direct naar inhoud van Regels
Plan: Bedrijventerrein De Veken 4
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0432.BPVeken4-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Bedrijventerrein De Veken 4 met identificatienummer NL.IMRO.0432.BPVeken4-VA01 van de gemeente Opmeer;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afgewerkt maaiveld

de gemiddelde hoogte van de grond die een gebouw en/of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omringt;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bebouwingspercentage

een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.8 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen, waarbij eventueel productiegebonden detailhandel plaatsvindt;

1.9 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming;

1.10 bestaand
  • a. bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod;
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 BEVI-inrichting

inrichting zoals bedoeld in het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen, zoals dat geldt bij de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met een dak.

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.17 bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak

een aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 buitenruimte

alle gronden, met uitzondering van bouwpercelen ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf';

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens, behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;

1.25 erfafscheiding

bouwwerk of groenvoorziening bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf, de weg/openbaar groen;

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 geluidzoneringsplichtige inrichting

een inrichting, zoals genoemd in bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.28 grootschalige detailhandel

vestiging van detailhandel van minimaal 1.500 m² verkoopvloeroppervlak per vestiging;

1.29 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie;

1.31 kantoor

het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.32 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.33 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.34 perifere detailhandel

detailhandel buiten het kernwinkelgebied (en wijkwinkelcentra) die qua volumineuze aard van goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed in het kernwinkelgebied of de winkelcentra passen. Daarbij gaat het om:

  • a. auto’s, boten en caravans;
  • b. keukens, badkamers, sanitair, spa’s, zwembaden, sauna’s, buitenkeukens en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
  • c. bouwmaterialen;
  • d. meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen;
  • e. fietsen en brommers.
1.35 perceelsgrens/erfgrens

de grens van het erf;

1.36 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en /of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.37 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.38 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.39 verhard oppervlak

het oppervlak van een bouwperceel dat is voorzien van bebouwing en/of verharding, dat leidt tot een versnelde afvoer van hemelwater. Hieronder wordt niet begrepen een groen dak;

1.40 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.41 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.42 webwinkel

detailhandel zonder showroom en fysiek consumentencontact, waarvan de handel via internet verloopt. De hoofdfunctie ter plaatse betreft opslag en distributie;

1.43 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden bermen of zijkanten;

1.44 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.45 windturbine

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere energievormen, waaronder begrepen electriciteit en warmte;

1.46 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van akkerbouwbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, niet zijnde permanente bollenteelt, of een champignon- of witlofkwekerij;
  • b. extensieve dagrecreatie, waaronder fiets- en voetpaden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen voor duurzame energieopwekking;
  • f. behoud, bescherming en beheer van de bestaande ecologisch waardevolle bomenrij ter plaatse van de aanduiding 'bomenrij'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Binnen deze bestemming mogen uitsluitendbouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde paardenbakken en bouwwerken voor mest- en voederopslag worden gebouwd.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2 m;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van duurzame energieopwekking bedraagt maximaal 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 6 m.

3.2.3 Bomenrij

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'bomenrij' wordt uitsluitend verleend, indien verzekerd is dat de bomenrij ter plaatse van de bedoelde aanduiding gehandhaafd wordt en de kroonprojectie van de bomen in de bomerij niet wordt verkleind.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de locatie van bouwwerken, geen gebouw zijnde, als bedoeld in lid 3.2.1, zulks ter voorkoming van onevenredige aantasting van de openheid van het landelijk gebied.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Als een strijdig gebruik wordt in ieder geval aangemerkt het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. voor de uitoefening van enige tak van handel en bedrijf, met uitzondering van het agrarisch bedrijf en detailhandel, als ondergeschikte nevenactiviteit, van waren die in het betreffende bedrijf worden geproduceerd;
  • b. voor een mestvergistingsinstallatie;
  • c. voor permanente of tijdelijke bewoning;
  • d. voor recreatieve doeleinden, met uitzondering van extensieve dagrecreatie.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigen naar 'Bedrijf', 'Groen', 'Verkeer' en/of 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 1' geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', al dan niet in combinatie met de bestemming(en) 'Groen', 'Verkeer' en/of 'Water', onder de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond is dat het toe te voegen areaal met de bestemming 'Bedrijf' past binnen de provinciale en/of regionale afspraken;
  • b. aangetoond is dat er geen onevenredige hinder voor omliggende functies ontstaat;
  • c. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk aan de in het gebied en de omgeving aanwezige waarden wordt gedaan;
  • d. aangetoond is dat het gebied op adequate wijze wordt ontsloten voor gemotoriseerd verkeer;
  • e. de regels van de bestemmingen 'Bedrijf', 'Groen', 'Verkeer' en/of 'Water' zijn na de wijziging van toepassing, met dien verstande dat:
    • 1. tevens ontsluitingen voor gemotoriseerd verkeer op de Opmeerderweg zijn toegestaan;
    • 2. de maximum bouwhoogten aansluiten op de binnen het plan toegestane hoogten;
  • f. het bepaalde in 3.2.3 dient in acht te worden genomen;
  • g. rekening wordt gehouden met doorzetting van zichtlijnen vanaf de A.C. de Graafweg in noordoostelijke richting.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven en bedrijfsactiviteiten, voor zover deze bedrijven en bedrijfsactiviteiten voorkomen in de categorieën 1 tot en met 3.1 van de van deze regels deel uitmakende Lijst van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat BEVI-inrichtingen zijn uitgesloten;
  • b. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • c. ondergeschikte en ondersteunende detailhandel, met dien verstande dat maximaal 5% van het totale bedrijfsvloeroppervlak tot een maximum van 100 m² winkelvloeroppervlak per bouwperceel hiervoor gebruikt mag worden;
  • d. kantoren die ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van de doeleinden als genoemd onder a tot en met c;
  • e. buitenopslag, met inachtname van het bepaalde onder 4.5.1 sub c;
  • f. webwinkels;
  • g. voorzieningen voor duurzame energieopwekking;

met de daarbij behorende:

  • h. wegen en straten;
  • i. paden;
  • j. calamiteitenroutes en bluswatervoorzieningen;
  • k. erven en terreinen;
  • l. parkeervoorzieningen, in- en uitritten;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zichtlijn' dient een ononderbroken zone met een breedte van ten minste 15 meter over de gehele lengte van het betreffende aanduidingsvlak vrij te blijven van gebouwen.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingspecentage per bouwperceel bedraagt:
    • 1. 50% voor zover het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone 1';
    • 2. 50% voor zover het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone 2';
    • 3. 80% voor zover het betreft de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - randzone';
    • 4. 80% voor zover het betreft de overige gronden binnen het bouwperceel;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 11 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone 2' en 'specifieke bouwaanduiding - randzone';
    • 2. 15 m op de overige gronden binnen het bouwvlak;
  • d. de afstand van de gebouwen tot de voorste en zijdelingse bouwperceelsgrenzen bedraagt minimaal 5 meter, met dien verstande dat de afstand van bedrijfsgebouwen van benzineservicestations tot de perceelsgrenzen van aangrenzende bouwpercelen minimaal 15 meter bedraagt;
  • e. de representatieve gevel van bedrijfsgebouwen op bouwpercelen, die geheel of gedeeltelijk liggen binnen het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone 1', dient te worden gericht op de A.C. de Graafweg;
  • f. de representatieve voorgevel van bedrijfsgebouwen op bouwpercelen, die geheel of gedeeltelijk liggen binnen het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone 2', dient in het betreffende aanduidingsvlak te worden gebouwd;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - representatieve zone 1' zijn geen bijbehorende bouwwerken toegestaan;
  • h. bedrijfsgebouwen dienen te voldoen aan het ten tijde van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' geldende Beeldkwaliteitskader bedrijventerrein De Veken 4;
  • i. bedrijfsgebouwen dienen te voldoen aan het het ten tijde van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' geldende Kwaliteitskader Duurzaamheid bedrijventerrein De Veken 4;
  • j. een omgevingsvergunning voor de bouw van een bedrijfsgebouw wordt slechts verleend onder de voorwaarde dat een door de gemeente goedgekeurd inrichtingsplan wordt overlegd, dat voldoet aan het Kwaliteitskader Duurzaamheid bedrijventerrein De Veken 4 en waarin in ieder geval is beschreven:
    • 1. de landschappelijke inpassing van de bebouwing en parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 2. de inrichting en materialisatie van het bij het gebouw behorende terrein;
    • 3. de verwerking van hemelwater.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten bedraagt 6 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt 6 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van windturbines en andere bouwwerken ten behoeve van duurzame energieopwekking bedraagt 6 m, gemeten vanaf het peil danwel, in geval van plaatsing op het dak van een gebouw, gemeten vanaf de bovenkant van de dakvloer;
  • e. de maximale hoogte van een zendmast/antennemast bedraagt 40 meter, met dien verstande dat binnen deze bestemming maximaal één zendmast/antennemast is toegestaan;
  • f. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 4 meter.

4.2.4 Parkeren
  • a. Een omgevingsvergunning voor de (ver)bouw of het gebruik van een bouwwerk waarbij een (toename van de) behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, wordt slechts verleend indien in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.
  • b. Of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. wordt bepaald aan de hand van:
    • 1. de beleidsregels voor parkeernormering en parkeervoorzieningen van de op 22 december 2016 door de gemeenteraad vastgestelde “Nota Parkeernormen gemeente Opmeer”. Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de gewijzigde beleidsregels; of
    • 2. indien de onder 1. bedoelde nota geen adequate norm voor een bepaald gebruik bevat: de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren'. Indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt opgevolgd door een actuelere publicatie, wordt rekening gehouden met de normen uit de meest actuele publicatie.

4.2.5 Verhard oppervlak
  • a. Het verhard oppervlak mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 90%;
  • b. Een omgevingsvergunning voor de bouw van een bouwwerk wordt slechts verleend indien binnen het plangebied van dit plan is voorzien in voldoende waterberging overeenkomstig het bepaalde in 4.5.2 onder a.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • c. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Parkeren

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.4 indien:

  • a. op een andere geschikte wijze in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien;
  • b. op grond van bijzondere omstandigheden met minder dan voldoende parkeergelegenheid kan worden volstaan;
  • c. mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden en bouwwerken, de bereikbaarheid en de verkeerssituatie.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of het doen gebruiken van gronden en/of bebouwing voor:

  • a. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen in woningen, met inbegrip van bedrijfswoningen;
  • c. buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn, en achter de voorgevellijn op minder dan 5 meter afstand van de zijdelingse erfgrens;
  • d. detailhandel, met inbegrip van perifere en/of grootschalige detailhandel, doch met uitzondering van het bepaalde in 4.1 sub c;
  • e. zelfstandige kantoren;
  • f. seksinrichtingen.

4.5.2 Verharding en waterberging
  • a. Alvorens de gronden binnen het plangebied in gebruik genomen worden voor de doeleinden als bedoeld in 4.1 sub a tot en met n, dient voldaan te worden aan de volgende voorwaarden:
    • 1. aangetoond dient te zijn dat de toename van de afvoer van afstromend regenwater vanwege het toevoegen van verharding voorafgaand gecompenseerd wordt conform de eisen van het Hoogheemraadschap en voorzien is in een waterberging met voldoende capaciteit, waarbij de waterberging na realisatie in stand moet worden gehouden danwel is voorzien in een gelijkwaardig alternatief;
    • 2. de compensatie als bedoeld onder 1. dient ten minste naar evenredigheid van de realisatie van verhardingen gerealiseerd te worden.
  • b. Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt gerekend het toevoegen van verharding in strijd met het bepaalde in 4.2.5 en/of 4.5.2 onder a.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder 4.1 sub a, en indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1 sub a;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1 sub a, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • c. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld onder 4.1 sub a tot maximaal categorie 4.1, indien middels onderzoek is aangetoond dat de milieubelasting zodanig is dat geen onevenredige milieuhinder voor in de omgeving aanwezige functies optreedt;
  • d. het realiseren van BEVI-inrichtingen onder de voorwaarde dat de PR 10-6 contour is gelegen binnen het eigen terrein van de BEVI-inrichting.

4.6.2 Criteria

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf als bedoeld in 4.6.1 dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Algemene bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.6 lid 1 sub a Wet ruimtelijke ordening:

  • a. de van deze regels deel uitmakende Lijst van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft;
  • b. de aanduiding als bedoeld onder 4.1 sub a en b te wijzigen;
  • c. met dien verstande dat de specifieke gebruiksregels als bedoeld in artikel 4.5.1 te allen tijde van kracht blijven.

4.7.2 Criteria

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in 4.7.1 dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bruggen;
  • c. bermen, bermstroken en bermsloten;
  • d. beplanting;
  • e. plantsoenen;
  • f. straatmeubilair en kunstobjecten;
  • g. voet- en fietspaden;
  • h. afschermende beplantingsstroken ter vergroting van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. aarden wallen;
  • k. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers;
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • m. calamiteitenroutes en bluswatervoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut bedraagt 10 m².

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale hoogte van lichtmasten bedraagt 12 meter;
  • b. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of het doen gebruiken voor:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden, met dien verstande dat een ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer op het omliggend wegennet uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - ontsluiting';
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. (ondergrondse) inzamelplaats voor (gescheiden) afval;
  • d. geleiding, beveiliging en regeling voor verkeer;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen, waaronder bermen, bermstroken, bermsloten en beplanting;
  • g. straatmeubilair;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. waterlopen, waterpartijen en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers;
  • k. oeververbindingen (bruggen);
  • l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van butsvoorzieningen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3 meter;
  • c. de maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 10 m².

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 9 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt 6 meter;
  • d. overkappingen zijn niet toegestaan;
  • e. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik of het doen gebruiken voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterhuishouding;
  • c. bermen, bermstroken en bermsloten;
  • d. verkeersdoeleinden;
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. infiltratievoorzieningen;
  • h. kruisingen en overbruggingen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder duikers.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of het doen gebruiken voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Ondergronds bouwen
9.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

9.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil;
  • d. bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.

9.1.3 Afwijking

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.1.2 sub d voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in Artikel 3 tot en met Artikel 7 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

10.2 Buitenruimte

Bij de inrichting van de buitenruimte wordt rekening gehouden met:

  • a. het realiseren, in stand houden en bevorderen van een gezonde leefomgeving;
  • b. het bevorderen van gezonde mobiliteit door voldoende beweegmogelijkheden, zoals fiets- en voetpaden;
  • c. een klimaatadaptieve leefomgeving;
  • d. voldoende waterbergend vermogen van de gronden, waarbij ten minste het bepaalde in 4.5.2 in acht wordt genomen;
  • e. behoud en ontwikkeling van ecologische waarden.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Weidevogelgebied

Gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - weidevogelgebied' dienen tevens ter bescherming en voor de instandhouding van het weidevogelgebied.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering en percentages met ten hoogste 10%;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels en de bouwgrenzen, voor zover zulks in het belang is van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijking van de situering niet meer dan 3 meter bedraagt;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • e. de bouwvlakken, voor zover zulks noodzakelijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen, mits de afwijking niet meer dan 5 meter bedraagt;
  • f. de in sub a t/m e genoemde afwijkingen worden slechts toegestaan, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
13.2 Wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Groen' en/of 'Water' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf', al dan niet met een bouwvlak en al dan niet in combinatie met de bestemming(en) 'Groen', 'Verkeer' en/of 'Water', onder de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond is dat de betreffende gronden niet (meer) benodigd zijn voor de benodigde hemelwatercompensatie, zoals vereist conform 4.5.2;
  • b. aangetoond is dat het toe te voegen areaal met de bestemming 'Bedrijf' past binnen de provinciale en/of regionale afspraken;
  • c. aangetoond is dat er geen onevenredige hinder voor omliggende functies ontstaat;
  • d. aangetoond is dat er geen onevenredige afbreuk aan de in het gebied en de omgeving aanwezige waarden wordt gedaan;
  • e. aangetoond is dat de percelen op adequate wijze worden ontsloten voor gemotoriseerd verkeer;
  • f. rekening wordt gehouden met doorzetting van zichtlijnen vanaf de A.C. de Graafweg in noordoostelijke richting.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Wet / wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan, tenzij anders aangegeven in de regels.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Veken 4'.