Plan: | Naardereiland |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0425.BP2013N003006-va01 |
Projectontwikkelaar Explorius is in samenwerking met de gemeente Naarden voornemens de laatste fase van het Naarderbos te ontwikkelen en hier 45 exclusieve woningen te realiseren. De gemeenteraad van Naarden heeft op 12 december 2012 het Stedenbouwkundig Programma van Eisen Kop Naarderbos vastgesteld. Het gebied Naarderbos, waar het plangebied deel van uitmaakt, wordt getransformeerd naar een gemengd grootstedelijk woongebied. Deze transformatie is een complex proces en hiervoor worden in dit bestemmingsplan de kaders geschetst. Doel van dit bestemmingsplan is te komen tot een actuele en eenduidige bestemmingsregeling die de juridisch-planologische basis biedt voor ontwikkeling van deze locatie.
Kop Naarderbos (in het plaatje doorzichtig rood weergegeven) betreft de landtong gelegen aan het Gooimeer en is ca 55000 m2 groot en in eigendom van de gemeente Naarden. De locatie is via de IJsselmeerweg verbonden aan de kern Naarden en maakt onderdeel uit van het Naarderbos. Deze verbinding met de IJsselmeerweg geeft tevens aansluiting op de A1 waardoor de locatie goed bereikbaar is en kansen biedt voor unieke en exclusieve woonomstandigheden.
Figuur 1 ligging plangebied Kop Naarderbos (groenstrook tussel IJsselmeerweg en Gooimeer)
Het recreatiegebied Naarderbos ligt tussen het woongebied de Hollandse Brug, de jachthaven, de golfbaan Naarderbos, de woonwijk Naarderwoonbos met 180 villawoningen en een bedrijventerrein. Het recreatiegebied Naarderbos is een aangelegd bos uit de jaren 70 dat rond 2002 is heringericht, met aandacht voor de ecologische zone. In 2002 zijn een 600 meter lang strand met uitzicht op het Gooimeer, wandel-, fiets- en ruiterpaden en een 27-holes golfbaan aangelegd. De locatie Kop Naarderbos wordt vrijwel geheel omgeven door water. De noordwestelijke grens wordt gevormd door het fietspad en het strand. Het Naardereiland ligt tussen het Gooimeer, de jachthaven en een watergang die de locatie scheidt van het Naarderwoonbos. De oever langs het Gooimeer heeft een zandstrand en de kop zelf is relatief dicht beplant.
Het plangebied, Naardereiland, is nu als dagkampeerterrein ingericht. Op het terrein zijn wandel-, fiets- en ruiterpaden aangelegd. Het is niet toegestaan om te overnachten in het gebied aangezien omwonenden hiertegen bezwaren hebben geuit. Op onderstaande afbeelding is het plangebied aangegeven.
Figuur 2 Ligging plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit vier onderdelen:
In de toelichting (het eerste gedeelte van het bestemmingsplan) worden de keuzes die in het bestemmingsplan zijn gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. Zo wordt het relevante beleid van provincie, regio, gemeente zijn in hoofdstuk 2 beschreven. In hoofdstuk 3 van de plantoelichting wordt achtereenvolgens ingegaan op de ruimtelijke hoofdstructuur en de functionele samenhang van het gebied. Hoofdstuk 4 is gewijd aan de randvoorwaarden c.q. beperkingen die van belang zijn voor de reeds aanwezige functies en de beoogde toekomstige ontwikkelingen. De diverse onderzoeken die zijn verricht in het kader van onderhavig bestemmingsplan zijn nodig om aan te tonen dat de gronden geschikt zijn voor de beoogde functies en dat er geen onoverkomelijk belemmeringen of beperkingen worden opgeworpen voor de omgeving. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling toegelicht. in hoofdstuk 6 wordt de economische uitvoerbaarheid beschreven.
Alle in de toelichting genoemde onderzoeken en andere rapportages c.q. memo's zijn gebundeld in een separaat bijlagenboek. De regels (het tweede gedeelte van het bestemmingsplan) zijn weergegeven conform de landelijke standaarden als opgenomen in de SVBP 2008. Dat geeft dat de regels bestaan uit vier hoofdstukken, waarin de inleidende regels in hoofdstuk 1 zijn opgenomen, de bestemmingsregels in hoofdstuk 2, de algemene regels in hoofdstuk 3 en de overgangs- en slotregels in hoofdstuk 4. Dit is nader- in c.q. aangevuld voor zover mogelijk en toegestaan. De verbeelding (het derde gedeelte van het bestemmingsplan) is opgemaakt conform de landelijke standaarden als opgenomen in de SVBP 2012.
In dit hoofdstuk wordt het, voor dit bestemmingsplan relevante, vigerende beleid op de verschillende bestuursniveaus uiteengezet. Achtereenvolgens komen aan de orde: Europees beleid rijksbeleid; provinciaal beleid; regionaal beleid; gemeentelijk beleid.
De Europese Kaderrichtlijn Water is gericht op het bereiken van een goede ecologische waterkwaliteit in alle Europese wateren. De kaderrichtlijn heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:
1. van water afhankelijke ecosystemen in stand te houden en te verbeteren;
2. de beschikbaarheid van water veilig te stellen en het duurzaam gebruik te bevorderen;
3. het aquatisch milieu in stand te houden en te verbeteren door het voorkomen van verontreiniging;
4. de gevolgen van overstroming en droogte te beperken.
Voor de implementatie van dit beleid is het Nationaal Bestuursakkoord Water op 25 juni 2008 geactualiseerd. In dit akkoord zijn de inspanning beschreven om de waterhuishouding tegen de achtergrond van de richtlijn en de nieuwe klimaatscenario's op orde te brengen en te houden.
Conclusie Europees beleid
Voorliggend bestemmingsplan houdt rekening met het Europese beleid door de ruimtelijk relevante onderdelen van dit beleid te regelen in het plan, zoals het bestemmen van het oppervlaktewater middels de bestemming Water.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Daarnaast verstevigt de SVIR het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente.
De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast.
De onderwerpen waar het Rijk in het Barro ruimte voor vraagt zijn:
Op 1 oktober 2012 is het Barro aangevuld met de ruimtevraag voor de volgende onderwerpen (Barro, eerste aanvulling):
Dit beleid bepaalt onder meer dat bestemmingsplannen de doorvaart voor schepen niet mogen belemmeren, de uitbreidingen van het spoor niet mogen belemmeren en geen belemmering mogen bevatten voor elektriciteitsproductieinstallaties, kernenergiecentrales, hoogspanningsverbindingen, buisleidingen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), primaire waterkeringen (buiten het kustgebied) en het IJsselmeergebied. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan vormen het AmvB Ruimte en het Barro geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Conclusie Rijksbeleid
De SVIR, het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel genoemd AMVB Ruimte genoemd staan de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
De structuurvisie is op 21 juni 2010 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld en per 1 november 2010 in werking getreden. Op 23 mei 2011 is door PS de 1e herziening van de structuurvisie vastgesteld. In de structuurvisie speelt de Provincie in op dilemma's door te veranderen waar nodig, maar vooral ook door bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.
In de structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
1.Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
2.Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
3.Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
Door globalisering, klimaatveranderingen en demografische veranderingen kiest de provincie ervoor om mee te veranderen waar nodig, maar vooral ook om bestaande kwaliteiten verder te ontwikkelen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen, houdt de provincie het landelijke gebied open en dichtbij. Door voorzichtig om te gaan met uitleg buiten bestaande kernen speelt ze in op de bevolkingskrimp op langere termijn. Door in te zetten op het op eigen grondgebied realiseren van duurzame energie draagt ze actief bij aan de CO2-reductie. Door versterking van de waterkeringen en het aanleggen van calamiteitenbergingen houden ze de voeten droog. En door het landelijk gebied te ontwikkelen vanuit de kenmerken van Noord-Hollandse landschappen en de bodemfysieke kwaliteiten, blijft de provincie bijzonder aantrekkelijk om in te wonen, in te werken en om te bezoeken.
De provincie Noord-Holland draagt bij aan het realiseren van voldoende en passende huisvesting (woningtype) op de best mogelijke plek (woonmilieu) voor huidige en toekomstige bewoners van Noord-Holland. De provincie Noord-Holland stelt hiervoor een provinciale woonvisie op welke het kader biedt voor de door de regio's op te stellen regionale actieprogramma's. In de regionale actieprogramma's wordt het woningbouwprogramma zowel kwalitatief als kwantitatief uitgewerkt. Uitgangspunt is om deze woningvraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit uitgangspunt bevestigt in positieve zin de beoogde ontwikkelingen en de daarmee gepaard gaande vernieuwing binnen dit bestemmingsplan. Verder is de structuurvisie op een te hoog abstractieniveau om hiermee rekening te kunnen houden.
Verder is het plangebied op de structuurvisiekaart aangewezen als:
De provincie Noord-Holland geeft ruimte voor verschillende clusters die elkaar kunnen versterken via een combinatie van logistiek en dienstverlening, zowel voor de keten als voor de primaire land- en tuinbouw. Bollenteelt, grondgebonden landbouw, zaadclusters en glastuinbouw krijgen in deze gebieden onder voorwaarden de ruimte.
De provincie beschikt over een deel van het groene hart waarin dit plangebied is gelegen. In deze gebieden worden extensieve vormen van recreatie gestimuleerd zich te ontwikkelen en staan bijzondere waarden van het landschap voorop. Het beleid in deze gebieden is erop gericht om de bodemdaling te remmen, de risico's van wateroverlast te verminderen en het waterkwaliteit te verbeteren.
In de metropoolregio (waarin het plangebied is gelegen) heeft de provincie Noord-Holland een extra ambitie voor de ontwikkeling van recreatiemogelijkheden en het gebruik van het landschap voor stedelijke functie. Het behoud, de versterking en de ontwikkeling van de groenblauwe structuur is voor deze gebieden van wezenlijk belang voor de totstandkoming, kwaliteit en uitstraling van de dynamische regio. Ook aan waterrecreatie is in deze regio een groeiende behoefte.
Het plangebied valt binnen de Rijksbufferzone Hilversum Utrecht. Doel van de Rijksbufferzone is dat zij gevrijwaard blijven van verdere verstedelijking en dat ze zich verder kunnen ontwikkelen tot grootschalige groene gebieden. De provincie Noord-Holland wil de landschappelijke kwaliteit en identiteit van deze Rijksbufferzones behouden en vergroten zodat er mogelijkheden voor ontspanning en dagrecreatie in deze gebieden ontstaat.
De verschillende landschappen en de rijkdom aan cultuurhistorie zijn de kracht van Noord Holland. De diverse landschapstypen zijn van groot belang voor de aantrekkelijkheid van Noord Holland als vestigingsplaats voor internationaal concurrerende bedrijven. De provincie wil deze cultuurlandschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De provincie maakt in deze gebieden enkele ontwikkelingen mogelijk enkel wel op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde landschaps-DNA, van de verschillende landschapstypen. Nieuwe plannen dienen de ontwikkelingsgeschiedenis , de ordeningsprincipes en de bebouwingskarakteristiek van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren. Mogelijke negatieve effecten dienen te worden gecompenseerd. Pas na het aantonen van nut en noodzaak en het verkennen van binnenstedelijke verdichtings- en transformatiemogelijkheden worden ontwikkelingen buiten bestaand bebouwd gebied door een ontheffing toegestaan. De commissie ARO adviseert de Gedeputeerde Staten hierin.
De structuurvisie Noord Holland 2040 staat hiermee de uitvoering van dit bestemmingsplan (niet) in de weg.
De Provinciale ruimtelijke verordening (Prv) schrijft voor waaraan bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen moeten voldoen. Hierdoor heeft de provincie meer invloed op de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Provinciale Staten hebben de Prv van Noord-Holland op 15 december 2008 vastgesteld. Op 1 januari 2009 is de verordening in werking getreden. De regels van de Prv vloeien voort uit de bestaande streekplannen Noord-Holland Zuid en Noord.
Er is sprake van een hoofdzakelijk ontwikkelingsgericht bestemmingsplan voor nieuw te ontwikkelen gebied. Het betreft hier een ontwikkelingen binnen bestaand bebouwd gebied die past binnen de Prv.
Conclusie Provinciaal beleid
Vanuit Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte komt naar voren dat een gemeente gelegen aan o.a. Randmeren niet onbeperkt meer mag bouwen in buitendijks gelegen gebied. Na onderzoek blijkt dat de gemeente Naarden tot 2040 maximaal 5 ha buitendijks mag bebouwen. Aangezien de ontwikkeling van het Naardereiland binnen de bebouwingscontour van het vigerende bestemmingsplan plaats vindt zijn er geen belemmeringen voor deze ontwikkeling.
De negen gemeenten uit het gewest Gooi en Vechtstreek, vertegenwoordigd in de Regionale Volkshuisvestingscommissie, hebben samen een Regionale Woonvisie opgesteld. In de woonvisie wordt het gezamenlijke toekomstbeeld voor de regio voor de komende jaren geschetst.
Kernambities
Er zijn drie strategieën te onderscheiden die de regio in gaat zetten om deze ambities te verwezenlijken:
Het toekomstbeeld en de drie onderscheiden strategieën sluiten aan bij de ontwikkeling van het Naardereiland.
De Regiokaart 2015 en begeleidende brochure toont de inzet van het ruimtelijk beleid van de negen gemeenten van Gooi en Vechtstreek. Ruimtelijk beleid op basis van het streekplan Noord-Holland Zuid. Beleid dat de unieke kwaliteit van de regio verder zal moeten versterken. De gewestelijke bijdrage aan de ontwikkeling van de Randstad Holland.
De Regiokaart 2015 geeft een totaal overzicht (per medio 2005) van de belangrijkste ruimtelijke projecten die het gewest tot 2015 in de regio wil uitvoeren. In deze periode is ook de omgeving van de regio sterk in beweging. De dynamiek in de gebieden rond Amsterdam, Amersfoort, Utrecht en Almere is groot. Daar wordt serieus rekening mee gehouden en daar wil het gewest ook invloed op uit oefenen.
De kaart toont aan dat de regio ruimtelijk gesproken nog niet 'op slot' zit, maar dat vanaf 2015 de uitbreidingsmogelijkheden in de regio zeer schaars zijn geworden.
De gemeente Naarden werkt momenteel aan een duidelijke toeristische en cultuurhistorische ambitie, zowel in doelgroepen als in aantallen. Om keuzes te kunnen maken in het vervolgproces heeft de gemeente de notitie Naarden buiten de Vesting opgesteld. Hierin is door de gemeente een eerste denkrichting naar voren gebracht die gericht is op genieten van cultuur, historie en een beperkte en geleidelijke groei van het aantal bezoekers. Hierbij wordt terdege rekening gehouden met de woonfunctie die de vesting ook heeft. Diverse onderwerpen zijn tijdens een schetsschuit verder uitgewerkt maar hebben niet geleid tot 1 visie. Uit de schetsschuit is wel naar voren gekomen dat er behoefte is aan een helder en zorgvuldig besluit over een veilige vaarverbinding Vecht - Gooimeer. De ontwikkeling van dit plangebied houdt rekening met deze wensen.
De gemeente Naarden heeft zich de ambitie gesteld een kwalitatief goede woon-, werk- en leefomgeving te creëren. Een goed functionerend en veilig wegennet is één van de middelen om deze ambitie te realiseren. Om te kunnen bepalen welke verkeersmaatregelen er de komende jaren genomen moeten worden om zo'n wegennet te behouden c.q. te verkrijgen, beschikt de gemeente over een actueel verkeersstructuurplan (VSP). De planhorizon van het 'oude' VSP Naarden 2002 is destijds gelegd bij het jaar 2010. Het verkeersstructuurplan (VSP) is in de afgelopen periode geactualiseerd voor de periode 2011- 2020. In het geactualiseerde VSP wordt specifiek invulling gegeven aan vier thema's: verkeersveiligheid, bereikbaarheid, leefbaarheid en parkeren welke in paragraaf 4.1 specifiek voor dit plan worden beschreven.
Naarden en Bussum vormen het hart van het Gooi, een regio bekend om haar afwisseling van historische landschappen, alom aanwezige cultuurhistorie en aangename groene kernen, strategisch gelegen op korte afstand van dynamische steden als Amsterdam en Utrecht. Al eeuwen is het Gooi een plek waar men vanuit deze steden naar toe trekt om uit te blazen en op adem te komen. Naarden en Bussum hebben beide een grote aantrekkingskracht, ingeklemd tussen bossen, heide, Gooimeer en polders en via spoor, weg en water goed ontsloten. Beide gemeenten hebben bovendien een grote traditie opgebouwd als het gaat om het koesteren van landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Beide gemeenten willen voor de komende generaties de kernwaarden van deze prachtige regio kunnen borgen en daarnaast goed voorbereid zijn op zaken als bijvoorbeeld vergrijzing, leegstand, schaalvergroting en de groei van mobiliteit. Zij staan de komende jaren dan ook voor enkele belangrijke uitdagingen, zoals het behouden van de leefbaarheid in de kernen, het verminderen van de overlast van doorgaand auto- en treinverkeer, het op peil houden van het voorzieningenniveau in de wijken en centra, het zoeken naar ruimte voor betaalbare woonruimte voor starters en senioren en het versterken van de werkgelegenheid.
In juni 2013 is de Nota Toekomstvisie Naarden-Bussum vastgesteld. Deze nota vormde een belangrijke bouwsteen voor de intergemeentelijke structuurvisie Naarden-Bussum. De Nota Toekomstvisie geeft in hoge mate richting aan de structuurvisie en bevat de belangrijkste hoofdlijnen die in de structuurvisie opgenomen worden. De structuurvisie bevat naast de hoofdlijnen uit de Nota Toekomstvisie ook een duidelijke uitvoeringsparagraaf waarin handen en voeten wordt gegeven aan de speerpunten en hoofdlijnen die in de Nota Toekomstvisie zijn opgenomen. De structuurvisie is een instrument dat in de Wet ruimtelijke ordening verplicht is gesteld en is zelfbindend van karakter voor de gemeenteraad dat deze vaststelt als bestuursorgaan. Dit houdt in dat alleen de overheidsorganisatie die de structuurvisie vaststelt gebonden is aan de inhoud.
Om richting te geven aan de diverse opgaven is een aantal speerpunten benoemd voor de toekomstige ontwikkeling van de beide gemeenten. Deze vormen de gezamenlijke visie op de ontwikkeling van Naarden en Bussum. Hieronder zijn de speerpunten benoemd die van toepassing zijn op de ontwikkeling van de kop van het Naarderbos:
Het projectgebied is gelegen binnen het “bestemmingsplan Recreatiegebied Naarderbos” van de gemeente Naarden, vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door GS.
Op het plangebied rust de bestemming ' Dagrecreatiedoeleinden' met als dubbelbestemming woondoeleinden. Deze gronden zijn bestemd voor de realisatie van 1 buitenplaats ( 6 woningen en 1 appartementengebouw. Het grondoppervlak aan bebouwing mag hier maximaal 700 m2 bedragen. Het bebouwingsvlak waarbinnen het gebouw geplaatst mag worden is zeer ruim 27.139 m2. Het gebouw mag niet hoger worden dan drie bouwlagen (nokhoogte maximaal 11 meter). Per appartement moeten minimaal twee parkeerplaatsen in de aaneengeschakelde ondergrondse parkeergarage worden gerealiseerd. Erf- en terreinafscheidingen mogen niet hoger worden dan 2 meter. Naar aanleiding van de bezwaren tegen het bestemmingsplan moet bebouwing op minimaal 150 meter afstand blijven vanaf de bebouwing (gevel) van het Naarderwoonbos. Dat betekent dat op grond van het huidige bestemmingsplan een strook van 50 meter niet bebouwd mag worden. Op basis van het vigerende bestemmingsplan is de bouw van 45 exclusieve woningen niet mogelijk doordat het project functioneel en ruimtelijk in strijd is met het vigerende bestemmingsplan.
Het lokale gemeentelijk beleid op het gebied van woningbouwdifferentiatie is beschreven in de Lokale woonvisie 2008-2020. Vanwege de exclusieve voorzieningen in de omgeving leent de locatie zich voor een topwoonmilieu en niet voor sociale woningbouw. De afwijking in programma wordt op andere locaties binnen de gemeente gecompenseerd zodat in totaliteit niet wordt afgeweken van de Lokale Woonvisie.
Groen is steeds belangrijker in onze drukke samenleving. Investeren in groen is dan ook noodzakelijk en kan zowel direct als indirect leiden tot aanzienlijke besparingen op kosten voor gezondheidszorg, veiligheid, wonen en recreatie. De gemeente Naarden erkend het belang van groen. Het groenstructuurplan is opgesteld om het groen in de gemeente te beschrijven en vast te leggen, zodat waardevolle groenstructuren beschermd en behouden worden en waar nodig versterkt. En er gelijktijdig een eenduidige aanpak ligt voor al het groen binnen de gemeente zowel qua inrichting als beheer. Het karakter van de wijken in de gemeente Naarden wordt niet alleen gevormd door wegen- en bebouwingspatronen. Ook de aanwezigheid van groen draagt in grote mate bij aan het karakter van een kern. Voor de gemeente Naarden zijn drie groenniveaus aangegeven met als doel het vaststellen en beschermen van de bestaande structuren en het ontwikkelen van de gewenste groenstructuur.
De gewenste groenstructuur is een ideaalbeeld voor het toekomstige groen. De verschillende onderdelen van de groenstructuur hebben binnen de gemeente op de eerste plaats een structurerende werking, doordat belangrijke ontsluitingswegen worden benadrukt en stedenbouwkundige structuren worden ondersteund. Daarnaast draagt het groen bij aan een aantrekkelijke woon- en leefomgeving. Het biedt de mogelijkheid tot recreatie en is aantrekkelijk voor ecologie maar groen kan ook een bijdrage leveren aan educatie en sociale contacten. Deze functies maken dat groen een belangrijk onderdeel vormt van de gemeente en sterk bijdraagt aan de kwaliteit van de woonomgeving.
De gemeente Naarden staat bekend om haar historische Vesting, die nog in zeer goede staat verkeerd en waar groen een belangrijke rol speelt in de uitstraling van de Vesting. Naast de Vesting kent Naarden verschillende uitbreidingswijken met elke een eigen karakter. Het groen in deze wijken heeft een sterke relatie met de ontstaansgeschiedenis van de wijken.
Naast het vastleggen van de gewenste groenstructuur zijn in het groenstructuurplan ook een aantal beleidsthema's uitgewerkt die belangrijk zijn bij het dagelijks beheer van het groen. Deze beleidsthema's zijn behandeld in hoofdstuk 4.4 van dit bestemmingsplan.
Ecologie
Naarden ligt als stedelijke eenheid tussen grote ecologisch aantrekkelijke gebieden als het Gooimeer, Naardermeer en het polderweidelandschap. De kern zelf heeft vooral rondom de Vesting veel ruimte voor ontwikkeling van ecologie. De ontwikkelingsvisie Ecolint sluit aan bij de gewenste groenstructuur en zal dan ook verder worden ontwikkeld. Ook in de woonwijken komen ecologische waarden voor. De nadruk ligt hierbij op educatie en aantrekkelijkheid van het ecologisch groen voor burgers. Daarnaast blijft binnen de bebouwde kom van Naarden de ecologische inrichting beperkt tot de grotere groeneenheden zoals het groen rondom de Vesting, en de groene rand rondom de wijk Naarderwoonbos. Deze gebieden hebben een sterke relatie met omliggende ecologische gebieden of ze zijn een overgang naar het buitengebied.
Conclusie
Met het vastleggen van de gewenste groenstructuur en het opstellen van beleid heeft de gemeente Naarden een goede basis gelegd voor de inrichting en beheer van het openbaar groen in de kop van het Naarderbos. Bij ontwikkeling van het naarderwoonbos blijft het overgrote deel van het groen behouden en worden zo min mogelijk bomen gekapt. Behoud en ontwikkeling van groen staat voorop. Om deze visie over langere tijd te realiseren zijn de in het groenstructuurplan genoemde aandachts- en actiepunten mee genomen in de ontwikkelingsplan. Naast het groenstructuurplan zal de gemeente Naarden een gedragscode vaststellen en deze binnen de gemeentelijke organisatie implementeren. Ook hiermee zal in de uitvoering rekening gehouden worden zodat de kop van het naarder eiland een groen karakter blijft behouden.
Aangezien de locatie kop Naarderbos buiten de bebouwde kom van Naarden en daarmee buiten de invloedssfeer van het Bomenbeleidsplan/boswet valt, zijn er in het Bomenbeleidsplan geen waardevolle bomen aangewezen in het kader van de Lijst Waardevolle Bomen.
Om te voorkomen dat waardevolle bomen gekapt gaan worden is er wel een aanvullende inventarisatie uitgevoerd waaruit is gebleken dat op het perceel een aantal grote en gezonde populieren staan die omringd worden door bosgebied. Populieren behoren niet tot de duurzame boomsoorten maar zijn op dit moment wel passend bij het natuurlijke karakter van het gebied. Het wegvallen van het omringende bosgebied kan gevolgen hebben voor de stabiliteit van de populieren. De populieren domineren nu de plantvakken en onderdrukken duurzamere soorten zoals de eik. Uitzonderlijk zijn twee notenbomen, twee tamme kastanjebomen en een trompetboom. In totaal blijken er 19 bomen in aanmerking te komen om op de Lijst Waardevolle Bomen te komen. Het betreft voornamelijk Canadese populieren en abelen die door hun omvang op de lijst komen. Daarnaast blijkt zowel een solitaire tamme kastanje als een treurwilg in aanmerking te komen. Er zijn geen specifieke opmerkingen over de boomstructuren voor dit plangebied. Wel geldt de algemene opmerking dat er wordt gestreefd naar een gevarieerd, gezond, duurzaam en veilig boombestand in de toekomst.
Conclusie gemeentelijk beleid
De ontwerp structuurvisie Naarden & Bussum 2040 en de lokale woonvisie van Naarden maken ontwikkeling van het Naarderbos mogelijk. Wel moet voor het kunnen bouwen van 45 woningen het bestemmingsplan gewijzigd worden. Verder is in dit bestemmingsplan daar waar mogelijk rekening gehouden met het groenstructuurplan en de waardevolle bomenlijst van 2010.
Vanuit Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte met bijbehorende Barro komt naar voren dat een gemeente gelegen aan o.a. Randmeren niet onbeperkt meer mag bouwen in buitendijks gelegen gebied. Dit betekent dat de gemeente Naarden tot 2040 maximaal 5 ha buitendijks mag bebouwen. Aangezien de nieuwe bebouwing al voorzien was in een ouder bestemmingsplan (van voor vaststelling van deze officiele stukken ) zijn er geen belemmeringen voor deze ontwikkeling. In het vigerende bestemmingsplan “Recreatiegebied Naarderbos” een bouwvlak met rode arcering opgenomen. De gronden binnen dit bouwvlak zijn bestemd voor woondoeleinden, recreatie, etc. Volgens de definitie van de PRVS valt dit bouwvlak onder Bestaand Bebouwd Gebied (BBG), hoewel het gebied niet als BBG is aangeduid in de Structuurvisie Noord-Holland. Het aantal woningen doet er dan niet toe. Het gaat om de bestemming van het bouwvlak. Voor het kunnen bouwen van 45 woningen moet het bestemmingsplan gewijzigd worden.
De gemeente is geadviseerd de beoogde ruimtelijke ontwikkeling binnen de bestemming wonen te realiseren. Het gebied met de bestemmingsplanaanduiding 'wonen' wordt middels dit bestemmingsplan vergroot. Dit betekent bouwen buiten BBG. Hierop zijn de afwijkingsregels van de ruimtelijke verordening van toepassing.
In dit hoofdstuk wordt de opzet van het plan voor het Naardereiland toegelicht. Uitgangspunt voor het plan is aansluiting te zoeken bij het bijzondere karakter en sfeer van de locatie. In de volgende paragraaf wordt daarom eerst ingegaan op bijzondere ligging van de locatie zelf. Daarna volgt een toelichting op de eerder uitgeschreven ontwikkelcompetitie en een beschrijving van het stedenbouwkundig plan.
De locatie is zeer bijzonder en bij een mogelijke ontwikkeling moet de locatie het bijzondere karakter behouden. De locatie leent zich voor het topsegment, waardoor het exclusiviteit moet uitstralen en onderscheidend moet zijn. Het gebied heeft een lange oeverlijn waardoor er op veel plekken contact is met het water. De bestaande weg heeft een fraaie gebogen lijn waardoor er een mooie picturale enscenering ontstaat; je kunt niet alles in één keer overzien maar krijgt al wandelend over de weg steeds een ander panorama voorgeschoteld. Dit wordt nog eens versterkt door de bestaande houtopstand die al behoorlijk volwassen is.
Op 22 mei 2013 heeft het college van B&W van de gemeente Naarden besloten om een ontwikkelcompetitie te houden voor de locatie Kop Naarderbos / Naardereiland. De competitie is het vervolg op de selectiefase waarin vijf partijen waren geselecteerd. De geselecteerde partijen waren uitgenodigd om een planpropositie op te stellen die bestond uit een gebiedsvisie voor de locatie, een werkwijze en een grondbod op basis van een businessplan. Op 3 juli 2013 hebben vier partijen de planpropositie ingediend. De vier partijen hebben hun visie en werkwijze gepresenteerd aan de beoordelingscommissie. De financiële gegevens zijn apart aangeleverd en pas na de laatste presentatie en na een eerste bespreking betrokken bij de beoordeling. Op basis van het hiervoor genoemde heeft Explorius Vastgoedontwikkeling B.V. de competitie gewonnen.
Bij aanvang van het project zijn de inwoners en betrokkenen eind september 2013 geïnformeerd over de plannen van Explorius voor de locatie Naardereiland. Tijdens deze bijeenkomst is door de gemeente, Explorius en ARCADIS aan de aanwezigen het voorlopig ontwerp gepresenteerd. Input van de aanwezigen kon men achterlaten in een ideeën bus welke vervolgens verwerkt zijn in een definitief stedenbouwkundig plan. Dit definitief stedenbouwkundig plan is op 17 december 2013 gepresenteerd op een informatie- en participatiebijeenkomst. Tevens zijn op deze avond de aanwezigen nader geïnformeerd over de bestemmingsplanprocedure en is een concept voorontwerp verbeelding voor het bestemmingsplan getoond.
Voor deze locatie is een stedenbouwkundig plan opgesteld dat ruimte biedt aan 45 woningen. Tevens is een beeldkwaliteitplan opgesteld. In het beeldkwaliteitplan wordt, in het verlengde van het stedenbouwkundig plan, een visie geschetst op de architectonische vormgeving van de gebouwen en de inrichting voor de openbare ruimte. In onderstaande paragraaf zal nader in worden gegaan op het geplande villapark. Het beeldkwaliteitplan is als bijlage 1 toegevoegd aan deze toelichting.
De locatie is momenteel bestemd voor groen en woningbouw. De ontwikkeling blijft beperkt tot wonen, groen en water. De locatie is niet bestemd voor kantoren, bedrijven en overige grootschalige commerciële voorzieningen. Het programma moet zich richten op wonen op een bosrijke locatie omgeven door water. De aanleg van een private of gezamenlijke lighaven voor jachten ligt voor hand. Mits het stedenbouwkundige concept het toestaat kunnen ondergeschikte functies zoals werken aan huis beperkt worden toegestaan. In dat geval dient de balans wonen en werken uitdrukkelijk over te hellen naar wonen.
Eén van de belangrijkste uitgangspunten voor ontwikkeling van dit villapark is om een gevarieerd woonmilieu te realiseren met ruimte voor diverse typen woningen, voldoende flexibiliteit en goede faseringsmogelijkheden. In het voorliggende verkavelingsvoorstel zijn diverse typen twee-onder-één-kap en vrijstaande villa's gesitueerd met een totaal van circa 45 woningen. Centraal in het plangebied staan de bosvilla's. Belangrijk in de bebouwingsstructuur van het gehele gebied is de ongedwongen situering van bouwvolumes in een verspringende rooilijn om het informele karakter van het woongebied te benadrukken en strakke lijnen te voorkomen.
Een groene uitstraling van het woongebied is een belangrijk uitgangspunt. Huidige aanwezige landschappelijke elementen blijven centraal in het gebied aanwezig. Aan de randen wordt groen gecombineerd met water om zodoende invulling te geven aan de wateropgave. In het woongebied zijn de huidige aanwezige groene elementen zoveel mogelijk gehandhaafd. Door veel van de bestaande bomen te behouden blijft de bossfeer op het eiland behouden. Bovendien worden nieuwe bomen toegevoegd. Dit zullen met name wintergroene, bloeiende en meer exotische soorten zijn om de seizoen beleving te vergroten en het villaparkkarakter te versterken.
Met een aansluiting op zowel de A1 als de A6 (buiten de spits) is het Naardereiland optimaal ontsloten. De woningen liggen op slechts een kleine vijfentwintig autokilometers van het centrum van Amsterdam en de internationale luchthaven Schiphol is in een half uur bereikbaar. Ook de werkgebieden in de Randstad zijn goed bereikbaar. De aansluiting op het openbare vervoersnetwerk is uitstekend. Station Naarden-Bussum is in een kwartier te bereiken en er rijden regelmatig bussen tussen Almere en Bussum die ook nabij het plangebied stoppen.
Het gebied krijgt een heldere ontsluiting met informele, landschappelijke wegen die zowel door automobilisten als fietsers en wandelaars gebruikt kunnen worden. Langs deze wegen liggen brede grasbermen waarin in los verband solitaire bomen of boomgroepen staan. De wegen zijn zo gedimensioneerd dat ook brandweerauto's en vuilniswagens zonder problemen door het plangebied kunnen rijden.
De norm is 2,0 tot 2,2 auto's per woning. Er zijn dus 90 à 99 parkeerplaatsen nodig. Alle kavels krijgen een dubbele oprit waarop twee auto's naast elkaar geplaatst kunnen worden en een garage (volgens de norm zijn dit 45x1,8=81 plaatsen). Dat betekent dat er maximaal 9-18 plaatsen in de openbare ruimte nodig zijn. Parkeren wordt binnen het bestaande wegprofiel opgelost.
In Naarden en Bussum zijn alle primaire voorzieningen zoals winkels, scholen, sportvelden en een NS-station voorhanden. En verder zijn de steden Amsterdam, Utrecht, Hilversum en Amersfoort vlakbij voor overige voorzieningen.
Aan recreatieve voorzieningen geen gebrek. Strand en golfbaan liggen om de hoek en het vaargebied Gooimeer voor de deur. Voor fietsen en wandelen zijn er ook voldoende mogelijkheden. Ook historische steden en dorpen zijn in de directe omgeving te vinden.
Het huidige stedenbouwkundige plan voldoet aan onderstaande ontwikkelrichtingen.
In dit hoofdstuk worden de milieu en omgevingsfactoren die van invloed kunnen zijn op de ontwikkeling inzichtelijk gemaakt. Waar nodig dient een vertaling plaats te vinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.
Naarden kent een verkeerscirculatieplan (VCP) dat in 2012 voor het laatst is geactualiseerd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de aspecten uit het Verkeerscirculatieplan die van toepassing zijn op plan Naardereiland.
Auto
Het plangebied Naardereiland is gelegen aan de noordzijde van de kern en wordt in het noorden begrensd door de het Gooimeer en ten zuiden door de IJsselmeerweg. In de gemeente Naarden ligt de stroomweg A1. Er zijn meerdere gebiedsontsluitingswegen, waaronder de Rijksweg, Amersfoortsestraatweg, Huizerstraatweg, Amsterdamsestraatweg, Meerstraat, Lambertus Hortensiuslaan, Cort van der Lindenlaan, Godelindenweg en de Brediusweg/Bollelaan. De overige wegen zijn erftoegangswegen. Via de IJsselmeerweg is de A1 te bereiken. Via de A1 wordt in westelijke richting Amsterdam bereikt en in oostelijke richting Amersfoort, Apeldoorn, Deventer en Enschede. De autosnelweg A27 ontsluit in noordelijke richting naar Almere en Lelystad en in zuidelijke richting naar Hilversum, Utrecht en Breda. Het plangebied is dan ook centraal gelegen en goed ontsloten vanaf het landelijke snelwegennet.
Binnen het plangebied zijn nieuwe erf toegangswegen ontworpen. De nieuwe woonwijk betreft een 30 km/h-verblijfsgebied waardoor de wegen zijn uitgevoerd als erftoegangswegen met een 30 m/h-regime. Er wordt een overgang van 60 naar 30 km per uur in het plan opgenomen direct bij binnenkomst van de buurt;
Fiets
Het fietsnetwerk van de gemeente Naarden kent 3 routesystemen. Te weten de primaire de secundaire en de recreatieve fietsroute. Het Naardereiland is gelegen aan de IJsselmeerweg waaraan een primarie fietsroute is gelegen. De nieuwe villawijk wordt afgewikkeld via deze primaire fietsroute. Daarmee is het woongebied goed toegankelijk voor het fietsverkeer. De gebiedsontsluitingswegen rondom het plangebied heen zijn voorzien van duurzaam veilig uitgevoerde fietspaden met oversteekvoorzieningen voor fietsverkeer. De inrichting van de wegen voldoet aan de richtlijnen van Duurzaam Veilig.
De ontsluiting voor het fietsverkeer is derhalve goed.
Openbaar vervoer
Treinstation Naarden-Bussum ligt net buiten de gemeentegrens van gemeente Naarden, maar vormt een belangrijke ontsluiting per openbaar vervoer. De verschillende buslijnen leiden van/naar het NSstation. Er zijn langs de IJsselmeerweg bushaltes aanwezig van reguliere busdiensten die de ontsluiting van het plangebied per openbaar vervoer verzorgen. De haltes worden bediend door busdiensten naar Naarden, Bussum, Blaricum, Laren en Hilversum. In Bussum en Hilversum kan worden overgestapt op het landelijke railnetwerk. De ontsluiting van het plangebied door het openbaar vervoer is goed.
Verder wordt er momenteel onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van hoogwaardig openbaar vervoer in Het Gooi. Er is in deze omgeving geen sprake van hoogwaardig openbaar vervoer. De bushaltes bevinden zich langs de IJsselmeerweg ter hoogte van het pad van parkeerplaats naar het strand, op ongeveer 175 meter van de toegang tot het Naardereiland.
Hulpdiensten en vuilophaaldienst
Voor de toegankelijkheid van de hulpdiensten en de vuilophaaldienst worden de bochten in het plangebied voldoende ruim aangelegd.
Verkeersgeneratie
De nieuwe ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan genereren nauwelijks extra verkeer.
Parkeren
Binnen het plangebied is zowel in het openbare gebied als bij de villa's op eigen terrein voorzien in de parkeerbehoefte. Nabij de aanleghaven wordt een parkeerterrein aangelegd ten behoeve van de zich hier manifesterende parkeerbehoefte. De gemeente Naarden hanteert eigen parkeernormen, welke op basis van het ASVV 2004 (CROW) zijn vastgesteld. Op basis van deze parkeernormen kan de benodigde parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikkelingen worden berekend.
Voor functies die niet zijn benoemd, wordt verwezen naar publicatie 317 (CROW, 2012). Daarbij wordt uitgegaan van de parkeerkencijfers voor rest bebouwde kom in matig stedelijk gebied. De parkeernormen van de gemeente Naarden (indien niet hierin opgenomen, de parkeerkencijfers van het CROW) zijn maatgevend voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen bij ontwikkelingen binnen het bestemmingsplan. De ontwikkelingen dienen in deze parkeerbehoefte te voorzien door de aanleg van parkeerplaatsen bij voorkeur op eigen terrein. Voor een beperkt deel van de parkeerbehoefte kan gebruik worden gemaakt van parkeervoorzieningen in de openbare ruimte indien hier voldoende capaciteit aanwezig is.
De norm die binnen dit plan is aangehouden is 2,0 tot 2,2 auto's per woning. Er zijn dus 90 à 99 parkeerplaatsen nodig. Alle kavels krijgen een dubbele oprit waarop twee auto's naast elkaar geplaatst kunnen worden en een garage (volgens de norm zijn dit 45x1,8=81 plaatsen). Dat betekent dat er maximaal 9-18 plaatsen in de openbare ruimte nodig zijn. Deze parkeerplaatsen kunnen ruimschoots langs de openbare weg plaatsvinden.
Verkeersveiligheid
Het plangebied is ingericht volgens de hiervoor geldende richtlijnen. Op kruisingen van gebiedsontsluitende wegen, zoals de IJsselmeerweg en het plangebied (is of zal op korte termijn worden) voorzien in een uitvoering van de kruising met veilige oversteekvoorzieningen. Fietsers en voetgangers kunnen hier de gebiedsontsluitingsweg veilig oversteken. Erftoegangswegen binnen de bebouwde kom dienen in principe een 30 km/h-regime en inrichting te hebben. De algehele verkeersveiligheidssituatie binnen het plangebied is als goed te kwalificeren.
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het waterhuishouding- en rioleringsplan zoals opgenomen in bijlage 2
Het watertoetsproces bestaat sinds 2001 met het ondertekenen van de startovereenkomst Waterbeheer in de 21ste eeuw. Sinds 2003 is het opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dat met ingang van 1 juli 2008 is herzien, gelijktijdig met de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het watertoetsproces is wettelijk verplicht bij een bestemmingsplan, een inpassingsplan, een projectbesluit, een buitentoepassingverklaring van een beheersverordening en ontheffingen voor een bestemmingsplan.
De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium.
Doorlopen Proces
Op 7 november 2013 heeft er een wateroverleg over de planontwikkeling plaatsgevonden. Betrokken waterpartijen zijn de provincie Noord-Holland, Rijkswaterstaat, gemeente Naarden en Waternet. Het wateroverleg heeft geleid tot doelen en maatstaven omtrent de waterveiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit, grondwater en riolering. De verkregen maatstaven zijn getoetst op de voorgenomen planontwikkeling. Conclusie is dat het aspect 'water' de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Waterveiligheid
De provincie, Rijkswaterstaat en waterbeheerders zijn, in lijn met het Nationaal Waterplan, terughoudend over buitendijkse ontwikkelingen. Het beheer ligt in nieuwe situaties bij de (particuliere) grondeigenaar; er is geen overheidszorg voor het vermijden van materiële schade door overstroming, afslag of storm. Belangrijk is dat initiatiefnemers/eigenaars, door bijvoorbeeld robuust te bouwen, rekening houden met toekomstige peilstijgingen van het IJssel- en Markermeer en zich bewust zijn van de economische en veiligheidsrisico’s die buitendijks bouwen voor hen met zich mee
kan brengen. Om overstroming door hoog water te voorkomen worden de wegen en woningen verhoogd om beschermd te zijn tegen een hoog waterpeil . Als ontwerpuitgangspunt is de werknorm conform de Structuurvisie van Provincie Noord-Holland gehanteerd, of te wel een hoog waterpeil optredend gemiddeld eens per 4000 jaar met het risico op overstroming. Verder is rekening gehouden met een verhoging van het huidig streefpeil in de toekomst van 50 cm.
Toelichting verhoging streefpeil
Toelichting verhoging streefpeil In het Nationaal Waterplan (NWP 22 dec 2009) is als voorwaarde voor alle buitendijkse ontwikkelingen in het hele IJsselmeergebied gesteld dat rekening moet worden gehouden met een verhoging van het zomerpeil met 0,3 meter totdat in 2013 het peilbesluit voor het IJsselmeergebied wordt genomen. Het Peilbesluit 2013 is inmiddels ingetrokken door de Minister van I&M. Door Rijkswaterstaat is daarop geadviseerd het vigerend beleid te volgen of te wel dat bij ontwikkeling rekening moet worden gehouden met een peilstijging van 1,0m. Op basis van de huidige aanbevelingen van De Deltacommissie lijkt het vigerend beleid geen stand te houden. Veiligheidshalve is rekening gehouden met een toekomstig peilopzet van een 0,50 m.
Huidige situatie | Peilverhoging 50 cm | |
Zomer streefpeil | 0,20 m - NAP | 0,30 m + NAP |
Winter streefpeil | 0,40 m - NAP | 0,10 m + NAP |
1/4000 (zomer) | 0,90 m + NAP* | 1,40 m + NAP |
Minimaal wegniveau | - | 1,50 m +NAP |
Te hanteren vloerpeil | - | + 0,25 m tov kruin van de weg |
Maaiveldniveau onverhard | - | 1,15 tot 1,50 m +NAP |
(*bron WUR studie van 2010 'Buitendijks bouwen aan het Gooimeer')
In de tabel valt af te leiden dat bewoners de voeten droog houden. Wel moet worden geaccepteerd dat onverharde terreinen kunnen onderlopen. In het kader van toekomstbestendigheid is verder geadviseerd steigers en aanlegplaatsen als drijvende plateaus in te richten. Voor het bouwen nabij primaire keringen geldt de regel dat in een zone van 175 meter aan de buitendijkse kant geen onomkeerbare ontwikkelingen mogen plaatsvinden zoals permanente bebouwing. Deze regel is niet van toepassing voor de planlocatie omdat sprake is van meer dan 175 m afstand van de primaire kering. Het plan heeft een ontsluiting op de IJsselmeerweg welke als tertiaire kering is aangewezen door Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht. Voor het bouwen nabij een tertiaire kering zijn vooralsnog geen specifieke eisen bekend. De nieuwe aansluiting brengt geen aanpassing van de tertiaire kering te weeg en wordt derhalve niet als knelpunt ervaren voor de ontwikkeling. Ook de afgraving voor de nieuwe jachthaven vind op ruime afstand van de tertiaire kering plaats waardoor ook hier geen problemen worden verwacht.
Voor de planlocatie wordt een gescheiden rioolstelsel toegepast (scheiden regen- en vuilwaterafvoer). Het regenwater van wegen en daken wordt rechtstreeks afgevoerd op het oppervlaktewater. Er is sprake van één regenwateruitlaat aan de Jachthavenzijde.
Vervuiling van het afstromend regenwater wordt zoveel mogelijk voorkomen door het toepassen van niet uitloogbare bouwmaterialen, geen chemische onkruidbestrijding en geen strooizout toe te passen. Voor de toekomstige bewoners is het aanvullend niet toegestaan om de auto's te wassen waarbij het water afstroomt naar het regenwaterriool.
Het te realiseren extra oppervlaktewater veroorzaakt geen verslechtering in de oppervlaktewaterkwaliteit. Een verbetering is aannemelijk door:
De gemeente Naarden is bevoegd om beperkt (tot 5, 0 ha) buitendijks te bouwen. Deze planontwikkeling is hier onderdeel van. Voor de ontwikkeling is daarom geen sprake van een wateropgave door toename van het verhard oppervlak of door volumeverlies in het buitendijks gebied.
Regenwater mag rechtstreeks afvoeren op de jachthaven (Gooimeer). Dit gebeurt door aanleg van een regenwaterrioolstelsel. Dit stelsel is gedimensioneerd op de Bui 08 en Bui 10 van de leidraad riolering. Bui 08 mag geen water op straat ontstaan, bij Bui 10 is gecontroleerd water op straat toegestaan (geen water overlast).
De optredende grondwaterstanden zijn afhankelijk van de waterpeilen in het Gooimeer. Het eiland wordt omringd door water, de grondwaterstandsopbolling bij een regenwater aanvoer van 1 mm/dag is berekend op 31 cm. Op basis van de ontwateringsnormen van 0,80 m minus maaiveld en een grondwateropbolling van maximaal 31 cm is een minimaal maaiveld nodig van 0,90 m + NAP. Bij een peilverhoging van 50 cm is dit 1,40 m+NAP. Conclusie is dat het eiland niet opgehoogd hoeft te worden om voldoende ontwatering te realiseren voor wegen en woningen.
Wel moet worden nagegaan wat de grondwaterstanden doen bij een hoog water situatie en bij hevige neerslag. Nader bodem onderzoek is hiervoor noodzakelijk waarin doorlatendheidsproeven worden uitgevoerd en peilbuizen worden geplaatst om de grondwaterstanden te monitoren.
Voor de oevers is de drooglegging variabel. De exacte drooglegging is afhankelijk van de te hanteren streefpeilen. De hoogtes zijn zodanig bepaald dat ook in de toekomst, bij een peilverhoging, voldoende drooglegging is gegarandeerd bij het rustwaterpeil.
Al het huishoudelijk afvalwater binnen het plangebied wordt via vuilwaterriool ingezameld en getransporteerd naar een rioolgemaal. De locatie van het rioolgemaal is door de gemeente aangewezen in het noordwesten van het plan, nabij de wegoversteek met de nieuwe jachthaven. De locatie veroorzaakt geen overlast voor bewoners (stank en zicht) en is goed toegankelijk voor onderhoud en reparatie(wagens) zonder dat daarbij hinder ontstaat voor overige weggebruikers. Het rioolgemaal voert het huishoudelijk afvalwater via een nieuw te realiseren persleiding af naar de gemeentelijke persleiding in het Naarderbos.
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
De voorgestelde ontwikkeling past niet in het vigerende bestemmingsplan, er is sprake van een functiewijziging. Uit het Bodemloket (www.bodemloket.nl) blijkt dat de oorspronkelijke kustlijn van de Zuiderzee ongeveer ter hoogte van het plangebied heeft gelopen. Het bodemprofiel ter plaatse is nog ongestoord. Deze bestaat uit een dunne toplaag ( 2 meter dik) van kleiige Zuiderzeeafzetting op pleistoceen zand. De bovenkant van het Pleistoceen zand bestaat uit matig fijn dekzand (4 meter dik), dat rust op een dik pakket grofzandig gestuwd materiaal (40 meter dik). Dit zand is direct langs de kustlijn in grote hoeveelheden gewonnen. Uit een verkennend milieukundig bodemonderzoek is gebleken dat de bovengrond licht verontreinigd is met PAK en lokaal kobalt of lood. Toepassing van licht verontreinigde grond is aan beperkingen onderhevig. In de ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen. Hiermee zijn er volgens het onderzoek geen technische milieubelemmeringen voor het plangebied. De aanwezige bodemkwaliteit levert derhalve geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect bodem staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Deze paragraaf betreft een samenvatting van de flora en fauna scan en het mitigatieplan zoals opgenomen in bijlage 3
Nabij het plangebied liggen 3 Natura 2000-gebieden: Eemmeer& Gooimeer Zuidoever (ongeveer 900 meter afstand), Markermeer& IJmeer (>1300 meter afstand) en Naardermeer (>1600 meter afstand). Er treden op deze Natura 2000-gebieden geen effecten op door ruimtebeslag, versnippering, verstoring en stikstofdepositie. Effecten van trilling worden voorkomen door de uitvoeringswijze. Specifieke maatregelen voor vleermuizen voorkomen effecten op meervleermuis. de uitvoeringswijze en de maatregelen voor vleermuizen zijn opgenomen onder Soortbescherming.
Er worden geen effecten verwacht van (water)recreatie. De bevindingen uit het mitigatieplan dienen wel te worden gecommuniceerd met de opstellers van de beheerplannen voor de Natura 2000-gebieden. Er vinden geen werkzaamheden plaats binnen beschermde natuurmonumenten. Er hoeft geen rekening te worden gehouden met externe werking.
Er treden geen negatieve effecten op de EHS op (mits maatregelen om verstoring te voorkomen worden uitgevoerd). De ontwikkeling vindt grotendeels plaats buiten de EHS. De houten steigers van de strandvilla's steken met palen in het meer, het ruimtebeslag op EHS grote wateren is erg klein en tast het aanwezige beheertype niet aan. Er is geen functieverandering van het water. De bestaande oevervegetatie wordt zoveel mogelijk behouden (uitgangspunten plan voor dit deel van het plangebied: behoud en versterken ecologische waarden). Voor soorten als vissen kan de aanleg van steigers mogelijk positief uitvallen (luwe plekken), in ieder geval zal op deze soortgroep geen negatief effect optreden. Verstoring wordt voorkomen door maatregelen (o.a. eisen verlichting, uitvoeringsmaatregelen) die in het kader van de Flora- en faunawet worden genomen (zie Soortbescherming). In de huidige situatie vindt aan de oevers en in het water al recreatie plaats (wandelaars, honden, vaarbewegingen e.d.). De aanleg van de steigers zal dit gebruik niet veranderen, de verstoring op andere soorten (bijv. vogels) zal daarom niet wijzigen. Effecten van stikstofdepositie worden niet verwacht (zie Natura 2000). De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Dit bestemmingsplan biedt enkele ontwikkelingsmogelijkheden. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
In het gebied komen verschillende beschermde soorten van de Flora- en faunawet voor. Om negatieve effecten op deze soorten te voorkomen, zijn in het mitigatieplan maatregelen opgenomen die tijdens de planfase, voorbereidingsfase, uitvoeringsfase en gebruiksfase dienen te worden genomen. Er zijn maatregelen nodig voor vleermuizen, havik, buizerd, waterspitsmuis, ringslang en algemene soorten broedvogels, zoogdieren en amfibieën. De maatregelen gaan in op:
De details van de uitvoeringswijze zijn opgenomen in het mitigatieplan. Daarnaast dient er een ontheffing te worden aangevraagd voor het verdwijnen van een baltsverblijf van ruige dwergvleermuis. Met het treffen van de in het mitigatieplan genoemde maatregelen wordt overtreding van de in de Flora- en faunawet opgenomen verboden voorkomen.Indien de voorgestelde maatregelen uit het mitigatieplan opgevolgd en uitgevoerd worden volgens de aangegeven voorschriften, zal de functionaliteit van het leefgebied van de betreffende soorten intact blijven en zal de staat van instandhouding niet in het geding komen.
Als rekening wordt gehouden met bovenstaande uitgangspunten staat de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
De gemeente heeft een inventariserend archeologisch onderzoek voor de gemeente Naarden uitgevoerd. Hieruit voortgekomen is een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Deze is door de gemeenteraad vastgesteld op 23 september 2009. In het plangebied komen volgens de verwachtingen kaart en de beleidsadvieskaart geen archeologische monumenten voor. Ook staan er geen rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten in het plangebied. De archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Naarden geeft voor het plangebied een lage archeologische verwachting aan. Bij plangebieden kleiner dan 10 ha gelden geen voorwaarden voor behoud en is het uitvoeren van verkennend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. In onderhavig geval is sprake van een plangebied kleiner dan 10 ha en is onderzoek daarmee dus niet noodzakelijk. Geconcludeerd kan worden dat de realisatie van het villapark uitvoerbaar is uit oogpunt van archeologie.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en gevoelige functies met betrekking tot milieu in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van milieuzonering. Deze milieuzonering vindt plaats aan de hand van een Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. De Staat van Bedrijfsactiviteiten (SvB) is gebaseerd op de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten gelden ten opzichte van de gebiedstypen rustige woonwijk en rustig buitengebied.
Ver buiten het plangebied (langs de A1) is het bedrijf Givaudan gelegen. Dit bedrijf valt onder de Bedrijfscatagorie 5 volgens de VNG publicatie. Voor deze inrichting geldt een maximale richtafstand van 1000 meter voor geur, stof, geluid en gevaar ten opzichte van milieugevoelige bestemmingen zoals woningen. Aan de genoemde richtafstanden wordt gezien onderstaande afbeelding (met cirkel van 1 km en 2 km contour om het bedrijf heen) ruimschoots voldaan.
Als gevolg van de milieuzonering van het bedrijf Givaudan is ter plaatse van de woningen in het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuzonering de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Wanneer een bestemmingsplan nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bebouwing toestaat, stelt de Wet geluidhinder de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting op een bepaalde afstand van de geluidgevoelige bebouwing.
Het doel van dit akoestisch onderzoek is het toetsen of er ter plaatse van de geprojecteerde bestemmingen voldaan wordt aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder. Indien er sprake is van overschrijding van de wettelijke voorkeursgrenswaarde worden geluidsmaatregelen onderzocht.
Wetgeving
De geluidwetgeving vanwege wegverkeerslawaai is uitgewerkt in de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder. De geluidwetgeving is van toepassing op de aanleg van een nieuwe weg, de wijziging van een bestaande weg of de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de zone van een weg. Dit rapport heeft betrekking op de situatie 'realisatie geluidgevoelige bestemmingen in de zone van een bestaande weg'. De Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn gewijzigd op 1 juli 2012
De geluidsbelasting ter plaatse van het bestemmingsplan is met behulp van contourberekeningen inzichtelijk gemaakt. De contourberekeningen zijn verricht op een rekenhoogte van 1.5, 4.5, 7.5 en 10 m hoog boven plaatselijk maaiveld. De berekeningen zijn verricht voor het 10 jaar na realisatie/vaststelling bestemmingsplan, te weten het jaar 2025.De geluidscontouren zijn weergeven in bijlage 4. De geluidscontouren zijn weergegeven na aftrek conform artikel 110g Wgh. Uit de contourberekeningen volgt dat ter plaatse van de bouwvlakken op alle beoordelingshoogtes de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Onderzoek naar maatregelen is daarom niet nodig.
In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen. Ook zijn er geen hoogspanningslijnen, straalpaden of telecomverbindingen in de omgeving aanwezig. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
In het Besluit externe veiligheid inrichtingen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn normen vastgelegd voor de externe veiligheidsrisico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen en transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om grens- en richtwaarden die van toepassing zijn op twee risicomaten; het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.
Met behulp van de provinciale Risicokaart identificeerden wij de volgende inrichtingen met gevaarlijke stoffen binnen een straal van één kilometer van het plangebied:
Van de bovengenoemde bedrijven valt alleen de vestiging van de firma Pokon & Chrysal met een PGS15-opslag onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen. De externe veiligheidsrisico's van de installaties en activiteiten van de overige bedrijven zijn beperkt (buiten de grens van het eigen terrein).
De provinciale Risicokaart en het rapport Groepsrisicokaart risicobronnen van het adviesbureau AVIV (2010) vermeldt dat de PGS15-opslag van Pokon & Chrysal een invloedsgebied heeft van 77 meter. Het plangebied ligt buiten het aangegeven invloedsgebied en zal niet bijdragen aan het groepsrisico van de inrichting. Daarmee legt de vestiging van de firma Pokon & Chrysal International geen beperkingen op aan de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
Verder ligt de A1 tussen Diemen en Bussum binnen een straal van één kilometer van het plangebied (op circa 650 meter van de rand van het asfalt). Over deze Rijksweg worden onder meer brandbare gassen vervoerd. In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen zijn veiligheidszones vastgelegd voor alle Rijkswegen die moeten worden aangehouden tot (beperkt) kwetsbare functies. Het traject van de A1 ter hoogte van het plan heeft geen veiligheidszone.
Voor het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over de A1 moet conform de circulair Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen worden uitgaan van 4.000 tankwagens per jaar met de stofcategorie GF3. Onder de categorie GF3 vallen zeer brandbare gassen als LPG. Volgens de Handreiking risicoanalyse transport (Hart) heeft deze stofcategorie een invloedsgebied van 355 meter. Het plangebied ligt daarmee buiten het aangegeven invloedsgebied en zal niet bijdragen aan het groepsrisico van de A1. Kortom, het transport van gevaarlijke stoffen over de A1 legt geen beperkingen op aan de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
Op basis van de vigerende wet- en regelgeving leiden de externe veiligheidsrisico's van de omliggende risicobronnen niet tot beperkingen ten aanzien van de ontwikkeling van het plangebied. Met andere woorden, de uitvoering van het plan leidt niet tot knelpunten in verband met de normeringen voor externe veiligheid.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10 of “fijn stof”), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO). In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5). Overschrijdingen van grenswaarden van de andere stoffen komen in Nederland slechts in exceptionele gevallen voor. De grenswaarden stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10 en PM2,5) zijn in onderstaande tabellen weergegeven. Concentraties worden, op grond van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl 2007), in beginsel beoordeeld vanaf 10 m van de rand van de wegverharding.
Toetsingseenheid | Maximale concentratie | Opmerking |
Jaargemiddelde concentratie: | 40 µg/m3 | |
Uurgemiddelde concentratie: | 200 µg/m3 | Overschrijding maximaal 18 maal per kalenderjaar toegestaan. |
Tabel 1: Normen ten aanzien van de luchtcomponent stikstofdioxide (NO2).
Toetsingseenheid | Maximale concentratie | Opmerking |
Jaargemiddelde concentratie: | 40 µg/m3 | |
24-uurgemiddelde concentratie: | 50 µg/m3 | Overschrijding maximaal 35 dagen per kalenderjaar toegestaan. |
Tabel 2: Normen ten aanzien van de luchtcomponent fijn stof (PM10).
Toetsingseenheid | Maximale concentratie | Opmerking |
Jaargemiddelde concentratie: | 25 µg/m3 | Zal gaan gelden vanaf 2015 |
Tabel 3: Normen ten aanzien van de luchtcomponent fijn stof (PM2,5).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het projectgebied. In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst.
Met dit bestemmingsplan plan worden verschillende ontwikkelingen (zoals hiervoor reeds beschreven) mogelijk gemaakt. Deze ontwikkelingen dragen, vanwege de geringe omvang en de geringe verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de bestaande situatie, niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. De bijdrage op de wegen in de nabijheid van de ontwikkelingen zal niet meer dan 3% van de grenswaarden voor PM10 en NO2 bedragen. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
Op het plan is het Besluit nibm van toepassing zodat toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege kan blijven. Geconcludeerd wordt dat de Wet luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
In het klimaatprogramma 2008-2012 van de gemeente Naarden zijn de energieambities vastgelegd ten aanzien van (nieuw)bouwprojecten. Begin 2009 zijn in opdracht van de gemeente de mogelijkheden in kaart gebracht voor duurzame energievoorzieningen binnen de gemeente. In deze studie worden twee opties onderzocht. Een eerste optie bestaat uit het winnen van energie uit vergisting van horeca- en slibafval. Deze optie wordt nog onderzocht. Een tweede optie bestaat uit een combinatie van warmtepompen en energieopslag in de bodem. Gelet op de diversiteit van de beoogde bebouwing, zou een collectief systeem van warmtepompen haalbaar kunnen zijn. Dit wordt voor de aanvraag van de omgevingsvergunning verder onderzocht. Evenals warmte/koudeopslag dat wel interessant is bij realisatie van dit soort villaparken.
In en om het plangebied heen is niets bekend over explosieven. Het plangebied is voldoende ver van het spoor gelegen waar in WOII een munitieterrein is gebombardeerd. Ter plaatse van het plangebied is vanuit het oogpunt van explosieven geen sprake van een verhoogd risico.
In het algemeen kan worden gesteld dat in dit bestemmingsplan wordt gestreefd naar bescherming en versterking van de aanwezige kwaliteiten enerzijds en naar verankering van nieuwe ontwikkelingen anderzijds. Er wordt voorzien in enige flexibiliteit, daar waar ruimtelijk verantwoord is. Het gaat hier met name om uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande bebouwing. Om de gebruiksmogelijkheden van percelen niet onnodig te beperken worden - daar waar dit niet leidt tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteiten - uitbreidingsmogelijkheden geboden. Overigens is hierbij veelal aangesloten op de regelingen uit het vorige bestemmingsplan. Het zoveel mogelijk voorkomen van afwijkingen bevordert de rechtszekerheid. Het kan echter toch wenselijk zijn om enkele bouw- en/of gebruiksmogelijkheden op te nemen in de vorm van afwijkingen zodat er een extra toetsingsmoment is.
In dit Bestemmingsplan Naardereiland wordt gebruikgemaakt van de landelijke richtlijn Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn verplichtingen opgenomen ten aanzien van de opbouw en presentatie van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan maakt een bouwplan mogelijk, dat is benoemd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Dit betekent dat tegelijkertijd met dit bestemmingsplan een samenwerkingsovereenkomst wordt opgesteld, waarmee de gemeente de door haar te maken kosten kan verhalen op de initiatiefnemer.
Het plan wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de procedure zullen via de gemeentelijke legesverordening aan de initiatiefnemer worden doorberekend volgens de samenwerkingsovereenkomst.
Voor de planontwikkeling heeft de initiatiefnemer een exploitatieopzet gemaakt waaruit blijkt dat het plan financieel uitvoerbaar is. Op grond van artikel 6.12 lid 2 van de Grondexploitatiewet kan de gemeenteraad bij besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
Tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt een samenwerkingsovereenkomst in de zin van de Grondexploitatiewet afgesloten, waarin het verhaal van kosten van de grondexploitatie verzekerd is.
Er kan door de gevraagde herziening van het bestemmingsplan schade ontstaan als bedoeld in de artikelen 6.1 tot en met 6.3 van de Wet ruimtelijke ordening. Ten behoeve van de bestemmingsplanherziening is een planschadeovereenkomst getekend waarin de initiatiefnemer verklaart de uit de planologische maatregel voortvloeiende en voor vergoeding in aanmerking komende tegemoetkoming in schade, volledig te compenseren.
De economische uitvoerbaarheid wordt hiermee geacht gegarandeerd en het kostenverhaal anderszins verzekerd te zijn. Derhalve zal door de gemeente geen exploitatieplan worden opgesteld