direct naar inhoud van Regels
Plan: Maatregelen doorstroming N516 Gemeente Oostzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0431.BW3325630000-0401

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Maatregelen doorstroming N516 Gemeente Oostzaan met identificatienummer NL.IMRO.0431.BW3325630000-0401 van de gemeente Oostzaan.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.6 bestaande

bebouwing, windturbine, situatie, woning, inhoud, zoals die bestaat of rechtens mag bestaan op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

1.7 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.10 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.11 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.12 gebouw

elk bouwwerk, dat voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.13 gebruik

gebruik, in gebruik geven en/of laten gebruiken.

1.14 grond

land en/of water.

1.15 kleinschalige duurzame energiewinning

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.16 landschapswaarden

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap.

1.17 natuurwaarde

de abiotische en biotische waarden van een gebied.

1.18 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.19 peil

indien op het land wordt gebouwd:

  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

indien op of in het water wordt gebouwd:

  • c. de hoogte van de waterlijn;

1.20 straatmeubilair

voorwerpen in de openbare ruimte die geplaatst zijn als service aan de gebruiker, ten behoeve van verkeersregeling, verkeersgeleiding of bewegwijzering, of ter verfraaiing zoals afvalcontainers, prullenbakken, banken, urinoirs, verlichting, parkeerautomaten, verkeerszuilen, verkeersborden, verkeerslichten, bloembakken, lichtmasten en uitingen van kunst.

1.21 verkeers- en vervoersactiviteiten

activiteiten die betrekking hebben op het verplaatsen van personen en goederen en die veelal plaatsvinden op doorgaande wegen, vaarwegen en spoorwegen, daaronder begrepen parkeerplaatsen, groen- en watervoorzieningen, alsmede nutsvoorzieningen;

1.22 waarde

De aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuur-historie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.23 zakelijk recht strook

een strook van 36 m aan weerszijden van het hart van de hoogspanningslijnen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten, uitsluitend voor zover deze bedrijven behoren tot de categorieën 1 tot en met 3.2 van de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijven, met uitzondering van:
    • 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (geluidzoneringsplichtige inrichtingen);
    • 2. inrichtingen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (risicovolle inrichtingen)
    • 3. seksinrichtingen;
    • 4. grootschalige detailhandel;
  • b. productiegebonden detailhandel en horeca ten dienste van de in sub a genoemde activiteiten;
  • c. perifere detailhandel, met uitzondering van meubelboulevards, tuincentra en bouwmarkten;
  • d. kantooractiviteiten ten dienste van de in sub a genoemde activiteiten;
  • e. bedrijfswonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
  • f. bedrijfsactiviteiten in de vorm van de instandhouding, beheer en onderhoud van wegen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - wegbeheer";
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
  • a. Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde functies mogen de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.
  • b. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m, dan wel de ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” aangegeven bouwhoogte;
    • 3. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer bedragen dan 70%;
    • 4. de afstand tussen gebouwen mag niet minder bedragen dan 5 m dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt, tenzij de gebouwen aaneen gebouwd worden;
    • 5. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 3 m dan wel de bestaande afstand indien deze minder bedraagt;
    • 6. de bij een bedrijf behorende kantoorruimte mag uitsluitend worden gebouwd aan de naar de weg waarop het perceel wordt ontsloten gekeerde zijde van een gebouw;
    • 7. bedrijfswoningen mogen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” worden gebouwd;
    • 8. het aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” mag niet meer dan 1 per aanduidingsvlak bedragen;
    • 9. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 4 m en 7,5 m.
  • c. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
    • 1. de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen mogen niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de eerste verdiepingsvloer van de woning;
    • 2. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 3. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 4. het gezamenlijk grondoppervlak van aan-, uit- en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 40 m², dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.

  • d. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud per gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2;
    • 2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

  • e. Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw mag niet meer bedragen dan 1 m;
    • 2. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
    • 3. de bouwhoogte van andere bouwwerken die noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering of de inrichting van de openbare weg mag niet meer bedragen dan 12 m;
    • 4. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid, en:
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid, en:
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub b, onder 5, voor het bouwen tot de zijdelingse perceelgrens indien dit vanuit het oogpunt van brandveiligheid en bereikbaarheid aanvaardbaar is.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder een met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • het gebruik van gronden en gebouwen voor het tonen of laten tonen van reclame, anders dan ten behoeve van de op het bedrijfsterrein gevestigde bedrijven;
  • het gebruik van gronden voor de voorgevel van gebouwen voor opslag van goederen en materialen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de woonsituatie;
  • de sociale veiligheid, en:
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • 1. het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de als bijlage 1 bij deze regels opgenomen Staat van Bedrijven, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
  • 2. het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van bedrijven of instellingen ten behoeve van zakelijke en persoonlijke dienstverlening, mits wordt voldaan aan de provinciale planningsopgave, mits voldaan wordt aan het vigerende beleid omtrent de parkeernormen;
  • 3. het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van daghorecabedrijven, mits voldaan wordt aan het vigerende beleid omtrent parkeernormen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. openbare nutsvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde functies mogen uitsluitend de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van verlichtingsmasten en lantaarnpalen mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van straatmeubilair, bewegwijzering en naamborden mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de sociale veiligheid, en:
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeers- en vervoersactiviteiten;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen,

met dien verstande dat:

in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, onderdoorgangen en voorzieningen voor voetgangers en fietsers e.d. zijn begrepen.

5.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde functies mogen uitsluitend de daarbij behorende bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. toegestaan is een bouwwerk ten behoeve van het langzaamverkeer voor het ongelijkvloers kruisen van wegen of wateren, met een maximale bouwhoogte van 8 meter;
  • b. de bouwhoogte van straatmeubilair mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bewegwijzering en naamborden mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • e. voor zover de bouwwerken genoemd onder sub b, c en d geplaatst zijn op een bouwwerk als bedoeld in sub a, wordt de maximale bouwhoogte van die objecten gerekend vanaf het wegdek indien dat boven peil ligt.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterberging;
  • b. waterlopen en waterpartijen;
  • c. oeverstroken;
  • d. openbare nutsvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde functies mogen uitsluitend de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de woonsituatie;
  • d. de sociale veiligheid, en:
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

ten behoeve van de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing van de gebouwen, gebouwdelen en reclame-uitingen, met dien verstande dat de nadere eisen passen binnen het voor het gebied door de gemeenteraad geformuleerde welstandsbeleid, dan wel vanuit het oogpunt van brandveiligheid, waterbeheer of bereikbaarheid noodzakelijk zijn.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Bevoegdheid

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende andere bouwwerken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

  • a. het kanaliseren en/of dempen van watergangen;
  • b. het aanleggen van dammen, dijken of andere taluds, of het vergraven en ontgronden van bestaande dammen of andere taluds.

6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer van de gronden betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

6.4.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. de integriteit en werking van het watersysteem en daarbij behorende elementen niet worden geschaad; en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de waterbeheerder is ingewonnen.

Artikel 7 Leiding - Gas

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoofdaardgastransportleiding, met een diameter van ten hoogste 16 inch en een druk van ten hoogste 40 bar, met de hartlijn van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas'.

7.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de betreffende leiding worden gebouwd behoudens bouwwerken geen gebouw zijnde die:

  • a. bedoeld zijn voor het ongelijkvloers kruisen van wegen of wateren door langzaamverkeer; en
  • b. dusdanig worden gebouwd dat het dichtstbijzijnde constructieve onderdeel minimaal 100 cm afstand houdt tot aan de leiding; en
  • c. voorafgaand aan de bouw schriftelijk akkoord van de leidingexploitant is verkregen.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 7.2, ten behoeve van het bouwen, overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. de integriteit en werking van en de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten; en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingexploitant is ingewonnen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Bevoegdheid

Behouders het bepaalde in lid 7.4.2., is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in lid 7.1:

  • a. aanleggen en verharden van wegen en paden en het aanleggen of aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. verlagen van de bodem en afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • d. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • f. aanleggen, vergraven en dempen van watergangen, sloten en andere waterpartijen;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. in het kader van de realisatie van de onder 7.2 bedoelde toegelaten bouwwerken voor langzaamverkeer en de bijbehorende toe- en afleidende verharding;
  • c. waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
    • 1. is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen vergunning was vereist;
    • 2. is of mag worden begonnen krachtens een verleende vergunning.

7.4.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 7.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. de integriteit en werking van en de veiligheid met betrekking tot de leiding niet worden geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, en
  • b. ter zake daarvan vooraf advies van de leidingexploitant is ingewonnen.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding – Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • bovengrondse hoogspanningsverbindingen met een maximum spanning van 380 kV,

met de daarbij behorende:

  • toegangswegen;
  • bouwwerken.

8.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd die voldoen aan de volgende criteria:
    • 1. voor hoogspanningsmasten is een maximum bouwhoogte van 65 m toegestaan;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 2 m bedragen;
  • b. ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd:
    • 1. Een onderdoorgang voor langzaamverkeer, waarbij de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt;
    • 2. Bouwwerken waarvan het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en bouwhoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 8.2, ten behoeve van het bouwen, overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de bovengrondse hoogspanningsleidingen; en
  • b. de betreffende leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Bevoegdheid

Behouders het bepaalde in lid 8.4.2., is het verboden zonder een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de hierna aangegeven werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren op en in de gronden als bedoeld in lid 8.1:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, ontginnen en ophogen;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers of andere wateren;
  • e. het permanent opslaan van goederen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en beheer van de gronden betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in het kader van de realisatie van de onder 8.2 bedoelde toegelaten bouwwerken voor langzaamverkeer en de bijbehorende toe- en afleidende verharding en waterpartijen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
8.4.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 8.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de bovengrondse hoogspanningsleidingen; en
  • b. de betreffende leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor waterkerende werken ten behoeve van de waterstaat, waaronder kaden en dijken.

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 9.1, mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming 'Waterstaat- Waterkering' worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van 2 meter. 

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 9.2, ten behoeve van het bouwen, overeenkomstig de betreffende andere bestemming van deze gronden, mits:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de waterkering; en
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende waterbeheerder.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Bevoegdheid

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplanting;
  • b. het afgraven of ophogen van gronden.

9.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden in het kader van het normale onderhoud of het beheer van de waterkering of die nodig zijn voor het in stand houden van de waterkering;
  • b. al in uitvoering waren op het moment van het van kracht worden van het plan.

9.4.3 Toelaatbaarheid

Werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 9.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de waterkering; en
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 14 Overgangs- en slotregels

14.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Maatregelen doorstroming N516 Gemeente Oostzaan'.