Plan: | Wervershoof - Liederik 8a |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0420.WPLiederik8a-VA01 |
De eigenaar van de bedrijfsruimte aan Liederik 8a te Wervershoof is voornemens de bestaande gebouwen uit te breiden voor opslag en overslag.
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Medemblik is de locatie van de ontwikkeling voorzien van de bestemming 'Agrarisch' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf'. Een deel van de ontwikkeling ligt buiten het bouwvlak.
Voor de functiewijziging is in het bestemmingsplan voor de bestemming 'Agrarisch' een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze wijzigingsbevoegdheid wordt het mogelijk gemaakt om de agrarische bedrijfskavel te vergroten tot 2 hectare. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hier toepassing aan gegeven.
Het plangebied bevindt zich in een tuinbouw- en akkerbouwgebied in het buitengebied van de gemeente Medemblik. Het plangebied wordt ontsloten door de Liederik en is op circa 1,5 kilometer gelegen ten zuidwesten van het dorp Wervershoof en ten noorden van Zwaagdijk-Oost en het bedrijvenpark WFO dat in Zwaagdijk-Oost is gelegen (zie figuur 1.1).
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Het plangebied is planologisch geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied dat is vastgesteld op 22 februari 2018. De gronden hebben de enkelbestemming 'Agrarisch'. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan weergegeven. Het 'uitgelichte gebied' heeft de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf'. Het bouwvlak bestaat uit het vlak met het locatieteken.
Voor het plangebied is verder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Bij bouwwerken groter dan 500 m2 en/of dieper dan 0,40 m moet worden aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel dat deze niet onevenredig worden geschaad of verstoord. Hiermee worden de potentieel aanwezige archeologische resten beschermd.
Het plangebied bevindt zich in een gebied met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - recht van afpaling'. Dit betekent dat de gronden mede bestemd zijn voor de bescherming van de rust in het gebied rondom eendenkooien ten behoeve van het functioneren van eendenkooien.
Figuur 1.2 Uitsnede huidige bestemmingsplan "Buitengebied" (bron: pdok.nl)
Binnen de enkelbestemming 'Agrarisch' is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder voorwaarden aan een agrarische bedrijfskavel grenzende gronden te voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf' met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.3 wordt op de voorwaarden ingegaan.
Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vormt de toelichting de onderbouwing voor het feitelijke bestemmingsplan, bestaande uit een verbeelding (plankaart) en regels. De opbouw van deze toelichting is als volgt:
Het plangebied bestaat uit een agrarisch perceel met bedrijfsgebouwen en kassen voor een agrarische onderneming. De huidige bedrijfsbebouwing bestaat uit circa 4.320 m2. Figuur 2.1 geeft op een luchtfoto de bestaande situatie weer en figuur 2.2. de plattegrond.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied met huidige bedrijfsgebouwen
Figuur 2.2 Plattegrond huidige bedrijfsbebouwing
Het bedrijf wordt ontsloten op de Liederik. Onderstaande foto's geven de huidige situatie van het bedrijf weer vanaf de Liederik.
Figuur 2.3 Huidige situatie Liederik 8a vanaf de Liederik (bron: Google Maps)
Het planvoornemen bestaat uit het uitbreiden van de bedrijfsgebouwen aan de noord- en de oostzijde. Hierbij wordt een deel van de bestaande kassen gesloopt.
In figuur 2.4 is de uitbreiding van de bedrijfsgebouwen weergegeven. De uitbreiding van fase 1 is reeds vergund. Tevens is fase 2 aangegeven. De oranje stippellijn is de grens van het huidige bouwvlak. Om fase 2 te realiseren moet het bouwvlak worden vergroot.
Figuur 2.4 Plan nieuwe situatie
Fase 1, dat reeds vergund is, kan worden gerealiseerd conform het huidige bestemmingsplan. In deze fase wordt een deel van de kassen afgebroken en een opslagruimte van 2.360 m2 en een overslagruimte van 375 m2 met een laadkuil voor het laden van agrarische producten gerealiseerd.
Voor fase 2 wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid om het bouwvlak te vergroten. In deze fase wordt de overslagruimte uitgebreid met 490 m2, zodat de overslagruimte uiteindelijk 865 m2 wordt. In fase 2 wordt tevens de laadkuil uitgebreid. Hiermee wordt de ontwikkeling voor overslag en laadkuil uit fase 1, gecompleteerd in fase 2.
Tijdens het planproces is er een wijziging gekomen in het ontwerp.
In het ontwerp is het gedeelte van de uitbreiding dat voor overslag wordt gebruikt, voorzien van een plat dak. In eerdere ontwerpen was dit gedeelte voorzien van een schuin dak. In dit ontwerp is toch gekozen voor een plat dak vanwege de schaduwwerking op het bedrijf van het agrarisch bedrijf aan Liederik 8b dat aan het aan het perceel van Liederik 8a grenst. Tussen de eigenaar van het bedrijf 8b en initiatiefnemer is overeenstemming bereikt om niet hoger te bouwen dan 7,5 meter. Het gewijzigde ontwerp is voorgelegd aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit Medemblik. Deze welstandscommissie is akkoord gegaan, ondanks de welstandseis dat een plat dak in het buitengebied in principe niet is toegestaan. Om de schaduwwerking te minimaliseren is de noodzaak om de uitbreiding ten behoeve van de overslag te voorzien van een plat dak onderkent.
In de figuren 2.5 en 2.6 is het ontwerp weergegeven voor de nieuwe situatie. Hier is de overslagruimte voorzien van een plat dak. Het wijzigingsplan voor uitbreiding van het bouwvlak heeft dus betrekking op fase 2 zoals weergegeven in figuur 2.4. De aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft betrekking op fase 2 zoals weergegeven in figuur 2.5.
Figuur 2.5 Nieuwe situatie
Beeldkwaliteit is een onderdeel van het provinciaal ruimtelijk beleid. De beoogde ontwikkeling betreft een uitbreiding van een bestaand bedrijf. Met de uitbreiding wordt rekening gehouden met de gevolgen van de ingreep voor de bestaande (beeld)kwaliteit.
Het ordeningsprincipe van de omgeving van het plangebied betreft een rechthoekig stelsel van agrarische percelen, waarop langs het lint (Liederik) vierkante bouwblokken zijn aangegeven voor agrarische bedrijven.
Het huidige bedrijfsgebouw staat in het open agrarisch landschap. Er bevinden zich geen landschapselementen rondom het gebouw. Langs de perceelsgrens aan de Liederik is een bomenrij gesitueerd. Deze situatie blijft gehandhaafd. Er is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling, waarbij de uitbreiding tegen de bestaande bedrijfsbebouwing wordt gebouwd. Hierbij blijven de kavelstructuur en de landschappelijke structuur ongewijzigd. Er worden geen cultuurhistorische of landschappelijke waarden aangetast. Er wordt ingezet op continuering van het huidige beeld.
De bestaande kwaliteiten van het gebied worden met de ontwikkeling gerespecteerd. Er zijn geen negatieve effecten op deze kwaliteiten aan de orde.
De ontwikkeling betreft een uitbreiding van de bedrijfslocatie aan Liederik 8a. Voor de bereikbaarheid van de laadkuil voor vrachtverkeer wordt een nieuwe ontsluiting aangelegd aan de Liederik. Voor het overige verkeer blijft de huidige ontsluiting gehandhaafd.
De verkeersbewegingen die ontstaan door de uitbreiding zijn vooral van en naar het bedrijf, waarbij de vrachtbewegingen gescheiden zijn van het overige verkeer van en naar het bedrijf. De meeste verkeersbewegingen zullen via de Liederik en de Zwaagdijk van en naar de N240 gaan.
In de huidige situatie zijn 8 parkeerplaatsen aanwezig. In de nieuwe situatie zijn er 20 parkeerplaatsen en 5 parkeerplaatsen met halfverharding. Bovendien worden er bij de inrit voor de laadkuil parkeerplaatsen met halfverharding ten behoeve van het parkeren voor het vrachtverkeer gesitueerd.
In het bestemmingsplan Buitengebied is in artikel 3.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, waaraan met dit onderhavig plan toepassing gegeven wordt. De wijzigingsbevoegdheid is als volgt geformuleerd:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een agrarische bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch handelsbedrijf", met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:
Het huidige bouwvlak heeft een oppervlakte van 8.780 m2 en het wordt vergroot naar 9.970 m2.
Daarmee wordt de maximale grootte van 2 hectare niet overschreden en wordt voldaan aan deze voorwaarde.
In paragraaf 2.2.2 Landschappelijke inpassing is aangegeven dat de bestaande kwaliteiten van het gebied worden gerespecteerd en dat het huidige beeld wordt gecontinueerd.
De uitbreiding van de opslagruimte is nodig in verband met de te beperkte omvang van de huidige opslagmogelijkheid. Initiatiefnemer wil bovendien een overslagruimte realiseren om de bedrijfsvoering te verbeteren. Met de uitbreiding speelt initiatiefnemer in op de behoeftes van de huidige en de te verwachten toekomstige situatie.
Het huidige bouwvlak heeft een oppervlak van circa 8.780 m2. Hiervan is 4.313 m2 bebouwd. De uitbreidingsplannen hebben een oppervlak van 5.880 m2. Hiervan wordt 4.467 m2 gerealiseerd in het huidige bouwvlak. Dit betekent dat voor de volledige ontwikkeling het oppervlak van het huidige bouwvlak niet toereikend is.
In hoofdstuk 4 worden de milieu- en omgevingsaspecten beschreven die betrekking hebben op deze ontwikkeling. Hieruit blijkt dat wordt voldaan aan deze voorwaarde.
Bij de waterbeheerder is een wateradvies aangevraagd door het uitvoeren van de watertoets. In paragraaf 4.3 wordt het aspect water beschreven. Hieruit blijkt dat er compenserende maatregelen worden getroffen vanwege de verhardingstoename. Dit is afgestemd met de waterbeheerder.
Uit het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het plan voldoet aan alle daarvoor geldende criteria. Er kan daarom gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
In het bestemmingsplan Buitengebied, dat op 22 februari 2018 is vastgesteld door de gemeente Medemblik, is voor de gronden binnen het plangebied ruimte gelaten om binnen de bestemming 'Agrarisch' het bouwvlak te vergoten van de agrarische bouwkavel tot 2 hectare. Bij het opnemen van deze bevoegdheid is dit ter overleg voorgelegd en als principeakkoord bevonden. Deze planologische ruimte, die hier wordt benut, past binnen het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.
Met het vaststellen van de Omgevingsverordening NH2020 op 16 november 2020 is het provinciaal beleid gewijzigd. De Omgevingsverordening NH2020 stelt regels omtrent de provinciale hoofdbelangen. Met dit wijzigingsplan is er sprake van een relatief beperkte ontwikkeling. Deze ontwikkeling vindt plaats in het bouwvlak dat met dit wijzigingsplan qua situering wordt gewijzigd ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijf. De oppervlakte van het bouwvlak blijft met dit wijzigingsplan onder de 2 hectare. Dit is niet in strijd met de Omgevingsverordening NH2020.
Voor de beoogde ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie).
Toetsingskader
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingsgrenzen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
Toetsing
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Medemblik op circa 1500 meter van Wervershoof en 700 meter van Zwaagdijk-Oost. Rondom het plangebied zijn verschillende agrarische bedrijven aanwezig. De dichtstbijzijnde woning van een derde staat ten noordwesten van het plangebied op een afstand van circa 65 meter.
Bedrijfsgebouwen ten behoeve van akkerbouw vallen in een milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 30 meter tot woningen geldt. Deze afstand geldt ten opzichte van een rustig woongebied of buitengebied. Het gebied aan de Liederik kan worden gekenmerkt als buitengebied. Door de uitbreiding van het bouwvlak en de bouw van het nieuwe bedrijfsgebouw zullen de omliggende agrarische bedrijven niet in hun mogelijkheden worden beperkt. De bedrijfswoningen (geluidsgevoelige functies) op de percelen Liederik 3 en 8C zijn op voldoende afstand gelegen (meer dan 30 meter) van het uit te breiden bouwvlak en de nieuwe bedrijfsgebouwen. Voor het aspect geur en stof is de richtafstand kleiner en daar wordt ruimschoots aan voldaan.
De afstand van de bedrijfsgebouwen tot de dichtstbijzijnde woningen is daarmee voldoende om een goed woon- en leefklimaat te kunnen blijven garanderen.
Toetsingskader
Het aspect geluid gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.
Toetsing
Met dit plan wordt geen geluidgevoelig object (woning) mogelijk gemaakt. Een akoestisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Door middel van de watertoets wordt het plan kenbaar gemaakt bij het waterschap. De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die u op onze website kunt vinden (https://www.hhnk.nl/keur/).
Toetsing
Het plan is kenbaar gemaakt bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Uit de digitale watertoets blijkt dat bepaalde aspecten van het plan een zodanige invloed hebben op de belangen van het hoogheemraadschap dat de normale procedure moet worden gevolgd. Het concept wateradvies is opgenomen in bijlage 1.
Watercompensatie
De realisatie van het plan heeft een toename van verharding en bebouwing tot gevolg. Door deze toename aan verharding zal de neerslag versneld worden afgevoerd van het terrein. Zonder compenserende maatregelen kan de waterhuishoudkundige situatie hierdoor verslechteren. In figuur 4.1 is aangegeven wat de toename is van verharding van zowel de bebouwing als de erfverharding.
De toename van bebouwing is 1.567 m2, wat wordt gecompenseerd door de aanleg van een waterbassin. In figuur 4.1 is de doorsnede van dit waterbassin weergegeven. De toename van de erfverharding is 1.480 m2, wat wordt gecompenseerd door het verbreden van de sloot aan de noordoostkant van het perceel.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Toetsing
De uitbreiding bestaat uit gebouwen voor opslag en overslag van aardappelen en groente. Van de locatie zelf en in de directe omgeving is geen bodemonderzoek beschikbaar. In dit stadium is derhalve alleen globaal iets aan te geven over de geschiktheid van de bodem voor het voorgenomen gebruik, op basis van de bodemkwaliteitskaart, en eventuele historisch verdachte activiteiten op of in de omgeving van de locatie en bodemonderzoeken uit de omgeving. Op basis van de Bodemkwaliteitskaart van de Regio West Friesland (2016) is de locatie ingedeeld in deelgebied B5/O5, “Buitengebied”. De kwaliteit van de boven- en ondergrond op onverdachte locaties is hier gemiddeld gelijk aan klasse Landbouw en Natuur.
In het historisch bodembestand zijn op en in de directe omgeving van de locatie geen meldingen opgenomen. Bij bodemonderzoeken in de nabije omgeving zijn enkel lichte verontreinigingen aangetroffen.
De gemiddelde verblijfsduur van personen is korter dan twee uur per dag, waardoor een bodemonderzoek niet noodzakelijk is. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de verordeningen, wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De gemeente Medemblik heeft archeologische beleidskaarten opgesteld. De archeologische beleidskaarten zijn overgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied. In dit bestemmingsplan worden eventueel aanwezige archeologisch waarden beschermd met een dubbelbestemming. Per dubbelbestemming gelden andere ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Toetsing
Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Dit betekent dat bij ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm een advies moet worden opgevraagd bij Archeologie West-Friesland. Voor dit advies is een archeologische quickscan uitgevoerd die is opgenomen in bijlage 2. Archeologie West-Friesland heeft voor de gemeente Medemblik een beleidskaart archeologie opgesteld. Voor deze beleidskaart zijn onder andere bodemkaarten gebruikt om de archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de prehistorie nader te specificeren. Op de beleidskaart valt het plangebied samen met een zone met een (middel)hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de prehistorie en een vrijstellingsgrens van 1.000 m2. De vrijstellingsgrenzen uit het bestemmingsplan en de beleidskaart archeologie zullen worden overschreden door de geplande nieuwbouw. Uit de quickscan komt naar voren dat binnen het plangebied een lage archeologische verwachting geldt voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. De archeologische verwachting voor vindplaatsen uit het Laat-Neolithicum en de Bronstijd is op basis van de bodemkaart, de hoogtekaart en archeologische bronnen middelhoog. Het plangebied ligt nabij de vindplaats 'Liederik'. Er wordt aangegeven dat de bouw van de bestaande kassen mogelijk een verstoring van het bodemarchief teweeg heeft gebracht, maar de verwachting is dat deze gering is. Kassen worden over het algemeen niet heel zwaar gefundeerd.
Vanuit het gemeentelijk beleid wordt geadviseerd om archeologie-vriendelijk te bouwen, dat wil zeggen de bodem niet te verstoren. Een archeologie-vriendelijk bouwplan kan worden getoetst door Archeologie West-Friesland en dient te worden goedgekeurd door de gemeente. Op het moment van de quickscan was er geen definitief palenplan beschikbaar, waardoor het niet mogelijk was een eenduidig advies uit te brengen. Aanvullend advies kan pas worden opgesteld als er meer gegevens beschikbaar zijn over de bouwplannen.
De bouwplannen waren in ontwikkeling waardoor het plan meerdere keren is beoordeeld door Archeologie West-Friesland. Uit de vierde versie van de quickscan (zie bijlage 3) blijkt dat te verwachten sporen uit de Bronstijd onder andere uit greppels, kuilen(kransen), paalsporen van huisplattegronden en waterputten bestaan. Eventueel aanwezige sporen bevinden zich direct onder de bouwvoor. Het blijkt dat de uitbreiding van het bedrijf niet archeologie-vriendelijk kan worden uitgevoerd. Dit betekent dat archeologisch proefsleuvenonderzoek dient te worden uitgevoerd, waarbij de gespecificeerde verwachting wordt getoetst. Als leidraad voor het proefsleuvenonderzoek dient een Programma van Eisen te worden opgesteld dat vervolgens aan het bevoegd gezag ter goedkeuring wordt voorgelegd.
In bijlage 4 zijn de resultaten van het proefsleuvenonderzoek opgenomen. De bevindingen van dit onderzoek zijn gebruikt om de onderzoeksvragen die in het Programma van Eisen zijn gesteld te beantwoorden. Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn sporen en greppels aangetroffen die dateren uit de Bronstijd. Daarnaast is er één sloot aangetroffen die als recent wordt beschouwd door de aanwezigheid van plastic. Tijdens het onderzoek is geen vondstmateriaal aangetroffen. Binnen het plangebied is dus wel een Bronstijdvindplaats aangetroffen, het gaat echter om beperkte sporen die als offsite gezien kunnen worden. Het advies is om het plangebied Liederik 8a vrij te geven voor verdere ontwikkeling. In bijlage 5 is het vrijgavedocument opgenomen.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen binnen het plangebied.
Toetsingskader
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Toetsing
Wervershoof ligt in de polder Het Grootslag. Deze polder werd opgericht in 1423, 2 jaar na een watersnoodramp. In 1460 kwam Wervershoof erbij. Er werd een overeenkomst gesloten dat Wervershoof het overtollige water kon afwateren op de polder.
Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. De verkavelingsstructuur blijft ongewijzigd, waardoor geen cultuurhistorische waarden worden aangetast.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. De bescherming van Natura 2000-gebieden en soorten is geregeld in de Wet natuurbescherming. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN is gericht op behoud en bescherming van de wezenlijke kenmerken en waarden van natuur en landschap.
Toetsing
Gebiedsbescherming
Natura 2000-gebieden
Het plangebied maakt geen deel uit of ligt niet in een gebied dat beschermd is in het kader van de Wet natuurbescherming. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied is het IJsselmeer op 2,8 kilometer afstand. Gezien de afstand en de aard van de ingrepen is er geen sprake van directe aantasting, zoals effecten door geluid of optische verstoring van instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden. Indirecte effecten door stikstofemissie in de aanlegfase zijn mogelijk wel aan de orde. Om aantoonbaar te maken of er wel of geen sprake is van stikstofdepositie is een stikstofberekening uitgevoerd, waarvan de rapportage in bijlage 6 is opgenomen. Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie tijdens de aanlegfase nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar. Op basis van de berekening zijn significante negatieve effecten op het Natura 2000-gebied in de aanlegfase uitgesloten. Er heeft geen berekening voor de gebruiksfase plaatsgevonden, omdat er geen sprake is van een verwarmd pand of een toename van de verkeersbewegingen. Dit is conform het advies van de Omgevingsdienst.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt op een afstand van circa 330 meter van een gebied uit dat deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland, maar maakt er geen onderdeel van uit. Hierdoor is ruimtebeslag en directe aantasting van het Natuuurnetwerk Nederland op voorhand uitgesloten.
Soortenbescherming
Ten aanzien van de soortbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.
De uitbreiding van de ruimte voor overslag en de aanleg van een laadkuil tijdens fase 2 sluit aan op de uitbreiding van fase 1. De uitbreiding van fase 2 vindt plaats op bouwland dat bewerkt wordt als akkerland. Aantasting van beschermde soorten en strijdigheid met de Wet natuurbescherming wordt daardoor uitgesloten.
De zorgplicht moet wel in acht worden genomen. De zorgplicht van de Wet natuurbescherming (art. 1.11) schrijft voor dat men verplicht is om alles wat redelijkerwijze mogelijk is, te doen of juist te laten om schade aan wilde planten en dieren zo veel mogelijk te voorkomen. Dit kan bijvoorbeeld tot uiting worden gebracht door altijd zo te werken, dat dieren kunnen ontsnappen en/of deze te verplaatsen naar een geschikt biotoop in de directe omgeving (bijvoorbeeld amfibieën). Deze algemene zorgplicht geldt voor elke soort en elk individu in Nederland.
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Toetsing
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op het plangebied. Wel grenst het plangebied aan de N240 (Markerwaardweg). Uit de risicokaart blijkt dat het wegtraject N240 geen onderdeel uitmaakt van het netwerk van wegtrajecten behorende bij de Regeling Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor de beoordeling van het groepsrisisco van de N240 is ook gekeken naar de plaatsgebonden risicocontour 10-6/jr. Deze is volgens de risicoatlas gelegen op 200 meter afstand van de weg. Hierdoor valt het plangebied binnen het invloedsgebied van de N240. Dit betekent dat kwetsbare objecten niet binnen deze contour aanwezig mogen zijn of mogen komen. De uitbreiding van de bedrijfsgebouwen bestaat niet uit een kwetsbaar object waardoor het groepsrisico niet toeneemt.
Daarnaast voorziet het plan niet in de komst van een nieuwe risicorelevante activiteit naar het plangebied.
Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Toetsing
In de omgeving van Wervershoof zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in de omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. Het uitbreidingsplan zal geen enkele honderden verkeersbewegingen per dag met zich meebrengen. Als gevolg hiervan is geen sprake van verslechtering van de luchtkwaliteit. Het plan wordt op dit punt uitvoerbaar geacht. Aanvullend onderzoek is niet noodzakelijk.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Toetsing
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om ruimtelijke plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe plannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt.
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Medemblik, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0420.14410105-VA01 met de bijbehorende regels (en bijlagen), zijn onverkort van toepassing na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan.
Bij het wijzigingsplan Wervershoof - Liederik 8a hoort een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de bestemming agrarisch weergegeven. In dit gebied is het oppervlak het bouwvlak toegenomen, waardoor het gebied met de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf' ook is toegenomen. Het gedeelte van het plangebied dat is vrijgegeven met betrekking tot het aspect archeologie, is in de verbeelding niet meer voorzien van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied.
In het kader van een bestemmingsplan is het van belang om de uitvoerbaarheid na te gaan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
Inspraak en overleg
In artikel 3.1.1 Bro is bepaald dat overleg gepleegd moet worden met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader van de planontwikkeling is reeds een advies aangevraagd bij de Omgevingsdienst NHN. Dit advies (25 augustus 2020) is opgenomen in bijlage 7.
Het ontwerp is ook ter beoordeling gestuurd naar de Omgevingsdienst NHN. Het advies van de omgevingsdienst (14 juli 2021) is opgenomen in bijlage 8. Dit advies heeft geleid tot een aantal ambtelijke aanpassingen in de toelichting van het wijzingingsplan.
In het advies wordt aangegeven dat een akoestisch onderzoek naar de bedrijfsactiviteiten nodig is om vast te stellen of het bedrijf in de nieuwe situatie kan voldoen aan de standaard eisen uit het Activiteitenbesluit. Het wijzigingsplan is echter een ruimtelijke procedure en daarmee geldt de VNG-systematiek van richtafstanden. In paragraaf 4.1 is onderbouwd dat wordt voldaan aan de richtafstanden. Bovendien gelden de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit Agrarisch alleen voor vast opgestelde toestellen en installaties en niet voor het geluid van transport. Dit aspect is derhalve niet in paragraaf 4.1 opgenomen
Met betrekking tot het aspect bodem is tekst in paragraaf 4.4 de tekst aangevuld met de tekst uit het advies. Deze aanvulling heeft geen invloed op de conclusie.
Met betrekking tot het aspect Externe veiligheid is in paragraaf 4.8 een onderbouwing voor de verantwoording van het groepsrisico toegevoegd vanwege de ligging van het plangebied aan de N240.
Zienswijze
Het wijzigingsplan is als ontwerp vanaf 13 juli 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegd. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Vaststelling
Tijdens de procedure van het ontwerpwijzigingsplan is gebleken dat het vrijgavedocument nog niet was opgenomen in het wijzigingsplan, waardoor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' nog in zijn geheel aanwezig was. Het vrijgavedocument is opgenomen in de bijlagen van de toelichting en de verbeelding is gecorrigeerd.
Het wijzigingsplan is op 12 oktober 2021 gewijzigd vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het wijzigingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De gronden binnen het plangebied zijn in eigendom bij de initiatiefnemer.