direct naar inhoud van Regels
Plan: Naardereiland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0425.BP2013N003006-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Naardereiland' met identificatienummer NL.IMRO.0425.BP2013N003006-va01 van de gemeente Naarden;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; evenwel met uitzondering van een seksinrichting;

1.4 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en waarbij de ruimtelijke uitstraling of uitwerking met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; evenwel met uitzondering van prostitutie;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt.

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 aanlegsteiger:

een bouwwerk staande op eigen fundatie gekoppeld dan wel vastgebonden aan de wal dat zich bevindt direct aan of in een waterloop dat gaat dienen voor het aanleggen van een vaartuig dan wel als opstapplaats voor een vaartuig;

1.9 achtergevellijn

de achterste grens van het hoofdgebouw, zonder aan- en uitbouwen, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, alsmede het verlengde daarvan;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.12 bed&breakfast

kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed & breakfast is een aan het wonen ondergeschikte functie, gevestigd in een hoofdgebouw en bijgebouw en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende huis;

1.13 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden (al dan niet vanuit het hoofdgebouw te bereiken) of daarvan vrijstaand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw, in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht ten dienste staat van het hoofdgebouw;

1.17 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder;

1.20 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.24 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en/of maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen banken, kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen; evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.25 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.26 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.27 erf

gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij dezelfde woning behoren en binnen de bestemming 'Wonen' zijn gelegen;

1.28 erker

een ondergeschikte uitbouw aan de voor of zijkant van de woning die strekt ter vergroting van het woongenot. Een erker is maximaal 1,5 meter diep en is aan drie zijden geheel of gedeeltelijk voorzien van glas;

1.29 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan;

1.30 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.31 grondgebonden woning

een met de grond verbonden woning, met een zelfstandige ontsluiting op de begane grond en niet zijnde een gestapelde woning;

1.32 hoofdgebouw

een gebouw, exclusief aan- en uitbouwen, dat op een kavel door zijn architectonische verschijningsvorm en functie als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.33 kavel

gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij dezelfde woning behoren;

1.34 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet levende en levende natuur;

1.35 maaiveld

de gemiddelde hoogte van het terrein, grenzend aan de gevels, zoals deze aanwezig is op het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning.

1.36 natuurlijke oever

een door de mens ingerichte oever waarbij de ontwikkeling van natuur, landschap en ecologie expliciet wordt gestimuleerd;

1.37 natuur(wetenschappe)lijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.38 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.39 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen beneden peil;

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak;

1.41 parkeervoorzieningen

elke, al dan niet overdekte, stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;

1.42 peil

de hoogte van de bovenkant begane grondvloer, ter plaatse van de entree;

1.43 souterrain

een ruimte in een gebouw die gedeeltelijk ondergronds is gelegen (hieronder wordt geen kelder verstaan);

1.44 twee aan-eengesloten woning

een op de begane grond gelegen woning waarbij één zijgevel tevens de scheidingsmuur is van de naastgelegen woningen;

1.45 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;

1.46 verbeelding

de verbeelding van het bestemmingsplan Naardereiland, bestaande uit de kaarten;

1.47 voorgevel

één of meerdere naar de weg gekeerde gevels van een (hoofd)gebouw;

1.48 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

1.49 voorzieningen van algemeen nut

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, waterbeheer, afvalinzameling, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.50 vlonder

een watergerelateerde constructie aan of op het water die bedoeld is om mensen en gebruiksvoorwerpen te dragen en/of om aan te leggen;

1.51 vrijstaande woning

een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand(en) met een ander hoofdgebouw;

1.52 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.53 wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze voorschriften wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.54 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden;

1.55 zwembadafdekking

een afdekking van het zwembad ter voorkoming van warmteverlies, bevriezen, het invallen van bladeren en dergelijke. Hiervoor kan een zeil of een beweegbare constructie worden gebruikt.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de horizontale diepte van een aan- of uitbouw

de diepte van een aan- of uitbouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.1.9 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten en het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.2.1 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. natuurlijke oevers;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. wegen en paden ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • e. fiets-, voet- en ruiterpaden;
  • f. duiker, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker';

met daarbij behorende:

  • g. speelvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mag, uitgezonderd bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 10 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 15 m² mag bedragen.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verlichting en bewegwijzering mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van waterlopen of waterpartijen, het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande waterlopen of waterpartijen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
  • c. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
  • d. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas en bomen, voor zover de Boswet of de Algemene Plaatselijke Verordening niet van toepassing is;
  • e. het bodemverlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van de grond.
3.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.4.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

3.4.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.4.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 4 Recreatie - Strand

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Strand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. strand;
  • b. steigers en vlonders;
  • c. waterlopen en waterpartijen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mag niet worden gebouwd.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. bruggen en onderdoorgangen;
  • c. parkeerplaatsen;
  • d. duiker, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - duiker';

met daarbij behorende:

  • e. geluidwerende voorzienigen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. straatmeubilair;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kunstwerken;
  • j. bermen en groenvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Op of in de gronden mag, uitgezonderd bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, niet worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 9 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. steigers, ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger';
  • d. vlonders;

met daarbij behorende:

  • e. de ontwikkeling en het behoud van de aanwezige natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • f. oevers en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen, uitgezonderd een boothuis, geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen;
  • b. de oppervlakte niet meer dan 30 m² mag bedragen.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op of in deze gronden mogen, uitgezonderd steigers ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger', geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande taluds;
  • b. het aanleggen van nieuwe waterlopen of het vergraven, verbreden, uitdiepen en/of dempen van reeds bestaande waterlopen;
  • c. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen;
  • e. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben.
6.3.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld bij 6.3.1 is niet van toepassing op werken die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de vaststelling van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
6.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

6.3.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 6.3.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor ' Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepen;

met daarbij behorende:

  • c. tuinen, terreinen en erven;
  • d. natuurlijke oevers;
  • e. taluds;
  • f. toegangswegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • i. vlonders en steigers.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op en in de gronden als bedoeld in 7.1 mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. grondgebonden woningen, met dien verstande dat hoofdgebouwen, inclusief aan- en uitbouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, met inachtneming van de bepalingen in 7.2.2 en 7.2.3;
  • b. bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, met dien verstande dat deze ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, met inachtneming van de bepalingen in 7.2.3 en 7.2.4;
  • c. maximaal 45 grondgebonden woningen, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend vrijstaande woningen of twee aan-eengesloten woningen mogen worden gebouwd;
    • 2. het bebouwingspercentage per perceel ten hoogste 45 % bedraagt.
7.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 12 meter;
  • b. de goothoogte bedraagt ten hoogste 7 meter;
  • c. hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap met een dakhelling tussen de 0 en 65 graden, met dien verstande dat de maximale goot- en bouwhoogte niet mag worden overschreden.
7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag 60 m² bedragen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen, dienen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden;
  • c. de afstand van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen dient minimaal 1 meter te bedragen, met dien verstande dat aan- en uitbouwen behorende bij twee aan-eengesloten woningen, en voor zover gelegen achter de gevel van het hoofdgebouw, ook tot in de zijdelingse perceelsgrens mogen worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter of de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning;
  • e. aan- en uitbouwen mogen uitgevoerd worden met een kap als het hoofdgebouw is uitgevoerd met een kap. De maximale goothoogte bedraagt dan 3 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt dan 6 meter;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • g. bijgebouwen mogen uitgevoerd worden met een kap als het hoofdgebouw is uitgevoerd met een kap. De maximale goothoogte bedraagt dan 3 meter en de maximale bouwhoogte bedraagt dan 6 meter;
  • h. de bouw van overdekte zwembaden is niet toegestaan.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen die naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. achter de voorgevellijn mag de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedragen, mits de erf- of terreinafscheidingen niet naar het openbaar toegankelijk gebied zijn gericht;
  • c. de bouwhoogte van toegangshekken voor de voorgevellijn mag ten hoogste 1,50 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6 meter bedragen;
  • e. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, dienen achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd te worden;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, uitgezonderd zwembadinrichtingen, mag ten hoogste 3 meter bedragen;
  • g. de bouw en aanleg van open zwembaden en tennisbanen is niet toegestaan.
7.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. een samenhangende straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan verlenen van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.3 sub i voor het bouwen van een overdekt zwembad, waarbij:
    • 1. het zwembad dient te worden gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en minimaal 15 meter uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd;
    • 2. tussen het bouwwerk en de kavelgrens een groenbuffer aanwezig dient te zijn, waarbij de breedte minimaal 5 meter dient te bedragen;
    • 3. het grondoppervlakte van het bouwwerk maximaal 4% van de oppervlakte van het kavel mag bedragen tot een maximum van 60 m²;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
    • 5. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geld dat geen onevenredige schade aan bomen, natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
    • 6. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning advies in bij een ter zake deskundige.
  • b. lid 7.2.4 sub g voor het bouwen van een open zwembad, waarbij:
    • 1. het zwembad dient te worden gesitueerd achter de voorgevelrooilijn en minimaal 15 meter uit de grens van de weg waarop de voorgevel is georiënteerd;
    • 2. tussen het bouwwerk en de kavelgrens een groenbuffer aanwezig dient te zijn, waarbij de breedte minimaal 5 meter dient te bedragen;
    • 3. het grondoppervlakte van het bouwwerk maximaal 10 % van de oppervlakte van het kavel mag bedragen tot een maximum van 80 m²;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan het maaiveld;
    • 5. de bouwhoogte van de zwembadafdekking mag niet meer bedragen dan 0,5 meter boven het maaiveld.
    • 6. bij de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid geld dat geen onevenredige schade aan , natuur- en landschapswaarden en geaccidenteerdheid van het terrein toegebracht mag worden;
    • 7. het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning advies in bij een ter zake deskundige.
7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming zoals bedoeld in artikel 7.1 wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een aan huis verbonden bedrijf;
  • b. de aanleg van toegangswegen en paden op minder dan 1 meter uit de erfgrens;
  • c. het meer dan 55 % verharden (inclusief bebouwen) van het perceel.
7.5.2 Ophogen gronden

Binnen de bestemming is het uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan de gronden met maximaal 1 meter ten opzichte van het oorspronkelijke maaiveld op te hogen.

7.5.3 Aanleggen haag

Binnen de bestemming moeten de kavels grenzend aan het openbaar gebied voorzien worden van een haag als erfafscheiding met een hoogte van maximaal 1 meter.

7.5.4 Aan huis verbonden beroep

Binnen de bestemming is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan, als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor beroepsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% van de woning bedragen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  • d. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • e. het beroep moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende kavel;
  • f. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Aanleggen haag

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.5.3 voor het hebben en in stand houden van een haag hoger dan 1 meter, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. er aan het stedebouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan;
  • b. er mag geen verkeershinder ontstaan.

7.6.2 Aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 onder a voor de uitoefening van een aan huis verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de voor bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 30% per woning bedragen;
  • b. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  • c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan;
  • d. horeca, anders dan bed & breakfast is niet toegestaan;
  • e. een bed & breakfast mag in maximaal twee slaapkamers voor maximaal vier personen worden aangeboden;
  • f. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein, indien parkeren op openbaar terrein nodig is, kan alleen medewerking worden verleend als er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
  • g. er mag geen milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • h. het bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende kavel;
  • i. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag op de in lid 7.1 bedoelde gronden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verharden van oevers;
  • b. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben.
7.7.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 7.7.1 is niet van toepassing op:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van aanleg- of ligplaatsen en vlonders;
  • b. werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. werken die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. werken die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
7.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

7.7.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 7.7.1 advies in bij een ter zake deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Ondergronds bouwen

De verticale bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer dan 3,5 meter bedragen.

9.2 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • 1. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • 2. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • 3. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • 4. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • 5. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • 6. de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

10.1 Algemeen

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • 3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

10.2 Parkeren

Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden, met dien verstande dat:

  • a. per woning minimaal 2 parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd;
  • b. dient te worden voldaan aan het als bijlage 1 bijgevoegde beeldkwaliteitsplan.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

11.1 Afwijking bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

11.2 Voorwaarde

Afwijking als bedoeld in artikel 11.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet
    onevenredig worden geschaad.

Artikel 13 Algemene procedureregels

13.1 Nadere eis

Op de voorbereiding van een besluit tot nadere eis is de volgende procedure van toepassing:

  • 1. een ontwerp van het besluit ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • 2. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging vooraf bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • 3. de bekendmaking houdt de mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • 4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk zienswijzen indienen omtrent het ontwerp van het besluit.

13.2 Wijzigingsprocedure

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid ingevolge dit plan is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuurrecht van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Naardereiland .

Bijlage bij de regels