direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Dorpsweg 28
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Henselmans Ontwikkeling BV heeft een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend ten behoeve van het herontwikkelen van het perceel Dorpsweg 28 in Callantsoog tot een woonlocatie van totaal 7 woningen.

Om de woningen mogelijk te maken is een omgevingsvergunning ex artikel 2.12, lid 1, sub a onder 2° Wabo noodzakelijk. Voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorziet in de motivatie van de afwijking van het bestemmingsplan.

De ruimtelijke onderbouwing is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt getoond om welke locatie het gaat en wat het project inhoudt. Hoofdstuk 3 behandelt het relevante beleidskader en bekijkt of het project in lijn hiermee is. In hoofdstuk 4 wordt bekeken wat de gevolgen van het project zijn voor de omgeving en in hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project besproken.

1.2 Ligging plangebied

Het perceel aan de Dorpsweg 28 ligt in de dorpskern van Callantsoog. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Schagen, sectie D, nummer 808.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0001.png"  
Afbeelding 1.1: globale ligging plangebied. Bron: Google Maps  

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0002.png"  
Afbeelding 1.2: gedetailleerde ligging plangebied. Bron: Google Maps.  

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van Dorpsweg 28 vigeren twee bestemmingsplannen, te weten "Callantsoog Dorpsplein - Dorpsweg e.o. 1990" en "Callantsoog Dorpsplein - Dorpsweg e.o. 1990, eerste herziening en aanvulling 1996". Laatstgenoemde bestemmingsplan heeft betrekking op het (grootste) bijgebouw op het achtererf van het perceel. Voor de rest van het perceel vigeert het bestemmingsplan "Callantsoog Dorpsplein - Dorpsweg e.o. 1990".

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0003.png"  
Afbeelding 1.3: Uitsnede bestemmingsplan "Callantsoog Dorpsplein - Dorpsweg e.o. 1990"  

Binnen het bestemmingsplan "Callantsoog Dorpsplein - Dorpsweg e.o. 1990" heeft het perceel de bestemmingen 'Eengezinshuizen en bijbehorende tuinen en erven' en 'Winkels en bijbehorende tuinen en erven'. Aan de bestemming 'Ha' (Horecabedrijven en bijbehorende tuinen en erven), voor zover in afbeelding 1.3 in roze omlijnd, is destijds goedkeuring onthouden.

De voor 'Eengezinshuizen en bijbehorende tuinen en erven' aangewezen gronden zijn bestemd voor woningen met bij de woonfunctie behorende bouwwerken en tuinen en erven. Binnen deze bestemming mag ten hoogste één woning per bouwvlak worden gebouwd.

De gearceerde delen op de Plankaart zijn bestemd voor het bouwen van bijgebouwen, carports en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Op gronden die niet gearceerd zijn mogen alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

De voor 'Winkels en bijbehorende tuinen en erven' aangewezen gronden zijn bestemd voor winkels met de daarbij behorende bouwwerken, tuinen en erven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0004.png"  
Afbeelding 1.4: Uitsnede bestemmingsplan "Callantsoog Dorpsplein - Dorpsweg e.o. 1990, eerste herziening en aanvulling 1996"  

Binnen het bestemmingsplan "Callantsoog Dorpsplein - Dorpsweg e.o. 1990, eerste herziening en aanvulling 1996" heeft het perceel de bestemming 'Horecabedrijven en bijbehorende tuinen en erven' met de aanduiding 'harde horeca toegestaan'.

De voor 'Horecabedrijven en bijbehorende tuinen en erven' aangewezen gronden zijn bestemd voor zachte horecabedrijven, woningen en bovenwoningen. Middels de aanduiding zijn tevens harde horecagelegenheden toegestaan. Het onderscheid tussen zachte en harde horeca dat in dit bestemmingsplan wordt gemaakt heeft te maken met de rol van het gebruik van alcoholhoudende drank voor het horecabedrijf. Voor zachte horeca blijft het gebruik van alcoholhoudende drank ondergeschikt aan het nuttigen van etenswaren, terwijl bij harde horeca het gebruik van alcoholhoudende drank een belangrijke plaats inneemt, of waar de activiteiten voornamelijk plaatsvinden in de avond- en nachtperiode.

Strijdigheid

Het realiseren van 7 woningen is op grond van het bestemmingsplan "Callantsoog Dorpsplein - Dorpsweg e.o. 1990" niet toegestaan. De voorgestane ontwikkeling voorziet in het bouwen van woningen buiten het huidige bouwvlak. Daarnaast is bepaald dat ter plaatse maximaal 1 woning per bouwvlak mag worden opgericht. De realisatie van meer dan één woning is op grond van dit bestemmingsplan dus niet toegestaan.

Binnen het bestemmingsplan "Callantsoog Dorpsplein - Dorpsweg e.o. 1990, eerste herziening en aanvulling 1996" zijn woningen en bovenwoningen toegestaan, mits binnen het bouwvlak. Een maximum aantal woningen is niet bepaald. De strijdigheid van de voorgestane ontwikkeling heeft betrekking op het bouwen buiten het bouwvlak.

1.4 Planologische procedure

Bovengenoemde ontwikkeling wordt planologisch mogelijk gemaakt door middel van een omgevingsvergunning met planologische afwijking zoals bedoeld in artikel 2.12. lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Volgens artikel 3.10 van de Wabo is afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing op de voorbereiding van het besluit.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande situatie

Het perceel ligt in de dorpskern Callantsoog, langs de Dorpsweg. Deze doorgaande weg fungeert als ontsluitingsweg van het dorp en loopt naar het noorden richting Den Helder en naar het zuiden richting Alkmaar. Op circa 200 meter van het plangebied ligt het strand en de duinen van Callantsoog.

Op het perceel staat een woning met twee bijgebouwen. De bijgebouwen waren voorheen in gebruik als kapsalon en als kroeg. De kapsalon is sinds enige tijd verhuisd naar een ander deel van het dorp. Geen van de gebouwen heeft momenteel een functie en allen verkeren bovendien in vervallen staat.

De bestaande woning heeft een dwarskap en is op dezelfde rooilijn gebouwd als naastgelegen woningen. De woning is 91 m2 groot. De voormalige kapsalon is 23 m2 groot en de voormalige kroeg 144 m2. Het totale perceel is circa 1400 m2 groot. Het onbebouwde deel van het perceel is deels verhard met tegels (aan de straatzijde).

De Dorpsweg kent een sterk afwisselend bebouwingsbeeld dat door de jaren heen is ontstaan. Functies wisselen elkaar af, waarbij de meeste functies sterk op het toerisme zijn gericht. In de directe omgeving van het bouwplan heeft de Dorpsweg echter meer een woonkarakter. De bebouwing heeft over het algemeen een kleinschalig karakter. Vrijstaande woningen, bestaande uit een bouwlaag en een kap, vormen hier het bebouwingsbeeld. Een individueel en dorpslint karakter wordt bereikt doordat de woningen in hoofdvorm en architectuur verschillen. Dichter bij het centrum van Callantsoog (ten zuiden van het bouwplan), wordt het bebouwingsbeeld afwisselender.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0005.png"  
Afbeelding 2.1: Vooraanzicht perceel met uitzicht op woonhuis en voormalige kroeg. Bron: Google Maps.  

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0006.png"  
Afbeelding 2.2: Vooraanzicht perceel met uitzicht op woonhuis en voormalige kapsalon. Bron: Google Maps.  

2.2 Nieuwe situatie

Met de voorgestane ontwikkeling worden 7 nieuwe woningen gerealiseerd op het perceel; één eengezinswoning, zes nultredenwoningen. De bestaande woning en andere opstallen zullen worden gesloopt. De eengezinswoning zal aan de voorzijde van het perceel worden gerealiseerd (type B), de andere zes nultredenwoningen (type A) worden achter de eengezinswoning gerealiseerd in de vorm van een hofje. De ontsluitingsweg, welke aan de linkerzijde van de eengezinswoning zal worden aangelegd, komt uit op een binnenhofje en ontsluit de zes woningen met de Dorpsweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0007.png"  
Afbeelding 2.3: Nieuwe situatie vogelperspectief  

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0008.png"  
Afbeelding 2.4: Plattegrond nieuwe situatie  

Woning 'Dorpsweg' (type B)

De nieuw te realiseren woning zal bestaan uit een bouwlaag met kap in de vorm van een zadeldak. Daarmee valt de woning wat betreft massa en vorm in lijn met de bestaande bebouwing. De woning zal een vergelijkbare architectuur, kleur- en materiaalgebruik en situering hebben als de bestaande naastgelegen woningen aan de Dorpsweg. De eerste bouwlaag zal worden opgetrokken uit bakstenen in een bruine tint, in kleur passend bij de directe omgeving. De zijgevels worden, ter hoogte van de kap, uitgevoerd in hout, waarbij de planken in verticale richting geplaatst worden. Aan de voorzijde van het dak komt een dakkapel. De nokrichting van het zadeldak loopt parallel aan de Dorpsweg en continueert daarmee het bebouwingsritme van de bestaande woningen van dit deel van de Dorpsweg.

Ten opzichte van de huidige woning op het perceel zal de eengzinswoning iets meer richting de woning van het perceel Dorpsweg 32 worden gesitueerd. Dit is ten einde een ontsluitingsweg te kunnen creëren voor de andere zes woningen. De rechterzijgevel van de nieuwe woning wordt nagenoeg een blinde gevel, met uitzondering van een kleine raamopening ter hoogte van de eerste verdieping.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0009.png"  
Afbeelding 2.5: Plattegrond woning 'Dorpsweg' (type B)  

Woningen 'Hofje' (type A)

De zes woningen gelegen op de achterzijde van het perceel zijn identiek aan elkaar en worden in een 'U'-vorm rond een binnenhofje gerealiseerd. De bewust ontworpen flexibiliteit in indeling van deze woningen maakt dat de woningen geschikt zijn voor meerdere doelgroepen, maar de focus ligt op senioren. De woningen zijn door hun indeling en formaat echter ook geschikt voor starters, alleen-wonenden en kleine gezinnen. Alle functies zijn op de begane grond. Er is een gecombineerde woonkamer en keuken, een slaapkamer, badkamer en apart toilet. De begane grond is geheel rolstoeltoegankelijk. Op de eerste verdieping is een ruime zolder die voor meerdere functies gebruikt kan worden (bijvoorbeeld een slaapkamer). Optioneel kan bij deze woningen ervoor worden gekozen een dakkapel aan de achterzijde van de woning te plaatsen. Daarmee wordt het tevens mogelijk een badkamer op de eerste verdieping te realiseren. De woningen hebben elk een BVO van 95 m2.

De woningen beschikken over een kleine achtertuin en een zijtuin met berging (5 m2). Aan de voorzijde van de woningen is een kleine overkapping. De verschillende buitenruimten bieden voldoende ruimte voor ontspanning en privacy en vergen door hun relatief kleine formaat weinig onderhoud. Met het strand en duinen op steenworp afstand bieden de woningen daarnaast een bijzondere 'achtertuin'.

De woningen zijn wat betreft vorm en massa vergelijkbaar met de bestaande bebouwing in de directe omgeving. Met één bouwlaag en kap hebben de woningen een goot- en nokhoogte van 3 en 7,7 meter en zijn daarmee niet hoger dan de woningen aan de Dorpsweg en zelfs lager dan de woningen aan de Fazantenweg en Stuijvezandeweg.

De zes woningen krijgen een geheel eigen architectuur, ontworpen naar aanleiding van de vermeende oorsprong van het dorp Callantsoog. Het gebied bij Callantsoog werd reeds omstreeks 980 bewoond. Op een strandwal lag daar het dorp 'Kallinge'. Deze naam is mogelijk afkomstig van de Vikingen die zich hier destijds zouden hebben gevestigd, en daarmee heeft het dorp mogelijk een Scandinavische achtergrond. De te realiseren woningen krijgen een typische Scandinavische uitstraling door het gebruik van hout voor de gevelbekleding. Dit past ook bij het oorspronkelijke karakter van Callantsoog als vissersdorp. Zodoende legt het ontwerp van de woningen een link met de vroege geschiedenis van het dorp en draagt daardoor bij aan een verdere identificering en karakterisering van Callantsoog.

Het hout dat wordt gebruikt voor de gevels is het milieuvriendelijk verduurzaamde Stellac Wood. Het naaldhout wordt via een verhittingsproces waarbij geen milieubelastende stoffen worden toegevoegd, zodanig behandeld dat het de duurzaamheid van (tropisch) hardhout verkrijgt.

Het binnenhofje is tevens bedoeld als ontmoetingsplek voor de bewoners van het hofje. Door koppeling van de woningen (2 aan elkaar) ontstaan 3 massavormen die meer overeenkomen met en aansluiten op de bouwmassa's van het dorpelint. De positionering is zodanig dat er openheid tussen de bouwmassa's is die het kleinschalige en dorpse karakter versterken.

De kleine overkapping en grote ramen aan de voorzijde van de woningen maken dat deze visueel sterk gericht zijn op het binnenhofje en stimuleren het gebruik van het hofje als verblijfsruimte. Daarmee heeft het pleintje niet alleen een infrastructurele functie als toegangsweg, maar biedt het vanwege de zichtbaarheid vanuit de woningen ook een bijzondere mate van sociale veiligheid. Bewoners ontmoeten elkaar daardoor en kunnen een oogje in het zeil houden voor elkaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0010.png"  
Afbeelding 2.6: Uitzicht binnenhofje  

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0011.png"  
Afbeelding 2.7: Plattegrond woningen 'hofje' (type A)  

Parkeren

In het plan worden in totaal 14 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiervan zijn er 10 parkeerplaatsen rechtstreeks bereikbaar en zijn er 4 achter elkaar gelegen. Er worden in totaal voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd voor de bewoners en bezoekers. In paragraaf 4.12 wordt ingegaan op de berekening van de parkeernorm.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt getoetst aan het rijks-, provinciaal-, regionaal-, en gemeentelijk beleid dat van belang is voor de functionele en ruimtelijke aspecten die in de omgevingsvergunning worden vastgelegd.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De Structuurvisie biedt een integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid van het Rijk. Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen richting 2040. Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', over aan provincies en gemeenten. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports Amsterdam en Rotterdam maakt het Rijk afspraken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking.

Voorliggende ontwikkeling betreft het realiseren van zeven woningen op een ruim perceel in de dorpskern van Callantsoog. Het rijksbeleid zoals geformuleerd in de SVIR is niet in het geding.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van de ruimtelijke onderbouwing bij een besluit tot afwijking van het bestemmingsplan op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wabo, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.

De normering uit de AMvB Ruimte werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over een afwijkingsbesluit in de zin van artikel 2.12, lid 1 sub a onder 3° Wabo moeten de regels uit de AMvB worden gerespecteerd. In het Barro zijn regels vastgelegd ter bescherming van de volgende nationale belangen: de Mainportontwikkeling Rotterdam, het Kustfundament, de Grote rivieren, de Waddenzee en het waddengebied, Defensie en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Onderhavige ontwikkeling heeft geen betrekking op deze door het rijk opgenomen nationale belangen.

3.2.3 Ladder van duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld (m.a.w. zorgen voor optimale inpassing en bereikbaarheid).

Dit plan maakt kleinschalige woningbouw mogelijk zodat er in dit geval geen sprake is van 'een stedelijke ontwikkeling' zoals bedoeld in art 3.1.6, lid 2 Bro. Daarmee hoeft het plan niet getoetst te worden aan de ladder van duurzame verstedelijking.

Desondanks geldt ook voor deze ontwikkelingen een motiveringseis. In hoofstuk 5 volgt een uitgebreide motivering van de voorgenomen ontwikkeling.

3.3 Provinciaal beleid

3.3.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De Structuurvisie Noord-Holland 2040 bevat het provinciaal ruimtelijk beleid. De hoofddoelstelling is het inspelen op de veranderingen die tot 2040 te verwachten zijn. In de periode tot 2040 zullen verdere globalisering en klimaatverandering grote gevolgen hebben voor Noord-Holland. Ook veranderingen en trends op nationaal en lokaal niveau hebben een grote ruimtelijke impact. Deze veranderingen leiden tot een aantal belangrijke ruimtelijke opgaven en keuzes. In de Structuurvisie worden deze ontwikkelingen en de voornaamste keuzes die de Provincie Noord-Holland zal moeten maken kort toegelicht. Ook wordt geschetst hoe de provincie er in 2040 uit ziet en op welke wijze de Provincie met deze structuurvisie zal bijdragen aan het realiseren van dit toekomstbeeld. De Structuurvisie is vastgesteld op 21 juni 2010 en in werking getreden op 1 november 2010.

Uitgangspunt is om de vraag naar woningen zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit komt zowel het realiseren van (hoog)stedelijke voorzieningen in de metropoolregio (de metropolitane strategie) als het behouden van regionale/lokale voorzieningen in kleine(re) kernen in het noorden ten goede. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaal-culturele voorzieningen behouden. Verdichting brengt een aantal aandachtspunten met zich mee op het gebied van sociaal-maatschappelijke voorzieningen, functiemenging en financiering. Voorzieningen zoals scholen, kantoren en bedrijfsruimten, winkelaanbod, ruimte voor groen, recreatie, sport en zorg zijn onlosmakelijk verbonden met het woonprogramma. Door gevarieerde programma's zijn deze functies binnen het Bestaand Bebouwd Gebied te behouden.

Het bepaalde in dit bestemmingsplan is in lijn met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

3.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw.

Het plangebied valt binnen het bestaand bebouwd gebied (BBG). De provinciale verordening geeft aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk binnen het BBG gerealiseerd dienen te worden. Met onderhavig plan worden 7 nieuwe woningen gebouwd ter vervanging van bestaande bebouwing binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. De voorgestane ontwikkeling is daarmee in lijn met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

3.3.3 Provinciale Woonvisie 2010-2020

Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde. De speerpunten van dit beleid zijn:

  • 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
  • 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
  • 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

Initiatiefnemer richt zich met de bouw van zes grondgebonden woningen op senioren. De woningen zijn specifiek ontworpen met het oog op de behoeften en wensen van ouderen en/of zorgvragers door deze in te richten als nultredenwoningen. Dit houdt in dat op de begane grond naast een woonkamer en keuken tevens een slaap- en badkamer is gesitueerd. De woningen zijn echter zo ontworpen dat deze ook aantrekkelijk zijn voor starters en (kleine) gezinnen. Dat maakt dat de woningen flexibel aangeboden kunnen worden in de markt. Het plan sluit goed aan bij de ambitie van de woonvisie om vraag en aanbod beter op elkaar aan te laten sluiten door zich de richten op bovengenoemde doelgroepen.

3.3.4 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

Op 21 juni 2010 is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. De provincie wil daarmee de kwaliteit en diversiteit van het Noord-Hollands landschap en de dorpen behouden en ontwikkelen. Dit doen zij aan de hand van landschapstypen, want elk landschapstype heeft zijn eigen specifieke kernkwaliteiten die het gebied een eigen karakter en identiteit geven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: archeologie en tijdsdiepte, aardkundige waarden, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en openheid, duisternis en stilte en dorps-DNA. Nieuwe ontwikkelingen moeten zich volgens de provincie verhouden tot deze kwaliteiten.

De Leidraad is opgebouwd in landschapstypes, en vervolgens is per landschapstype aangegeven welke kernkwaliteiten voor dat landschapstype de provincie van belang acht om op te sturen. De provincie onderscheidt de volgende landschapstypen:

  • Jonge duinlandschap
  • Strandwallen- en vlaktenlandschap
  • Keileemlandschap
  • Aandijkingenlandschap
  • Oude zeekleilandschap
  • Droogmakerijenlandschap
  • Stuwwallenlandschap
  • Veenpolderlandschap
  • Veenrivierenlandschap
  • Landschap voormalige Zuiderzee
  • Stedelijk gebied

Voor elk van de landschapstypen is benoemd welke ruimtelijke kernkwaliteit van belang zijn. De gehele dorpskern Callantsoog heeft het landschapstype 'stedelijke gebied' en ligt als zodanig tussen de landschapstypen 'jonge duinlandschap' en 'aandijkingenlandschap' en heeft daardoor ook karakteristieken van beide landschapstypen.

Het jonge duinlandschap wordt gekarakteriseerd als een reliëfrijk zandlandschap wat direct aan zee gelegen is. Het grootste deel van dit landschapstype bestaat uit de combinatie van matig open gebied en zeer open gebied. De overgangen duinen-strandvlakte en duinen-open polderland en de daarmee gepaard gaande contrasten zijn belangrijk voor de identiteit. Belangrijke kernkwaliteiten die hier van toepassing zijn, zijn:

Ondergrond

  • De scherpe overgang tussen duin en polder in de Kop van Noord-Holland.

Landschaps-DNA

  • Openheid:
    • 1. Voormalige strandvlakten en strandwal, vervlakte duinen en kalkrijk duinzand;
    • 2. Mate van openheid: combinatie van matig open gebied (reliëfrijke duinen) en zeer open gebied(strandvlakten, polderlandschap);
    • 3. Contrasten in openheid op de overgangen duinstrand en duin-open polderlandschap.

Dorps-DNA kustdorpen

  • Vissersdorpen zijn ontstaan in beschutte duinkommen en van oudsher niet georiënteerd op de zee. Bij de latere badplaatsbebouwing was dit wel het geval.
  • Compacte bebouwingsstructuur, aaneengesloten bebouwing
  • Fijnmazig stratenpatroon
  • Van oudsher loopt de hoofdweg van oost naar west vanuit het binnenland richting de zee. Dit is de structuurdrager. De bebouwing was in eerste instantie gericht naar deze weg
  • Later is vaak een boulevard/weg aan de kust haaks op de hoofdweg aangelegd. De bebouwing aan de boulevard is gericht naar de zee
  • Door het reliëf is het duinlandschap regelmatig zichtbaar vanuit het dorp en ook binnen de bebouwing zijn vaak hoogteverschillen aanwezig.
  • Badcultuur en karakteristieke badplaatsarchitectuur

De bovengenoemde ruimtelijke structuur voor kustdorpen is niet geheel kenmerkend voor Callantsoog, waar de hoofdweg van oudsher enkel ter plaatse van het dorpsplein van oost naar west is gelegen. Het dorp heeft geen typische boulevard, dit is door minder toeristische druk niet ontwikkeld. Het dorp heeft wel een een badcultuur. Een geaccidenteerd landschap is er niet, maar het dorp kent een compacte bebouwingsstructuur, aaneengesloten bebouwing en een fijnmazig stratenpatroon.

Het aandijkingenlandschap wordt gekarakteriseerd door aangeslibde zand- en slibplaten langs de oorspronkelijke kustlijn, die vanaf de aangrenzende hogere gronden zijn ingedijkt en zo zijn toegevoegd aan het land. De kernkwaliteiten die voor dit landschapsype van belang zijn, hebben weinig overeenkomsten met de dorpskern van Callantsoog. Typische nollen en structuren die haaks/ evenwijdig aan het oude land staan te herkennen zijn in de dorpsrand en omgeving.

Polders Callantsoog

Callantsoog is niet in de Zijpepolder gelegen, maar is een verzameling kleinere polders. Het ruimtelijk beeld van de polders van Callantsoog verschilt sterk met die van de polder Zijpe. Het gebied bestaat uit meerdere kleinere polders die in de zestiende eeuw ontstaan zijn door de aanleg van kleinere dijkjes die hogere duingronden met elkaar verbonden. De huidige vorm is ontstaan na de aanleg van de polder de Zijpe aan het eind van de zestiende eeuw. Kleine uitlopers van de duinen en kleine duinvormige elementen zorgen voor een grillig verkavelingspatroon. De grilligheid van de waterlopen en de dijkjes tonen het oorspronkelijke kweldergebied. Het ruimtelijk beeld wordt mede sterk bepaald door natuurlijke bosjes en de recreatieve functies met bijbehorende verblijfsrecreatie zoals campings en huisjesparken.

In hoofdstuk 5 volgt een verdere motivering hoe de voorgestane ontwikkeling past binnen de cultuurhistorische kenmerken die in de Leidraad aan Callantsoog zijn toegekend.

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionaal Actie Programma Kop van Noord-Holland (RAP)

Demografische ontwikkelingen (vergrijzing, ontgroening, urbanisatie) en de economische crisis hebben de noodzaak tot regionale samenwerking en afstemming op het gebied van kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwprogrammering onderstreept. Er is een vergaande samenwerking en afstemming in de regio’s tot stand gekomen, wat in 2012 heeft geleid tot de vaststelling van het Regionale Actie Programma Kop van Noord-Holland (RAP) door de individuele gemeenten en Gedeputeerde Staten.

De inhoudelijke afspraken in het RAP zijn afgeleid van de speerpunten uit de Provinciale Woonvisie. Deze speerpunten zijn in het kort:

  • Het verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod
  • Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van de bewoners
  • Het verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

In het RAP werd voor Schagen in 2012 uitgegaan van 2300 tot 2400 te bouwen woningen tot het jaar 2020. Van de kant van de provincie is de wens groot om meer kwalitatieve aspecten mee te nemen in het RAP. Wonen gaat immers niet alleen om aantallen, maar juist ook om de kwaliteit van wonen. Om meer zicht te krijgen op wat ‘kwaliteit van wonen’ inhoudt is door de Provincie Noord-Holland in 2012 een onderzoek vraaggestuurd bouwen en ontwikkelen uitgevoerd.

Ingezoomd op de regio Kop van Noord-Holland betekent dit een sterke afname van de woningbehoefte tot 2040 t.o.v. het RAP. Dit wordt veroorzaakt door de demografische ontwikkelingen (ontgroening, vergrijzing en verandering samenstelling huishoudens) en een sterkere urbanisatie richting Amsterdam en het zuiden van de provincie. Dit betekent echter niet dat de vraag naar woningen uitblijft. In kwalitatieve zin is er zelfs een tekort aan woningen in een dorps woonmileu. Callantsoog is een voorbeeld van een dergelijk woonmilieu.

3.4.2 Regionaal Woningbouwprogramma

De gemeenten Den Helder, Hollands Kroon, Schagen en Texel hebben op 28 oktober 2015 met elkaar afspraken gemaakt omtrent het woningbouwbeleid voor de regio. Deze afspraken zijn vastgelegd in het Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWK). Hierin staat het overzicht van woningbouwplannen voor de periode tot 2020 en de periode na 2020 in de vier gemeenten samen.

Het KWK is een analyse van de plannen dat kijkt naar de gewenste woonmilieus op de korte, middellange en lange termijn. De provincie heeft per regio in kaart gebracht aan welk type woonmilieus tussen nu en 2040 behoefte is en die cijfers zijn verwerkt in het KWK. De meeste woningen zullen binnen bestaand bebouwd gebied gebouwd gaan worden; voor een deel zal dat buiten bestaand bebouwd gebied zijn. De trend die uit het rapport naar voren komt is dat er minder woningen nodig zijn dan nu gepland staan. Het totale regionale woningbouwprogramma voor de periode van 2010 tot 2020 is van 6000 woningen teruggebracht naar 3200 woningen. Voor de periode tot 2020 gaat het om de bouw van ongeveer 2750 woningen. Het onderhavige plan is afgestemd in het KWK en past binnen de uitgangspunten hiervan.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Visie en missie, 2011

Vooruitlopend op de fusie in 2013 van de gemeenten Schagen, Harenkarspel en Zijpe hebben de destijds nog drie gemeenten in 2011 een gezamenlijke visie en missie opgesteld. Hierin worden de kenmerken en de kansen van de nieuwe gemeente beschreven en aangegeven hoe de gemeente Schagen vanaf de fusie haar ambities en haar onderscheidend vermogen zichtbaar maakt.

In de visie zijn de visie en missie van de gemeente op vier verschillende vlakken benoemd:

  • 1. besturingskenmerken
  • 2. sociale vlak
  • 3. economische vlak
  • 4. ruimtelijke inrichting

Besturingskenmerken van de gemeente zijn een bestuurskrachtige ontwikkelgemeente die investeert in sterke sociale netwerken en structuren. De gemeente zet zich in voor een gezonde en welvarende regionale en plaatselijke economie.

Op het sociale vlak ziet de gemeente het belang van betrokkenheid van haar inwoners. Dit vormt de verbinding tussen de stad, het strand en het platteland. Zelfredzaamheid en leefbaarheid in de kernen zijn pijlers op dit vlak.

Op het economische vlak kenmerkt de gemeente zich door een gezond ondernemersklimaat. De gemeente hecht belang aan regionale samenwerking in Noord-Holland Noord.

Op het ruimtelijk vlak kent de gemeente unieke ruimtelijke kwaliteiten: de diversiteit van stad, strand en platteland, gecombineerd met de cultuurhistorie van het gebied. Een goede balans in het ruimtegebruik is essentieel. Behoud van natuur en landschap en ontwikkeling van economische sectoren zijn van belang. De bouw van woningen in de nieuwe gemeente loopt in de pas met demografische en regionale ontwikkelingen en de gemaakte afspraken. Daarbij wordt scherp gelet op het behoud van de eigen identiteit van de kernen. Zaken die daarbij in het oog springen zijn de gewenste schaalomvang en het faciliteren van onderscheidende groepen inwoners.

3.5.2 Woonvisie Schagen, 2014

Op 28 oktober 2014 heeft de gemeenteraad van Schagen de woonvisie vastgesteld. In de Woonvisie staat beschreven hoe Schagen omgaat met de veranderingen op de woningmarkt. Huizenprijzen dalen, er staan veel woningen te koop, financiering is lastiger en de doorstroming verloopt moeizaam. In Schagen zijn daarbij bepaalde trends te zien: de groei van het aantal inwoners en huishoudens daalt, op termijn slaat dat om in krimp (volgens provinciale prognose: na 2030). Vergrijzing betekent meer ouderen, kleine huishoudens nemen toe, huishoudens met kinderen nemen af.

Centraal staat vraaggestuurd bouwen in de kernen van de gemeente. De visie is gericht op vier thema’s die gezamenlijk bijdragen aan blijvend prettig en aantrekkelijk wonen in de gemeente:

  • 1. de eigen kracht van inwoners;
  • 2. de kwaliteit van de kernen;
  • 3. de kwaliteit van de woningvoorraad behouden en versterken;
  • 4. het woningbouwprogramma verminderen (aansluitend op de marktvraag).

Vooral met betrekking tot het laatste bovengenoemde punt benadrukt de gemeente het belang van vraaggestuurde ontwikkeling. Zo is er in de toekomst meer behoefte aan huur- en goedkope woningen, en aan levensloopbestendige woningen. Ook flexibiliteit in het woningbouwprogramma is een belangrijk criterium, dat wil zeggen een ontwikkeling zodanig realiseren dat het voor meerdere doelgroepen geschikt is.

In de woonvisie is het perceel aan de Dorpsweg 28 aangewezen als woningbouwlocatie, zoals geformuleerd in het RAP. De ontwikkeling van het perceel aan de Dorpsweg 28 past binnen het vraaggestuurde bouwen. De woningen die gebouwd worden, worden zodanig ontworpen dat ze flexibel kunnen worden ingedeeld en aardoor aantrekkelijk zijn voor meerdere doelgroepen, zoals starters en (kleine) gezinnen. Primair wordt met de woningen gericht op senioren, maar door het flexibele ontwerp kan worden ingespeeld op de dan actuele marktvraag.

3.5.3 Beleidsplan Aanpak realiseren woningbouwopgave

Met de vaststelling van de Lokale Woonvisie is het woningbouwprogramma bijgesteld van 2400 naar 950 woningen. Om tot realisatie van de woningbouwopgave te komen, is in het beleidsplan Aanpak realiseren woningbouwopgave een aantal kansrijke locaties benoemd en worden actieve intiatiefnemers gestimuleerd deze locaties te ontwikkelen. Hierdoor wordt ruimte gecreerd voor kansrijke projecten, terwijl projecten die maar niet tot realisatie komen worden afgehecht.

Het perceel Dorpsweg 28 is één van deze kansrijke locaties volgens het beleidsplan.

3.5.4 Welstandnota gemeente Schagen

De gemeente Schagen hanteert de reisgids voor ruimtelijke kwaliteit als welstandsbeleid. De gids geeft duidelijkheid over het beoordelen van plannen aan ruimtelijke kwaliteitseisen.

De gemeente gebruikt drie welstandniveaus om ruimtelijke kwaliteit te beoordelen; soepel, regulier of bijzonder welstandsniveau. Voor veelvoorkomende bouwplannen zoals een erker geldt een soepel beleid, de meeste ontwikkelingen vallen onder de reguliere criteria en enkele gebieden zijn aangewezen als bijzonder welstandsniveau. Op deze manier probeert de gemeente differentiatie in het ruimtelijk kwaliteitsbeleid te bieden.

3.5.5 Beeldkwaliteitsparagraaf

Callantsoog is gedefinieerd als een 'Centrumgebied'. Kenmerkend voor de historische centra is een sterk afwisselend bebouwingsbeeld dat door de jaren heen is ontstaan. Monumentale panden zoals kerken vormen markante oriëntatiepunten. Met een paar uitzonderingen heeft de bebouwing in het algemeen een kleinschalig karakter. Binnen het centrumgebied worden drie bouwperiodes onderscheiden, vanwege het verschil in kwaliteit en samenhang. De omgeving van, en het perceel Dorpsweg 28 is aangemerkt als 'vooroorlogs'.

Het gebied uit deze bouwperiode bestaat hoofdzakelijk uit de directe omgeving van de kerk in de stads- of dorpskern met de daar naartoe leidende straten. De komst van andere functies en meer kapitaalkrachtigen stimuleerde de centrumvorming. De periode tussen 1859 en 1940 is te herkennen aan de organisch gevormde uitbreidingen langs de historische structuren en de direct aanliggende gebieden in het stads- of dorpscentrum. Er is een duidelijk verschil tussen woningen voor de notabelen, de middenklasse en de arbeiders, zoals de woonbuurtjes met een tuindorpachtige aanleg.

Gebiedsgerichte criteria voor centrumgebieden zijn:

Ligging

  • Hoofdbebouwing staat aan de straatzijde en is georienteerd op de weg. Er is een relatief gesloten bebouwingsbeeld;
  • Minder aantrekkelijke functies moeten aan de achterzijde van het erf worden gesitueerd;

Hoofdvorm

  • Het hoofdgebouw bestaat uit een helder en eenduidig volume;
  • Bij aan- of uitbouwen blijft de helderheid van het hoofdgebouw zichtbaar en is de uitbreiding qua uitstraling en volume ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
  • Bijgebouwen en overkappingen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw;
  • Dakkapellen of andere kleine dakopbouwen mogen niet domineren in het dakvlak;

Vormgeving 

  • Gevels hebben onderlinge samenhang en ondersteunen individuele herkenbaarheid;
  • Gevelwijzigingen mogen niet tot gevolg hebben dat de samenhang en ritmiek in straatwanden wordt verstoord;
  • De vormgeving van gebouwen kent een individuele kwaliteit die gerelateerd is aan de traditionele ambachtelijke stijl;
  • Detaillering van aan- of uitbouwen moet zijn afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw;
  • Reclameuitingen moeten geïntegreerd worden in of bij de architectuur van het gebouw;
  • Bewegende lichtreclame en geluidproducerende reclame-uitingen zijn niet toegestaan;

Materiaal en kleur

  • De kleurkeuze van grote oppervlakten is terughoudend, ingetogen en overwegend traditioneel;
  • Eigentijds materiaal- en kleurgebruik is mogelijk mits ondergeschikt en met respect voor de oorspronkelijke of aanwezige karakteristieken uitgevoerd;
  • Materialisatie en detaillering vertoont samenhang in het grotere geheel.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage (M.E.R.)

In het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is in de onderdelen C en D van de bijlage aangegeven welke activiteiten m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn, omdat deze belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. Voor deze activiteiten zijn in het besluit drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij een activiteit die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoet na te gaan of niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige effecten voor het milieu kan hebben. Het vaststellen van een bestemmingsplan voor de wijziging of uitbreiding van hotelcomplexen buiten stedelijke zones met bijbehorende voorzieningen wordt in onderdeel D 10 genoemd als geval waarin moet worden beoordeeld of een milieueffectrapport moet worden gemaakt. In onderdeel C komt de activiteit niet voor. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 250.000 of meer bezoekers per jaar;
  • een oppervlakte van 25 hectare of meer, of
  • 10 hectare of meer in een gevoelig gebied;

is een m.e.r.-beoordeling aan de orde.

De ontwikkeling die dit plan beoogt mogelijk te maken past niet binnen deze omschrijving. Evenmin zijn als gevolg van de realisatie van de ontwikkeling zodanige belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten dat deze nopen tot het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat overheden bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten aantonen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening (Wro artikel 3.1 lid 1). Onderdeel hiervan is het zorgen voor een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen enerzijds functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en anderzijds functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Die afstand moet ook weer niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik. Indien nieuwe milieugevoelige bestemmingen, zoals woningen of scholen, mogelijk worden gemaakt in de nabijheid van bestaande bedrijven dan dient de geluidruimte die het bedrijf heeft op basis van een algemene maatregel van bestuur (AMvB), of zoals vastgelegd in de omgevingsvergunning, te worden gerespecteerd. Bij het toestaan van nieuwe bedrijven of andere functies dient rekening gehouden te worden met de milieuruimte die in de toekomst nodig is. Hierbij kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' editie 2009 gehanteerd worden om de afstand te bepalen tussen woningen en de verschillende bedrijfscategorieën.

De handreiking beveelt per standaard bedrijfstype een afstand aan tot woningen of andere 'kwetsbare' functies. De afstand hangt onder meer af van de aard van de omgeving: een rustige woonwijk verdient een hoger beschermingsniveau dan een gebied waar al enige hinder is van bedrijven of infrastructuur (gemengd gebied).

Er zijn geen zware bedrijven in de omgeving aanwezig die een belemmering vormen voor de functieverandering naar wonen.

4.3 Geluid

Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan is het conform de Wet geluidhinder (Wgh) noodzakelijk dat er aandacht wordt besteed aan de akoestische situatie.

Als een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de onderzoekszone van een verkeersweg, een spoorweg, of een gezoneerd industrieterrein valt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen) binnen die geluidszone. Een bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld indien de geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige functies voldoet aan de voorkeursgrenswaarden genoemd in de Wgh, of indien een besluit is genomen om hogere waarden vast te stellen. Voor dit laatste geeft de Wgh een maximale ontheffingswaarde. Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld, dienen eerst maatregelen onderzocht te worden om de geluidbelasting terug te dringen.

Voor wegen die deel uitmaken van een 30 km-gebied geldt dat akoestisch onderzoek in principe niet uitgevoerd hoeft te worden op grond van de Wgh. Het gebied waarbinnen dit perceel gelegen is, bevind zich in een 30 km/uur regime. Dit betekent dat geen akoestisch onderzoek hoeft te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Voor onderhavig plan is op 25 april 2016 akoestisch onderzoek uitgevoerd door IDDS. Het rapport van dit onderzoek is te vinden in bijlage 1. Omdat sprake is van nieuwbouw van bebouwing met een geluidgevoelige bestemming, dient een onderzoek uitgevoerd te worden naar de geluidbelasting op de gevels vanwege het verkeer op de Dorpsweg.

De Dorpsweg kent twee maximum snelheden. Ter plaatse van het project geldt een maximum snelheid van 30 km/u. Na de kruising met de Fazantenweg (circa 90 meter ten noorden van het perceel) geldt voor de Dorpsweg een maximum snelheid van 50 km/u. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de relevante 30 km/u weg meegenomen in het onderzoek.

Uit onderzoek blijkt dat de berekende geluidbelasting ten gevolge van de Dorpsweg (50 km/uur) ten hoogste 41 dB Lden (inclusief aftrek) bedraagt. De geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Dorpsweg (30 km/uur) bedraagt ten hoogste 64 dB Lden (exclusief aftrek). De gecumuleerde geluidbelasting ter plaatse van het bouwplan bedraagt ten hoogste 64 dB Lden (exclusief aftrek).

Er geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB (na aftrek ingevolge artikel 110g uit de Wgh). Indien aan deze waarde wordt voldaan, gelden er geen beperkingen voor het bouwplan vanuit de Wgh bezien. Evenmin is een hogere waarde nodig. Voor nieuwbouwsituaties in stedelijk gebied bedraagt de maximaal toelaatbare (ontheffings)waarde 63 dB, na aftrek. Bij vervangende nieuwbouw is dat 68 dB. Indien aan deze maximaal toelaatbare waarde voldaan wordt is het bouwplan mogelijk mits er hogere waarden worden vastgesteld.

Conclusie

De geluidsbelasting van de Dorpsweg (50 km/u) bedraagt ten hoogste 41 dB en valt daarmee ruim binnen de voorkeursgrenswaarde. In het kader van de Wgh is geen hogere waarden vaststelling nodig. Het 30 km/u-gedeelte van de Dorpsweg geeft wel een te hoge geluidsbelasting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te kunnen worden aangetoond dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dit kan door de constructie van de nieuw te realiseren woningen zo uit te voeren dat de geluidwering van de gevels voldoende geluid weren om een goed binnenklimaat (33 dB) te waarborgen. Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen dient dit te worden aangetoond.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven.

Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de Regeling Basisnet. Voor ondergrondse buisleidingen is het wettelijk kader vastgelegd in het Besluit Externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR):

  • Het plaatsgebonden risico: het risico op een plaats buiten de inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.
  • Groepsrisico: De cumulatieve kansen dat per jaar dat een groep van 10, 100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied in het invloedsgebied van een inrichting of een transport-as en een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is.

Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt "vertaald" als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woningen) mogen liggen.

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal slachtoffers, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden.

Op grond van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving dient bij een bestemmingsplan beoordeeld te worden of de wettelijke grenswaarde met betrekking tot het PR niet wordt overschreden en of de oriënterende waarde van het groepsrisico niet wordt overschreden.

Bij het opstellen of wijzigen van ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen via leidingen.

Aan de hand van de risicokaart van de provincie is bepaald of in de nabijheid van het plangebied sprake is van transport van gevaarlijke stoffen of de opslag en productie van dergelijke stoffen. Hieronder is een uitsnede van deze risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0012.png"  
Afbeelding 4.1 Uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied (bron: www.risicokaart.nl)  

Uit de risicokaart blijkt dat in de nabijheid van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn. Externe veiligheid vormt dus geen belemmering voor de voorgestane ontwikkeling.

4.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer (Wm) zijn kwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen. Titel 5.2 Wm 'Luchtkwaliteitseisen' wordt kortweg aangeduid als de Wet luchtkwaliteit. Het doel van de wet is om mens en milieu bescherming te bieden tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. Voor de gezondheid van de mens is een goede luchtkwaliteit van groot belang. Daarom zijn in de Wet milieubeheer grenswaarden opgenomen voor een aantal stoffen die als verontreiniging in de lucht voorkomen. In de praktijk richt de aandacht zich vooral op de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof. Van deze stoffen komen in Nederland concentraties voor die in de buurt van de grenswaarden liggen. Voor de overige stoffen genoemd in de Wet milieubeheer komen de concentraties niet in de buurt van de grenswaarden.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is een plan om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren. Het NSL houdt rekening met voorgenomen grote projecten die de luchtkwaliteit verslechteren en zet hier maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tegenover. Het doel van het NSL is te voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof (PM10) in 2011 en stikstofdioxide (NO2) in 2015. Nederland heeft de Europese normen voor PM10 op 1 januari 2005 en voor NO2 op 1 januari 2011 niet gehaald.

Besluit en regeling 'niet in betekenende mate'

De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het slechts in geringe mate, ofwel niet in betekenende mate (NIBM), leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een verslechtering van maximaal 3% van de grenswaarden voor de luchtkwaliteit. Grotere projecten die in betekenende mate bijdragen kunnen worden opgenomen in het NSL, als is aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door de maatregelen van het NSL. Met projecten die 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging is rekening gehouden in de autonome ontwikkeling van de luchtkwaliteit.

Het Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate bijdrage' bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project wel of niet als 'in betekenende mate' moet worden beschouwd.

NIBM projecten kunnen - juridisch gezien - zonder toetsing aan de grenswaarden voor wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening moet wel worden bekeken of het realiseren van het plan met betrekking tot de luchtkwaliteit op die locatie gewenst is. Daarbij speelt de mate van blootstelling aan de luchtverontreiniging een rol. Ook de gevoeligheid van bepaalde groepen mensen voor luchtverontreiniging kan daarbij worden afgewogen. Hierbij gaat het niet alleen om de toekomstige gebruikers van de locatie maar ook om de personen in de omgeving daarvan, bijvoorbeeld om de bewoners en/of kinderen in een school/kinderdagverblijf aan de gebiedsontsluitende wegen.

Het plan, dat het mogelijk maakt om zeven woningen toe te voegen, voldoet aan de getalsmatige grenzen uit het de Regeling 'niet in betekende mate bijdrage'. Op grond van deze regeling kan de realisatie van 1500 woningen met een ontsluitingsweg nog aangemerkt worden als NIBM-project. Het plan betreft dus een NIBM-project en verder toetsing aan de regelgeving over luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.6 Bodem

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat gemeenten bij het vaststellen van bestemmingsplannen regels stellen voor een goede ruimtelijke ordening. Dit betekent dat de bodemkwaliteit en de voorgenomen bestemming met elkaar in overeenstemming dienen te zijn. Of de bodem een planontwikkeling in de weg staat, wordt zo nodig middels een historisch onderzoek eventueel aangevuld met een nader bodemonderzoek bepaald.

Onderzoek

Om de bodemkwaliteit ter plaatste van de ontwikkeling vast te stellen is door Back Milieu op 13 mei 2016 een gecombineerd verkennend bodem- en asbest in grond onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 2.

Uit onderzoek blijkt dat de bovengrond plaatselijk sterk verontreinigd is met lood en zink. Verder is de bovengrond licht verontreinigd met zware metalen, minerale olie, PCB en PAK. Mogelijk is meer dan 25 m³ grond sterk verontreinigd met lood en zink en is een geval van ernstige bodemverontreiniging op de locatie aanwezig.

In de grond rondom boring 2 uit het eerdere onderzoek van Grontmij zijn hoogstens lichte verontreinigingen met de standaard parameters aangetroffen. De grond is verontreinigd met asbest. Mogelijk is hier een ernstige verontreiniging met asbest in de grond aanwezig.

In de ondergrond komen lichte tot matige verontreinigingen met zware metalen, PAK en minerale olie voor. Het grondwater is niet verontreinigd.

Conclusie

Om vast te stellen of op de locatie een geval van ernstige bodemverontreiniging met lood en zink op de voorzijde van het terrein aanwezig is, is aanvullend onderzoek noodzakelijk.

Tevens zal een nader onderzoek naar de asbestverontreiniging rondom boring 2 uit het grondonderzoek van Grontmij (2009) worden uitgevoerd, omdat tijdens dit verkennend onderzoek een gehalte aan asbest groter dan 50 mg/kg ds is aangetroffen.

Op basis van de aanvullende onderzoeken kunnen vervolgens de risico’s van de aanwezigheid van de bodemverontreiniging worden bepaald en kan, indien noodzakelijk, een plan van aanpak worden opgesteld ten behoeve van een eventuele sanering.

4.7 Kabels en leidingen

Ter plaatse van het plangebied bevinden zich geen kabels en leidingen die een mogelijke beperking zouden kunnen opleveren voor het plan. Wel zijn enkele kleinere water-, riool- en gasleidingen (huisaansluitingen) aanwezig. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden.

4.8 Flora en fauna

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met de Natuurbeschermingswet en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen bekend als Ecologische Hoofdstructuur). Soortenbescherming komt voort uit de Flora- en faunawet.

Natuurbeschermingswet

Natuurgebieden of andere gebieden die belangrijk zijn voor flora en fauna kunnen op basis van de Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn worden aangemerkt als speciale beschermingszones (SBZ's). De verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn zijn in Nederland opgenomen in de nieuwe Natuurbeschermingswet 1998 die per 1 oktober 2005 van kracht is geworden. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde Natuurmonumenten;
  • Wetlands.

De Natuurbeschermingswet geldt alleen voor de aangewezen Natura 2000 gebieden, maar heeft wel een externe werking. Projecten die buiten de begrenzing van een Natura 2000 gebied liggen kunnen dus ook negatieve effecten hebben op de natuurwaarden binnen het gebied en moeten dus ook getoetst worden.

Natuurnetwerk Nederland

Een andere vorm van gebiedsbescherming komt voort uit aanwijzing van een gebied als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Voor dergelijke gebieden geldt dat het natuurbelang prioriteit heeft en dat andere activiteiten niet mogen leiden tot frustratie van de natuurdoelen. Anders dan bij gebied- en soortbescherming is de status als NNN niet verankerd in de natuurwetgeving, maar in de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de Provincie Noord-Holland.

Flora- en faunawet

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden. Bovendien kent de wet een zorgplicht en dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren.

Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het op grond van de Flora- en Faunawet noodzakelijk om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen uit de wet. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van de minister van EL&I ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, kunnen drie groepen soorten worden onderscheiden.

  • Groep 1: Algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt, zonder aanvullende eisen. De zorgplicht blijft wel van kracht.
  • Groep 2: Overige soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt.
  • Groep 3: Streng beschermde soorten, waarvoor een zwaar beschermingsregime geldt. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing kan alleen worden verleend wanneer:
    • 1. geen andere bevredigende oplossing bestaat;
    • 2. sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten;
    • 3. geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Situatie plangebied

De locatie ligt op korte afstand (circa 60 meter) van het Natura-2000 gebied Duinen Den Helder-Callantsoog en het Natuur Netwerk Nederland (NNN, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur). Door de omvang van het project en de ligging kunnen negatieve gevolgen op beschermde natuurgebieden niet geheel worden uitgesloten. Ten behoeve hiervan is op 20 juli 2016 door IDDS de stikstofdepositie van de ontwikkeling berekend. De notitie is opgenomen in bijlage 3 van deze ruimtelijke onderbouwing.

Ten behoeve van deze berekening is de nieuwe situatie vergeleken met de oude situatie. Het aantal verkeersbewegingen neemt in de nieuwe situatie toe. Maar door wijzigen van de functies horeca en kapsalon neemt de stikstofdepositie in de nieuwe sitatuatie per saldo af met 11,54 kg per jaar. Het project levert per saldo dus een verbetering van de stikstofdepositie.

Voorgestane ontwikkeling betreft de bouw van 7 nieuwe woningen waarbij de bestaande opstallen worden gesloopt en de vegetatie op het perceel zal worden weggehaald. Hiertoe dient eerst te worden vastgesteld of, en zo ja, welke voor door de Flora- en Faunawet beschermde plant- en diersoorten (mogelijk) aanwezig zijn in het plangebied.

Op 22 maart 2016 heeft IDDS een rapport opgesteld waarin de resultaten van het flora en faunaonderzoek ter plaatse van de Dorpsweg 28 worden besproken. Het rapport is in bijlage 4 opgenomen.

Uit het rapport blijkt dat het onwaarschijnlijk is dat met de plannen vaste rust- en verblijfsplaatsen of belangrijk leefgebied van strikt beschermde soorten worden aangetast. Ten aanzien van fauna zijn geen beschermde soorten aangetroffen.

Conclusie

Er zijn geen (sporen van) beschermde flora en fauna in het plangebied aangetroffen. Op het gebied van flora en fauna is voorgestane ontwikkeling uitvoerbaar.

4.9 Water

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat voor iedere ruimtelijke ontwikkeling moet worden omschreven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding; de Watertoets. Bij het vaststellen van een nieuw bestemmingsplan of projectbesluit wordt bij de waterbeheerder (Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier) advies en goedkeuring gevraagd op de opgenomen waterparagraaf.

Waterschapsbeleid waterbeheerder

In het Waterbeheersplan 2010-2015 beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Hiermee wil het hoogheemraadschap anticiperen op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico en het bewerkstelligen van een betere waterkwaliteit.

Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009

Met ingang van 22 december 2009 is de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009 van kracht. Voor het bestemmingsplan is het met name relevant dat de Keur eisen stelt bij het aanbrengen van snellozende verhardingen (artikel 4.2):

Het is zonder vergunning van het dagelijks bestuur verboden neerslag versneld tot afvoer te laten komen:

  • door bebouwing of verharding van 800 m² of meer onverharde grond;
  • door realisatie van verscheidene min of meer aaneengesloten bouwplannen met een gezamenlijke oppervlakte van 800 m² of meer;
  • door aanleg van nieuw verhard oppervlak dat meer dan 10% van het oppervlak van het desbetreffende peilvak beslaat;
  • door uitbreiding van het verhard oppervlak met minder dan 800 m², indien het desbetreffende watersysteem de toename van de piekafvoer niet kan verwerken.

Gemeentelijk rioleringsplan

Het GRP is een beheerplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken voor de komende jaren weergeeft. De planperiode van het GRP is van 2015 tot en met 2017. De belangrijkste doelen in het plan zijn:

  • doelmatige inzameling van al het afvalwater;
  • doelmatig transport naar de zuiveringsinrichting;
  • reguleren van vuiluitworp naar het oppervlaktewater;
  • reguleren van vuiluitworp naar bodem en grondwater;
  • voorkomen van waterschade of verminderen van wateroverlast.

Vanaf 2009 mag er niet meer ongezuiverd geloosd worden. Dit houdt in dat er ook in het gebied buiten de bebouwde kom riolering moet worden aangelegd, dan wel dat er – mits daarvoor ontheffing is verleend door de provincie – voor individuele oplossingen (in de vorm van een (moderne) septic tank) wordt gekozen.

Watertoets

Van belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).

Situatie plangebied

Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft een wateradvies gegeven voor de gewenste ontwikkeling in het plangebied. In de regel geldt dat tot 800 m2 verharding geen watercompenserende maatregelen genomen hoeven te worden.

Voor voorgenomen ontwikkeling zal met de realisatie van 7 woningen het verhard oppervlakte toenenemen met 350 m2, waarbij het totale verharde oppervlakte neerkomt op 675 m2 (woningen en overige verharding voor tuinen en parkeerplaatsen). Indien ten behoeve van de ontwikkeling grondwater wordt ontrokken dient daarvan melding gemaakt te worden bij hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Conclusie

Ten behoeve van voorgenomen ontwikkeling zijn geen watercompenserende maatregelen nodig. Op het gebied van water is voorgenomen ontwikkeling uitvoerbaar.

4.10 Archeologie

Met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) is het accent komen te liggen op het streven naar het behoud en beheer van archeologische waarden in de bodem (in situ) en het beperken van (de noodzaak van) archeologische opgravingen. Uitgangspunt van het beleid is het principe 'de verstoorder betaalt'. Bij het voorbereiden van werkzaamheden die het bodemarchief kunnen verstoren (zoals de aanleg van een weg, een nieuwe woonwijk, een bedrijventerrein), dient onderzocht te worden of daardoor archeologische resten verstoord kunnen worden (dat kan bijvoorbeeld door booronderzoek of sleuvenonderzoek - beide na een gedegen bureauonderzoek). Als uit het onderzoek blijkt dat er archeologische waarden aanwezig zijn en deze niet ter plaatse behouden kunnen blijven, dan dient de initiatiefnemer van het werk de kosten die gepaard gaan met het opgraven en conserveren van de plaats te dragen.

Archeologienota gemeente Zijpe

In 2007 heeft de voormalige gemeente Zijpe de beleidsnota Archeologie vastgesteld.

Voor de correcte opname van archeologisch waardevolle terreinen in bestemmingsplannen is een eerste inventarisatie van het gemeentelijk bodemarchief uitgevoerd. Per landschappelijke zone is onderzocht welke archeologische waarden reeds bekend zijn en welke waarden in het gebied verwacht kunnen worden. Op basis van de bekende en verwachte archeologische waarden zijn archeologieregimes vastgesteld in vijf categorieën. Voor elk regime gelden drempelwaarden die aangeven vanaf welke planomvang en diepte van de bodemingreep nader archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Bij het vaststellen van de regimes is rekening gehouden met het cultuurhistorische karakter van de Zijpe en ligt de nadruk vooral op elementen die hun oorsprong vinden bij de droogmaking zoals molens, dijken, buitenplaatsen en boerderijen. De archeologieregimes zijn weergegeven op de beleidsbesliskaart zodat voor een ieder in één oogopslag duidelijk is aan welke archeologische voorwaarden moet worden voldaan bij ruimtelijke ontwikkelingen.

De nota en de beleidskaart zijn in 2011 aangepast, omdat er sinds de vaststelling in 2007 diverse onderzoeken zijn gedaan, die de kaart hebben gewijzigd. De definitieve beleidskaart is op 29 mei 2012 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Zijpe vastgesteld. Een uitsnede van deze beleidskaart is in onderstaande figuur weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0013.png"  
Afbeelding 4.2: Uitsnede archeologische beleidskaart, 2011  

Situatie plangebied

In figuur 4.2 is te zien dat het perceel Dorpsweg 28 in de donkerblauwe zone ligt. De vrijstellingsgrens voor archeologisch onderzoek bij bodemroerende activiteiten ligt voor deze gebieden op een planomvang van 500 m2 en niet dieper dan 50 cm.

In de huidige situatie is er circa 260 m2 verharding aanwezig. Dit betreft enkel de opstallen, niet de overige verharding zoals betegeling. In voorgestane ontwikkeling worden 7 nieuwe woningen gerealiseerd met een totale verhardingsoppervlakte van circa 385 m2 (dit betreft enkel de woningen). Zowel de toename van verharding als het totale verhardingsoppervlakte komen niet boven de archeologische grenswaarde uit. Vervolgonderzoek naar archeologische waarden is daarmee niet nodig.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen op het gebied van archeologie.

4.11 Cultuurhistorie

Ten aanzien van cultuurhistorische waarden is de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland geraadpleegd. De kaart is een geografische uitwerking van de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. De kaart geeft onder andere informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten, archeologische verwachtingen en molens, militaire structuren en historische dijken.

Aardkundige waarden

In afbeelding 4.3 is in twee afbeeldingen te zien dat er geen aardkundige waarden zijn voor de locatie Dorpsweg 28. De afbeelding aan de linkerkant laat de begrenzing van aardkundige monumenten zien, de afbeelding rechts de begrenzing van aardkundig waardevolle gebieden. Het perceel Dorpsweg 28 is met een rode cirkel aangeduid. Het perceel is niet gelegen in gebied met aardkundige waarden. Nabij de locatie ligt het aardkundig monument 'Duinen Petten - Den Helder'. Dit zijn de kustduinen van Petten tot Den Helder die zijn verwaaid tot bijzondere soorten duinen en een habitat zijn voor verschillende zeldzame planten en vogels. De voorgestane ontwikkeling zal geen negatief effect hebben op deze duinen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0014.png"   afbeelding "i_NL.IMRO.0441.OVCD1996Dorpsweg28-VA01_0015.png"  
Afbeelding 4.3: Aardkundige waarden. Bron: Structuurvisie Noord-Holland 2040  

Openheid landschap

Openheid is karakteristiek voor verschillende Noord-Hollandse landschappen, maar niet overal op dezelfde manier en in de dezelfde mate. Daar waar landschappen open tot zeer open zijn acht de provincie van belang dat er bewust wordt omgegaan met visuele verstedelijking en verrommeling. Open tot zeer open gebieden zijn met name de grootschalige open gebieden zoals de Wieringermeer. Het perceel is op de kaart aangeduid als 'matig open'. Daarmee valt het perceel niet onder de bescherming die de provincie nodig acht voor de grootschalige open gebieden, maar ook voor de meer gesloten gebieden is het noodzakelijk dat de (visuele) effecten van ruimtelijke ontwikkelingen in beeld wordt gebracht.

Onderhavige ontwikkeling voorziet in de herontwikkeling van een perceel met reeds bestaande opstallen. De ontwikkeling vindt plaats aan het dorpslint. Behoudens de naar de weg gekeerde perceelzijde zijn alle perceelzijden omgeven door dorpswoningen. In de nieuwe situatie zal het matig open karakter niet negatief beïnvloed worden. De vervangende woning aan de zijde van de Dorpsweg is vergelijkbaar met de huidige woning en zet daarmee juist het karakter van het dorpslint voort. De zes nultredenwoningen daarachter zijn in hoogte en massa kleiner of gelijk aan de omliggende bebouwing en zullen dus geen visuele beperking ten aanzien van de openheid van het landschap veroorzaken.

Stilte en duisternis

Stilte en donkerte zijn kernkwaliteiten van het landschap. Door toenemende bebouwingsdichtheden, activiteiten en verkeersbewegingen komen deze kwaliteiten in het geding. Bij ontwikkelingen dienen stilte en donkerte ook meegenomen te worden in de afweging over de wenselijkheid van deze ontwikkeling.

In of nabij de voorgenomen ontwikkeling zijn geen stiltegebieden gelegen zoals aangewezen door de provincie in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Voor donkerte is momenteel geen kaart beschikbaar. Donkerte heeft met name betrekking op buitenstedelijke gebieden waarbij het van belang is de lichtuitstoot te beperken. De voorgestane ontwikkeling ligt in de dorpskern Callantsoog. Als dorp zal Callantsoog onvermijdelijk een bepaalde hoeveelheid licht uitstoten. Gezien de kleinschaligheid van de ontwikkeling kan worden gesteld dat dit per saldo geen negatief effect heeft op de totale lichtuitstoot van het dorp.

Historische structuurlijnen

In of nabij de voorgenomen ontwikkeling zijn geen historische structuurlijnen zoals grote militaire structuren, industrieel erfgoed of historische dijken, water- of spoorwegen gelegen.

Cultuurhistorische objecten

In of nabij de voorgenomen ontwikkeling zijn geen cultuurhistorische objecten aangemerkt.

Gemeentelijk welstandsbeleid

Het perceel Dorpsweg 28 is gelegen in het welstandsgebied 'Centrumgebieden'. De voorgestane ontwikkeling dient te voldoen aan de welstandscriteria (genoemd in paragraaf 3.5.4) die de gemeente heeft vastgelegd voor ligging, hoofdvorm, vormgeving, materiaal en kleur.

Algemene tendens in deze criteria is dat nieuwe ontwikkelingen passend dienen te zijn in de bestaande bebouwde omgeving en recht doen aan het relatief gesloten bebouwingsbeeld van Callantsoog. Callantsoog wordt gekenmerkt door een compacte bebouwingsstructuur, een aaneengesloten bebouwing een een fijnmazig stratenpatroon. Door het perceel te herontwikkelen worden deze kernkwaliteiten van de bestaande dorpsstructuur versterkt. Gebouwen dienen georiënteerd te zijn naar de straat en er is sprake van een duidelijk hoofdgebouw waarbij eventuele bijgebouwen in stedenbouwkundig opzicht ondergeschikt zijn. Met betrekking tot voorgestane ontwikkeling kan worden gesteld dat de eengezinswoning ervoor zorgt dat de bebouwingsritmiek van de Dorpsweg blijft bestaan. Alle woningen zijn gericht naar de straatzijde. Dat geldt specifiek voor de nultredenwoningen, die allen visueel sterk gericht zijn op het binnenhofje. Enerzijds voldoet het ontwerp daardoor aan de welstandseisen, anderzijds krijgt het binnenhofje daarmee ook de rol van ontmoetingsplaats en biedt het een zekere mate van sociale veiligheid voor de bewoners.

Minder aantrekkelijke functies zoals parkeerplaatsen zijn achter de eengezinswoning en op de erven van de nultredenwoningen gesitueerd en daardoor niet zichtbaar vanaf de Dorpsweg. Bergingen staan aan de achterkant van de percelen en maken geen onderdeel uit van het dominante bebouwingsbeeld, dat wordt gevormd door de hoofdgebouwen.

De hoofdgebouwen vormen een uniform bebouwingsbeeld doordat ze allen bestaan uit een bouwlaag en een zadeldak. Ondanks dezelfde hoofdvorm hebben de woningen wel een inidividueel karakter, afgestemd op hun situering op het perceel. Zo is voor de eensgezinswoning met een bakstenen gevel afstemming gezocht bij de woningen aan de Dorpsweg. Met details, zoals een deels uit hout opgetrokken zijgevel en bijzondere raamopeningen behoudt de woning toch zijn eigen karakter. De zes nultredenwoningen hebben daarentegen een geheel eigen uitstraling. De volledig uit hout opgetrokken gevels geven de woningen de uitstraling van een strandhuisje. Er wordt gewerkt met natuurlijke kleuren en materialen om de nabijheid van het strand en duinen te benadrukken.

Conclusie

De informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie en de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie laten geen bijzonderheden zien voor het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling voegt zich in het ritme van het bestaande dorpslint en houdt het 'matig open' karakter van de locatie in stand. Het project leidt niet tot aantasting van de cultuurhistorische waarden. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

Het plan voldoet daarnaast aan de welstandseisen zoals de gemeente die heeft vastgelegd in de 'Reisgids voor ruimtelijke kwaliteit'.

4.12 Verkeer en parkeren

Een onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeers- en infrastructuur. Hierbij is het van belang of de voorgenomen ontwikkeling grote veranderingen ten aanzien van verkeer en infrastructuur teweeg brengt.

Verkeersstructuur

In de huidige situatie is het perceel direct gelegen aan de Dorpsweg. De Dorpsweg is, samen met het Dorpsplein en de Zuidschinkeldijk, de doorgaande weg in Callantsoog en maakt deel uit van de N502 tussen Julianadorp en Burgervlotbrug. De toegestane maximumsnelheid op de Dorpsweg is 30 km/h.

Het voorgenomen bouwpan voorziet in de realisatie van 7 woningen, waarbij één woning op de plaats komt van de huidige woning. Deze is daarmee direct aangesloten op de Dorpsweg. De overige zes woningen liggen daarachter en worden middels een nieuw aan te leggen weg ontsloten naar de Dorpsweg.

Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling

Om de bepalen welke verkeerseffecten de nieuwe ontwikkeling heeft wordt uitgegaan van de algemene vuistregel dat een woning gemiddeld 5 verkeersbewegingen per dag genereert. Met een toename van 6 woningen komt dat neer op een totaal van 30 extra verkeersbewegingen per dag.

Deze toename zal op de bestaande weg afgewikkeld kunnen worden.

Parkeren

De parkeernota van de gemeente Schagen is van toepassing op de parkeervraag. Deze parkeernota is grotendeels gebaseerd op de CROW-richtlijnen. Hierin staat dat voor deze koopwoningen in de schil / overloopgebied er 1,4 parkeerplaats per woning nodig is, waarvan 30 % t.b.v. bezoekers. Dit betekent dat er 7 x 1,4 = 10 parkeerplaatsen nodig zijn, waarvan 3 voor bezoekers. Er zijn in het plan 14 parkeerplaatsen ingetekend, waarvan 4 achter elkaar. Deze tellen niet mee. Er zijn daarmee 10 parkeerplaatsen, waarvan 3 voor bezoekers. Het plan voldoet daarmee aan de normen.

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.13 Duurzaamheid

Duurzaam bouwloket

De gemeente Schagen is aangesloten bij het Duurzaam bouwloket, een digitaal en fysiek loket waar informatie, bespaartips en energiebesparende maatregelen worden gegegeven voor woningen. Hierbij gaat het over onder andere:

  • Duurzaam (ver)bouwen;
  • Energie besparen;
  • Energie opwekken;
  • Luchtkwaliteit en comfort in huis;
  • Energie labels;
  • Energie subsidies en duurzaamheidsleningen.

Situatie plangebied

In het ontwerp is veel aandacht uitgegaan naar duurzame materialen, met name in het gebruik van duurzame bouwmaterialen. Zo worden de woningen gebouwd met een specifiek soort hout uit Zweden (Stellac Wood) welke op een natuurlijke manier is behandeld en daardoor goed bestand is tegen weerselementen. Via een verhittingsproces waarbij geen milieubelastende stoffen worden toegevoegd wordt het naaldhout zodanig behandeld dat het de duurzaamheid van (tropisch) hardhout krijgt.

Er wordt gewerkt met natuurlijke en lichte materialen die opgaan in hun bijzondere kustomgeving. De woningen worden voorzien van keramische dakpannen.

Conclusie

Duurzaamheid is bij het ontwerp van het bouwplan als geïntegreerd element meegenomen en neemt een belangrijke plaats in bij voorgenomen ontwikkeling. Er zal met zeer duurzame materialen worden gewerkt, waardoor de woningen goed bestand zijn tegen het weer. Daarmee zijn de woningen ook in tijd zeer duurzaam. Voorgenomen ontwikkeling is daarmee in lijn met de wensen en ambities die de gemeente heeft.

Hoofdstuk 5 Motivering

Onderhavige ontwikkeling betreft de herontwikkeling van een bestaande woning op een perceel van 1400 m2 tot een woningbouwlocatie met één eengezinswoning en zes nultredenwoningen. In de huidige situatie verkeren de bestaande opstallen van het perceel in een ernstig vervallen staat. De bestaande woning en bijgebouwen met een winkel- en horecafunctie zijn al langer niet in gebruik. Als gevolg hiervan worden de gebouwen niet meer onderhouden en ogen deze sterk verouderd en verwaarloosd. Het perceel raakt overwoekerd door groen dat niet langer wordt bijgehouden. Een nieuwe functie dat het perceel opnieuw leven inblaast is dan ook gewenst. De voorgestane ontwikkeling beoogd met de herontwikkeling in te spelen op de huidige behoefte voor nultredenwoningen en daarnaast de ruimtelijke kwaliteit en uitstraling van het perceel te verbeteren.

Woningbouwbeleid en - behoefte

Zoals is aangegeven in hoofdstuk 3 over de behoefte in nieuwe woningen is het zo dat, ondanks dat de woningbouwaantallen in de meest recente regionale en lokale beleidsvisies naar beneden is bijgesteld, een zekere kwalitatieve vraag naar woningen wel blijft bestaan. Uit het RAP blijkt voor de nabije toekomst juist een vraag te zijn naar woningen in een centrumdorps milieu, zoals Callantsoog. Het gemeentelijk woonbeleid toont aan dat de kwalitatieve vraag naar woningen met name teweeg wordt gebracht door de groeiende groep senioren. Deze steeds groter wordende groep heeft behoefte aan de zogenaamde levensloopbestendige- of nultredenwoningen. Dit type woningen, waarbij de aandacht uitgaat naar rolstoeltoegankelijkheid en voorzieningen op de begane grond, strookt ook met de ambitie van de gemeente om bewoners zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen.

Inspelen op deze marktvraag kan echter niet betekenen dat het ruimtegebruik toeneemt, niet wanneer er nog voldoende binnenstedelijke kansen liggen. De kwalitatieve woningbouwvraag dient conform gemeentelijk woonbeleid opgelost te worden binnen bestaande bebouwing, door onder andere vervangende nieuwbouw toe te passen. Sloop en vervangende nieuwbouw van verouderde woningen om in te spelen op de veranderende samenstalling van huishoudens in de gemeente is één van de strategiën om slim om te gaan met de bestaande woningvoorraad.

Het onderhavige plan past binnen de afspraken uit het RAP en is afgestemd binnen het Regionaal Kwalitatief Woningbouwprogramma. In lijn met de Woonvisie van de gemeente wordt er vraaggestuurd ontwikkeld.

Bij de totstandkoming van onderhavig plan heeft initiatiefnemer in samenwerking met de gemeente bepaald wat de meest wenselijke invulling van het perceel zou zijn. Het provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid heeft een duidelijke lijn voorgeschreven; (vervangende) centrumdorpse nieuwbouw in de vorm van nultredenwoningen, gericht op de accommodatie van senioren. Enige flexibiliteit daarin is wel gewenst, omdat de marktvraag kan veranderen. Om deze reden heeft initiatiefnemer de woningen zodanig ontworpen dat deze flexibel kunnen worden ingedeeld en daardoor aantrekkelijk zijn voor meerdere doelgroepen, zoals starters en (kleine) gezinnen. Primair wordt met de woningen gericht op senioren, maar door het flexibele ontwerp kan worden ingespeeld op de dan actuele marktvraag.

Ruimtelijke effecten

Op grond van het huidige bestemmingsplan zijn op het perceel drie verschillende functies toegestaan, te weten wonen, detailhandel en horeca. Met voorgestane ontwikkeling wordt dit teruggebracht naar de woonfunctie, die weer wordt geintensiveerd door het toevoegen van woningen.

De huidige woning aan de Dorpsweg voegt zich in hoofdopzet uitstekend in de bestaande stedenbouwkundige structuur en doet recht aan de continuering van het bebouwingsritme dat kenmerkend is voor historische dorpslinten. De woning is echter in dusdanig slechte staat dat deze niet meer bewoonbaar is. Gekozen is voor vervanging van deze woning voor een eengezinswoning, dat in vorm en situering vergelijkbaar is met de huidige woning. Beide woningen bestaan immers uit één bouwlaag met zadelkap, welke op dezelfde parallelle manier is gesitueerd langs de Dorpsweg. Hierdoor blijft de stedenbouwkundige structuur van de Dorpsweg in tact. Hoewel de nieuwe woning in massa groter zal zijn dan de bestaande woning (74 m2 BVO ten opzichte van 46 m2 BVO), voegt de nieuwe woning zich in de dorpse maat en schaal. De nieuwe bebouwing zorgt voor blijvende continuering van het bebouwingslint en zorgt ervoor dat het typische karakter van het dorpslint wordt behouden.

De zes nultredenwoningen komen achter de eengezinswoning op het onbebouwde gedeelte van het perceel en ter plaatse van het huidige horeca-etablissement. Terwijl de woningen in hoofdopzet goed aansluiten bij de typische bebouwingsvorm van de woningen aan het lint, is het materiaalgebruik bijzonder te noemen. Het hout waarmee de gevels worden bekleed geven de woningen een duurzame en een 'strandhuisjesachtige' uitstraling. Dit heeft een eigentijdse relatie met de oorspronkelijke kleinschalige bebouwing van Callantsoog. Daarmee wordt relatie met het strand en duinen - waar het perceel zo nabij ligt en wat een belangrijke economische trekker is van Callantsoog - versterkt en benadrukt.

Bij het ontwerp van deze woningen heeft initiatiefnemer beoogd de woningen in vorm en uitstraling zo goed mogelijk te laten aansluiten bij de directe omgeving. Dat uit zich met name in de kleinschaligheid die de woningen zullen uitstralen en het gebruik van bijzondere materialen. Zoals gesteld in de welstandsnota van de gemeente zijn percelen als de Dorpsweg 28 gekenmerkt door kleinschalige bebouwing met een individueel karakter door verbijzonderingen, verfijnde detaillering en traditionele materialisatie. De zes woningen sluiten naadloos aan op deze omschrijving; kleinschalig in vorm en massa, en bijzonder materiaalgebruik door de ambitie om duurzaamheid in het ontwerp te integreren en aansluiting te zoeken met de eigenschappen van het strand- en duinlandschap.

Ten slotte dient te worden opgemerkt dat met de voorgestane ontwikkeling efficiënt gebruik wordt gemaakt van de nog beschikbare inbreiruimte van het dorp. Het perceel heeft momenteel geen functie meer en met de beschikbare ruimte (1400 m2) en de aantrekkelijke locatie biedt het perceel een kansrijke herontwikkelingslocatie om in te spelen op de recente ontwikkelingen in de woningbouwmarkt.

Conclusie

Bovenstaande in ogenschouw genomen kan worden geconcludeerd dat voorgestane ontwikkeling met respect voor de bestaande omgeving zal worden ingepast. De ontwikkeling versterkt de dorpse kwaliteiten en is een unieke en kwalitatieve toevoeging door het gebruik van duurzame materialen met een natuurlijke uitstraling.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt de economische, juridische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. Indien de omgevingsvergunning voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Over het ontwerp van deze ruimtelijke onderbouwing bij het ontwerpbesluit wordt gelegenheid tot het indienen van zienswijzen geboden.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de gemeente zijn er geen kosten gemoeid met voorliggend project. De kosten voor de ontwikkeling komen geheel voor rekening van initiatiefnemer. In verband hiermee is tussen de initiatiefnemer en gemeente een anterieure overeenkomst gesloten. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende verzekerd.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het ontwerpbesluit omgevingsvergunning waar voorliggende ruimtelijke onderbouwing onderdeel van uitmaakt, zal ter inzage worden gelegd. Gedurende de wettelijke termijn kan een ieder een mondelinge dan wel schriftelijke zienswijze indienen.