direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Grootslagweg 15, Andijk
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het agrarisch bedrijf aan de Grootslagweg 15 in Andijk is voornemens de bedrijfsvoering te gaan uitbreiden. Het plan is om de bestaande bouwkavel van 1 hectare uit te breiden met 0,9 hectare om nieuwe kassen te realiseren. De kassen zijn nodig voor de productie van verschillende soorten bloembollen.

Het perceel heeft de bestemming 'Agrarisch' met daarop een wijzigingsbevoegdheid om de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel te vergroten tot 2 hectare (Artikel 3.7.1). De gewenste situatie kan daarom mogelijk worden gemaakt door gebruik te maken van deze wijzigingsbevoegdheid. Om hier toepassing aan te geven is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied betreft het perceel Grootslagweg 15 en ligt in het buitengebied van Andijk, ten zuiden van de dorpskern. De globale ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Globale ligging plangebied en omgeving

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Medemblik, dat is vastgesteld op 22 februari 2018. De bestemming die het perceel heeft is 'Agrarisch' met daarbij de (functie- en gebieds) aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf', 'bedrijfswoning uitgesloten' en 'wro-zone - wijzigingsgebied 5'. In Figuur 2 is een uitsnede van het geldend bestemmingsplan opgenomen.

De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn bestemd voor het 'Agrarisch grondgebruik. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf' is de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering eveneens toegestaan.

Op basis van het geldende bestemmingsplan is het agrarisch bedrijf reeds toegestaan. De bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd te worden. Voor bedrijfsgebouwen of overkappingen zijn geen maximale oppervlaktematen opgenomen. Wel is een maximale bouwhoogte van 14 meter bepaald, met een goothoogte van maximaal 8 meter. Voor kassen geldt een maximale hoogte van 12 meter.

Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 5' in het plangebied van toepassing om middels een wijzigingsplan de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf'. Van deze wijzigingsbevoegdheid wordt in dit wijzigingsplan geen gebruik gemaakt.

Ook is binnen de agrarische bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen bij de functieaanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf". Deze wijzigingsbevoegdheid maakt het mogelijk om de oppervlakte van een agrarische bouwkavel te vergroten tot 2 hectare. Bij deze wijzigingsbevoegdheid zijn criteria opgenomen. Om de gewenste situatie te bereiken moet hieraan worden voldaan. In paragraaf 2.5 wordt getoetst aan de wijzigingscriteria.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0002.jpeg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan (bron: www.pdok.nl)

1.4 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 worden de huidige situatie en de gewenste ontwikkeling nader beschreven, gevolgd door de erfinpassing. Verder wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. Hoofdstuk 4 gaat in op de milieu- en omgevingsaspecten die relevant zijn voor de ontwikkeling in het plangebied. Daarna wordt in Hoofdstuk 5 de juridische planbeschrijving gegeven. Tenslotte wordt in Hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en beschrijving initiatief

2.1 Huidige situatie

Het plangebied ligt aan de rand van het buitengebied van de gemeente Medemblik in de polder 'Het Grootslag'. Het plangebied grenst aan de ecologische zone De Weelen, de 'Natte Cel' van West-Friesland, waar de oorspronkelijke vaarverkaveling nog zichtbaar is. De rest van het gebied is verkaveld tot een grootschalig open agrarisch landschap. Het plangebied betreft het perceel Grootslagweg 15 en maakt onderdeel uit van het grootschalig open agrarisch landschap. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven op de luchtfoto in figuur 2.1.

Het perceel bestaat in de huidige situatie uit een bedrijfswoning met een tuin, een aantal bedrijfsgebouwen en agrarische gronden. Het woonhuis bestaat uit één bouwlaag met kap, de bedrijfsgebouwen ook, maar op grotere schaal. Rondom de gebouwen is sprake van agrarische gronden met een open karakter.

Het bedrijf wordt aan de zuidzijde ontsloten op de Grootslagweg. De bedrijfswoning grenst aan de weg, gescheiden door een sloot. Ook ten oosten wordt het perceel begrenst met een sloot. Ten westen van het plangebied bevindt zich een glastuinbouwbedrijf met een oppervlakte van circa 3 hectare aan bedrijfsbebouwing. Deze ontneemt het zicht vanuit het westen. Ook ten zuidoosten van het plangebied aan de Grootslagweg is een groot glastuinbouwbedrijf gevestigd. Ten zuiden van het plangebied, aan de overzijde van de Grootslagweg en ten westen, aan de andere zijde van het naastgelegen glastuinbouwbedrijf ligt een natuurgebied dat ingericht is met bomen en andere soorten vegetatie. De opgaande beplanting in dit gebied ontneemt het zicht op de bebouwing in het plangebied uit het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0003.jpeg"

figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht huidige situatie (bron: Google Streetview)

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0005.png"

Figuur 2.3 Aanzicht vanaf de Grootslagweg op de ecologische zone (bron: Google Streetview)

2.2 Beschrijving initiatief

De eigenaar van het bedrijf heeft het voornemen om zijn bedrijf uit te breiden. Het plan is om een extra bedrijfsgebouw en extra kassen te realiseren. Het bedrijfsgebouw krijgt een oppervlakte van circa 1.980 m2 en het kassencomplex een oppervlakte van circa 9.000 m2.

Het plan wordt gefaseerd uitgevoerd. In de eerste fase wordt het nieuwe bedrijfsgebouw gebouwd. Deze komt direct achter (ten noorden) van de huidige bedrijfsbebouwing. Vervolgens wordt in de tweede fase het kassencomplex ten noorden/noordoosten van het nieuwe bedrijfsgebouw gerealiseerd. Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken wordt het bouwvlak ter plaatse uitgebreid met 0,9 hectare. De toekomstige indeling van het perceel is weergegeven in figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0006.png"

Figuur 2.4 Toekomstige situatie

Op dit moment zijn nog geen tekeningen beschikbaar van het voorgenomen bedrijfsgebouw en de voorgenomen kassen. Deze bebouwing zal echter voldoen aan de geldende bouwregels. Dit houdt in dat het bedrijfsgebouw maximaal 14 meter hoog wordt, met een maximale goothoogte van 8 meter en een kap. De kassen zullen maximaal 12 meter hoog worden, met een maximale goothoogte van eveneens 8 meter.

2.3 Erfinpassingsplan

De realisatie van de nieuwe kassen en de bijbehorende erfinrichting dient zodanig te worden uitgevoerd dat er geen sprake is van afbreuk aan de kwaliteiten van het landschap. Hiervoor is een erfinrichtingsplan opgesteld. De nieuwe erfinrichting sluit aan op de bestaande landschappelijke structuren en wordt passend in het landschap ontwikkeld.

Het erfinrichtingsplan bestaat uit een analyse van het landschap en het relevante beleid, waaruit ontwerpuitgangspunten zijn geformuleerd, die de leidraad vormen bij de herontwikkeling van het perceel.

Landschappelijke analyse

In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie 2018 van de provincie Noord-Holland zijn gebiedskenmerken omschreven en worden ontwerpprincipes geformuleerd om ingrepen in het landschap te sturen. In deze paragraaf wordt kort samengevat welke uitgangspunten voor de ontwikkelingen in het plangebied van toepassing zijn.

Het plangebied ligt in West-Friesland Oost, in de polder Het Grootslag. Het gebied kent van oudsher vooral een agrarisch gebruik (akkerbouw en fruitteelt). Het grootste deel van het transport ging over water. Polder het Grootslag was een ‘vaarpolder’ met een zeer beperkt aantal wegen. Dit is terug te zien in Figuur 2.4: de Grootslagweg, waar het plangebied aan ligt, was in 1980 nog niet aangelegd. Pas in 1983 verschijnt het plangebied met de huidige verkaveling en Oost-West verbindingswegen op de kaart, als onderdeel van de intensivering en structuurverbetering van de Nederlandse landbouw. Het landschap in het hele gebied werd getransformeerd. In polder Het Grootslag is het landschap ingrijpend getransformeerd, veel sloten werden gedempt en er werd een wegennetwerk aangelegd. De ecologische zone in de polder verwijst nog naar de vaarpolderstructuur die er vroeger was. Deze zone ligt direct ten zuiden van het plangebied.

Sindsdien is het beeld van het agrarisch landschap onder invloed van schaalvergroting van agrarische bebouwing verder gewijzigd. Het deel van polder het Grootslag waar het plangebied toe behoort, begint het steeds meer de verschijningsvorm van een bedrijventerrein te krijgen. Het gebied is ingericht als glastuinbouwgebied. De ambitie is om dit gebied te laten aansluiten op Seed Valley: het nabijgelegen innovatiegebied voor tuinbouw en zaadveredeling. Uitbreidingen ten behoeve van tuinbouw passen in deze visie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0007.jpg"

Figuur 2.5 Historische ontwikkeling plangebied en omgeving

Met de ruilverkaveling veranderde de vaarpolder in een rijpolder. De schaalvergroting van agrarische bebouwing zorgt voor verdere verandering in het landschap. Daarnaast zorgt de agrarische sector voor veel dynamiek in het landschap met bijvoorbeeld de fruitteelt, glastuinbouw, bollenbroeierijen, en zaadveredeling. Zeker ook in polder het Grootslag dragen deze sectoren bij aan een geheel eigen landschapsbeeld met omvangrijke bouwkavels en grote gebouwen, refererend aan het beeld van een bedrijventerrein.

Beleidsanalyse

De provincie Noord-Holland heeft een aantal ambities en ontwikkelprincipes vastgesteld voor het gebied. Deze zijn vastgesteld in de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie. Deze leidraad hecht belang aan een robuust groen-blauw netwerk met het oog op nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen. In Figuur 2.6 is te zien dat het plangebied tussen twee geplande groenstructuren aan een rood lint ligt. Direct ten zuiden ligt de ecologische zone De Weelen die als groen-blauwstructuur wordt aangemerkt. De ontwikkeling past hiermee in de groen-blauwstructuur van de polder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0008.jpg"

Figuur 2.6 Groen-blauw structuur in polder Het Grootslag.

Verder is het belangrijk dat erven met grootschalige agrarische bebouwing gescheiden blijven van de kleinschalige cultuurhistorische gebieden, zoals weergegeven in figuur 2.6. Te zien is dat het plangebied zich in het midden van de polder bevindt en daarmee geen vergroeiing met kleinschalige gebieden veroorzaakt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0009.jpg"

Figuur 2.7 Vrije ruimte tussen grootschalig agrarisch gebied en kleinschalige gebieden (groen).

Op regionaal niveau past de uitbreiding binnen de huidige landschappelijke structuur en het huidige beleid. Wat betreft de erfinpassing op lokaal niveau, ziet de provincie graag een representatieve uitstraling richting de weg en bedrijfsbebouwing achterop het erf. Dit is schematisch weergegeven in figuur 2.8. Dit is in de huidige situatie al het geval. De uitbreiding betreft alleen het vergroten van de bedrijfsbebouwing op het achtererf. Daarmee past de ontwikkeling binnen de ruimtelijke structuur en het beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0010.png"

Figuur 2.8 Situering bedrijfsbebouwing ten opzichte van de weg.

Figuur 2.9 en 2.10 toen andere bloembollenbedrijven in de omgeving. Te zien is dat de bedrijfsbebouwing nergens is afgeschermd met opgaand groen. Doordat dit een gebiedsvreemde maatregel betreft, zou het aanplanten van een bomensingel eerder verstorend werken voor het landschap dan dat het bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0011.png"

Figuur 2.9 G. Oud & zn, Grootslagweg 18

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0012.png"

Figuur 2.10 Mts. E.C. Baas Andijk, Grootslagweg 23

2.4 Verkeer en parkeren

Het plangebied is via een oprit ontsloten op de Grootslagweg. Deze weg sluit richting het westen aan op een rotonde die toegang geeft tot de Esdoornlaan in zuidelijke richting en de Dijkgraaf Grootweg in noordelijke richting. De Esdoornlaan sluit aan op de N505 Drechterlandseweg, richting Enkhuizen. De Dijkgraaf Grootweg, loopt richting Andijk. Op deze wijze is het plangebied goed bereikbaar en op goede wijze ontsloten.

Als gevolg van de uitbreiding van het bedrijf is het mogelijk dat het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied toeneemt. Dit zal echter niet de capaciteit van de bovengenoemde wegen overschreiden waardoor geen belemmeringen in de verkeersstructuur ontstaan.Wat betreft parkeren, is er voldoende ruimte op het eigen erf om te voorzien in de parkeerbehoefte. Daarmee wordt het parkeren niet afgewikkeld op de omgeving en ontstaat geen hogere parkeerdruk.

2.5 Toetsing aan wijzigingscriteria

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.7.1 van het geldende bestemmingsplan. Hiermee wordt de agrarische bedrijfskavel van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf vergroot tot ten hoogste twee hectare. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een agrarische bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch handelsbedrijf", met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,00 hectare:

Het huidige bouwvlak van het bedrijf beslaat op dit moment 1 hectare. Het voornemen is om dit bouwvlak met 0,9 hectare te vergroten. De oppervlakte van het nieuwe bouwvlak blijft dus onder de twee hectare, waarmee aan de voorwaarde wordt voldaan.

  • b. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet:

Paragraaf 2.3 gaat in op de landschappelijke inpassing van het erf. De kassen worden toegevoegd aan de achterzijde van de bestaande bebouwing. Hierbij wordt het perceel minder volgebouwd dan bij het naastgelegen perceel. De kassen op dit perceel ontnemen het zich aan de westzijde. Aan de noord- en oostzijde blijft ruimte over voor het realiseren van opgaande beplanting en waterberging om te compenseren voor de toename aan verharding. Het zicht vanaf de weg aan de zuidzijde wordt ontnomen door de bestaande bebouwing. Daarnaast bestaat het gebied aan de overzijde van de weg uit bossen, waardoor verder zicht vanuit het zuiden wordt tegengegaan. De ontwikkeling past binnen het verkavelingspatroon van het gebied.

De situering van deze kas leidt er niet toe dat er afbreuk wordt gedaan aan het landschap. Vanaf de openbare weg blijft de zichtlijn op het open agrarisch landschap in de nieuwe situatie ongewijzigd. De ruimtelijke kwaliteit blijft in de nieuwe situatie dan ook gecontinueerd. De kassen zullen niet verder komen dan die van het naastgelegen perceel. Een uitgebreide omschrijving van de zorgvuldige erfinpassing is te vinden in paragraaf 2.3.

  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting en/of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond:

Door de uitbreiding van het bouwvlak is uitbreiding van de bedrijfsbebouwing mogelijk, wat leidt tot vergroting van de productieomvang. De initiatiefnemer heeft in een eerder stadium de noodzakelijkheid hiervan reeds aangetoond. Daarmee wordt voldaan aan dit criterium.

  • d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding:

Het huidige bouwvlak aan de Grootslagweg 15 is volledig bebouwd, waardoor uitbreiding van het bouwvlak noodzakelijk is om de voorgenomen uitbreiding aan bedrijfsgebouwen te kunnen realiseren.

  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke, aardkundige en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:

De woon- en milieusituatie, evenals de natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden en de gebruiksmogelijkheden worden omschreven in Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten en in paragraaf 2.3 Erfinpassingsplan. Hieronder volgt een korte samenvatting:

  • Milieusituatie: het plan voldoet aan de eisen van alle milieuaspecten (zie: hoofdstuk 4);
  • Natuurlijke waarden: er worden geen beschermde diersoorten en natuurgebieden gehinderd. Ook vindt er geen dusdanige stikstofdepositie, licht- of luchtvervuiling plaats dat de natuurlijke waarden gehinderd wordt (zie: paragraaf 4.1);
  • Landschappelijke waarden: het gebied heeft een grootschalig agrarisch karakter waar de gewenste ontwikkeling op aansluit (zie paragraaf 2.3);
  • Aardkundige waarden: op basis van de huidige bouwtekening wordt geen verstoring van aardkundige waarden verwacht (zie paragraaf 4.2.1);
  • Cultuurhistorische waarden: In dit wijzigingsplan is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling. daar de verkavelingsstructuur ongewijzigd blijft, worden geen cultuurhistorische waarden aangetast (zie paragraaf 4.2.2);
  • Woonsituatie: voor het betreffende (milieucategorie 2) geldt een richtafstand van 30 meter ten opzichte van gevoelige functies. De afstand van de gevel van de dichtstbijzijnde woning tot de grens van de inrichting van onderhavig bedrijf is circa 500 meter, waarmee aan de richtafstand wordt voldaan (zie paragraaf 4.4);
  • Bebouwingsbeeld: polder Het Grootslag begint steeds meer de verschijningsvorm van een bedrijventerrein te krijgen. De gewenste ontwikkeling past in dit beeld. Bovendien voldoet het plan aan het beleid van de provincie ten aanzien van een representatieve functie, in de vorm van een bedrijfswoning met tuin, aan de voorzijde van het perceel, met bedrijfsbebouwing achterop het erf (zie paragraaf 2.3);
  • Gebruiksmogelijkheden: zoals beschreven onder woonsituatie wordt deze vorm van gebruik niet belemmerd door de uitbreiding. Ook wat betreft externe veiligheid en geluid wordt geen hinder verwacht die afbreuk doet aan gebruiksmogelijkheden van aan grenzende gronden (zie paragraaf 4.3 en paragraaf 4.9).

Geconcludeerd wordt dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woon- en milieusituatie, de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en aardkundige waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm:

Het Hoogheemraadschap is op de hoogte gebracht van de ontwikkeling. In paragraaf 4.8 wordt verder uiteengezet wat het advies van de waterbeheerder is en wat er met dit advies gedaan wordt.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan alle daarvoor geldende criteria. Er kan daarom gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In het bestemmingsplan Buitengebied is binnen de bestemming 'Agrarisch' ruimte gelaten voor het vergroten van de oppervlakte van de bouwkavel. Deze planologische ruimte, die hier wordt benut, past binnen het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid op het gebied van grootschalige glastuinbouw. Dit hoofdstuk gaat hier verder op in.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijk beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen draagt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

De ontwikkeling in het plangebied heeft geen betrekking op de 14 nationale belangen uit het SVIR en de Barro. Daarmee is het voornemen niet in strijd met dit rijksbeleid.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Toetsing

Het plangebied ligt in het buitengebied. Het gaat om uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf, een functie die passend is in het buitengebied. Daarmee is de ligging van het plangebied in het buitengebied een logische keuze. De initiatiefnemer wil zijn bedrijf vergroten om de productieomvang te kunnen vergroten. Er is sprake van een particuliere behoefte die wordt voorzien middels de uitvoering van dit wijzigingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Omgevingsvisie

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld op 19 november 2018. Hierin staat de visie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie wil balans tussen economische groei en leefbaarheid. Er zijn randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met klimaatverandering.

In de visie zijn 5 bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.

  • 1. Dynamisch schiereiland. Hierin is het benutten van de unieke ligging van Noord-Holland, te midden van water, leidend.
  • 2. Metropool in ontwikkeling. Hierin wordt beschreven hoe de Metropoolregio Amsterdam steeds meer als één stad functioneert.
  • 3. Sterke kernen, sterke regio’s, gaat over de ontwikkeling van centrumgemeenten die de gehele regio waarin ze liggen vitaal houden.
  • 4. Nieuwe energie, benut de economische kansen van de energietransitie.
  • 5. Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving, staan het ontwikkelen van natuurwaarden en een economisch duurzame agrarische sector centraal.

In West-Friesland komen de bewegingen Sterke kernen, sterke regio’s, Nieuwe energie, Natuurlijk en vitaal landelijke omgeving en Dynamisch schiereiland bij elkaar. De grote potentie voor geothermie en daarmee komende economische kansen en inpassingsopgaven, het verder benutten van de kusten aan het IJsselmeer en Markermeer en het doorontwikkelen van Seed Valley, brengen een aantal opgaven bij elkaar die tegelijkertijd belangrijk zijn voor het vitaal houden van het voorzieningenniveau.

Toetsing

Het plangebied is onderdeel van het zaadveredelingsconcentratiegebied Seedvalley: een innovatieregio voor sierbloemen- en groenteteelt, zaadtechnologie en plantenveredeling. Het betreffende bedrijf verbouwd bloembollen en sluit hiermee aan op de beweging Natuurlijke en vitaal landelijke omgeving. Hierbij worden innovatie en duurzame agrarische bedrijvigheid aangemoedigd. Met uitbreiding van het bouwvlak kan hier op worden ingespeeld. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met de provinciale omgevingsvisie.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

Bij de omgevingsvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). In de PRV staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De laatste aanpassing dateert van 19 januari 2019.

Voor onderhavig bedrijf is artikel 26 toepassing. Hier geldt in lid 1 onder a dat agrarische bebouwing moet worden geconcentreerd binnen het bouwperceel. Met dit wijzigingsplan wordt het bouwperceel vergroot en valt ook de toekomstige uitbreiding binnen het bouwperceel. Daarnaast is er maximaal één bedrijfswoning toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf, zoals vermeldt in sub c. In de huidige situatie is al een bedrijfswoning aanwezig op het perceel. In de voorgenomen situatie wordt dit aantal niet uitgebreid. Verder wordt onder d bepaald dat een agrarisch bouwperceel een omvang van maximaal 2 hectare heeft. Dit plan maakt een uitbreiding van 0,9 hectare mogelijk. Hiermee wordt de maximaal toegestane oppervlakte van het agrarisch bouwperceel niet overschreden. Tenslotte is er geen sprake van realisatie van huisvesting van tijdelijke werknemers. waardoor de regeling onder sub f niet relevant is voor dit plan. Het plan past daarmee binnen de regels zoals gesteld in de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

Ruimtelijke kwaliteitseis

Een toetsing aan de ruimtelijke kwaliteitseis (artikel 15 PRV) is nodig, wanneer meegewerkt wordt aan de wijziging. Dit houdt in dat de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen, aardkundige waarden en (dorps)structuur worden gerespecteerd. Verder wordt in de toelichting een verantwoording gegeven van de mate waarin rekening wordt gehouden met de ontwikkelingsgeschiedenis en de ordeningsprincipes van het landschap, de bebouwingskarakteristieken ter plaatse, de inpassing van de ontwikkeling in de wijdere omgeving en de eerder genoemde kernkwaliteiten van het gebied. De toetsing aan de ruimtelijke kwaliteitseis staat in paragraaf locatie ligt in het oude zeekleilandschap, gekenmerkt door weg- en dijkdorpen, als structuurdrager. De uitbreiding ligt achter het lint, waardoor de structuur vanaf de weg gelijk zal blijven. Het bedrijf grenst aan het bedrijventerrein Overspoor, ook gelegen achter het lint. De uitbreiding zal niet zichtbaar zijn vanaf het lint, door bestaande hagen.

Daarnaast geldt dat nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk rekening dienen te houden met de oorspronkelijke verkavelingsstructuren. De beoogde uitbreiding past binnen de oorspronkelijke verkavelingsstructuur.

Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie opgesteld. Deze leidraad wordt met name toegepast indien op grond van de PRV een aanvullende ruimtelijke kwaliteitseis wordt gevraagd.

Het plangebied ligt volgens de leidraad in het Oude zeekleilandschap, in polder Het Grootslag. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten van het landschaps-DNA benoemd, waaronder het kleine reliëf van het voormalig getijdengebied, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en de mate van openheid (halfopen karakter).

Voor dit plan is vooral de mate van openheid en de ligging aan een historische structuurlijn van belang. Het ligt niet in een aardkundig waardevol gebied of monument. Ook zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle objecten in het geding. Zoals beschreven in paragraaf en in en wordt geen afbreuk gedaan aan de kernkwaliteiten van het oude zeekleilandschap. Een uitgebreide omschrijving over de landschappelijke kwaliteit en het geldende beleid is te vinden in paragraaf 2.3.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie 2012-2022

In de op 28 februari 2013 vastgestelde Structuurvisie 2012-2022 van de gemeente Medemblik 'Sterke kust en sterk achterland' is het nieuwe beleid van de gefuseerde voormalige gemeenten Medemblik, Wervershoof en Andijk vastgelegd. Doel van deze structuurvisie is een harmonisatie van het beleid van de drie voormalige gemeenten tot één beleid.

Economie en bedrijvigheid in Medemblik beschikt over twee unieke beelden: De gemeente Medemblik als plattelandsgemeente, een groen en rustig deel van Westfriesland. De land- en tuinbouw is gevarieerd met accentverschillen in verschillende delen van de gemeente. Speerpunten zijn de schaalvergroting van de bedrijven en het recreatief medegebruik van het platteland in combinatie met de instandhouding/herbestemming van vrijkomende agrarische gebouwen.

Het plangebied is weergegeven op de kaart in figuur 3.1: de basiskaart economie en bedrijvigheid uit de Structuurvisie 2012-2022. Hierin is het plangebied aangemerkt als agrarisch gebied met kassen. Vanuit de gemeente bestaat de ambitie voor dit gebied om aan te sluiten op Seedvalley en Agriport.

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0013.png"

Figuur 3.1 Uitsnede kaart structuurvisie. Het lichtblauwe kader geeft het plangebied weer

Bestemmingsplan Buitengebied

Het meest recente beleid op het gebied van ruimtelijke ontwikkelingen is uitgedragen in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied', dat is vastgesteld op 22 februari 2018. In dit bestemmingsplan is een in artikel 3.7.1 een wijzigingsbevoegheid opgenomen die het mogelijk maakt het bouwvlak te vergroten tot maximaal 2 hectare. Hiervoor moet aan een aantal wijzigingscriteria worden voldaan.

Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 2.5 is uiteen gezet dat wordt voldaan aan de hiervoor gestelde criteria. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met het gestelde in het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Bij realisatie van nieuwe ontwikkelingen dient, met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan, te worden onderzocht of in de toekomst sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarnaast is dit genoemd als criterium bij de wijzigingsbevoegdheid. Daarbij wordt getoetst aan de sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

4.1 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming (Wnb) regelt zowel de bescherming van natuurgebieden als de bescherming van soorten en hun verblijfsplaatsen. Voor gebiedsbescherming gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden en via de provinciale verordening beschermde gebieden die van belang zijn voor het Natuur Netwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) en Weidevogelleefgebieden.

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

• Natura-2000 gebieden;

• Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

• soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;

• soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;

• overige soorten.

4.1.1 Gebiedsbescherming

In figuur 4.1 zijn de verschillende soorten natuurgebieden in de omgeving in kaart gebracht. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ligt op 3,5 kilometer afstand, namelijk het IJsselmeer (lichtblauw). Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op circa 45 meter (donkergroen). Daarnaast ligt op circa anderhalve kilometer een door de Provincie aangewezen weidevogelleefgebied (lichtgroen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0420.WPGrootslagweg15-VA04_0014.png"

Figuur 4.1 Ligging van beschermde natuurgebieden rondom het plangebied

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Stikstofdepositie

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Binnen het bestemmingsplan Buitengebied wordt aan de Grootslagweg 15 het bestaande kassencomplex uitgebreid. Het gaat hier om een uitbreiding van 0,9 ha. Naar aanleiding hiervan is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de aanleg- en exploitatiefase van de ontwikkeling, waarbij rekening is gehouden met verkeersbewegingen en de inzet van dieselaangedreven materieel. Het volledige rapport is te vinden in Bijlage 1. Deze berekening heeft geen depositieresultaten opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr. Dit betekent dat de ontwikkeling geen relevant effect heeft op mogelijk stikstofgevoelige natuurgebieden.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden. Het plangebied maakt geen deel uit van NNN-gebieden. Het betreft een perceel dat reeds in gebruik is ten behoeve van een agrarisch bedrijf. De vergroting leidt daarom niet tot verstoring van NNN-gebieden in de omgeving.

Weidevogelleefgebied

In artikel 25 (Weidevogelleefgebieden) is bepaald dat nieuwe bebouwing in een weidevogelleefgebied niet is toegestaan, anders dan binnen een bestaand bouwblok of een uitbreiding daarvan. In onderhavig plan is sprake van nieuwe bebouwing binnen een uitbreiding van een bestaand bouwvlak, dat buiten weidevogelleefgebied ligt. Van mogelijke verstoring en areaalverlies is dan ook geen sprake.

4.1.2 Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst-soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.

De gronden waar de voorgenomen ontwikkeling plaatsvindt, maken deel uit van een agrarische bedrijfskavel. In de huidige situatie is hier al sprake van agrarische bedrijfsvoering. De huidige bedrijfsgebouwen grenzen aan de locatie van de nieuwe gebouwen. Daarmee is het gebied intensief in gebruik. Bovendien betreft het uitsluitend grasland. De kans dat hier beschermde soorten aanwezig zijn is door het voornoemde vrijwel nihil. Om die reden is het niet noodzakelijk om een nader onderzoek uit te voeren naar de aanwezigheid van beschermde soorten.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

4.2.1 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Voor het bestemmingsplan Buitengebied is het aspect archeologie onderzocht. Hierbij is ook het plangebied beoordeeld. In dit bestemmingsplan worden eventueel aanwezige archeologisch waarden beschermd met een dubbelbestemming. Per dubbelbestemming gelden andere ondergrenzen voor wat betreft de oppervlakte en diepte van de verstoring. Voor verstoringen met een beperkt oppervlak of een beperkte verstoringsdiepte is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.

In het geldende bestemmingsplan is een archeologische dubbelbestemming opgenomen waarin geldt dat voor ruimtelijke ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld, een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Omdat de kasbebouwing een oppervlakte groter dan 500 m² krijgt, is voor dit plan een archeologisch onderzoek uitgevoerd.

In Bijlage 2 is het rapport van het archeologisch onderzoek opgenomen. Hieruit blijkt, op basis van de bodemkaart, voorgaand onderzoek en luchtfoto's, een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Bronstijd. Op basis van de verkavelingspatronen in het landschap en de vondstmeldingen geldt een hoge verwachting voor vindplaatsen uit de Middeleeuwen. De verwachting voor vindplaatsen uit de Nieuwe Tijd is op basis van historisch kaartmateriaal laag.

Aangezien er nog geen definitieve funderingsplannen zijn, is het momenteel niet mogelijk een eenduidig advies uit te dragen. De archeologie-vriendelijkheid van het plan kan pas worden beoordeeld als bekend is hoe precies gefundeerd gaat worden. Zodra meer gegevens beschikbaar zijn over de bouwplannen, dienen deze te worden gelegd aan Archeologie West-Friesland. Wanneer, bij de aanvraag van de bouwvergunning blijkt dat de grond dieper dan 40 centimeter geroerd wordt, dient eerst een archeologisch veldonderzoek te worden uitgevoerd. Vanuit het aspect archeologie bestaan vooralsnog geen belemmeringen voor de uitvoering van het wijzigingsplan.

4.2.2 Cultuurhistorie

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen worden beschreven op welke manier rekening wordt gehouden met de cultuurhistorische waarden in het plangebied. Op basis van de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de Provincie Noord-Holland blijkt binnen het plangebied geen sprake te zijn van specifieke cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de structuren van het landschap als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Daar de verkavelingsstructuur ongewijzigd blijft, worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.

4.3 Geluid

Op het gebied van geluid gelden verschillende toetsingskaders voor geluidhinder van de inrichting zelf (het Activiteitenbesluit) en geluidhinder van wegen of zoneringsplichtige inrichtingen (Wet geluidhinder). Onderstaand wordt op beide ingegaan.

Activiteitenbesluit

Ten aanzien van geluidhinder van landbouwinrichtingen, zijn de regels van het Activiteitenbesluit van toepassing. Wanneer wordt verwacht dat inrichtingen leiden tot hinder bij geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen), kan door het bevoegd gezag (de gemeente) worden gevraagd om een akoestisch rapport op te stellen. In dit geval ligt dat niet voor de hand, omdat de uitbreiding uit de richting van woningen plaats vindt. De activiteiten vinden daarnaast inpandig plaats. Van geluidsoverlast zal dan ook geen sprake zijn.

Zonder nader onderzoek kan daarom worden gesteld dat de ontwikkeling van het bedrijf niet leidt tot onaanvaardbare geluidhinder ter plaatse van omliggende woningen.

Wet geluidhinder

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Een agrarisch bedrijf is geen inrichting die op grond van de Wgh gezoneerd moet worden. Daarnaast worden binnen het plangebied geen geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Er hoeft daarom ook geen rekening gehouden te worden met een eventuele geluidszone van wegen en/of spoorwegen. Een toetsing aan de Wgh is daarom niet noodzakelijk.

4.4 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

De bedrijfsactiviteiten worden volgens de VNG-brochure aangemerkt als een bedrijf van milieucategorie 2 (kassen), waarvoor een richtafstand van 30 meter ten opzichte van gevoelige functies geldt. De afstand van de gevel van de dichtstbijzijnde woning tot de grens van de inrichting van onderhavig bedrijf is circa 500 meter. Tevens vindt de ontwikkeling niet plaats in de richting van woningen. Hiermee voldoet de voorgenomen ontwikkeling tot de eisen die gesteld worden aan de milieuzonering.

4.5 Lichthinder

Het toevoegen van extra kassen kan zorgen voor extra lichthinder bij de omgeving. Het plan zal niet in betekenende mate effect hebben op de lichthinder in het gebied. De dichtstbijzijnde woning ligt namelijk op bijna een halve kilometer van het plangebied ligt. Bovendien gaat het hierbij om een bedrijfswoning bij een glastuinbouwbedrijf. In de huidige situatie staan op 25 meter van deze woning reeds kassen.

Daarnaast worden de kassen afgeschermd conform de eisen uit het Activiteitenbesluit en uit het convenant omtrent lichthinder met LTO Glaskracht Nederland en SMN. De kassen worden voorzien van rolgevels en in de nok een horizontaal assimilatie en energie scherm. Hierdoor wordt de licht uitstraling zoveel mogelijk gereduceerd. Hiermee wordt voorkomen dat er nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan.

4.6 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

Op basis van de bodemkwaliteitskaarten en het bodemonderzoek dat in het verleden op het perceel is uitgevoerd, is de bodemkwaliteit naar verwachting geschikt voor het toekomstig gebruik. In de huidige situatie zijn de gronden reeds bestemd voor agrarische bedrijfsvoering. Hiermee zijn ze al geschikt bevonden voor het toekomstig gebruik. Daarom is in kader van dit wijzigingsplan is geen nader onderzoek nodig. Voor de vergunningsaanvraag zal een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

4.7 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Een plan dat slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Toetsing

De grenswaarden voor luchtkwaliteit niet zal overschreden. Hiermee kan geconcludeerd worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.8 Water

De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

Waterkwaliteit en riolering

In het plan is geen sprake van activiteiten die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Voor de ontwikkeling wordt daarom een gescheiden stelsel aangelegd.

Het hoogheemraadschap adviseert om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Met voorgenoemde adviezen wordt bij de uitvoering van het plan rekening gehouden.

Wateradvies

Via de Digitale Watertoets (Dossiercode: 20191209-12-22006) is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevraagd een reactie te geven op het plan. Uit de ingediende gegevens (zie bijlage 3) is gebleken dat de normale procedure gevolgd dien te worden.

Vanwege toename van het verharde oppervlak met meer dan 2000 m2 worden negatieve gevolgen voor het watersysteem verwacht. Door de toename stroomt hemelwater versneld af en komt direct tot afvoer. Compensatie in de vorm van waterberging of infiltratie is noodzakelijk om deze negatieve effecten op te heffen. Bij een verhardingstoename van meer dan 2000 m2 berekent het hoogheemraadschap aan de hand van diverse plangebiedkenmerken een specifiek compensatiepercentage.

De verhardingstoename in het plangebied is 9480 m2. Dit leidt tot een benodigde watercompensatie van 630 m2. Hierin wordt voorzien door de watergang ten oosten van het plangebied te verbreden met deze oppervlakte. Daarmee wordt voldaan aan de eis van het waterschap.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.

Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beperken van de risico's voor de burger door bovengenoemde activiteiten. Hiertoe zijn risico's gekwantificeerd, namelijk door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico (PR) is de berekende kans per jaar, dat een persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij een risicobron, aangenomen dat hij op die plaats permanent en onbeschermd verblijft. Het Groepsrisico (GR) is de kans dat een groep mensen overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR moet worden gezien als een maat voor maatschappelijke ontwrichting. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. Hierop zijn geen risicovolle activiteiten gevonden. Daarnaast heeft de Omgevingsdienst bevestigd dat er geen verkeers-, spoor- en vaarwegen aanwezig zijn waarover (relevant) transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De voorgestelde ruimtelijke ontwikkeling heeft evenmin gevolgen voor de externe veiligheid in de omgeving. Vanuit het oogpunt van externe veiligheid is de ontwikkeling daarmee aanvaardbaar.

Verder zijn in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of buisleidingen aanwezig die van invloed kunnen zijn op het plangebied. In het plangebied is daarom sprake van een verantwoord groepsrisico.

Het is daarom niet noodzakelijk om in het kader van dit wijzigingsplan het groepsrisico te verantwoorden. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan geen belemmeringen voor het plan.

4.10 Kabels en leidingen

In of nabij het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig die invloed hebben op de ontwikkelingen in het plangebied ofwel voorzien moeten worden van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische regeling

5.1 Systematiek

Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om ruimtelijke plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe plannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt.

5.2 Verbeelding

Bij het wijzigingsplan Grootslagweg 15, Andijk hoort ook een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied weergegeven. Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied. Op de verbeelding zijn de gronden bestemd als 'Agrarisch'. In dit opzicht veranderd er niets vergeleken met de huidige situatie. De wijziging die het wijzigingsplan mogelijk maakt is het vergroten van het bouwvlak.

5.3 Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Medemblik, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0420.BPBuitengebied-VA01 zijn onverkort van toepassing na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties.

Het ontwerpwijzigingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken.

Vervolgens wordt het plan, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt bepaald door de exploitatie van het plan.

6.2.1 Financiële haalbaarheid

Het wijzigingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is. De financiële kosten worden verzekerd door het heffen van leges en het aangaan van een planschadeverhaalsovereenkomst.