Plan: | Wervershoof - De Ruil 9 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0420.BPWHDeRuil9-VA01 |
Tijdens het vaststellen van het bestemmingsplan "Buitengebied" is aan de Ruil 9 te Wervershoof de agrarische bestemming met bijbehorend bouwvlak weggenomen. De bedrijfswoning is vervangen door de bestemming 'Wonen'. Destijds, op het moment van vaststelling, was binnen het plangebied geen agrarisch bedrijf actief. Nu zijn er plannen om deze agrarische locatie weer te gebruiken voor agrarische doeleinden, namelijk het kweken van bloembollen, bolbloemen en teelt + verwerking pioenrozen. Op deze manier krijgen de leegstaande, nog aanwezige kassen en schuur weer een functie en hoeft er geen nieuwe agrarische locatie te worden gezocht in het buitengebied. Door de huidige woonbestemming kan zich op het perceel geen agrarisch bedrijf ontwikkelen. Daarom is het gewenst deze locatie qua omvang te wijzigen overeenkomstig de wijze waarop het agrarisch bedrijf destijds was opgenomen in het bestemmingsplan “Buitengebied” (2010), van de voormalige gemeente Wervershoof. De gemeente staat positief tegenover dit plan, zeker als dit leidt tot het opnieuw agrarisch in gebruik nemen van de bestaande opstallen. Mede hierom heeft de gemeente aangegeven medewerking te willen verlenen aan het plan. Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader.
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Medemblik, ten westen van het dorp Wervershoof. Aan de westzijde van het plangebied ligt een De Markerwaardweg (N240). De begrenzing van het plangebied is afgestemd op de begrenzingen van het bestemmingsplan “Buitengebied” (2010) van de voormalige gemeente Wervershoof, de bestaande inrichting van het perceel en de kadastrale
grenzen. De ligging en globale begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 De ligging van het plangebied
Het plangebied is opgenomen in het Bestemmingsplan “Buitengebied”, dat is vastgesteld op 22 februari 2018. De voormalige bedrijfswoning heeft hierin de bestemming 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn alleen wonen en kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Een grondgebonden agrarische bedrijf valt hier niet onder.
De overige gronden binnen het plangebied zijn opgenomen met de bestemming 'Agrarisch'. Deze gronden zijn alleen bestemd voor agrarisch grondgebruik. Voor de bestaande kassen is geen aanduiding en-/of bouwvlak opgenomen. Agrarische bedrijfsgebouwen zijn hierdoor op deze gronden dan ook niet meer mogelijk. De kassen en de schuur zijn daarmee aanwezig onder de werking van het overgangsrecht.
Op het plangebied is verder de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing. Hiermee worden de potentieel aanwezige archeologische resten beschermd. Voor het plangebied geldt ook de gebiedsaanduiding 'Geluid - industrie' van de naastgelegen rioolwaterzuivering. Een uitsnede van het huidige bestemmingsplan "Buitengebied” is weergeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede huidige bestemmingsplan "Buitengebied"
Voormalig bestemmingsplan "Buitengebied" (2010) van de voormalige gemeente Wervershoof
In het voormalige bestemmingsplan “Buitengebied”, dat in 2010 door de voormalige gemeente Wervershoof is vastgesteld, was het plangebied bestemd met een agrarische bestemming. Binnen deze agrarische bestemming was een functieaanduiding specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf en een bouwvlak opgenomen.
Na het fuseren van de gemeente is het bestemmingsplan “Buitengebied” in 2013 voor de eerste maal herzien. Tijdens deze herziening is het plangebied opgenomen als 'Wonen'. Destijds is hiervoor gekozen omdat er geen agrarische bedrijfsactiviteiten op het perceel meer plaatsvonden.
Om de agrarische bedrijfsvoering weer correct te regelen wordt voor dit bestemmingsplan de omvang van het bedrijfsperceel uit het voormalige bestemmingsplan “Buitengebied” (2010) van de voormalige gemeente Wervershoof aangehouden. De regels voor het agrarisch bedrijf zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied, zoals dat in 2018 is vastgesteld. Een uitsnede van het voormalige bestemmingsplan "Buitengebied” is weergeven in figuur 1.3.
Figuur 1.3 Uitsnede voormalige bestemmingsplan "Buitengebied"
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in Hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In Hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen juridische regeling. Het laatste Hoofdstuk 6 gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Ontstaan geschiedenis
Het dorp Wervershoof is gelegen tussen het IJsselmeer en de Westfriese omringdijk. Wervershoof was tot 2011 een zelfstandige gemeente, waarna het samen met Andijk een onderdeel is geworden van de gemeente Medemblik. De gronden rondom het plangebied zijn van oudsher polders en zijn gebruikt voor agrarische doeleinden. Vanaf de jaren 80 na een collectieve herverkaveling vestigen de eerste boerderijen zich in het gebied. Onderstaande topografische kaarten uit 1975 en 1984 geven dit weer (figuur 2.1).
Figuur 2.1 Topografische kaarten 1975 en 1984
Ruimtelijk-functionele structuur
Het plangebied ligt op de rand van de geluidscontour van de rioolwaterzuivering ten oosten van het plangebied. Aan de Noordwestzijde van het plangebied loopt het Egboetswater. Het Egboetswater is recreatief water, dit water loopt vanaf "De Groote Vliet" (Onderdijk) landinwaarts. Het plangebied ligt aan het eind van de weg De Ruil. Deze weg wordt ontsloten op de Vok Koomenweg. De Vok Koomenweg is een hoofdweg die het dorp Wervershoof richting de Provinciale weg (N240) ontsluit. Aan De Ruil zijn meerdere agrarische bedrijven gevestigd met bijbehorende schuren, kassen en (bedrijfs)woningen. Aan de andere zijde van De Ruil, schuin tegenover het plangebied, is een burgerwoning met voormalige bedrijfsbebouwing gesitueerd.
Het plangebied betreft een voormalige agrarisch bedrijfsperceel met bedrijfsbebouwing (kassen en schuur). Deze schuur en kassen worden momenteel gebruikt voor het stallen van caravans. Het stallen van de caravans werd met een gedoogbeschikking op natuurlijk persoon toegestaan. Bij het vaststellen van het bestemmingsplan in 2013 is besloten het agrarische bouwvlak te verwijderen en van de bedrijfswoning een burgerwoning te maken. Figuur 2.1 geeft een luchtfoto weer van de directe omgeving rondom het plangebied.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied
Aanleiding functie wijziging
De huidige eigenaar, een oud agrariër, heeft besloten om zijn woning met bijbehorende gronden en opstallen te verkopen. De nieuwe eigenaar, een agrariër uit de omgeving, wil deze locatie weer gaan gebruiken voor agrarische bedrijfsactiviteiten. Op het elders gelegen bedrijfsperceel van de nieuwe eigenaar zijn geen uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijf. Daarnaast is een tweede bedrijfswoning (voor zijn zoon) op de huidige locatie niet mogelijk.
Hergebruik bestaande bebouwing
De bestaande bedrijfsgebouwen, binnen het plangebied, zijn in de loop der jaren goed onderhouden. Hierdoor zijn de opstallen nog immer geschikt voor de agrarische bedrijfsactiviteiten en krijgen de gebouwen weer een functie. De leegstaande kassen worden in gebruik genomen voor het kweken van tulpen en pioenen. De bestaande schuur wordt gebruikt voor het opslaan van materiaal en machines. Als mede voor het verwerken van bloemen. De gronden rondom het plangebied worden gebruikt voor het telen van bloemen en bloembollen.
Verkeer en parkeren
Het plangebied wordt in de huidige situatie gebruikt ten behoeve van wonen. Daarnaast worden de schuur en kassen gebruikt voor het stallen van caravans (milieucategorie 2). Het stallen van caravans brengt voornamelijk rond de lentemaanden extra verkeersbewegingen met zich mee. Met dit plan wordt een agrarisch bedrijf mogelijk gemaakt. Ten opzichte van de huidige situatie, neemt in eerste instantie het aantal verkeersbewegingen van en naar het perceel toe. Daarbij gaat het hier om vrachtwagens en-/of landbouwvoertuigen in plaats van auto's met een caravan.
Het plangebied wordt onderdeel van een bestaand agrarisch bedrijf, dat ook in de omgeving van Wervershoof is gelegen. De meeste verkeersbewegingen zullen tussen deze twee locaties plaatsvinden. Hiervoor wordt de aan-/afrijdroute over de parallelweg langs de N240 gekozen. Potentieel gevaarlijke situaties worden hiermee voorkomen.
Het aantal/type verkeersbewegingen komt overeen met wat mogelijk was toen deze locatie nog was bestemd als 'Agrarisch', in het bestemmingsplan “Buitengebied” van de voormalige gemeente Wervershoof. Ten opzichte van die oorspronkelijke situatie verandert de situatie niet. De nieuwe situatie in een overwegend agrarische omgeving voegt zich in het heersende verkeersbeeld.
Inpassing
De agrarische activiteiten die dit bestemmingsplan mogelijk maken horen in het buitengebied thuis. Doordat met dit plan gebruik wordt gemaakt van een locatie die ooit was bestemd voor agrarische doeleinden en waar nog steeds de voormalige agrarische opstallen aanwezig zijn, wordt er in beginsel geen nieuw agrarisch bedrijfsperceel toegevoegd aan het landelijk gebied. Daarnaast wordt er geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. Het plan heeft daarmee geen nadelige invloed op de agrarische omgeving en de waarden daarvan.
In dit hoofdstuk is ingegaan op het beleid dat van toepassing is op het plangebied. Hierbij is eerst gekeken naar het rijksbeleid, vervolgens naar het provinciale beleid en tot slot het gemeentelijk beleid.
Het beleid geeft mogelijk aanvullende uitgangspunten waarmee in dit bestemmingsplan rekening gehouden moet worden.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Een algemeen belang in de SVIR is het proces van duurzame verstedelijking. Hiervoor is 'De ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze houdt in het kort in dat in geval van nieuwe verstedelijking eerst moet worden beoordeeld of hier regionale behoefte voor is en vervolgens of deze behoefte binnen stedelijk gebied opgevangen kan worden. Indien dit niet mogelijk is, moet een locatie worden gezocht die passend multimodaal ontsloten is.
In dit geval is er geen sprake van nieuwe verstedelijking. Dit bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor het vestigen van een agrarisch bedrijf op een voormalig agrarisch bedrijfsperceel. Daarnaast verdwijnt met dit plan een stedelijke functie (wonen) en maakt ruimte voor een functie die thuis hoort in het landelijk gebied. Met dit plan wordt gebruik gemaakt van de bestaande bedrijfsbebouwing (schuur en kassen), daarom heeft het geen invloed op het ruimtebeslag in het landelijke gebied en wordt er geen verstedelijking toegevoegd. Met het hergebruik van de voormalige agrarische bedrijfslocatie is sprake van duurzaam ruimtegebruik.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Er worden geen rijksbelangen geraakt.
Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening
Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2050) (laatste wijziging is vastgesteld in 2015). In de structuurvisie geeft de provincie een toekomstbeeld, waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De Provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik'.
Het perceel valt in het gebied dat in de Provinciale Structuurvisie is aangeduid als Cluster voor grootschalige land- en tuinbouw. In de zone voor grootschalige land- en tuinbouw is ruimte voor onder andere schaalvergroting en structuurverbetering voor agrarische bedrijven. Voor dit bestemmingsplan betekent dit dat het landschap draagvlak heeft voor meer en-/of uitbreiding van agrarisch landbouw bedrijven.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Bij de Structuurvisie hoort een Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). In de PRV staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De laatste aanpassing dateert van mei 2018.
Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.
De PRV kent voor het plangebied geen specifieke regels omtrent het toevoegen van een agrarisch bedrijf. Voor bollenteelt en glastuinbouw zijn concentratiegebieden aangewezen. Het plangebied ligt niet binnen een concentratiegebied.
Met dit bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van een voormalige agrarisch bedrijfslocatie met bedrijfsbebouwing (schuur en kassen). In principe verandert de huidige situatie niet. De voormalige agrarisch bedrijfsfunctie wordt opgepakt waardoor de bestaande bedrijfsgebouwen weer de agrarische functie krijgen. Er is dus geen sprake van een nieuw locatie. Daarnaast wordt de concentratie van het gebied niet aangetast. Door het hergebruik van de bedrijfsgebouwen wordt er duurzaam met de ruimte en gebouwen omgegaan.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
De provincie wil de Noord-Hollandse landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerkende kwaliteiten te benutten bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiertoe is de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie opgesteld. Deze leidraad wordt met name toegepast indien op grond van de PRV een aanvullende ruimtelijke kwaliteitseis wordt gevraagd.
Het plangebied ligt volgens de leidraad in het Oude zeekleilandschap. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten van het landschaps-DNA benoemd, waaronder het kleine reliëf van het voormalig getijdengebied, historische structuurlijnen, cultuurhistorische objecten en de mate van openheid (halfopen karakter).
Voor dit plan is vooral de mate van openheid en de ligging aan een historische structuurlijn van belang. Het plangebied ligt niet in een aardkundig waardevol gebied of monument. Ook zijn er geen cultuurhistorisch waardevolle objecten in het geding. Het plangebied past zich in het landschap en levert geen strijdigheden met de Leidraad op.
Structuurschets Westfriesland; een dijk van een regio
De zeven West-Friese gemeenten, waaronder de gemeente Medemblik, werken nauw samen in de regio West-Friesland. Op verschillende aspecten, waaronder ruimtelijke ordening, worden binnen de regio beleidsafspraken gemaakt. In dat kader is de structuurschets "West-Friesland, een dijk van een regio" opgesteld. De gemeenten willen ruimte bieden aan initiatieven die de regio versterken. Hiervoor zijn vijf arrangementen voor geschetst: ze bevatten een samenhangende serie kansen en potenties. Het uitgangspunt is 'ja, mits...': de gemeenten bieden ruimte aan goede initiatieven en gaan zich inzetten om deze initiatieven realiteit te laten worden.
Voor het plangebied en de daarin voorgestelde ontwikkeling is arrangement (3) 'Agribusiness- landschap' van toepassing. West-Friesland is onderdeel van de Greenport Noord-Holland Noord en wil daarom ruimte bieden aan de agrarische sector. Schaalvergroting, verbreding en innovatie worden daarom geaccommodeerd. Belangrijk daarbij is echter wel de balans met de leefbaarheid, de landschappelijke kwaliteit en het watersysteem. De functiewijziging van een woonbestemming naar een agrarische bestemming past binnen de beleidsuitgangspunten van de regionale structuurschets.
Structuurvisie 2012-2022
In de op 28 februari 2013 vastgestelde Structuurvisie 2012-2022 van de gemeente Medemblik 'Sterke kust en sterk achterland' is het ruimtelijk beleid van de gemeente Medemblik vastgelegd. Medemblik wil de komende jaren het vestigen in de gemeente zo aantrekkelijk mogelijk maken.
Het plangebied ligt in het deel van de gemeente dat wordt gekarakteriseerd als een plattelandsgemeente dat een groen en rustig deel van West-Friesland vormt. De land- en tuinbouw is gevarieerd met accentverschillen in verschillende delen van de gemeente. Speerpunten zijn de schaalvergroting van de bedrijven en het recreatief medegebruik van het platteland in combinatie met de instandhouding/herbestemming van vrijkomende agrarische gebouwen.
Daarnaast is het plangebied onderdeel van het deelgebied Kromme Leek en Grote en Kleine Vliet. De waarde van dit gebied ligt in de natuurwaarden in combinatie met andere functies, bijvoorbeeld recreatie, wateropgave en agrarisch. Natuurlijke processen hebben in hoge mate de structuur van dit landschap bepaald.
De functiewijziging, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, sluit goed aan op de structuurvisie van de gemeente Medemblik. Met dit plan worden namelijk vrijgekomen agrarische bebouwing in gebruik genomen voor agrarische doeleinden in een gebied dat onder meer voor agrarische functies is aangewezen.
Voor het bestemmingsplan Buitengebied zoals dat op 4 juli 2013 is vastgesteld, is een planmer-procedure doorlopen. Vanwege deze planMER en de ondergeschikte aanpassingen is het niet noodzakelijk voor deze functiewijziging een nieuwe of aangepaste planMER op te stellen. In deze paragraaf zijn de conclusies van het planMER weergegeven en hoe dit is doorvertaald in dit bestemmingsplan.
Stikstofdepositie
Uit de beschrijvingen en beoordelingen in het planMER blijkt dat effecten van de ontwikkelingsruimte in de bestemmingsplannen voor het buitengebied en de linten over het algemeen beperkt zijn. Uitzondering vormt het thema stikstofdepositie. Uit de beoordeling volgt dat bij een maximale invulling van de bouwmogelijkheden uit de bestemmingsplannen (gehele buitengebied en de linten/kernen I, II, III en IV) significante negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de Natura 2000-gebieden niet zijn uit te sluiten. Door gebruik te maken van saldering, wat in middels is verwerkt in de Programmatische Aanpak Stikstof, van de gemeente Medemblik, wil de gemeente verslechtering tegengaan.
In het bestemmingsplan is in de Algemene gebruiksregels een gebruiksregel opgenomen, die er voor zorgt dat wanneer de bestaande veestapel wordt uitgebreid er geen toename plaats mag vinden van de ammoniakdepositie vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden, op het (de) maatgevende gevoelige Natura 2000-gebied(en). Daarmee is juridisch geborgd dat er nooit sprake kan zijn van een verslechtering van de kwaliteit van de gebieden. Het plan is daarmee uitvoerbaar.
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingsgrenzen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
De afstanden worden gerelateerd aan een rustige woonwijk. In dit geval gaat het om verspreid liggende woningen in een overwegend agrarisch gebied. Op grond van dat gegeven mag van de richtlijnafstanden worden afgeweken.
Het plangebied ligt in het buitengebied nabij Wervershoof. Rondom het plangebied zijn verschillende agrarische bedrijven en (bedrijfs-)woningen aanwezig. De dichtstbijzijnde woning van een derde staat tegenover het plangebied op een afstand van circa 50 meter.
Binnen het plangebied is nu geen bedrijfsfunctie mogelijk. Wel is het stallen van caravans via een gedoogbeschikking toegestaan. Het verhuren van ruimte ten behoeve van het stallen van caravans (opslaggebouw) kan worden aangemerkt als een milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 30 meter tot woningen geldt. Dit bestemmingsplan maakt een grondgebonden agrarisch bedrijf mogelijk. Dat kan ook een melkveehouderij zijn, al is dat een theoretisch denkbare invulling, omdat het gebied en de gronden zich niet direct lenen voor een veehouderijbedrijf. De voorgenomen bedrijfsactiviteiten van dit bedrijf zijn gelijk aan die van een tuinbouwbedrijf met kassen. Dergelijke bedrijven vallen in een milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 30 meter tot woningen geldt. Dit is gelijk aan de huidige situatie. Voor een andere vorm van landbouw zal de bestaande woning van derden maatgevend zijn voor de invulling van de toegekende bestemming. De afstand is daarmee voldoende om een goed woon- en leefklimaat te kunnen blijven garanderen.
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Er zijn er geen spoorwegen of geluidszoneringsplichtige industrie aanwezig, dus alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' is aan de orde.
De Ruil is een doodlopende 60 km/uur weg. Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Het is daarom niet nodig om de ontwikkeling te toetsen aan de geluidszones van de nabijgelegen wegen.
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Digitale watertoets
Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het hoogheemraadschap. Op het plan is ‘geen waterschapsbelang’ van toepassing. Aangezien het hier enkel om een functiewijziging gaat heeft het plan geen invloed op de waterhuishouding in de omgeving.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
Voor het plangebied en de beoogde ontwikkeling is advies gevraagd van de regionale uitvoeringsdiensten (RUD) Bijlage 1. Het plangebied valt in kwaliteitsklasse landbouw en natuur van de regionale bodemkwaliteitskaart 2016. Deze kwaliteit is geschikt voor de beoogde functie. Binnen het plangebied is in 1997 een bodemonderzoek uitgevoerd. Hierbij zijn slechts lichte verontreinigingen aangetroffen. Deze verontreinigingen vormen geen belemmering voor de beoogde functie. Verder zijn in het historisch bodembestand van de RUD geen meldingen bekend voor mogelijke bodembedreigende activiteiten binnen het plangebied.
Op basis van deze beschikbare gegevens kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit naar verwachting geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2019 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De gemeente Medemblik heeft archeologische beleidskaarten opgesteld. Volgens deze kaarten moet in het plangebied bij ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm een advies worden opgevraagd bij de dienst Archeologie West-Friesland. Voor de uitvoering van dit plan zijn geen relevante bodemingrepen aan de orde. Het gaat alleen om een functiewijziging binnen bestaande bebouwing. Het is daarvoor niet nodig om een archeologisch advies te vragen.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt.
Met dit plan wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt die de cultuurhistorische waarden enigerlei aantasten. Het is niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is eveneens geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in een beschermd natuurgebied. Ook maakt het plangebied geen deel uit van het NNN. De dichtstbijzijnde beschermde gebieden liggen op circa 2 kilometer afstand. Het gaat om het IJsselmeer. Gelet op voormalige gebruik van het plangebied, de ligging aan de rand van het stedelijk gebeid, de aard en omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden kunnen directe effecten, zoals verstoring of verontreiniging, op de Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.
Aangezien het gaat om het hergebruik van een voormalige agrarische bedrijfslocatie zijn significante gevolgen voor beschermde natuurwaarden als gevolg van een toename in stikstofdepositie ook uitgesloten. De voorgenoemde natuurgebieden zijn ook niet (bijzonder) stikstofgevoelig. De dichtstbijzijnde stikstofgevoelige natuurwaarden zijn de duingebieden langs de Noordzee, die op 30 kilometer afstand liggen. Het bestemmingsplan is daarom uitvoerbaar in het kader van de Wet natuurbescherming.
Soortbescherming
Ten aanzien van de soortbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.
Met dit bestemmingsplan wordt alleen een functiewijziging mogelijk gemaakt. Waardevolle dier- en plantensoorten die eventueel in het plangebied aanwezig zijn, komen niet in het geding en vormen geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op een risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Uit de risicokaart blijkt dat er in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen aanwezig zijn (figuur 4.1). Het plangebied ligt ook niet in het invloedsgebied van risicobronnen die op grotere afstand liggen. Ook worden er geen risicobronnen, zoals opslag van gevaarlijke stoffen, mogelijk gemaakt. Als gevolg van dit plan ontstaan dus geen externe risico's.
Figuur 4.1 Uitsneden Risicokaart
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
In de omgeving van Wervershoof zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat in de omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit. Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het plan valt binnen de Nibm-regeling. Er is sprake van een functieverandering, waarvan de verkeersgeneratie niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook ligt het plangebied niet binnen een beperkingszone.
Voor glastuinbouwbedrijven geldt op grond van artikel 15.51, eerste lid onder b van de Wet milieubeheer een verplichte deelname aan het landelijke kostenvereveningssysteem voor de emissie van CO2. Hiervoor (zie artikel 2.15 zesde lid) hebben bedrijven een ontheffing op de verplichte toepassing van energiebesparende maatregelen als genoemd in artikel 2.15 eerste lid van besluit.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
De regels van dit bestemmingsplan zijn qua systematiek afgestemd op het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Medemblik.
Agrarisch
De gronden met de bestemming 'Agrarisch' hebben als hoofdfunctie het agrarisch gebruik van de gronden. Dit geldt voor zowel de agrarische bedrijfskavels als voor de onbebouwde agrarische gronden. In de gebieden worden mogelijkheden geboden voor de voortzetting van de landbouwfunctie op bedrijfseconomische grondslag.
In deze bestemming zijn regels opgenomen voor agrarische bedrijven. Daarnaast is er een aantal specifieke gebruiksregels die van toepassing zijn voor alle of meerdere bestemmingen. Deze specifieke gebruiksregels zijn opgenomen in Artikel 7 Algemene gebruiksregels. Voor de agrarische bestemming is met name ook van belang de specifieke gebruiksregel dat als strijdig gebruik de toename van de bestaande ammoniakemissie wordt aangemerkt. Dit komt voort uit de planMER (zie paragraaf 4.1). Dit voorkomt in planologische zin dat er een verslechtering van de milieusituatie van Natura 2000-gebieden plaatsvindt ten aanzien van ammoniakdepositie, maar dit is geen lastenverzwaring voor de landbouw. De landbouw moet immers bij de vergunningverlening al een vergunning Wet natuurbescherming aanvragen en/of gebruik maken van de ontwikkelingsruimte in de Programmatische Aanpak Stikstof en aantonen dat er geen toename van depositie op de Natura 2000-gebieden plaatsvindt
Agrarisch grondgebruik
De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch' zijn landbouwkundig in gebruik. Het landbouwkundige gebruik van het gebied heeft een nauwe relatie met het aanwezige open landschap. De landbouw gebruikt en beheert dit open landschap.
Agrarische bedrijfskavels
De agrarische bedrijfskavels bestaan uit een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf'. De bedrijfskavel omvat het eigenlijke boerenerf, inclusief de tuin bij de bedrijfswoning en de voor opslag in gebruik zijnde gronden.
Binnen de agrarische bedrijfskavel ligt een bouwvlak. Hierbinnen moeten de agrarische bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen worden gebouwd. Binnen de agrarische bedrijfskavel mag bebouwing, maar ook opslag plaatsvinden en verhardingen, tuinen en erven aangebracht. Het bouwvlak omvat de bestaande bebouwing en biedt de netto bouwruimte voor ontwikkelingen. De grootte van het bouwvlak is afgestemd op het bestemmingsplan "Buitengebied" van de voormalige gemeente Wervershoof .
Toegestane functies
Onder de algemeen toegestane activiteiten binnen de bouwpercelen vallen de melkveebedrijven, schapenhouderijen, paardenfokkerijen en akker- en tuinbouwbedrijven. Aanvullend op de agrarische bedrijvigheid binnen het bouwvlak, zijn bij het bedrijfswonen de volgende aan het wonen ondergeschikte functies mogelijk:
Bouwmogelijkheden
De bestaande gebouwen, waaronder de bedrijfswoning, zijn vastgelegd in een bouwvlak, ter hoogte van de bestaande kassen is de aanduiding 'kas' opgenomen.
Afwijkingen
In de bestemming zijn meerdere afwijkingen opgenomen om enige flexibiliteit in de bouw- en gebruiksregels mogelijk te maken, dan wel functies aan de agrarische bedrijfsactiviteiten toe te voegen.
Waarde Archeologie 3
Ter bescherming van archeologische waarden is een dubbelbestemming opgenomen. De gronden binnen deze dubbelbestemming zijn mede bestemd ter behoud van de aanwezige archeologische waarden.
In de Archeologienota Medemblik 2014 zijn verschillende zones opgenomen. Per zone is aangegeven vanaf welke oppervlakte en diepte een omgevingsvergunning nodig is voor werkzaamheden die de bodem kunnen verstoren. Bij ingrepen groter dan 500m2 en dieper dan 0.40 m is omgevingsvergunning noodzakelijk.
In de planregels zijn een aantal algemene aanduidingsregels opgenomen, die eveneens zijn afgestemd op de regels van het bestemmingsplan Buitengebied.
geluidzone - industrie
De geluidzone - industrie is van toepassing op het gebied rond de rioolwaterzuiveringsinstallatie bij Andijk en Wervershoof.
De zone geeft de 50 dB-contour aan. Mochten er ontwikkelingen zijn binnen de contour, dan mag de belasting op het geluidgevoelig object niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde. Buiten de zone is geen sprake meer van een hoge geluidbelasting door de rioolzuiveringsinstallatie en het industrieterrein.
milieuzone - geurzone
Naast de geluidzone heeft de rioolzuiveringsinstallatie ook een geurzone. Binnen deze zone mogen er geen bouwwerken gerealiseerd worden die gebruikt kunnen worden voor geurgevoelige functies.
Algemeen
Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard en omvang van het plan vindt geen afzonderlijke inspraak plaats over het voorontwerp.
Het bestemmingsplan doorloopt verder de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen bestemmingsplanprocedure. Het bestemmingsplan wordt direct als ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is er voor een ieder de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen (artikel 3.8 Wro). De zienswijzen worden door de gemeente beantwoord en betrokken bij de vaststelling van het bestemmingsplan.
De gemeenteraad van de gemeente Medemblik besluit over de vaststelling van het bestemmingsplan. Indieners van zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Tegen dit besluit is uiteindelijk beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Verslag overleg artikel 3.1.1. Bro
Voor het overleg artikel 3.1.1. Bro is het (voor)ontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de overlegpartners. Er zijn overlegreacties ontvangen van de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord, Rijkswaterstaat Midden-Nederland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
De Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord (RUDNHN) heeft op 19 november 2018 advies uitgebracht op het voorontwerpbestemmingsplan (Bijlage 1). Tijdens de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan is het plan nogmaals voorgelegd aan de RUDNHN. Op 13 februari 2019 heeft de RUDNHN aangegeven dat de teksten in het ontwerpbestemmingsplan over milieuzonering, geluid, ecologie, externe veiligheid en luchtkwaliteit al akkoord waren. De teksten voor bodem en duurzaamheid zijn naar aanleiding van het advies op het voorontwerpbestemmingsplan in het ontwerpbestemmingsplan gewijzigd en akkoord bevonden.
Rijkswaterstraat Midden-Nederland liet weten dat er geen aanleiding is tot het maken van opmerkingen.
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) vraagt aandacht voor het volgende:
Met de aandachtspunten en belangen van het HHNK houden wij rekening. Het is niet nodig het bestemmingsplan daarvoor aan te passen.
Verslag zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan lag van 1 februari tot 15 maart 2019 ter inzage. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Vaststelling
De gemeenteraad van de gemeente Medemblik heeft het bestemmingsplan 'Wervershoof de Ruil 9' op 6 juni 2019 ongewijzigd vastgesteld. Uiteindelijk is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De gemeente Medemblik heeft hiermee geen directe financiële bemoeienis. De kosten voor de procedure worden verhaald via leges. De investeringen zijn nodig om het bedrijf ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. De kosten en baten van deze investering zijn in beeld gebracht. Het plan is daarmee financieel haalbaar.
Grondexploitatie
De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan, omdat het bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.
Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Hierin is het kostenverhaal (waaronder planschade) vastgelegd. De gemeenteraad besluit dan ook bij de vaststelling van dit bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen.