direct naar inhoud van REGELS
Plan: Benedenweg 147 te Sint Pancras
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0416.BPSP2012part006-va01

REGELS

behorende bij het bestemmingsplan Benedenweg 147 te Sint Pancras

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Benedenweg 147 te Sint Pancras met identificatienummer NL.IMRO.0416.BPSP2012part006-va01 van de gemeente Langedijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0416.BPSP2012part006-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden-beroepen

het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep, of het beroepsmatig verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit het verleden;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfast

een faciliteit waarbij in huiselijke sfeer tegen betaling overnachting en ontbijt kan worden verkregen, waarbij geen sprake is van permanente bewoning, de maximale gebruiksduur niet meer bedraagt dan 1 aansluitende maand, een nachtregister wordt bijgehouden en waarbij geen zelfstandige keukenfaciliteiten ter beschikking staan aan de tijdelijke bewoners;

1.9 bestaand

die legale situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt;

1.10 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw. of ander bouwwerk, met een dak;

1.11 bijgebouw

Een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een op zich zelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmeting daaraan ondergeschikt is;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 bruto vloeroppervlak

De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimten omhullen;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 geluidgevoelige functie

objecten en/of functies die, gelet op hun aard en/of omvang, hinder ondervinden van inrichtingen, (spoor)wegen en bedrijven (bedrijfsactiviteiten), voor wat betreft de aspecten geluid, luchtkwaliteit, geur, stof en gevaar (externe veiligheid);

1.21 geluidscherm

scherm dat geluid kanaliseert of afweert;

1.22 gevelbreedte

de breedte van een naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw;

1.23 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.24 karakteristiek pand

wen pand waarvan de uitwendige hoofdvorm, bepaald door onder meer de dakvorm, goothoogte, bouwhoogte, nokrichting, dakhelling, gevelindeling en karakteristieke elementen, zoals aanwezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, gehandhaafd dient te blijven;

1.25 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.26 maatvoeringsvlak

een als zodanig geometrisch bepaald vlak ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;

de dienstverlenende activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;3

1.27 overkapping

een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts met een wand is omgeven;

1.28 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een bouwwerk op, in of boven het water: gemeten van het ter plaatse geldende waterpeil;
1.29 recreatiewoning

een woning of gedeelte daarvan dient als recreatief verblijf voor recreanten, waarbij geen sprake is van permanente bewoning;

1.30 voorgevel

een naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.31 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.32 vrijstaande woningen

niet-aaneengebouwde woningen;

1.33 wonen in de tweede lijn

Het gebruiken van de aangeduide bestaande karakteristieke en beeldbepalende bijgebouwen als woning bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.34 woning

een complex van ruimten in één gebouw, krachtens zijn indeling en inhoud geschikt en uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van een afzonderlijk huishouden;

1.35 zwembad

een onoverdekt bassin dat zwemgelegenheid biedt aan particulieren en dat wordt aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel;

2.7 ondergeschikte bouwdelen
  • a. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 1 m bedraagt. Overschrijdingen van niet meer dan 1 m worden niet meegerekend bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.5 van dit plan;
  • b. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als galerijen, balkons, luifels, brandtrappen en trappenhuizen buiten beschouwing gelaten, mits de afwijking van de plaatsingseisen niet meer dan 2 meter bedraagt;
  • c. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de goothoogte van bouwwerken als bedoeld in artikel 2.2 worden bouwdelen als dakkapellen en dakopbouwen en wolfseinden niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Tuin" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen bij de op de aangrenzende gronden gesitueerde hoofdgebouwen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen
  • d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. water en oeverstroken.
  • f. een geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm'
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van het bouwen van een bijbehorend bouwwerk aan de gevel van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:
    • 1. de diepte van een bijbehorend bouwwerk niet meer dan 1,5 meter mag bedragen
    • 2. de breedte van een bijbehorend bouwwerk maximaal 2/3e deel van de bestaande gevelbreedte mag bedragen, tot een maximum van 4 meter;
    • 3. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 meter;
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 1,5 meter bedragen, met dien verstande dat er geen overkappingen mogen worden gebouwd.
  • d. in afwijking van het gestelde onder a., b. en c. mag ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm worden gerealiseerd, van maximaal 17 meter lang en 2,5 meter hoog conform het bepaalde in de aanvullende memo geluid realisatie woning Benedenweg 147 St. Pancras, 21 mei 2019.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Overkappingen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder c, voor het bouwen van één overkapping, met dien verstande dat:

  • a. de overkapping in het verlengde van of achter de voorste bouwgrens van de bestemming "Wonen - Vrijstaand" wordt gebouwd'
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 10 m² bedragen met een maximale bouwhoogte van 3 meter.
3.3.2 Toepassingsregels voor afwijken van de bouwregels

De in 3.3.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • c. de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 4 Wonen - Vrijstaand

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - Vrijstaand" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. openbare nutsvoorzieningen;
  • d. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  • e. water- en oeverstroken;
  • f. geluidscherm ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' .

Voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld in 4.1, onder a mogen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:

  • g. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
  • h. de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;
  • i. de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • j. het geen detailhandel en/of horeca betreft, anders dan genoemd in de van deze regels deel uitmakende “Staat van bedrijven - Aan huis verbonden bedrijven” (bijlage 1);
  • k. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verboden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;
  • l. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;
  • m. de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen binnen het bouwvlak

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de regels in Artikel 7, alsmede de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan één;
  • d. de goot- en bouwhoogte mag niet meer dan respectievelijk 3,5 meter en 8,5 meter bedragen;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.
4.2.2 Bouwwerken buiten het bouwvlak

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en bijgebouwen of een bouwwerken geen gebouwen zijnde en overkappingen dienen ten minste 3 meter achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen mag niet meer dan 50% van het erf dat zich op meer dan 1 m afstand van de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het dichtst bij de openbare weg gesitueerd gebouw bevindt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde en overkappingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m2,;
  • d. Indien het bouwperceel groter is dan 500 m2 de oppervlakte van aan- of uitbouwen, of bijgebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, niet meer mag bedragen dan 75 m2;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 meter;
  • f. de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen mag niet meer dan 6,5 m bedragen, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen minimaal 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte van aan- of uitbouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen die binnen een afstand van 3 meter tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 meter mag bedragen.
  • g. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • h. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag niet meer dan 5 meter bedragen.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • c. de oppervlakte van overkappingen mag niet meer dan 20 m² bedragen en de bouwhoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • d. een overkapping dient achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het dichtst bij de openbare weg gesitueerde gebouw te worden gebouwd;
  • e. per bouwperceel mag niet meer dan 1 zwembad worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte van het zwembad niet meer dan 40 m² mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte van het zwembad niet meer dan 1 m mag bedragen;
    • 3. het zwembad ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;
    • 4. de afstand van het zwembad tot de perceelsgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een geluidscherm worden gerealiseerd, van maximaal 17 meter lang en 2,5 meter hoog conform het bepaalde in de aanvullende memo geluid realisatie woning Benedenweg 147 St. Pancras, 21 mei 2019.
4.2.4 Voorwaardelijke verplichting

De geluidswerende voorziening ter plaatse van de aanduiding "geluidsscherm" dient gerealiseerd te worden conform de situering en hoogte zoals aangegeven in het akoestisch onderzoek realisatie woning Benedenweg 147 St. Pancras (bijlage 2 van de regels) alvorens mag worden begonnen met de bouw van de woning.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijkende goothoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 sub d voor een hogere goothoogte van niet meer dan 6 meter over een lengte van maximaal 6 meter, met dien verstande dat de goothoogte uitsluitend aan één zijde van het hoofdgebouw mag worden verhoogd, met uitzondering van de voorgevel.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving en de in 4.1 bedoelde activiteiten, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • c. het bedrijfsmatig exploiteren van het zwembad (het zwembad is bestemd voor eigen gebruik);
  • d. het op zodanige wijze onttrekken van water aan de bodem dat een verlaging van de grondwaterstand in de omgeving plaatsvindt, waardoor funderingen van naburige bouwwerken kunnen worden aangetast;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van het zwembad op een voor de omgeving schadelijke of hinderlijke wijze.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Aanvullende bouwregels

Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:

  • a. Voor bouwwerken moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een ter zake kundig bureau op het terrein van archeologische monumentenzorg.
  • b. Indien uit het in sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties;
  • c. De verplichting in sub a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben op een oppervlakte van niet meer dan 500 m² en met een diepte van niet meer dan 40 cm.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • d. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden betreft dieper dan 40 cm beneden het bestaande maaiveld en met een oppervlakte van meer dan 500 m²;
  • e. het graven van watergangen;
  • f. het verlagen van het waterpeil.
5.3.2 Toepassingsregels omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.3.1 wordt slechts verleend indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden of;
    • 2. een verplichting tot het doen van opgravingen of;
    • 3. een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
  • d. indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in sub c, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd.
5.3.3 Coordinatieregels omgevingsvergunningen voor samenvallende bestemmingen

Wanneer op grond van de hoofdbestemming eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld onder 5.3.1 gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. voor de op grond van de bestemmingen omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
  • b. bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van de hoofdbestemming beoogt te beschermen.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 Verwijderen bestemming Waarde -Archeologie 3

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden in het plan de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

5.4.2 Toepassingsregels wijzigingebevoegdheid

Alvorens de in 5.4.1 bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Dakkapellen op het achterdakvlak van een woning

Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van de woning gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte, gemeten vanaf de voet van een dakkapel, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 meter en niet meer dan 1 meter bedragen;
  • c. de afstand van de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 meter bedragen;
  • d. de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 bedragen
7.2 Dakkapellen op het zijdevlak van een woning

Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van de woning gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte, gemeten vanaf de voet van een dakkapel, mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • b. de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 meter en niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 meter bedragen;
  • d. de afstand van een dakkapel tot de voorgevel van het dakvlak mag niet minder dan 1 meter bedragen.
7.3 Dakkapellen op het voordakvlak van een woning

Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van de woning gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • b. de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 meter en niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 meter bedragen;
  • d. de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 bedragen.
7.4 Dakopbouwen

Voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van de woning gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de woning voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 8,5 m bedragen;
  • b. de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 meter bedragen;
  • c. de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur mag niet minder dan 0,5 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een dakopbouw en de woning dient hetzelfde aantal graden te bedragen.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met dit plan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijvingen. In ieder geval de volgende gebruiksvormen worden als strijdig gebruik aangemerkt:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor risicovolle inrichtingen;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden buiten het bouwvlak voor ondergronds bouwen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie.

9.2 Bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.

9.3 Bouwhoogte antennes en openbare lichtmasten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 15 meter mag bedragen.

9.4 Toepassingsregels afwijken bij een omgevingsvergunning

De in 9.1 t/m 9.3 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • c. de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Specifieke gebruiksregels

In aanvulling op de specifieke gebruiksregels behorende bij de bestemmingen gelden de volgende aanvullende specifieke gebruiksregels:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewoning en bed & breakfast;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • c. het bedrijfsmatig exploiteren van het zwembad (het zwembad is bestemd voor eigen gebruik);
  • d. het op zodanige wijze onttrekken van water aan de bodem dat een verlaging van de grondwaterstand in de omgeving plaatsvindt, waardoor funderingen van naburige bouwwerken kunnen worden aangetast;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van het zwembad op een voor de omgeving schadelijke of hinderlijke wijze.
10.2 Afwijken van de gebruiksregels
10.2.1 Ondergeschikte kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 onder b voor het gebruiken van hoofdgebouwen ten behoeve van ondergeschikte kamerverhuur, met dien verstande dat:

  • a. de verhuur van kamers uitsluitend is toegestaan in hoofdgebouwen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte aan ondergeschikte kamerverhuur per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 m²;
  • c. de te verhuren kamer(s) uitsluitend gebruik mogen maken van gedeelde voorzieningen als keuken, douche en vergelijkbare voorzieningen;
  • d. de te verhuren kamer(s) geen eigen opgang mogen hebben;
  • e. geen afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk mag ontstaan;
  • g. het parkeren ten behoeve van de kamerverhuur gerealiseerd dient te worden op het eigen terrein.
10.2.2 Splitsen van hoofdgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 voor het gebruiken van hoofdgebouwen voor splitsing, met dien verstande dat:

  • a. uitsluitend een hoofdgebouw mag worden gesplitst in niet meer dan twee woningen;
  • b. na splitsing een hoofdgebouw mag bestaan uit een bovenwoning en een benedenwoning, horizontale splitsing;
  • c. het splitsen van een hoofdgebouw in twee woningen niet leidt tot extra bouwrechten ten opzichte van het oorspronkelijke hoofdgebouw;
  • d. geen sprake mag zijn van aantasting van het bestaande straat- en bebouwingsbeeld;
  • e. geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk mag ontstaan;
  • f. het parkeren ten behoeve van het splitsen van een hoofdgebouw in twee woningen gerealiseerd dient te worden op het eigen terrein.
10.2.3 Recreatie en bed & breakfast in hoofdgebouwen en karakteristieke beeldbepalende bijgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.1 onder a voor het gebruiken van hoofdgebouwen ten behoeve van een recreatiewoning en/of bed & breakfast, met dien verstande dat:

  • a. Een recreatiewoning en/of Bed en Breakfast in bijgebouwen niet is toegestaan;
  • b. De bouwregels van de betreffende bestemming van overeenkomstig van toepassing zijn;
  • c. De gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning en/of Bed en Breakfast per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 m2;
  • d. Geen afbreuk mag worden gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • e. Geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk mag ontstaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Benedenweg 147 te Sint Pancras.