direct naar inhoud van 3.1 Rijksbeleid
Plan: Hoger Einde-Zuid 22
Status: vastgesteld
Plantype: projectbesluit
IMRO-idn: NL.IMRO.0437.PB00011-0003

3.1 Rijksbeleid

Nota Ruimte (2006)

Het belangrijkste ruimtelijke beleidskader op rijksniveau wordt gevormd door de Nota Ruimte. Op grond van art. 9.1.2 lid 1 van het overgangsrecht bij de Wet ruimtelijke ordening (Wro) wordt deze planologische kernbeslissing aangemerkt als Rijksstructuurvisie.

De Nota Ruimte is een nota van het Rijk, waarin de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland zijn vastgelegd. In de Nota Ruimte gaat het om inrichtingsvraagstukken die spelen tussen nu en 2020, met een doorkijk naar 2030. In de nota worden de hoofdlijnen van beleid aangegeven, waarbij de ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een belangrijke rol speelt. Onderwerpen die aan bod komen zijn: wonen, woonlocaties en verstedelijking, natuur, landschap en waterbeheer, bereikbaarheid en het ruimtelijk accommoderen van de economie.

Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op vier algemene doelen:

  • versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland;
  • bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland;
  • borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden;
  • borging van de veiligheid.

Het rijk wil zich niet meer met alles bemoeien en wil strategisch op hoofdlijnen sturen. Decentrale overheden krijgen meer ruimte om hun eigen weg te gaan. Het gaat er uiteindelijk om dat de besluitvorming over de inrichting van de ruimte dichter bij de directbelanghebbenden komt te liggen. De Nota Ruimte kenmerkt zich dan ook door:

  • Ontwikkelingsplanologie: het ruimtelijk beleid moet beter gaan voldoen aan maatschappelijke wensen en sneller uitgevoerd worden. Het accent zal meer liggen op wat kan en minder op wat moet.
  • Decentralisatie: nationale prioriteiten en decentralisatie bepalen de inhoud. De nationale ruimtelijke hoofdstructuur is daarbij een belangrijk kader.
  • Deregulering: dit betekent minder rijkssturing. Provincies en gemeenten kunnen hun eigen verantwoordelijkheid verschillend gaan invullen.
  • Uitvoeringsgerichtheid: het kabinet legt het accent op uitvoering met onder meer een periode die financieel gedekt is tot aan 2010.
  • Voor verstedelijking, infrastructuur en vestiging van bedrijven en economische activiteiten geldt een zogenaamd bundelingsbeleid: nieuwe woongebieden en bedrijvigheid moeten zoveel mogelijk worden aangesloten op bestaande bebouwing en infrastructuur. Hierbij moet bovendien rekening worden gehouden met recreatieve voorzieningen, groen en water.

AMvB Ruimte (2009)

Op basis van artikel 4.3 Wro heeft de Minister de bevoegdheid om in een Algemeen Maatregel van Bestuur kaders te stellen, indien nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. De Minister van VROM heeft vanaf 17 juni tot en met 30 augustus 2009 het ontwerp van de 'AMvB Ruimte' ter inzage gelegd. Een ontwerp van het besluit is naar de Eerste en Tweede Kamer gezonden en is via de Staatscourant en de website van het ministerie van VROM bekend gemaakt. Tot 1 september 2009 kon iedereen zijn visie op het ontwerp aan de minister van VROM kenbaar maken. Na bespreking van het ontwerp door de minister van VROM met de Staten-Generaal wordt het ontwerpbesluit voor advies voorgelegd aan de Raad van State. Het besluit is nog niet vastgesteld of in werking getreden.

De AMvB Ruimte heeft directe gevolgen voor de ruimtelijke besluitvorming van andere overheden. Het omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB's) die juridisch moeten doorwerken in bestemmingsplannen.

De eerder uitgebrachte PKB's hebben onder de nieuwe Wro de status van structuurvisie gekregen en zijn daarmee niet langer bindend voor andere partijen. De AMvB Ruimte bevat daarom, passend binnen het nieuwe stelsel van de Wro, een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling van deze bestaande ruimtelijke kaders uit de PKB's Nota Ruimte, Derde Nota Waddenzee, Structuurschema Militaire Terreinen en Project Mainportontwikkeling Rotterdam. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het rijk duidelijk aan welke regels provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen moeten voldoen en wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke belangen vorm kunnen geven.

Voor dit bestemmingsplan is de AMvB van belang op de volgende onderdelen:

  • Bundeling van verstedelijking en locatiebeleid voor economische activiteiten;
  • regionale watersystemen

Bundeling van verstedelijking en locatiebeleid voor economische activiteiten

Het bundelen van verstedelijking maakt het eenvoudiger om steden te ontsluiten en infrastructuur en voorzieningen optimaal te benutten. Concentratie van nieuwe bebouwing beperkt ook de noodzaak om de open ruimte te gebruiken voor bebouwing, waardoor de variatie tussen stad en land behouden blijft. Omdat de omstandigheden, opgaven en mogelijkheden per gebied kunnen verschillen is voor bundeling altijd maatwerk vereist. De provincie is daarom verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk bundelen van nieuwbouw. De provincie moet op grond van het ontwerpbesluit in een verordening regels maken die er onder andere voor zorgen dat nieuwe bebouwing binnen het bestaande bebouwde gebied komt, óf aansluitend daarop, óf in nieuwe clusters daarbuiten. Om helder te hebben waar deze regels gelden moet de provincie elke 4 jaar vaststellen welk deel van de provincie binnen het zogenaamde bestaand bebouwd gebied ligt.

Regionale watersystemen

Provincies en gemeenten dienen ervoor te zorgen dat het bestemmingsplan in lijn is met het (regionale) waterplan. In de waterparagraaf wordt nader ingegaan op het aspect water.

Nationaal waterplan

Het Nationaal Waterplan is een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening en is opgesteld voor de periode 2009-2015. Het Nationaal Waterplan heeft als doel Nederland als veilig en welvarend waterland te behouden en biedt antwoorden op de ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie. Een goede bescherming tegen overstromingen, wateroverlast en droogte zijn basisvoorwaarden voor welvaart.

Beschermd dorpsgezicht

De Rijksdienst voor Monumentenzorg, thans Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, heeft de kern van Ouderkerk aan de Amstel aangewezen als beschermd dorpsgezicht. In de toelichting van het besluit is opgenomen dat de aanwijzing van Ouderkerk aan de Amstel tot beschermd dorpsgezicht voornamelijk is gericht op de bescherming van de kern gezien vanaf het water. Tevens wordt hierbij de relatie tussen de kern en de Portugees-Israëlitische begraafplaats van belang geacht. In samenhang daarmee wordt de grens in de Amstel aan de noordkant bepaald door de brug en aan de zuidkant door de beëindiging van de bebouwing langs de Amstelzijde en in de Bullewijk door de lengte van de begraafplaats. De begrenzing valt voorts samen met de achtererfafscheidingen van de bebouwing aan het water en in de polder De Ronde Hoep en van de Dorpsstraat en Amstelzijde.

Doel van de aanwijzing is de karakteristieke, met de historie samenhangende, structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor een ruimtelijke ontwikkeling die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt.

Vanwege de veranderingen aan het Hoger Einde Zuid is daar alleen de bebouwing aan de rivierzijde bij het aanwijzingsvoorstel betrokken.

De ligging, massa en vorm van het onderhavige project is gebaseerd op het bestaande kerkgebouw. De bijzondere positie van het gebouw binnen het stadsgezicht wordt onderstreept door de combinatie van de toren en de vorm van de kap. Het accent van de toren en de eigentijdse gevels vormen mede door het dak één geheel, hetgeen een fraai beeld aan de Dorpsrand geeft. De relatie en ruimtelijke samenhang met de kleinschaligere bebouwing in de omgeving is gebaseerd op de cultuurhistorische bepaalde relatie van de kerk met haar omgeving. Op deze manier wordt de oorspronkelijke vorm, het aanzicht en de positie van de kerk binnen de dorpskern gehandhaafd. Daarmee wordt ook de bescherming van de dorpskern vanaf het water gehandhaafd. Bovendien blijft de historische vormgeving in stand.