Plan: | Burgerbrug - Burgerweg (agrarisch bouwperceel) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0441.BPBGZBURGWBB-VA01 |
Aan de Burgerweg ten oosten van Burgerbrug ligt ter hoogte van het daar gelegen gemaal een onbebouwd agrarisch perceel. Het ligt in de bedoeling dat op dit perceel een agrarisch bedrijf wordt gevestigd met bedrijfsbebouwing en een bedrijfswoning. Dit plan staat niet op zich zelf, maar is ontwikkeld in het kader van een verplaatsing en samenvoeging van twee agrarische veehouderijbedrijven (veehouderijen) aan de Grote Sloot 108 en de Grote Sloot 118 te Burgerbrug naar deze nieuwe locatie. Dit bestemmingsplan maakt deel uit van een Ruimte voor Ruimte project dat in totaal een viertal locaties omvat in en nabij Burgerbrug.
De ligging van het plangebied (groene cirkel) en de te verplaatsen agrarische bedrijven (rode cirkels) is weergegeven in onderstaande afbeelding.
Ligging plangebied en ligging bestaande agrarische percelen
Deze verplaatsing wordt ingegeven door de wens van de initiatiefnemers om een duurzaam melkveebedrijf te exploiteren. Dit om de continuïteit van de exploitatie in de toekomst te kunnen waarborgen in de vorm van een duurzame bedrijfsvoering van het gezinsbedrijf. Op de huidige locatie is dit niet goed mogelijk, mede gelet op de ligging van milieugevoelige functies (woningen) in de omgeving.
Ter plekke van het bestaande zuidelijke agrarische bouwperceel wordt in combinatie met een perceel aan de overzijde van de Grote Sloot in het kader van een ruimte voor ruimte regeling een nieuwe woningbouwlocatie ontwikkeld. Op het noordelijke perceel wordt de bedrijfsbebouwing verwijderd. De bestaande bedrijfswoning wordt een burgerwoning. Dit wordt geregeld in een apart bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan regelt het agrarische bedrijf en daarbij horende functies op de nieuwe plek.
De ligging en begrenzing van het plangebied zijn weergegeven in onderstaande afbeelding.
Ligging plangebied
Voor het plangebied geldt het op 22 april 2014 vastgestelde en recentelijk in werking getreden bestemmingsplan Buitengebied Zijpe. De nu aan de orde zijnde ontwikkeling kon hier niet meer in worden meegenomen. In dat plan heeft het plangebied een agrarische bestemming. Ter plekke is, anders dan bij de bestaande agrarische bedrijven, geen agrarisch bouwperceel aangegeven.
In onderstaande afbeelding is de geldende planologische situatie weergegeven.
Geldend bestemmingsplan met begrenzing plangebied (rode kader)
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een toelichting gegeven op de bestaande situatie. De ontwikkeling wordt getoetst aan het geldende beleid in hoofdstuk 3. Daarbij wordt ook gekeken naar de mogelijke uitgangspunten vanuit het beleid voor dit plan. In hoofdstuk 4 vindt toetsing plaats aan de omgevingsaspecten. De planbeschrijving, waaronder een beschrijving van de gewenste ontwikkeling staat in hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft een toelichting op het juridische deel van het bestemmingsplan; de regels en ruimtelijke verbeelding. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
De gewenste ontwikkeling moet op een goede manier ingepast worden in de bestaande situatie. Om die reden wordt in dit hoofdstuk de bestaande situatie nader toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt bij de beschrijving van de gewenste situatie ook ingegaan op de inpassing in de bestaande situatie.
De nieuwe locatie is centraal gelegen binnen de in eigendom zijnde gronden aan de Burgerweg. De in eigendom zijnde gronden liggen zowel ten noorden als ten zuiden van het nieuwe agrarische bouwperceel. Het bouwperceel wordt gesitueerd naast de bestaande bebouwing in de polder en ontsloten vanaf de Burgerweg.
Tot de 12e eeuw was wat nu de Zijpe- en Hazepolder is een hoogveengebied. Vanaf de 13e eeuw werden na overstromingsgevaar delen van het gebied bedijkt. De Westfriese Omringdijk ontstond in deze periode. Jan van Scorel nam in de 16e eeuw het initiatief om Zijpe definitief te bedijken. In 1597 werd de dijk om de Zijpepolder gedicht. Kort na de drooglegging ontstonden de eerste buurtschappen in de polder zoals Oudesluis, Schagerbrug, Sint Maartensbrug en Burgerbrug, verbonden door de Grote Sloot, die de polder in de lengte doorsnijdt. Vanaf ca. 1600 werd de polder door een twintigtal molens bemalen, iedere molen nam een eigen deel (ook wel afdeling genoemd) voor zijn rekening. In 1825 werd het Noord-Hollands Kanaal voltooid, die de polder in twee delen scheidt.
In onderstaande figuur is het historisch kaartbeeld van de omgeving van het plangebied (het rode rondje) aangegeven in de jaren 1661, 1950, 1971 en 1994. De Westfriese Omringdijk ligt hierop in het zuidoosten.
Historisch kaartbeeld 1661, 1950, 1971, 1994
Het huidige landschap bestaat uit een open landschap. De ruimte is aan weerszijden afgebakend door enerzijds de Westfriese Omringdijk en anderzijds de dorpsrand van Burgerbrug. De nieuwe locatie ligt centraal in de polder, tegen een bestaand erf met bebouwing. Deze bebouwing behoort bij het oude gemaal. Op deze locatie heeft voorheen een molen gestaan die vanaf dit punt het water uit de polder overhevelt naar een afvoersloot naar het kanaal. Deze bebouwing staat op gelijke hoogte met de weg. Het maaiveld ligt lager dan de weg. De bestaande beplanting in het gebied beperkt zich tot enige erfbeplanting bij de bestaande woning. De bebouwing bestaat uit bebouwing die onderling een grote verwantschap heeft in maat en vorm. De landschappelijke waarde (openheid) van het gebied is hoog vooral in relatie tot de nabije situering van de Westfriese Omringdijk. In het beeldkwaliteitplan voor de Westfriese Omringdijk worden verschillende schaalniveaus erkend. Bij de hierboven genoemde ontwikkeling is slechts het schaalniveau van de 'openheid van het eiland' relevant. Er vinden geen ingrepen plaats die van invloed zijn op het tracé of het profiel van de dijk. In het beeldkwaliteitplan voor de Westfriese Omringdijk wordt een zone van 200 meter aan weerszijden van de dijk als kwaliteitszone aangemerkt. Het plangebied voor deze ontwikkeling valt buiten deze zone. Hierdoor valt de locatie in de panorama zone. Het BKP voor de Westfriese Omringdijk dient als inspiratie voor ontwikkelingen binnen deze zone om rekening te houden met de beleving van de dijk.
In dit hoofdstuk komen enkele beleidsstukken aan bod die een directe doorwerking kunnen hebben op dit bestemmingsplan. Daarbij wordt alleen ingegaan op rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid, bijvoorbeeld op het vlak van bouwmogelijkheden van de gewenste ontwikkeling.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 22 november 2011 onder aanvaarding van een aantal moties door de Tweede Kamer aangenomen en is begin 2012 in werking getreden. De structuurvisie is in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) vertaald in juridische regels. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen.
Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Hiertoe wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking gevolgd die is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. lid 2 Bro). Deze ladder bestaat uit de volgende drie treden:
In het plangebied is sprake van de realisatie van een nieuw agrarisch bouwperceel ter vervanging van een bestaand - te saneren - bedrijf aan de Grote Sloot. Door de verplaatsing van het bedrijf naar de nieuwe locatie kan het beter functioneren en verbetert te situatie in het bebouwingslint aan de Grote Sloot. De nieuwe agrarische bedrijfslocatie is voor de opdrachtgever bovendien van belang om zo het bedrijf levensvatbaar te houden. De ontwikkeling van het agrarisch bedrijf is door de functie gebonden aan het landelijk gebied. Daarnaast is deze ontwikkeling niet gewenst binnen bestaand stedelijk gebied. Aan de Burgerweg is voor dit bedrijf een geschikte locatie. De Burgerweg is een weg waarop het landbouwverkeer en vrachtwagenverkeer voldoende ruimte heeft. Het nieuwe perceel ligt bovendien tussen de agrarische gronden die in eigendom zijn van de initiatiefnemer. Het landbouwverkeer hoeft vanaf het bedrijfsperceel niet meer over de openbare wegen om op de gronden te komen.
In de Provinciale ruimtelijke verordening (PRV) zijn de beleidsuitgangspunten uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 juridisch vastgelegd. In de PRV is onder andere een regeling opgenomen voor agrarische bedrijven. Hierbij is het plangebied aangegeven als een gebied voor grootschalige landbouw. Hiervoor geldt dat de agrarische bebouwing moet worden geconcentreerd op een bouwperceel van maximaal 2 hectare. Het nieuwe bouwperceel heeft een omvang van maximaal 2,0 hectare en past dus binnen de voorwaarden van de provinciale verordening.
De bedrijfsverplaatsing vanaf de locaties aan de Grote Sloot naar de locatie aan de Burgerweg wordt gedaan in het kader van de ruimte voor ruimteregeling die opgenomen is in het PRV. Daarbij moet de nieuwe bedrijfslocatie voldoen aan de voorwaarden die aan deze regeling zijn verbonden. Dit betreft onder meer de ruimtelijke kwaliteitseis bij verstedelijking in het landelijk gebied. Daarbij moet voldaan worden aan de uitgangspunten vanuit de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie over onder meer de kernkwaliteiten van het landschap. Om te voldoen aan de ruimtelijke kwaliteitseis is voor deze locatie een beeldkwaliteitplan opgesteld. Deze is te vinden in bijlage 7 bij deze toelichting. Hierin wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken en de inpassing van het plangebied in de wijdere omgeving. Dit resulteert in de benoeming van specifieke beeldcriteria voor deze locatie voor ligging, massa, detaillering, materiaal en kleur. Daarnaast is een toets aan milieu- en omgevingsaspecten gedaan voor beide locaties, waaronder voor ecologie, archeologie en cultuurhistorie. Deze is beschreven in hoofdstuk 4.
Westelijk van het plangebied is een gebied rond de langs de Burgerweg aanwezige watergang aangewezen voor blauwe ruimte. Deze strook eindigt ter hoogte van de watergang westelijk van het nieuwe bedrijfsperceel en heeft daarom hierop geen invloed.
Het nieuwe bouwperceel ligt niet in het in de PRV aangewezen weidevogelleefgebied. Dit ligt ten zuiden van de Burgerweg, terwijl het bouwperceel ten noorden daarvan ligt. In paragraaf 4.8 is één en ander toegelicht. Voor het overige zijn er geen provinciale belangen in het geding. Het bestemmingsplan voldoet aan het provinciaal beleid.
Toekomstvisie 2005-2015
Binnen de gemeente Schagen geldt voor het grondgebied van de voormalige gemeente Zijpe vooralsnog de Toekomstvisie 2005-2015. Hierin zijn geen specifiek uitgangspunten opgenomen over nieuwe bouwpercelen voor veehouderijen.
Bestemmingsplan Buitengebied (Zijpe)
Dit is wel het geval in het bestemmingsplan Buitengebied (Zijpe). Hierin is binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor nieuwe agrarische bouwpercelen tot 2 hectare (conform provinciaal beleid). Nieuwe agrarische bedrijven mogen alleen langs bestaande wegen worden gesitueerd. Dit is hier het geval. Verder gelden hiervoor een groot aantal kwalitatieve ruimtelijke voorwaarden die - voor zover van toepassing - meegenomen zijn in het beeldkwaliteitplan (bijlage 7). In dit geval is gekozen om niet met de wijzigingsbevoegdheid te werken vanwege de samenhang met de planvorming voor de huidige locatie van de te verplaatsen agrarische bedrijven (ruimte voor ruimte regeling). Dat gebeurt met een bestemmingsplan en daarom dit plan ook.
Hoofdrapport streefbeelden voor een veelkleurig landschap
In het hoofdrapport Streefbeelden voor een Veelkleurig Landschap (2009) wordt aangegeven hoe de landschappelijke kwaliteit van Zijpe versterkt kan worden. Rond het plangebied zijn sfeerbeelden wenselijk, waarbij onder meer gericht wordt op waterberging in de vorm van verbreding van bestaande waterlopen zoals westelijk van het plangebied en de aanleg van nieuwe recreatieve routes en/of historische kerkenpaden, onder meer langs de Burgerweg. De realisatie van het nieuwe agrarische bedrijfsperceel belemmert deze sfeerbeelden niet. Bij het opstellen van het beeldkwaliteitplan voor de locatie Burgerweg is dit beleidsstuk bovendien als basis gehanteerd.
Dit bestemmingsplan voldoet aan dezelfde voorwaarden als voor de wijzigingsbevoegdheid.
Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moet komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.
Mer-regelgeving
Ingevolge artikel 7.4 Wet Milieubeheer juncto bijlage D onder 14, kolom 3 van het Besluit milieueffectrapportage is een vormvrije merbeoordeling noodzakelijk voor de uitvoering van de activiteiten die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Deze is opgesteld en als bijlage 1 bij deze toelichting toegevoegd. Voor een groot deel is bij de beschrijving van de omgevingsaspecten hieruit geput, soms ook uit de onderliggende onderzoeken. Daarnaast is op een aantal punten aanvullend onderzoek geweest.
In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst.
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige gebouwen enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds. Het uitgangspunt is dat op de gevels van geluidsgevoelige functies voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Indien hier niet aan wordt voldaan, kan een hogere grenswaarde worden vastgesteld. Wegen waarvoor de zoneplicht niet geldt, zijn woonerven en wegen waarop een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.
Het betreft een project waarbij een agrarisch bedrijf met een bedrijfswoning (geluidgevoelig) wordt gerealiseerd. De bedrijfswoning (geluidgevoelig) ligt in de geluidszone van de Burgerweg (60 km/uur). Hiervoor is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek (bijlage 2) blijkt dat ter plaatse van de bedrijfswoning wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeerslawaai. De gevelbelasting als gevolg van overige wegen is verwaarloosbaar en cumulatie is ter plaatse niet aan de orde omdat de Burgerweg voor deze locatie maatgevend is voor de gevelbelasting.
Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijk ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een ruimtelijk plan moet aangegeven worden hoe aan dat beleid gestalte wordt gegeven.
In dit geval ligt er aan de westkant van het nieuwe agrarische bouwperceel een woning (nabij het gemaal). Gelet op de VNG-brochure bedrijven en milieuzonering moet hier een afstand van 100 m worden aangehouden uit een oogpunt van geur. Het gaat hierbij om een richtafstand, de vergunning voor het bedrijf bepaald uiteindelijk de afstand waarmee in de praktijk rekening gehouden moet worden. In 4.3 staat hierover meer beschreven. Hierdoor is sprake van een verantwoorde milieusituatie van het nieuwe bedrijf op de bestaande woning.
De afstand tussen het nieuwe bedrijf en de bestaande woning is circa 100 m. Hiermee wordt ook voldaan aan de vereiste vaste afstand voor melkveehouderijen tot woningen volgens de Wet Geurhinder en Veehouderij (50 meter). Daarnaast worden er ook schapen gehouden, waarvoor een geuremissiefactor geldt. Uit de vormvrije merbeoordeling blijkt dat ruimschoots aan de grenswaarden daarvoor kan worden voldaan.
In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
In het kader van de vormvrije merbeoordeling is een luchtkwaliteitsberekening uitgevoerd. Hieruit blijkt dat het project ruim onder de grenswaarde van 3% bijdrage aan de luchtverontreiniging blijft. Er wordt een emissie-arm stalsysteem toegepast en ook verdwijnt er emissie op de huidige locaties in het bebouwingslint van Burgerbrug. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van autosnelwegen of wegen met een zeer hoge intensiteit. Daarom kan worden geconstateerd dat de fijnstof-concentratie van de omgeving voldoende laag is om in een gezond leefklimaat te voorzien.
Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het van belang te kijken naar gevaarleverende functies in of in de nabijheid van het plangebied. Op grond van de AMvB Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) wordt daarom gekeken naar zogenaamde risicovolle inrichtingen. Daarnaast wordt gekeken naar vervoer van gevaarlijke stoffen en hoofdgasleidingen op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Doel hiervan is om zowel individuele personen als groepen mensen een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Ten aanzien van risicovolle inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen worden de risico's gemeten in twee maten: plaatsgebonden risico (voor individuen) en groepsrisico (voor groepen mensen).
In en rond het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig die invloed kunnen hebben op het plangebied. In het plangebied is het ook niet toegestaan om nieuwe risicovolle inrichtingen op te richten. Dit wordt dan ook in dit bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.
Wel ligt er op circa 240 meter afstand ten oosten van het plangebied een aardgastransport buisleiding A-637 van Gasunie, dit is een hogedruk buisleiding. Het plaatsgebonden risico (PR=10-6) van deze leiding bedraagt 0 meter, deze ligt dus op de buis zelf. Het PR vormt daarom geen probleem. Ook de belemmeringstrook rond deze leiding vormt geen probleem (5 meter voor een incidenteel object).
De planlocatie ligt wel binnen het invloedsgebied van de buisleiding. Een groepsrisicoberekening zou dan moeten worden uitgevoerd. Het nieuwe agrarische bedrijf wordt echter gerealiseerd buiten de 100% letaliteitscontour. Hiermee staat bij voorbaat vast dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico niet overschreden zal worden. Daarmee is een groepsrisicoberekening overbodig.
Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.
In het plangebied worden gevoelige functies gerealiseerd. Onderzocht moet worden of de bodem voldoende kwaliteit heeft om een dergelijke gevoelige functie toe te laten, of dat hiervoor speciale maatregelen nodig zijn. Dit onderzoek is uitgevoerd en opgenomen in bijlage 3. Uit de analyseresultaten volgt dat de boven- en ondergrond niet zijn verontreinigd met de geanalyseerde stoffen. Het grondwater is licht verontreinigd met chroom. Uit toetsing aan de maximale waarden blijkt dat zowel de boven- en ondergrond voldoen aan de bodemkwaliteitsklasse "Achtergrondwaarden". De aangetroffen gehalten vormen geen milieuhygiënische belemmering voor de voorgenomen bestemmingswijziging en de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.
Van belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Watertoets
Door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is een watertoets uitgevoerd.
Gebiedsbeschrijving
Het plangebied aan de Burgerweg ligt in peilgebied 2781-05 in de Afdeling AB in Zijpe. Het ter plaatse geldende streefpeil is NAP-2,35 meter. Het gebied watert af middels een stelsel van primaire waterlopen naar het gemaal B. Daar wordt het water via dit gemaal op de Schermerboezem uitgeslagen.
Waterkwantiteit
Uit de ingediende gegevens blijkt dat de realisatie van het plan een substantiële toename van verharding en bebouwing tot gevolg heeft. Uitgaande van de aangeleverde gegevens vindt binnen het plangebied een verhardingstoename plaats van circa 13.000 m2. Door deze toename aan verharding wordt de neerslag versneld afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen verslechtert de waterhuishoudkundige situatie.
In overleg met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is een plan gemaakt om de effecten van de verhardingstoename te compenseren. Hiervoor wordt het wateroppervlak in het peilgebied uitgebreid met 910 m2 additioneel oppervlaktewater (7% van de verhardingstoename). Hierbij is uitgegaan van een peilstijging van 0,54 meter die statistisch eens in de 25 jaar voor kan komen, een bemalingcapaciteit van 16 mm/dag, een drooglegging van 1,20 meter en grondsoort klei.
Naast het bovengenoemde oppervlak wordt bij het aanbrengen van de twee dammen volgens de ingediende gegevens wateroppervlak gedempt (ongeveer 125 m2). Dit oppervlak wordt volledig gecompenseerd. Voor de aanleg van de dammen is inmiddels een vergunning verleend.
Het Hoogheemraadschap heeft op 21 mei 2012 onder nr. 12.22091 een watervergunning verleend voor het dempen, graven en verbreden van diverse waterlopen in de Afdeling A. Hierbij wordt 928 m2 extra wateroppervlak gegraven die eventueel ingezet kan worden als compensatie bij een toekomstige bedrijfsverplaatsing. Het extra wateroppervlak kan worden ingezet als gedeeltelijke compensatie van de geplande werkzaamheden aan de Burgerweg. Voorwaarde daarbij is wel dat de werkzaamheden volgens vergunning nr. 12.22091 volledig zijn uitgevoerd.
In de watertoets in bijlage 5 bij dit bestemmingsplan is een nadere toelichting hierop gegeven. In de watertoets is ook een toelichting gegeven op de waterkwaliteit en de waarborging van het behoud van voldoende kwaliteit.
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Met betrekking tot de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS, beleid) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied (Natuurbeschermingswet).
Het plangebied ligt aan de rand van het weidevogelleefgebied (in het provinciale beleid vergelijkbaar met de EHS). Uit informatie over de verspreiding van de grutto en de zeer forse drooglegging van het gebied is dit gebied hier feitelijk ongeschikt als leefgebied voor weidevogels. Daarnaast grenst de locatie direct aan de Burgerweg waar veel fietsverkeer langskomt, met als gevolg dat er geen sprake is van een rustig leefklimaat voor weidevogels. Er is daarmee geen effect te verwachten op het voorkomen van weidevogels.
Verder vallen de wielen langs de Westfriese omringdijk binnen de ecologische hoofdstructuur. Op de wezenlijke waarden en kenmerken hiervan wordt geen invloed verwacht, gelet op de grote afstand (780 meter).
Wielen Westfriese Omringdijk binnen ecologische hoofdstructuur
Weidevogelleefgebied (bron: Provincie Noord-Holland)
Het dichtstbijzijnde relevante Natura 2000-gebied is het Zwanenwater. De oorspronkelijke afstand van de (oude) boerderijen tot het Zwanenwater is 3.350, respectievelijk 3430 meter, de nieuwe boerderij komt op 3.950 meter afstand te liggen.
Met zekerheid is sprake van afname van stikstofdepositie op dit en de andere Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het voorgenomen initiatief blijft de emissie nagenoeg gelijk. Dit komt omdat de omvang van de veestapel op de nieuwe locatie ten opzichte van de voormalige locaties nagenoeg gelijk blijft. De afstand tot het verzuringgevoelige Natura 2000 gebied het Zwanenwater neemt met ongeveer 500 meter toe. Hierdoor is geen toename van de emissie te verwachten en geen (significant) effect op de doelstellingen van het Natura 2000 gebied.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen de in de wet aangewezen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen) niet verstoord worden. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen volgens de Flora- en faunawet niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.
Uit het veldbezoek en aangevuld met en bronnenonderzoek (zie ook bijlage 5) blijkt dat er een kans is op beschermde vissen in de sloten. Werkzaamheden aan de sloten vinden niet plaats, waardoor verlies aan leefgebied of effect op de vissen niet verwacht worden.
Ontheffing van de Flora- en faunawet is niet noodzakelijk, ook is geen verklaring van geen bedenkingen noodzakelijk. Er zijn geen belemmeringen vanuit beschermde natuurwaarden voor het bouwen van de boerderij.
Het is wettelijk verplicht om bij ruimtelijke plannen ook de aspecten archeologie en cultuurhistorie mee te wegen. Dat komt in deze paragraaf aan bod.
Archeologie
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze nieuwe wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.
In het plangebied is archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 6). Op basis van het bureauonderzoek, gold voor het plangebied een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen uit het Mesolithicum tot en met Late Middeleeuwen. De archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de Nieuwe tijd (na 1597) is voor het plangebied aangemerkt als laag. Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht.
Wanneer bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en/of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).
Cultuurhistorie
Het gebied ligt in het aandijkingenlandschap en niet heel ver van de Westfriese Omringdijk. In dit verband zijn in het beeldkwaliteitplan de nodige aanwijzingen gegeven. Het beeldkwaliteitplan is toegevoegd als bijlage 7.
In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. De in de paragraaf externe veiligheid besproken hoofdgastransportleiding ligt een stuk verder weg. Wel zijn enkele kleinere water-, riool- en gasleidingen (huisaansluitingen) aanwezig. Deze zijn ruimtelijk niet relevant. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het bestemmingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van het plan voor het plangebied weer; de gewenste situatie. Dit is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling.
De ruimtelijke inpassing wordt gerealiseerd door beplanting rond het bouwperceel. Aan de voorzijde is uitgangspunt dat er sprake is van een strakke haag bestaande uit meidoorn. Deze strakke haag kan aan de zijkant in verband met onderhoud overgaan in een losse haag of een bosplantsoen bestaande uit een grotere diversiteit met heesterbeplanting die niet al te hoog wordt (meidoorn, krent, wilde liguster, rode kornoelje.
Door de tweedeling van het erf wordt de grootschaligheid van het erf beperkt. En door de inpassing van een deel van het terrein met een wal en lagere beplanting ontstaat een goede overgang naar de open zone die grenst aan de Westfriese Omringdijk en het open gebied aan de zijde van de watergang. Een uitgebreide onderbouwing van de ruimtelijke inpassing is aangegeven in het beeldkwaliteitplan voor deze ontwikkeling (bijlage 7). In onderstaande afbeelding staat een impressie van het beeld na realisatie.
Impressie gewenste invulling
Bebouwing bij gemaal
De bestaande bebouwing wordt gevormd door een samengestelde bijzondere woning en een voormalig gemaalgebouw. De bestaande bebouwing wordt als inspiratiebron gebruikt voor de kleurstelling en de materialisering van de nieuwe woning. De bebouwing bestaat uit één bouwlaag met kap. gedacht kan worden aan een streekeigen bebouwingstype, zoals hieronder als voorbeeld voor de bedrijfswoning is aangegeven.
Indicatief beeld nieuwe bedrijfswoning
De toetsing van het architectuurbeeld zal plaatsvinden onder welstandstoezicht. De melkveestal en de jongveestal zullen in overeenstemming met de uitgangspunten van de welstandsnota opgemaakt worden. Hier wordt gekozen voor kantige rechthoekige vormen en gedekte groene tinten en materialen die minder opvallen in het landschap.
De uitgangspunten met betrekking tot de maatgeving van de bedrijfsgebouwen en de nieuw te bouwen bedrijfswoning komt overeen met de regels uit het vigerende bestemmingsplan buitengebied (Zijpe).
De waterstructuur blijft vrijwel ongewijzigd. De landschappelijke inpassing wordt uitgevoerd in overeenstemming met het beeldkwaliteitplan. In onderstaande afbeelding en de afbeelding die opgenomen is in 5.1 is een impressie gegeven van de inpassing in de omgeving.
Impressie van de inpassing in de omgeving
Het terrein krijgt twee toegangen, een toegang naast de woning, alsmede een centrale toegang tot het erf voor het bedrijfsverkeer. Parkeren en verkeersbewegingen ten behoeve van het bedrijf vinden plaats op het erf.
In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsbepalingen van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het Bro bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld en om de uitleg daarvan.
Agrarisch met waarden
Het nieuwe agrarische bouwperceel heeft in het geldende bestemmingsplan al de bestemming 'Agrarisch met waarden' en behoudt deze. Wel wordt een bouwvlak toegevoegd, zodat deze gronden bebouwd kunnen worden. De regels van het bestemmingsplan Buitengebied (Zijpe) zijn als basis gebruikt voor de regels van dit bestemmingsplan, zodat bij dit bedrijf dezelfde planologische mogelijkheden ontstaan als bij de omliggende bedrijven. Waar nodig is maatwerk verricht voor de specifieke situatie in dit plangebied, zoals beschreven in hoofdstuk 5. Naast de bedrijfsbebouwing is het bijvoorbeeld mogelijk om bedrijfswoningen, teeltondersteund glas en andere bouwwerken te bouwen.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
De economische uitvoerbaarheid moet aangetoond worden. Bepalend daarbij zijn de grondexploitatieregeling en de financiële haalbaarheid van de ontwikkelingen die in het plangebied mogelijk worden gemaakt.
Grondexploitatieregeling
De grondexploitatieregeling uit de Wet ruimtelijke ordening is van toepassing, omdat bij recht een bouwplan mogelijk wordt gemaakt. Dit betekent dat een exploitatieplan bij het bestemmingsplan moet worden vastgesteld, om zo het kostenverhaal van de gemeente vast te leggen. In dit geval is daarvan echter geen sprake, omdat tussen de gemeente en de initiatiefnemer een exploitatieovereenkomst (voor beide locaties) wordt gesloten. Met deze overeenkomst wordt het kostenverhaal anderszins verzekerd.
Financiële haalbaarheid
Bij dit bestemmingsplan gaat het om een initiatief van een particuliere partij. De initiatiefnemer financiert de ontwikkeling en alle werkzaamheden die daarbij van toepassing zijn. Daarbij horen onder meer ook de plankosten. Voor de toepassing van de Ruimte-voor-Ruimte regeling is een exploitatieopzet gemaakt. Deze omvat beide locaties binnen de Ruimte-voor-Ruimte regeling. De exploitatieopzet voldoet aan de uitgangspunten van de regeling. Het bestemmingsplan is hierdoor economisch uitvoerbaar.
Het bestemmingsplan doorloopt de wettelijk vastgelegde procedure, waarmee de maatschappelijke uitvoerbaarheid aangetoond kan worden. De gemeente heeft bij dit bestemmingsplan besloten geen inspraak te houden.
Overleg
Het bestemmingsplan is, conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden naar verschillende overleginstanties. Het Zijper Landschap, de provincie Noord-Holland en de Veiligheidsregio hebben gereageerd. Op de ingekomen reactie heeft de gemeente gereageerd, waarbij zij heeft aangegeven of aanpassing van het bestemmingsplan nodig is. Deze beantwoording is opgenomen in bijlage 8 bij dit bestemmingsplan.
De ingekomen reacties geven geen aanleiding voor de aanpassing van de juridische regeling van het bestemmingsplan. Wel is de toelichting naar aanleiding van de ingekomen reacties aangescherpt waar dit nodig is, onder meer naar aanleiding van het aangepaste beeldkwaliteitplan in bijlage 7.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan heeft vanaf 23 maart 2015 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Vervolg
Na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt het besluit gepubliceerd. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.