief is sloop en eventueel nieuwbouw elders. Minstens 4.000 hectare grasland moet behouden blijven.

Dit bestemmingsplan past binnen het beleid uit de structuurvisie Texel 2020, Texel op koers.

3.3.2 Beleidsnotitie Natuur en Landschap

In maart 2018 is door de gemeenteraad van Texel op 14 maart 2018 de beleidsnotitie 'Natuur en landschap' vastgesteld. In deze notitie wordt voortgebouwd op het beleid dat in de beleidsnota van 2003 was vastgelegd. Doelstelling van de beleidsnotitie is de aantrekkelijke landschappelijke en natuurlijke diversiteit te behouden en waar mogelijk te versterken, uitgaande van de eigen karakteristiek en waarden van de verschillende gebieden, en waar mogelijk herstel en uitbouw van die waarden. In de beleidsnotitie zijn concrete maatregelen opgenomen die ertoe moeten leiden dat de karakteristieke natuur en het karakteristieke landschap zoveel mogelijk worden behouden en zo mogelijk worden versterkt.

Dit bestemmingsplan past binnen de beleidsnotitie Natuur en Landschap.

3.3.3 Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Texel

In het beeldkwaliteitsplan staat voor verschillende gebieden op Texel beschreven welke kwaliteiten aanwezig zijn en hoe deze behouden of versterkt kunnen worden. Het plangebied valt onder de Binnenduinrand. Het karakter van de binnenduinrand is een romantisch en weelderig landschap. Een kantwerk van bosschages, open ruimtes, bijzondere gebouwen van allure, en een gelaagd landschap. Een landschap met natuur een vrijheid van duinen en bossen, een cultuurrijke rand aan woeste duinen. Belangrijk bij dit landschap is het open houden van de landschappelijke structuur en het behouden, herstellen of uitbouwen van het landschappelijk kantwerk. Maar ook het aanbrengen van meer 'woeste, natuurlijke gronden' in de open ruimtes. En een vernatting van de grond en het zichtbaar maken van water.

Dit bestemmingsplan past binnen het Beeldkwaliteitslan Buitengebied Texel.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

4.1 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing, waarin is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval.

Onderzoek

Met het planvoornemen is sprake van een bestemmingswijziging van Natuur naar Agrarisch. In de agrarische bestemming worden geen nieuwe bouwmogelijkheden mogelijk gemaakt. Voor de ter plaatse aanwezige bodemkwaliteit is de informatiekaart van het Bodemloket geraadpleegd. In onderstaande figuur een uitsnede van deze informatiekaart weergegeven. Uit deze kaart komt naar voren dat ter plaatse geen bodemgegevens aanwezig zijn. Dit houdt in dat ook geen historische activiteiten bekend zijn die mogelijk tot verontreinigingen kunnen leiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2018BP0001-va01_0005.png"

Figuur 5. Uitsnede bodemkaart. (Bron: Bodemloket.nl)

Gezien het huidige gebruik, als grasland, en de aanwezige bodemgegevens, is ernstige bodemverontreiniging die het toekomstige gebruik van het plangebied in de weg staat niet te verwachten. Het planvoornemen is wat betreft het aspect bodem dan ook uitvoerbaar.

4.2 Ecologie

In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden beoordeeld in relatie tot de regelgeving in de Wet natuurbescherming.

Natura 2000 en Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied is niet gelegen in het NNN maar grenst hier wel direct aan. Op een afstand van circa 450 meter ligt het dichtsbijzijnde Natura 2000 gebied, Duinen en Lage Land Texel. Met het planvoornemen worden geen nieuwe bouw- of gebruiksmogelijkheden mogelijk gemaakt die effecten kunnen hebben op de naastgelegen natuurgebieden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2018BP0001-va01_0006.png"

Figuur 6. Uitsnede plangebied aanwezige natuurgebieden. (bron: Natuurbeheerplan Noord-Holland, 2018)

Weidevogelleefgebieden

Het plangebied is gelegen in een weidevogelleefgebied zoals aangewezen in de Provinciale Verordening Noord-Holland, 2017. Artikel 25 uit deze Provinciale Verordening is hier op van toepassing. Noord-Holland is een belangrijke weidevogelprovincie en cruciaal als broedgebied. Een aanzienlijk deel van het NNN en omliggend agrarisch gebied wordt beheerd ten behoeve van de weidevogels. Dit gaat met name om de vochtige weidevogelgraslanden en leefgebied open grasland. Ook in optimaal beheerde agrarische gebieden is het mogelijk om duurzame weidevogelpopulaties te bereiken. Het gaat om het creëren van optimale omstandigheden voor foerageren, schuilen, nestgelegenheid, en opgroeien van kuikens. Dit betekent voor de inrichting en beheer van het gebied, zorgen voor openheid, voldoende nat biotoop, kruidenrijk grasland, laat maaien en nestbescherming.


In de gebieden deel uit makend van het weidevogelleefgebied, mag onder andere het peil niet worden verlaagd om een geschikte omgeving te houden voor weidevogels.


Door het agrarisch gebruik (scheuren en opnieuw inzaaien, en intensieve beweiding) en het agrarisch waterpeil (zomerpeil -1,1 m +NAP en winterpeil -0,95 m +NAP) zijn de percelen niet aantrekkelijk voor weidevogels of als groeiplaats voor bijzondere planten. Daarnaast zijn geen broedende weidevogels in het plangebied bekend.

Conclusie

Hoewel het plangebied is gelegen in een weidevogelleefgebied en in de nabijheid van Natura 2000 en het NNN maakt het plan geen nieuwe bebouwing of verstorende activiteiten mogelijk die negatieve effecten kunnen veroorzaken op de aanwezige natuurwaarden. Het planvoornemen is wat betreft het aspect natuur dan ook uitvoerbaar.

4.3 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening verplicht de initiatiefnemer tot het overwegen van de belangen van de waterbeheerder in het plan of project. Deze verplichting is vormgegeven via het uitvoeren van de 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier als betrokken waterbeheerder .

Onderzoek

Op 6 februari 2018 is voorliggend planvoornemen, via de digitale watertoets, ter advisering bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier aangeboden (zie ook bijlage 1 bij deze toelichtig). Met het planvoornemen wordt geen nieuwe bebouwing of verharding mogelijk gemaakt. Uit de advisering van het Hoogheemraadschap komt dan ook naar voren dat het plan geen of een geringe invloed heeft op de waterhuishouding. Hierdoor kan de procedure 'geen waterschapsbelang' worden gevolgd.

Conclusie

Wat betreft het aspect water is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.4 Erfgoed

De belangrijkste wettelijke basis voor het behoud van erfgoed is per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. Deze wet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet. Een aantal artikelen uit de Monumentenwet worden echter opgenomen in de Omgevingswet die in voorbereiding is. De Erfgoedwet bepaalt dat deze artikelen van kracht blijven tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet, naar verwachting in 2021.

4.4.1 Archeologie

Op grond van artikel 38a van de Monumentenwet, zoals van toepassing op grond van artikel 9.1, eerste lid, van de Erfgoedwet, dient bij het vaststellen van een ruimtelijk plan rekening te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Uitgangspunt is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).


De gemeente Texel heeft in 2012 de gemeentelijke Archeologische Beleidskaart vastgesteld. Op deze kaart worden mogelijke aanwezige archeologische waarden weergegeven. Navolgende figuur geeft een uitsnede van deze kaart weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0448.BUI2018BP0001-va01_0007.png"

Figuur 6. Uitsnede Archeologische beleidskaart gemeente Texel, plangebied in oranje weergegeven (Bron: gemeente Texel)

Uit de archeologische beleidskaart komt naar voren dat het plangebied is gelegen in een categorie 5 gebied. Dit zijn gebieden met geen of een zeer lage archeologische verwachting. Voor deze gebieden is alleen onderzoek vereist bij m.e.r.-plichtige projecten. Hiervan is met dit voornemen geen sprake, aanvullend onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Wat betreft het aspect archeologie is het plan dan ook uitvoerbaar.

4.4.2 Cultuurhistorie

Ieder ruimtelijk plan dient vanwege de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) ook een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover hiervan in een plangebied sprake is dient dan ook aangegeven te worden op welke wijze cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.


Uit paragraaf 3.2.3 is reeds naar voren gekomen dat in het plangebied zelf geen belangrijke cultuurhistorische waarden aanwezig zijn. Het plangebied is gelegen in het Strandwallen en strandvlaktenlandschap en grenst aan het Aandijkingenlandschap. Het strandwallen en -vlaktenlandschap ligt direct achter de jonge duinen en is ontstaan door wind, rivieren en zee. Het landschap bestaat voor het grootste deel uit matig open gebied. Er is een gelijkmatige verdeling van openheidsklassen en aanwezigheid van contrasten tussen zeer open gebied (strandvlakten) en zeer gesloten gebied (beboste binnenduinrand).


Met het planvoornemen worden geen nieuwe bebouwingsmogelijkheden mogelijk gemaakt die mogelijke cultuurhistorische waarden kunnen verstoren. Het plan is wat betreft het aspect cultuurhistorie dan ook uitvoerbaar.

4.4.3 Conclusie

Het plangebied is aangewezen als gebied met geen tot zeer lage archeologische verwachting. Daarnaast zijn in en in de omgeving van het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Tenslotte maakt het planvoornemen geen nieuwe bebouwing mogelijk. Het plan is wat betreft het aspect erfgoed dan ook uitvoerbaar.

4.5 Verkeer, parkeren en luchtkwaliteit

Voor een ruimtelijk plan geldt dat de verkeerseffecten die optreden als gevolg van een planvoornemen in het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten worden onderbouwd. Met het planvoornemen wordt de bestemming gewijzigd van 'Natuur' naar 'Agrarisch - Binnenduinrand' zonder bouwvlak. Het feitelijk gebruik verandert niet. Met het planvoornemen worden dan ook geen extra verkeersbewegingen mogelijk gemaakt, of dient er rekening te worden gehouden met parkeren. Op basis van het voorgaande worden milieueffecten op luchtkwaliteit niet verwacht.


Het planvoornemen is wat betreft verkeer, parkeren en luchtkwaliteit dan ook uitvoerbaar.

4.6 Hinder voor bedrijven

Op grond van de Wet milieubeheer zijn bedrijven en instellingen verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van de milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder in woongebieden zoveel mogelijk voorkomen.


Met het planvoornemen wordt geen nieuwe bedrijvigheid mogelijk gemaakt dat mogelijke hinder kan veroorzaken. Op het naastgelegen perceel, aan de Nieuwlanderweg 10A te De Waal bevindt zich een agrarisch bedrijf. Het wijzigen van de bestemming naar 'Agrarisch - Binnenduinrand' levert geen beperkingen op voor dit agrarisch bedrijf.


Wat betreft het aspect hinder voor bedrijven is het plan uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Inleiding

Wet ruimtelijke ordening en Besluit ruimtelijke ordening
Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld op grond van de Wro en het Bro.


Op grond van artikel 3.1.3 van het Bro moet een bestemmingsplan worden uitgewerkt in:

  • een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven;
  • bestemmingen die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
  • regels die bij of krachtens wet kunnen worden voorgeschreven;
  • voor zover nodig uitwerkings-, wijzigings- en afwijkingsregels.


Ook moet op grond van artikel 3.1.6 van het Bro een bestemmingsplan samengaan met een toelichting waarin ten minste zijn opgenomen:

  • 1. een onderbouwing van de in het bestemmingsplan gemaakte keuze van bestemmingen;
  • 2. de resultaten van de (noodzakelijke) voor het bestemmingsplan uitgevoerde onderzoeken;
  • 3. de resultaten van het overleg en de inspraak op grond van artikel 3.1.1 van het Bro.


Op grond van artikel 1.2.1 van het Bro (in werking getreden op 1 januari 2010) moet het bestemmingsplan digitaal beschikbaar gesteld worden. Om dit mogelijk te maken moet het bestemmingsplan worden uitgewerkt in een zogenoemde GML. In de GML is er een koppeling tussen de kaart, regels en toelichting (het bestemmingsplan) gemaakt. Deze koppeling van de kaart, regels en toelichting is de zogenoemde verbeelding van het bestemmingsplan. Hiervoor moet het bestemmingsplan worden opgesteld overeenkomstig de RO-standaarden:

  • Standaard vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).
  • Standaard toegankelijkheid ruimtelijke instrumenten (STRI2012).
  • Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP2012).


Dit bestemmingsplan is zo opgesteld dat het digitaal beschikbaar gesteld kan worden. Dit betekent dat:

  • alle verschillende onderdelen van de kaart een zogenoemde IMRO2012- code hebben;
  • de digitale kaart is opgesteld volgens de standaardtechniek voor uitwisseling GML;
  • de regels overeenkomstig de SVBP2012 zijn opgesteld;
  • de toelichting en regels digitaal aan de kaart zijn gekoppeld.

5.2 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase
Voor het opstellen van een ontwerpbestemmingsplan verricht de gemeente onderzoek naar de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, naar de bestaande toestand en naar mogelijke en wenselijke ontwikkelingen binnen een gemeente. Het concept ontwerpbestemmingsplan wordt voor overleg gezonden aan de in artikel 3.1.1 van het Bro genoemde instanties. Bovendien wordt het voorontwerp ter inzage gelegd voor inspraak op de wijze zoals die in de gemeentelijke inspraakverordening is vastgelegd. De gemeente reageert vervolgens op het overleg ex artikel 3.1.1 Bro en de inspraak door in de toelichting van het plan op de gemaakte op- en aanmerkingen in te gaan en aan te geven welk standpunt de gemeente daarover inneemt.

Ontwerpfase
Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meer plaatselijke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, wordt het ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kan een ieder zienswijzen over het ontwerp naar voren brengen.

Vaststellingsfase
Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast.

Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

5.3 Toelichting op de bestemmingen

Dit plan is gericht op een wijziging van de planologische regeling voor een feitelijk bestaande situatie. Hieronder worden de nieuwe bestemmingen kort besproken.

Agrarisch - Binnenduinrand
Het gehele plangebied is aangewezen voor 'Agrarisch - Binnenduinrand'. Hierbij is aangesloten op de systematiek van het bestemmingsplan 'Buitengebied Texel, 2013' en het reparatieplan 'Buitengebied Texel, 2016'. De gronden zijn niet voorzien van een agrarisch bouwvlak. Hiermee kan geen agrarisch bedrijf gevestigd worden maar zijn de gronden alleen te gebruiken voor agrarisch grondgebruik en het behoud, herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Leiding - Riool
Het plangebied wordt doorkruist door een rioolleiding. Deze leiding is voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen, overkappingen en overige bouwwerken worden gebouwd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Grondexploitatie
Op grond van artikel 6.12 Wro stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Bro aangegeven. Gelet op het planvoornemen is geen sprake van een bouwplan op grond van artikel 6.2.1 Bro. Een grondexploitatieregeling is dan ook niet noodzakelijk.

Planschadeverhaal
Door vaststellen van voorliggend bestemmingsplan is er de kans dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het projectgebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1 Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. Diegenen die schade lijden omdat hun onroerend goed in waarde vermindert, kunnen de schade verhalen (voor zover deze redelijkerwijs niet voor de aanvrager behoort te blijven) wanneer dit boven de 2% van de waarde van het onroerend goed uitkomt. Afspraken over de mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden in de tussen initiatiefnemer en gemeente overeengekomen anterieure overeenkomst opgenomen.

Onderzoeks- en plankosten
De kosten voor de aanleg, alsook de kosten voor de noodzakelijke onderzoeken, vanwege voorliggend bestemmingsplan worden door initiatiefnemer gedragen. De kosten voor de gemeente betreffen de gebruikelijke kosten voor de planbegeleiding. In de tussen partijen af te sluiten anterieure overeenkomst worden de kostenafspraken vastgelegd.

Conclusie
Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de planschade, zal worden geregeld in een tussen gemeente en initiatiefnemer te ondertekenen afzonderlijke anterieure overeenkomst. De exploitatiekosten zijn derhalve anderszins verzekerd. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk. Voorgaande betekent dat de uitvoerbaarheid van het planvoornemen van dit bestemmingsplan niet door onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Wanneer in het kader van de (wettelijke) procedure reacties op dit plan worden gegeven, dan zullen deze hier worden weergegeven, voorzien van een gemeentelijk standpunt en een eventuele beschrijving van de wijze waarop dit standpunt in het plan is verwerkt.