direct naar inhoud van 4.4 Ecologie
Plan: Burchtweg 9 te Sint Maarten
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPLGHBurchtweg9-VA01

4.4 Ecologie

Uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat geen strijdigheid ontstaat met de wetgeving ten aanzien van de gebiedsbescherming (gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998, ecologische hoofdstructuur) en de soortenbescherming (Flora- en faunawet).


Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen direct deel uit van een Natura 2000-gebied en bevindt zich op ongeveer 3 kilometer afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied, Abtskolk & De Putten. De ontwikkeling betreft het opheffen van de agrarische bestemming met de bijbehorende mogelijkheid tot een veehouderijbedrijf en het bestemmen van de locatie voor woondoeleinden. Negatieve effecten op het Natura 2000-gebied betreffen de depositie op het gebied in het kader van ammoniak emissie welke vrijkomt uit het veehouderijbedrijf. Aangezien de ammoniak producerende activiteiten zijn opgeheven en er geen sprake is van negatieve effecten op het Natura 2000-gebied voortvloeiende uit de realisatie van een nieuwe woning, is er geen sprake meer van mogelijke gebiedsbescherming in het kader van Natura 2000.


De planlocatie bevindt zich op ongeveer 2 kilometer afstand ten opzichte van het dichtstbijzijnde gebied dat is bestemd als Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De verwijdering van de bestaande bedrijfsgebouwen en hiermee het wegnemen van de mogelijkheid tot ammoniak emissie in combinatie met de realisatie van de nieuwe op te richten woning heeft geen negatieve effecten op dit EHS gebied.


De gewenste ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op een Natura2000- of EHS gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPLGHBurchtweg9-VA01_0008.png" Figuur 8. Natuurgebieden binnen een straal van 3 kilometer van het plangebied(bron: www.synbiosys.alterra.nl)

Soortenbescherming

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten - die in de wet zijn aangewezen - niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (bedreigde) soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijstsoorten zijn de ontheffingsvoorwaarden zeer streng. De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn ook - in het kader van de Flora- en faunawet - de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.


De planlocatie is een reeds intensief bebouwde locatie met daarbij een groot verhard oppervlak. De huidige veestal zal worden gesloopt en de aanwezige aaneengesloten verharding zal worden verwijderd. Hiervoor in de plaats zal woonbebouwing worden gerealiseerd. Dit zal plaatsvinden op de plek welke reeds was voorzien van verharding en bebouwing. Het is niet aannemelijk dat er beschermde dier- en plantensoorten aanwezig zijn in de aanwezige stal en op de aanwezige verharding van de planlocatie. Op de verharding is verder geen opslag van producten of materialen aanwezig en is er dus geen mogelijkheid tot verblijf meer aanwezig voor mogelijke soorten. Voor wat betreft mogelijke aanwezigheid van fauna soorten in de aanwezige stal, is dit door de eigenaar nog nooit gezien, noch zijn er aanwijzingen in de stal gevonden in de vorm van uitwerpselen, dat de stal dient als verblijf van mogelijke soorten.


Blijkt dit wel het geval te zijn dan is de Flora- en faunawet van toepassing en zal een ontheffing aangevraagd worden. Tevens is er in eerste instantie geen sprake van het kappen of ruimen van bomen of struiken. Gebeurt dit echter wel, dan zullen de werkzaamheden buiten het broedseizoen van mogelijk aanwezige vogels plaatsvinden. Hiervoor is dan ook geen ontheffing niet nodig.


Toetsing

De projectlocatie waar wijzigingen plaats zullen vinden is voor het overgrote gedeelte verhard met aaneengesloten verharding of bebouwing. Geconstateerd is dat er in de te saneren bebouwing geen fauna aanwezig is. De betreffende planwerkzaamheden leiden waarschijnlijk niet tot verstoring van mogelijk aanwezige soorten.


De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van half maart tot en met begin augustus) te laten starten. Indien zwaar beschermde soorten als rugstreeppad en kleine modderkruiper aanwezig en aangetast worden door de planontwikkelingen, dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van EL&I. Het is niet bekend dat in het gebied beschermde soorten aanwezig zijn. Mocht tijdens de voorbereidingen twijfel bestaan over mogelijke aanwezigheid van beschermde soorten, dan zal een eventueel benodigde ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd worden.


In het kader van de actualisatie van het bestemmingsplan 'Bestemmingsplan Landelijk Gebied Ha-renkarspel', is door het bureau BügelHajema adviseurs bv een onderzoek uitgevoerd naar de natuurwaarden van het plangebied van het bestemmingsplan. Het plangebied van het bestemmingsplan 'Burchtweg 9 te Sint Maarten', valt ook binnen dit onderzoeksgebied. De resultaten van het onderzoek zijn gevat in het rapport 'Advies Natuurwaarden bestemmingsplan Landelijk gebied Harenkarspel', van datum 31 januari 2012 met projectnummer 113.00.01.24.09. In hoofdstuk 6 wordt het volgende geconcludeerd met betrekking tot de beschermde soorten:


"Uit het onderzoek komt naar voren dat het plangebied een beperkte natuurwaarde kent. Wanneer bij het uitvoeren van de op grond van het bestemmingsplan toegelaten werkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels (zie voorwaarden paragraaf 4.4), het voortplan-tingsseizoen van amfibieën (zie voorwaarden paragraaf 4.5), bij zandwerkzaamheden de maatregelen voor rugstreeppad (zie voorwaarden paragraaf 4.5) en de watervereisten voor vissen (zie voorwaarden paragraaf 4.7) worden geen verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet over-treden.


Voor de aanwezige licht beschermde soorten geldt een vrijstelling van de verboden in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft de zorgplicht van toepassing."


Zorgplicht

In de Flora- en faunawet staat ook het principe van "zorgvuldige handelen" beschreven. Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook als voor deze soorten een vrijstellingsregime geldt). Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het wenselijk om ruim voorafgaand aan de feitelijke ingreep de gras- en oevervegetatie, waar ingrepen zullen plaatsvinden, (frequent) kort te maaien en het maaisel af te voeren. Hierdoor wordt het gebied minder geschikt als leefgebied voor kleine zoogdieren, vogels en amfibieën (voor zwaar beschermde soorten geldt de zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie). Deze zullen wegtrekken of zich niet vestigen. De kans op het onbewust doden van deze dieren is, door het tijdig maaien en afvoeren van het maaisel, duidelijk geringer en hiermee kan worden voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het zorgvuldig handelen, zoals vastgelegd in de Flora- en faunawet. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen (half maart t/m augustus) worden opgestart, is er qua vogels geen strijdigheid met de Flora- en faunawet.


Conclusie

De Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet hebben geen invloed op het plan