direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden
Plan: Laren-Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0417.L002BPLarenNoord-2102

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.8 sub a en b;
  • b. het uitoefenen van een agrarisch bedrijf ten behoeve van bomenteelt, zoals genoemd in artikel 1 lid 1.8 sub f, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt';
  • c. het uitoefenen van ruitersport, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ruitersport';
  • d. een paardenhouderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
  • e. een open stapmolen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stapmolen';
  • f. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
  • g. kleinschalige natuurontwikkeling;
  • h. behoud, herstel en ontwikkeling van de in dit gebied voorkomende landschappelijke waarden in de vorm van landschappelijke openheid;

met de daarbij behorende:

  • i. (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer en waterberging.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' mag ten hoogste één bedrijfsgebouw worden gebouwd met een oppervlakte van ten hoogste 80 m2 en een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 meter en 5 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mag ten hoogste één bedrijfsgebouw worden gebouwd met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 meter en 5 meter;

voor het overige mogen binnen deze bestemming geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van een open stapmolen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stapmolen'.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van:

  • a. erfafscheidingen met een maximale hoogte van 1 meter;
  • b. schuilgelegenheden, mits:
    • 1. deze verplaatsbaar zijn, geen aan zijn oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- of vaartuig betreffen en onontbeerlijk zijn in verband met in het gebied uit te voeren werken of werkzaamheden;
    • 2. de bebouwingsoppervlakte ten hoogste 80 m2 per hectare bedraagt, met een maximum van 80 m2 per gebouw;
    • 3. de goot- en bouwhoogte ten hoogste respectievelijk 3 meter en 5 meter bedraagt;
    • 4. de onderlinge afstand tussen de gebouwen ten minste 10 meter bedraagt;
    • 5. de afstand van deze gebouwen tot een belendende woning ten minste 50 meter bedraagt;
    • 6. een tijdelijke noodzaak wordt aangetoond.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden voor paardrijbakken, paardrijbanen en paardenmestplaten, behoudens de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ruitersport'.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen, aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, en het aanbrengen van eventuele andere oppervlakteverhardingen (al dan niet tijdelijk);
  • b. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen, opvullen of egaliseren van de bodem met meer dan 0,1 meter, waaronder begrepen het ophogen met bagger- of grondspecie;
  • c. het aanbrengen van boven en/of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • d. het beplanten met houtige gewassen zoals bomen en struiken;
  • e. het vellen of rooien van houtopstanden of -gewassen, anders dan bij wijze van verzorging;
  • f. het aanleggen van kampeer- en caravanterreinen en dagcampings, speelvelden en banen voor sportbeoefening;
  • g. het, al dan niet tijdelijk, opslaan en/of storten van bouw- en afvalmateriaal;
  • h. het vergraven van land tot water;
  • i. het verlagen of verhogen van de grondwaterstand;
  • j. het permanent aanleggen van dammen of soortgelijke constructies, die de watergang beïnvloeden, in waterlopen.
  • k. het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen.
3.6.2 Uitzonderingen op verbod

Het verbod als bedoeld in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds vergund en in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.6.3 Voorwaarde voor de omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de ecologische- en natuurwaarden van de gronden;
  • b. een schriftelijk advies is ingewonnen van een landschapsarchitect, indien sprake is van een woning op hetzelfde bouwperceel.