direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Slikvenpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPLG00SLIKVENPLDR-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Direct ten zuiden van Schagen, ingesloten door de N241 en de Muggenburgerweg, liggen enkele percelen groenland. De grond heeft lange tijd op de nominatie gestaan om te worden gebruikt als bedrijventerrein. Zo stond het als 'reservering bedrijventerrein' ingetekend in de structuurvisie 2025 van de gemeente Schagen (vastgesteld 22 februari 2011 maar als gevolg van de herindeling niet meer van kracht). De haalbaarheid hiervan is inmiddels onrealistisch waardoor de grond weer is ondergebracht bij een agrarische onderneming.

De huidige eigenaar heeft de gronden aangekocht voor zijn melkveebedrijf en heeft gelet op de staat van de gronden en de hedendaagse bedrijfsvoering het plan om de kavelindeling aan te passen. De inzet is om daarbij zoveel mogelijk rekening te houden met de landschappelijk kenmerken van de polder. Over het planvoornemen is overleg gevoerd met zowel de gemeente als ook met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

De veranderingen vragen om aanpassing van het bestemmingsplan. Voorliggend plan ziet toe op aanpassing van het vigerende bestemmingsplan voor wat betreft de bestemming 'Water' en 'Agrarisch met waarden'.

1.2 Plangebied

Dit bestemmingsplan heeft betrekking op gronden direct ten zuiden van Schagen, De percelen staan kadastraal geregistreerd met de gemeentecode SGN00, sectie K en de perceelnummers 1266, 1267 en 230. De exacte ligging van het plangebied blijkt uit de planbegrenzing van de verbeelding van het bestemmingsplan. Navolgende afbeelding geeft een indicatie van de ligging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPLG00SLIKVENPLDR-VA01_0001.jpg"

Afbeelding 1. Weergave plangebied (bron: PDOK viewer)

1.3 Geldend juridisch-planologisch kader

In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen', vastgesteld op 29 juni 2015. Voor het plangebied geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch met waarden' en de bestemming 'Water' voor enkele sloten of stukken sloot. Tevens is grotendeels de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' of 'Waarde – Archeologie 3' van kracht. Alleen de westelijke zijde van het plangebied kent die dubbelbestemming niet maar daar is sprake van een archeologisch monument. Navolgende afbeelding geeft een uitsnede van de plankaart van het geldende bestemmingsplan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPLG00SLIKVENPLDR-VA01_0002.jpg"

Afbeelding 2. Uitsnede bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen' (2015)

In relatie tot het planvoornemen is het van belang te vermelden dat voor de 'Agrarisch met waarden' bestemde gronden watergangen niet zonder vergunning mogen worden gegraven of vergraven. Dit geldt ook voor het maken van dammen. Dit is de strekking van artikel 3.6.1.

In artikel 3.6.3 staan de voorwaarden waarmee een omgevingsvergunning verleend kan worden. Oftewel: 'De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals genoemd in artikel 3.1 onder j niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast'.

De dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie' geeft aan dat er niet kan worden gegraven zonder dat er ook archeologische waarden zijn onderzocht en daaruit blijkt dat daaruit geen onevenredige schade voorkomt. (artikel 23.4 en 25.4).

Voor de bestemming 'Water' is er geen mogelijkheid om binnenplans op een andere manier te handelen dan dat dit verloopt via een bestemmingswijziging.

De beoogde wijzigingen kunnen doorgang vinden indien het vigerende bestemmingsplan wordt aangepast. Voorliggend bestemmingsplan biedt daarvoor de inhoud.

1.4 Leeswijzer

Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 de huidige en toekomstige situatie van het plangebied beschreven. Het van toepassing zijnde beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente is in hoofdstuk 3 uitgewerkt. Een omschrijving van de milieuaspecten is opgenomen in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 betreft de juridische toelichting van het bestemmingsplan. Als laatste is in hoofdstuk 6 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

De gronden in het plangebied zijn jarenlang uiterst matig beheerd met het oog op de vermeende ontwikkeling tot bedrijventerrein. Als gevolg daarvan is een aantal sloten nauwelijks meer herkenbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPLG00SLIKVENPLDR-VA01_0003.jpg"

Afbeelding 3. Huidige situatie plangebied (bron: Google Earth)

Het plangebied maakt onderdeel uit van het oude zeekleigebied. Opvallend is de onregelmatige blokverkaveling die in dit deel een oost-westelijke hoofdrichting heeft. Uit een reeks topografische kaarten blijkt dat er sprake is van een geleidelijk verandering in het verkavelingspatroon. Het kleinschalige verkavelingspatroon wordt geleidelijk gewijzigd door demping en samenvoeging van percelen.

Een sterk ingrijpende verandering vormde de komst van de N241. Deze weg is onlangs verbreed. Op de luchtfoto (afbeelding 3) is goed te zien dat de onregelmatige blokverkaveling nog aanwezig is. Ook is opvallend dat de noord-zuid gerichte sloot in het plangebied vanaf het begin een duidelijk patroon was bij de opdeling van de kavels. Deze lijn ligt in het verlengde van de structuurbepalende watergang langs de Grotewallerweg. Het is mogelijk de lijn van een oude kreek die dateert van voor de inpoldering. De noord-zuid gerichte sloot is landschappelijk en historisch geografisch interessant en waardevol.

2.2 Toekomstige situatie

De huidige eigenaar heeft de gronden aangekocht voor zijn melkveebedrijf en heeft het planvoornemen om kavelindeling toe te passen. Rekening houdend met de kenmerken en belangen binnen het plangebied en de opgave om het huidige gebruik te verbeteren, is bijgaand ontwerp (afbeelding 4) gemaakt.

Het slotensysteem in de Slikvenpolder zal deels worden aangepast om een verlaging van het waterpeil te bewerkstelligen. Een aantal sloten zal hiervoor worden gedempt, terwijl andere worden verbreed of nieuw gegraven.

Voor de totstandkoming van het planvoornemen is overleg gevoerd met de gemeente, het waterschap en ook met de archeologische onderzoekers om zo tot een goede oplossing te komen. Voor wat betreft de archeologie diende het belang van het archeologisch monument aan de westzijde van het plangebied en is verder verkend wat de effecten zijn (zie paragraaf 4.1) In gezamenlijkheid is gekomen tot een goede herindeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPLG00SLIKVENPLDR-VA01_0004.jpg"

Afbeelding 4. Geplande ingrepen in het plangebied

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Op 13-03-2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.

Op voorliggend bestemmingsplan is enkel nationaal belang 13 van toepassing. Dit betreft een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Artikel 3.1.6. lid 2 Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt genmaakt, aan de Ladder moet voldoen. Per 1 juli 2017 is een vereenvoudigde Ladder van toepassing.

De tekst uit het Bro luidt als volgt: ''De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied'.

De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt genoemd: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.

Het planvoornemen betreft geen stedelijke ontwikkeling. De Ladder is dan ook verder niet van toepassing.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 21-06-2010) zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, het voorheen geldende streekplan, overgenomen. Uitgangspunt voor de structuurvisie is 'kwaliteit door veelzijdigheid'. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen (ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

De structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers. Om de provinciale belangen, die in de structuurvisie zijn gedefinieerd, door te laten werken, heeft de provincie de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) opgesteld. Hierin is een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen. Het gaat hierbij om onderwerpen in zowel het landelijk als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

In de PRV zijn de provinciale belangen uit de structuurvisie Noord-Holland 2040 van 2010 uitgewerkt in algemene regels. In de PRV is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van een plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Het bestaand stedelijk gebied is in het provinciale overheidsbeleid beleidsmatig aangewezen voor verdere verstedelijking.

Het plangebied heeft lange tijd op de nominatie gestaan om te worden gebruikt als bedrijventerrein. Inmiddels is duidelijk dat deze ambitie niet gehaald gaat worden. Het planvoornemen is om de gronden in gebruik te nemen als agrarische grond, met het voornemen wordt geen verdere verstedelijking mogelijk gemaakt. Het planvoornemen is niet in strijd met de PRV.

3.2.3 Provinciaal Inpassingsplan Herinrichting N241

De N241 is de provinciale weg die de N248 met de A7 verbindt in de kop van Noord-Holland. Deze weg loopt van Wognum naar Schagen via Verlaat. Het traject tussen de kernen Schagen en Verlaat bevatte een aantal gelijkvloerse kruisingen waar relatief veel ongelukken plaatsvonden.

Door de herinrichting van de N241 neemt de verkeersveiligheid toe. In het ontwerp is onder andere voorzien in een verbrede hoofdrijbaan met een breedte van 7,90 meter en de aanleg van zes rotondes.

De provinciale weg N241 ligt direct ten oosten van het plangebied. Voorliggend bestemmingsplan is qua begrenzing afgestemd op het PIP.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie 2025 (niet meer geldig)

De gronden waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft zijn aangeduid in de Structuurvisie 2025 als 'reservering bedrijventerrein'. Op bijgaande visiekaart (afbeelding 5) van de gemeente is dat te zien. Inmiddels is duidelijk dat deze ambitie niet gehaald gaat worden. Dat heeft ertoe geleid dat de gronden in financiële zin weer afgewaardeerd zijn tot agrarische grond. Dat gaf de mogelijkheid aan Melkveebedrijf R. Vlaar B.V. deze gronden over te nemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPLG00SLIKVENPLDR-VA01_0005.jpg"

Afbeelding 5. Uitsnede Structuurvisie 2025 gemeente Schagen (niet langer van kracht)

De ambities uit de structuurvisie zijn inmiddels achterhaald en dit document is sinds de herindeling van 2013 ook niet meer geldig voor de huidige gemeente Schagen. Desalniettemin kan de stelling worden betrokken dat indien deze ambitie wél doorgang had gevonden, de huidige situatie van het plangebied zeer drastisch zou gaan veranderen. Door nu opnieuw te worden gebruikt als agrarische grond, wordt meer recht gedaan aan de identiteit van het plangebied.

3.3.2 Bestemmingsplan Landelijk gebied Schagen

Een structuurvisie geeft een koers naar de toekomst. De mogelijkheden voor grondgebruik en bouwen worden vastgelegd in een bestemmingsplan. De gronden waarover voorliggend bestemmingsplan spreekt, maken onderdeel uit van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Schagen'. De hoofddoelstelling van het geldende bestemmingsplan is versterking van de agrarisch sector met behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke karakteristiek en de natuur.

Het planvoornemen om de gronden voor agrarische doeleinden te gaan gebruiken sluit aan op deze doelstelling. De inzet is om daarbij zoveel mogelijk rekening te houden met de landschappelijke kenmerken van de polder.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

In het hoofdstuk milieuaspecten worden enkel de voor het planvoornemen relevante milieuaspecten (erfgoed, bodem, ecologie en water) besproken. Voor voorliggend bestemmingsplan zijn veel andere milieusaspecten niet relevant aangezien er geen gevoelig object wordt gerealiseerd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de aspecten geluid en externe veiligheid.

4.1 Erfgoed

De monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een del van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.1.1 Archeologie

In augustus 2017 is een aanvullend acheologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek uitgevoerd. Het archeologisch rapport is als bijlage bijgevoegd.

Naar aanleiding van de conceptrapportage heeft een overleg plaatsgevonden met de initiatiefnemer en de gemeente Schagen. Door alleen buiten het terrein van hoge archeologische waarden peilverlaging te bewerkstelligen zijn vrijwel geen bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk binnen dit terrein. Nader archeologisch onderzoek in het kader van de Archeologische Monumentenzorg is niet noodzakelijk aangezien het gewijzigde plan zal worden uitgevoerd. Er zal alleen buiten het terrein van hoge archeologische waarde peilverlaging worden bewerkstelligd en er zijn vrijwel geen bodemroerende werkzaamheden noodzakelijk binnen dit terrein.

De voorgenomen werkzaamheden zijn vrijgesteld van archeologisch onderzoek. Ten behoeve van het doen van waarnemingen dient wel in de omgevingsvergunning als voorwaarde te worden opgenomen dat Archeologie West-Friesland toekomstige graafwerkzaamheden wil monitoren.

Wat betreft het aspect archeologie is het planvoornemen uitvoerbaar.

4.1.2 Cultuurhistorie

Gekeken is naar de in 2012 opgestelde nota 'Verdieping Beleidsnota cultuurhistorie gemeente Schagen'. De beleidsnota geeft aan welke cultuurhistorische waarden aanwezig zijn en hoe met deze waarden omgegaan moet worden. In deze nota is opgenomen dat vanuit het oogpunt van behoud van cultuurhistorische elementen verkavelingspatronen zoveel mogelijk gehandhaafd en dus zichtbaar dienen te blijven in het landschap.

In paragraaf 2.1 is reeds ingegaan op de kenmerken van het plangebied. Het plangebied maakt onderdeel uit van het oude zeekleigebied. De herkenbaarheid van de polder wordt in belangrijke mate bepaald door de ringsloot met de daarbij behorende dijkweg. Binnen de polder is de onregelmatige blokverkaveling een kenmerk.

Deze identiteit van ringvaart, ringdijk en onregelmatige blokverkaveling met een oost-westelijke hoofdrichting is, ondanks de kavelvergrotingen, aanwezig gebleven. Tegelijkertijd kan ook geconstateerd worden dat de kavels relatief klein zijn gebleven voor het huidige bedrijfsmatig gebruik en dat er enkele sloten gedempt zijn of slechts nog deels aanwezig zijn.

Vanuit de nadere beschouwing op het gebied zijn de volgende onderwerpen zonder meer van groot belang:

  • 1. de rand van het poldergebied gemarkeerd door de dijkweg en de naastgelegen sloot;
  • 2. het archeologisch monument op de westkant van het plangebied (huisterp De Schol) met de sloot die dit gebiedje afbakent;
  • 3. de noord-zuid gerichte sloot is van belang als oude structuurlijn (mogelijk nog van voor de inpoldering;
  • 4. het oost-west gerichte patroon dient herkenbaar te blijven maar is in de huidige situatie tevens fragmentarisch;
  • 5. de onregelmatige blokverkaveling is een belangrijk kenmerk.

Het planvoornemen houdt rekening met de kenmerken en belangen binnen het plangebied. Het totaalbeeld overziend, blijft de onregelmatige blokverkaveling gerespecteerd. Een aantal bestaande sloten alsook de locatie van het archeologisch monument, worden gehandhaafd en er wordt een nieuwe sloot toegevoegd. Het aantal oost-west georiënteerde sloten zal verminderen. De aanwezige noord-zuid gerichte sloot blijft in zijn onregelmatige belijning bestaan.

Het planvoornemen is uitvoerbaar voor wat betreft het aspect cultuurhistorie.

4.2 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet in ieder geval een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Hierin is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval.

De bodeminformatiekaart van Rijkswaterstaat (Bodemloket) biedt informatie over bodemonderzoeken en –saneringen die in het verleden zijn uitgevoerd. Ook is er informatie opgenomen over bedrijven of terreinen waar 'verdachte' werkzaamheden hebben plaatsgevonden die mogelijk bodemverontreiniging hebben veroorzaakt en waar mogelijk bodemonderzoek moet worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0441.BPLG00SLIKVENPLDR-VA01_0006.jpg"

Afbeelding 6. Uitsnede bodemkaart (bron: Bodemloket.nl)

Van de bodeminformatiekaart valt af te lezen dat bodem in het plangebied voldoende is onderzocht. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.3 Ecologie

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. Volgens de Wnb mag geen schade worden toegebracht aan vogels en andere beschermde dieren of planten.

Soortenbescherming

Bij het uitvoeren van de werkzaamheden aan de watergangen moet de Wet Natuurbescherming in acht worden genomen. Vanuit de Wet natuurbescherming geldt de verplichting om rekening te houden met vogels en andere beschermde soorten. Daarnaast dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden om te voorkomen dat vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen plaatsvindt.

Gebiedsbescherming

Het plangebied is niet gelegen binnen Natura 2000-gebied, NNN of weidevogelleefgebied.

Conclusie

Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.4 Water

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. In die paragraaf dient uiteengezet te worden of en in welke mate er gevolgen zijn voor de waterhuishouding. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel hiervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect. Het gaat hierbij om de thema's waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.

De Waterwet, die per 22-12-2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van deze wetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het eerste Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro.

De waterbeheerder in en in de directe omgeving van het plangebied is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Voor de totstandkoming van het planvoornemen is overleg gevoerd met het HHNK. In gezamenlijkheid is gekomen tot het huidige planvoornemen.

Typeringen van de toekomstige inrichting:

  • 1. de ringsloot blijft op het bestaande peil. Daardoor blijft het beeld vanaf de openbare weg ongewijzigd. Op enkele plekken wordt een kleine verbreding doorgevoerd ten einde compensatie te bereiken voor de te dempen watergangen.
  • 2. binnen de polder wordt verlaging van het waterpeil doorgevoerd. Dit zal ook dienst kunnen doen als ruimte voor extra waterbuffer in geval van extreme wateroverlast. Middels enkele dammen wordt dit van de ringsloot onafhankelijk gemaakt;
  • 3. er worden enkele (restanten) van sloten gedempt. Een deel daarvan is al vergund en is in 2017 uitgevoerd.

Het totaalbeeld overziend, blijft de onregelmatige blokverkaveling gerespecteerd. Een aantal bestaande sloten alsook de locatie van het archeologisch monument, worden gehandhaafd en er wordt een nieuwe sloot toegevoegd. Het aantal oost-west georiënteerde sloten zal verminderen. De aanwezige noord-zuid gerichte sloot blijft in zijn onregelmatige belijning bestaan.

De technische uitwerking wordt in nauw overleg met het HHNK bepaald. De uitvoering van het plan zal niet eerder plaatsvinden dan dat het HHNK een watervergunning heeft afgegeven. Gelet op het gevoerde overleg wordt dit als haalbaar gezien.

Wat betreft het aspect water is het planvoornemen uitvoerbaar.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de juridisch bindende regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de toegelaten bebouwing. De verbeelding is samen met de regels het juridisch bindend kader van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels. De regels zijn verdeeld in vier hoofdstukken.


Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bestaat uit twee artikelen. Artikel 1 geeft een omschrijving van de in de regels gehanteerde begrippen. Artikel 2 geeft aan hoe bepaalde afstanden, maten, oppervlakte en inhoud gemeten moeten worden.


In hoofdstuk 2 zijn de verschillende bestemmingen opgenomen. Per bestemming wordt aangegeven welke functies en doeleinden op de gronden toelaatbaar zijn en wat en hoe er mag worden gebouwd. Ook dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen.


In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld, waarbij onder andere gedacht moet worden aan de anti-dubbeltelbepaling en de algemene procedureregels.


Hoofdstuk 4 bevat regels met betrekking tot het overgangsrecht en de slotregel.

5.2 Bestemmingsplanprocedure

In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:

Voorbereidingsfase 

De gemeente voert ten behoeve van de voorbereiding van een bestemmingsplan onderzoek uit naar de bestaande situatie en de mogelijke (ruimtelijke) ontwikkelingen in de gemeente. De gemeente stelt voor het overleg op grond van artikel 3.1.1 van het Bro haar voornemen (vaak in de vorm van een voor-ontwerpbestemmingsplan) beschikbaar aan de besturen en diensten van hogere overheden. Ook biedt de gemeente eventueel de mogelijkheid om een reactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan via inspraak. De gemeente geeft een reactie op de overleg- en inspraakreacties. De uitkomsten hiervan worden vermeld in de toelichting bij het ontwerpbestemmingsplan en voor zover noodzakelijk verwerkt in regels en verbeelding.

Terinzageleggingsfase

Na de aankondiging in de Staatscourant, in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws- of huis aan huisblad en op de internetpagina van de gemeente wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.

Vaststellingsfase

Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.

Beroepsfase

Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vast-stellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de Inspectie Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is over-genomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de Inspectie Leefomgeving en Transport, wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.

5.3 Bestemmingen

Artikel 3 Agrarisch met waarden

Deze gronden zijn bestemd voor agrarische activiteiten alsmede voor de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden.

Artikel 4 Water

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor de aanleg, het onderhoud en de instandhouding van watergangen en de waterhuishouding. Binnen deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten behoeve van bovenstaande doeleinden. Het dempen van sloten en watergangen die zijn voorzien van de bestemming Water is niet toegestaan.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

Bouwen is op deze gronden ten behoeve van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming uitsluitend toegestaan, nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Uitzondering hierop is het vervangen, vernieuwen of veranderen van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot. Een archeologisch onderzoek is ook niet nodig als de graaf- of heiwerkzaamheden ten behoeve van het bouwwerk niet dieper plaatsvinden dan 0,35 meter onder peil.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

Bouwen is op deze gronden ten behoeve van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming uitsluitend toegestaan, nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Uitzondering hierop is het vervangen, vernieuwen of veranderen van bestaande bebouwing op de bestaande plaats, waarbij de oppervlakte op of onder peil niet wordt vergroot. Een archeologisch onderzoek is ook niet nodig als de graaf- of heiwerkzaamheden ten behoeve van het bouwwerk niet dieper plaatsvinden dan 0,40 meter onder peil, of als een bouwwerk een oppervlakte heeft van maximaal 500 m2.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor het voorliggende bestemmingsplan en de daarbij behorende noodzakelijke onderzoeken worden door de initiatiefnemer gedragen. De betaling van de kosten die de gemeente heeft gemaakt is verzekerd in de anterieure overeenkomst en/of via leges.

Door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan voor de betreffende gronden bestaat de mogelijkheid dat door eigenaren van gronden in de directe omgeving van het plangebied bij de gemeente op grond van artikel 6.1. Wro een verzoek tot tegemoetkoming in de planschade wordt ingediend. De mogelijke kosten die samenhangen met deze tegemoetkoming in de planschade worden door de initiatiefnemer gedragen. De vergoeding van eventuele planschade is geregeld in de anterieure overeenkomst.

Op basis van deze overwegingen mag het plan economisch uitvoerbaar worden geacht. Dit betekent dat de uitvoering van het voorliggende plan niet door een onvoldoende economische uitvoerbaarheid wordt belemmerd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan wordt voor overleg aangeboden aan de reguliere bestuurlijke overlegpartners. Te zijner tijd worden binnengekomen reacties in deze paragraaf vermeld.