direct naar inhoud van Regels
Plan: Sporthal Oostzaan
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0431.BP2487290000-0301

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan (digitaal):

het bestemmingsplan 'Sporthal Oostzaan' van de gemeente Oostzaan;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0431.BP2487290000-0301 met de bijbehorende regels, en de verbeelding.

1.3 aanbouw:

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een toevoeging van een ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 ander werk:

een werk, geen bouwwerk zijnde.

1.7 APV:

De geldende Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Oostzaan.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bebouwingspercentage:

de oppervlakte van de bebouwing binnen een bebouwingsvlak, of binnen een bestemmingsvlak indien daarbinnen geen bebouwingsvlak voorkomt, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat vlak.

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw:

een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een gebruikseenheid vormt met, alsmede dienstbaar is aan een woning, bevattende huishoudelijke bergings- en/of stallings- en/of hobbyruimten.

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 commerciële horeca:

een commercieel horecabedrijf, zoals een (eet)café, bars, restaurants en hotels, die werkzaamheden verrichten met het oogmerk om winst te maken. Een commercieel horecabedrijf moet aan alle eisen voldoen uit de Drank- en Horecawet.

1.21 evenement:

evenementen die incidenteel plaatsvinden, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen sportevenementen en niet sportgerelateerde evenementen. Sportevenementen zijn evenementen die raakvlak hebben met een sport en zijn van aard en omvang gelijk te stellen aan de Ronde van Noord-Holland, een spinningmarathon of een sportweekend. Niet sportgerelateerde evenementen hebben geen raakvlak met een sport en zijn van aard en omvang gelijk te stellen aan een concert, een dag- of avondfeest en braderieën en markten.

1.22 onversterkte muziek

muziek dat niet elektronisch is versterkt.

1.23 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik.

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 gebruik:

gebruik, in gebruik geven en/of laten gebruiken.


1.26 geluidsgevoelige gebouwen:

woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting.

1.27 geluidsgevoelige terreinen:

terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting.

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.29 incidentele festiviteit

festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen, zoals beschreven in artikel 4:1 sub e van de Algemeen Plaatselijke Verordening van de gemeente Oostzaan.

1.30 langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT):

het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddelijke nabijheid van de inrichting.

1.31 lichte horeca:

een bedrijf of instelling waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven.

1.32 maximaal geluidniveau (LAmax):

het maximale geluidniveau veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddelijke nabijheid van de inrichting.

1.33 natuurwaarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied.

1.34 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.35 nutsvoorzieningen:

(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (de aansluiting op) het openbare net van gas, water, elektriciteit, riolering, stadsverwarming en het telecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stellen voorzieningen.

1.36 omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.37 opslag:

het bedrijfsmatig opslaan en verpakken van goederen.

1.38 paracommerciële horeca:

Niet commerciële horeca instelling die zich richt op specifieke activiteiten van recreatieve, sociaal culturele of sportieve aard. Het verstrekken van dranken en etenswaren behoort niet tot de hoofdactiviteit. De paracommerciële horeca instellingen hoeven aan minder eisen te voldoen van de Drank- en Horecawet.

1.39 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • a. indien op of in het water wordt gebouwd: de hoogte van de waterlijn.

1.40 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.41 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seks- automatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.42 sportactiviteiten:

reguliere activiteiten die ten dienste staan van een sport en die van aard en omvang gelijk te stellen zijn aan wedstrijden, toernooien of gymnastieklessen voor scholen.

1.43 sportcafé:

een (eet)café behorende bij een sporthal met een commerciële horecafunctie die gericht is op het verstrekken en ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken.

1.44 sporthal:

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een sporthal met daarbij behorende reguliere sportactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - sportcafé' een sportcafé;
  • c. het houden van incidentele (sport)evenementen met of zonder versterkte of live muziek;
  • d. bij een en ander behorende groen-, parkeer- en andere voorzieningen.

1.45 verdieping:

een onder of boven de begane grond gelegen bouwlaag.

1.46 versterkte muziek:

elektronisch versterkte muziek, hetzij geproduceerd door live muziek of afgespeeld van een geluidsdrager, gebruik van microfoons e.d.

1.47 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel(s) die kennelijk als zodanig moet(en) worden aangemerkt;

1.48 voorgevelrooilijn:

een denkbeeldige lijn die door de bebouwing niet mag worden overschreden in de richting van de openbare weg.

1.49 waarde:

de aan een bouwwerk, gebied of specifiek element in een gebied toegekende kenmerkende waarde op het gebied van cultuur-historie, archeologie, geografie, aardkunde, natuur, landschap en/of ecologie.

1.50 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.51 zichtlijnen:

een zichtrelatie tussen de plekken en de openheid van het landschap en vice versa.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk, in geval van ondergronds bouwen, verticaal geprojecteerd op het onderliggende horizontale vlak.

2.6 de hoogte van een windmolen:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een sporthal met daarbij behorende reguliere sportactiviteiten;
  • b. het houden van incidentele (sport)evenementen met of zonder versterkte of live muziek;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - sportcafé' een sportcafé;
  • d. bij een en ander behorende groen-, parkeer- en andere voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op en in de gronden als bedoeld in lid 3.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • e. gebouwen, niet zijnde dienst- of andere woningen, en
  • f. bij een en ander behorende andere bouwwerken, zoals reclametekens, licht-, vlaggen- en andere masten, en beeldende kunstwerken.

3.2.2 Bouwen

Voor het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 3.2.1 gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande goot- respectievelijk bouwhoogte;
  • c. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70% van het bouwvlak;
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan daarbij hierna is aangegeven:

Bouwwerken   Max. bouwhoogte  
erf- of perceelafscheidingen achter de voorgevelrooilijn, op een terrein waarop een gebouw staat    2m  
overige erf- of perceelafscheidingen    1m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde     3m  

3.3 Afwijking bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c voor het bouwen van gebouwen tot een bebouwingspercentage van maximaal 80%.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van de sporthal gelden de volgende regels:

  • a. bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek gedurende een (sport)evenement in de sporthal moet worden voldaan aan de volgende geluidsnormering:

  7.00 – 19.00 uur   19.00 – 23.00 uur   23.00 – 7.00 uur  
Lar,LT op de gevel van gevoelige gebouwen   50 dB(A)   45 dB(A)   40 dB(A)  
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen   70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  

  • b. per jaar mogen maximaal 12 incidentele (sport)evenementen in de sporthal worden gehouden met versterkte muziek of live muziek, waarbij de volgende geluidswaarden niet worden overschreden:
    • 1. live muziek 105 dB (A) als LAeq op 2 meter van de speaker:
    • 2. versterkte muziek 95 dB(A) als LAeq op 2 meter van de speaker;
  • c. het gelijktijdig plaatsvinden van meer dan één evenement binnen de sporthal is niet toegestaan;
  • d. evenementen in de sporthal mogen niet tegelijkertijd met evenementen in het Twiske plaatsvinden;
  • e. de op- en afbouw van bij het evenement behorende voorzieningen mag maximaal twee dagen duren;
  • f. evenementen zijn niet toegestaan op maandag tot en met vrijdag tussen 01:00 uur en 07:00 en op zaterdag en zondag tussen 02:00 en 07:00 uur;
  • g. het sportcafé is gesloten op maandag tot en met vrijdag tussen 01:00 uur en 07:00, en op zaterdag en zondag tussen 02:00 uur en 07:00 uur.

Artikel 4 Verkeer - parkeren

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor

  • a. parkeerdoeleinden met de daarbij behorende aan- en afvoerwegen en andere bouwwerken, alsmede groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • b. ter plaatse van de functieaanduiding 'terras' een terras.

4.2 Bouwregels

Op de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hierna is aangegeven:

Bouwwerken     max. bouwhoogte    
lichtmasten en andere palen en masten     8 m    
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde     3 m    

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Gebouwen

Tenzij anders op de verbeelding of in deze regels wordt bepaald, gelden voor het bouwen van gebouwen, de volgende bepalingen:

  • a. de goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen 6 respectievelijk 9 m;
  • b. de afstand van de voorgevel van gebouwen tot de as van de weg mag:
    • 1. in bestaande situaties niet minder bedragen dan de afstand op het moment van het tervisielegging van h et ontwerp van het plan;
    • 2. in nieuwe situaties niet minder bedragen dan het gemiddelde van de afstand tot de as van de weg van de voorgevel van de hoofdgebouwen;
  • c. bijgebouwen dienen vanaf de weg gezien, tenminste 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van het betreffende hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • d. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 1 meter, tenzij de gebouwen gezamenlijk in de perceelsgrens worden gebouwd;
  • e. de afstand tussen de gebouwen onderling mag niet minder bedragen dan 2 meter, tenzij de gebouwen aaneengesloten worden gebouwd;
  • f. de goothoogte en de bouwhoogte van bijgebouwen mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 4,5 meter;
  • g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de begane grond van het hoofdgebouw, met een maximum van 3 m.

6.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Tenzij anders op de verbeelding of in deze regels wordt bepaald, gelden voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van de woningen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  • b. de bouwhoogte van overige erf- of terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van masten voor landelijk waarschuwingsstelsel, mag niet meer bedragen dan 20 meter;
  • d. de bouwhoogte van antennes mag van de voet af gemeten niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. indien dat noodzakelijk is in verband met de bereikbaarheid van woningen, bedrijven, enz., mogen bruggen worden gebouwd, met dien verstande dat de breedte van deze bruggen niet meer bedraagt dan 4 meter en de bouwhoogte niet meer dan 5 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik:

  • a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. gebruik van de gronden als botenstalling, anders dan waar dit op de verbeelding is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie-botenstalling';
  • c. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van bedrijfsmatige vuurwerkopslag;
  • d. van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen ten behoeve van opslag en stalling van goederen die een verkeersaantrekkende werking hebben;
  • e. onbebouwde gronden:
    • 1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
    • 2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten;
  • f. tenzij dit gebruik verband houdt met de verwerkelijking van de bestemming of het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het plan:

  • a. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen, bewaarplaatsen van huisvuilcontainers en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten voor motorbrandstoffen, waarvan de oppervlakte niet meer dan 30 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. indien en voorzover afwijkingen ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bouwgrenzen en van aanduidingen noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  • c. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages;
  • d. ten behoeve van het bouwen van antennemasten tot een bouwhoogte van 20 m;
  • e. ten behoeve van het bouwen van masten en bijbehorende installaties voor telecommunicatie, al of niet op of aan gebouwen of andere bouwwerken, tot vanaf peil een bouwhoogte van 40 m, waarbij als voorwaarde kan worden gesteld dat gebruik dient te worden gemaakt van bestaande masten voor telecommunicatie of andere bestaande hoge objecten, zoals hoge gebouwen, lichtmasten of hoogspanningsmasten, indien deze aanwezig zijn binnen een redelijke afstand van de gevraagde locatie.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voorzover daaraan behoefte bestaat en zulks het belang van een goede ruimtelijke ontwikkeling van het in het plan begrepen gebied niet schaadt, de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en aanduidingen te wijzigen zodanig, dat:

  • a. de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot, en
  • b. geen van de grenzen met meer dan 10 m wordt verschoven.

Artikel 10 Algemene nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Sporthal Oostzaan'.