direct naar inhoud van REGELS
Plan: Koedijk - 't Veer 4a
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0416.BPOKKD2014wp002-va01

REGELS

behorende bij het bestemmingsplan Koedijk - 't Veer 4a

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het wijzigingsplan Koedijk - 't Veer 4a met identificatienummer NL.IMRO.0416.BPOKKD2014wp002-va01 van de gemeente Langedijk.

1.2 moederplan

het bestemmingsplan 'Oudkarspel en Koedijk' en de structuurvisie 'Langedijk 2012- 2030' van de gemeente Langedijk.

1.3 Wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0416.BPOKKD2014wp002-on01 met de bijbehorende regels en bijlagen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Enkelbestemming Wonen - Vrijstaand

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Vrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen, uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven;

b. groenvoorzieningen;

c. sport- en speelvoorzieningen;

d. openbare nutsvoorzieningen;

e. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;

f. water en oeverstroken,

en tevens voor de volgende functieaanduidingen:

g. wonen in combinatie met bedrijvigheid als genoemd in de bij deze regels behorende als Bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijven' in de categorieën 1 en 2, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";

h. dienstverlening, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "dienstverlening";

i. een geluidscherm, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "geluidscherm";

j. een ontsluitingsweg, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding: ontsluiting";

k. wonen in woonwagens, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats".

Ten aanzien van aan huis verbonden beroepen en bedrijven geldt dat een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken op gronden als bedoeld in lid 21.1 sub a zoals in het moederplan mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven, mits:

1. de gezamenlijke vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m²;

2. de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;

3. de ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling van een aan huis verbonden beroep of bedrijf met de woonfunctie in overeenstemming is;

4. het geen detailhandel en/of horeca betreft, anders dan genoemd in de van deze regels deel uitmakende als Bijlage 3 opgenomen 'Staat van Bedrijven - Aan huis verbonden bedrijven';

5. op de bij de betreffende woning behorende gronden geen buitenopslag van goederen ten behoeve van de aan huis verbonden beroepen en/of bedrijven plaatsvindt;

6. in de omgeving van de betreffende woning geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt;

7. de activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;

8. het aan huis verbonden beroepen betreffen die:

a. passen binnen de in artikel 1 sub 3 van het moederplan genoemde omschrijving;

9. het aan huis verbonden bedrijven betreft die vallen binnen de van deze regels deel uitmakende als Bijlage 3 opgenomen 'Staat van Bedrijven - Aan huis verbonden bedrijven', dan wel daarmee is gelijk te stellen voor wat betreft de milieugevolgen voor de omgeving.

De regels zoals opgenomen in Artikel 30 van het moederplan, Algemene bouwregels, zijn tevens van toepassing op de bestemming.

2.2 Bouwregels

a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken die binnen het bouwvlak worden gebouwd gelden de volgende regels:

1. als hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;

2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

3. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal per bouwvlak bedragen dan wel het aangegeven aantal woningen ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden";

4. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer dan respectievelijk 3,5 m en 8,5 m bedragen, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer zijn;

5. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m te bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is.

b. Voor het bouwen ten behoeve van woonwagen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

1. woonwagens mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding "woonwagenstandplaats;

2. de gezamenlijke oppervlakte per woonwagen, inclusief bijbehorende bouwwerken en overkappingen, mag niet meer dan 175 m² bedragen;

3. het aantal woonwagens mg niet meer dan 4 woonwagens bedragen;

4. de bouwhoogte van woonwagens mag niet meer dan 7 m bedragen.

c. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, overkappingen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het erf dat zich op meer dan 1 m afstand achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het dichtst bij de openbare weg gesitueerde hoofdgebouw bevindt, met inachtneming van het bepaalde in lid 21.2, onder d, e en f van het moederplan;

2. bijbehorende bouwwerken en overkappingen, dienen ten minste 3 m uit de oeverlijn te worden gebouwd, gemeten vanuit de bestemming 'Water'.

d. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen die buiten het bouwvlak worden gebouwd gelden de volgende regels:

1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen dienen ten minste 3 m achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het dichtst bij de openbare weg gesitueerde hoofdgebouw te worden gebouwd, dan wel ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";

2. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken overkappingen mag niet meer dan 50 m² bedragen, met dien verstande dat:

  • indien het bouwperceel groter is dan 500 m² de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 75 m² mag bedragen, met uitzondering van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" waarbij alle bijbehorende bouwwerken en overkappingen ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen" moeten worden gebouwd;
  • de gezamenlijke oppervlakte van overkappingen niet meer dan 20 m² mag bedragen;

3. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen;

4. in uitzondering op het bepaalde onder 1 mag een overkapping achter de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het dichtst bij de openbare weg gesitueerde gebouw worden gebouwd;

5. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 m, dan wel de bestaande goothoogte;

6. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6,5 m bedragen, met dien verstande dat:

  • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken ten minste 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken die binnen een af-stand van 3 m tot de bouwperceelgrens worden gebouwd, niet meer dan 5 m mag bedragen;

7. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;

8. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 5 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

e. In aanvulling op het bepaalde in lid 21.2 sub d gelden voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2" de volgende regels:

1. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2" te worden gebouwd;

2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw bedragen tot een maximum van 3,5 m;

3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 6,5 m bedragen.

f. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

1. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen voor de voorgevel (en het verlengde daarvan) van het dichtst bij de openbare weg gesitueerde hoofdgebouw mag niet meer dan 1 m bedragen;

2. de bouwhoogte van overige terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;

3. per bouwperceel mag niet meer dan 1 zwembad worden gerealiseerd, met dien verstande dat:

  • de oppervlakte van het zwembad niet meer dan 40 m² mag bedragen;
  • het zwembad ten minste 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw dient te worden gebouwd;
  • de afstand van het zwembad tot de perceelgrens niet minder dan 3 m mag bedragen;
  • de bouwhoogte van het zwembad niet meer dan 1 m boven het peil mag bedragen;

4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

2.3 Afwijken van bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

a. het bepaalde in lid 21.2, sub a, onder 5 van het moederplan voor een hogere goothoogte van niet meer dan 6 m over een lengte van maximaal 6 m binnen het bestaand dakvlak, met dien verstande dat de goothoogte uitsluitend aan één zijde van het hoofdgebouw mag worden verhoogd,

b. bepaalde in lid 21.2, sub d van het moederplan voor het bouwen van bijbehorende bouwwer-ken en overkappingen buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - 2", met dien verstande dat:

1. in het straat- en bebouwingsbeeld nog geen bijbehorende bouwwerken als bedoeld in lid 21.2, sub d van het moederplan aanwezig is;

2. bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd tot op de zijdelingse perceelsgrens;

3. bijbehorende bouwwerken ten minste 3 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw moeten worden gebouwd;

4. bijbehorende bouwwerken ten hoogste tot in het verlengde van de achterste zijde van het bouwvlak mogen worden gebouwd;

5. voor het overige de regels van lid 21.2, sub d van het moederplan van overeenkomstige toepassing zijn.

mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:'

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

het straat- en/of bebouwingsbeeld;

  • de verschijningsvorm van karakteristieke gebouwen;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de sociale veiligheid.

2.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruiken van gronden en bouwwerken voor recreatieve bewonin
  • het gebruiken van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • het bedrijfsmatig exploiteren van het zwembad (het zwembad is bestemd voor eigen gebruik);
  • het op zodanige wijze onttrekken van water aan de bodem dat een verlaging van de grondwaterstand in de omgeving plaatsvindt, waardoor funderingen van naburige bouwwerken kunnen worden aangetast;
  • het gebruiken van het zwembad op een voor de omgeving schadelijke of hinderlijke wijze.

Artikel 3 Van toepassing verklaring

3.1 Regels

Met uitzondering van de slotregel blijven de planregels behorende bij het moederplan bestemmingsplan 'Oudkarspel en Koedijk' met indentificatienummer NL.IMRO.0416.BPOKKD2014-va01 van de gemeente Langedijk, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 29 januari 2019, voor zover relevant, onverkort van toepassing.

Verder wordt er gekeken naar de structuurvisie 'Langedijk 2013-2030' met identificatienummer: NL.IMRO.0416.SVLD2012-va01 van de gemeente Langedijk, vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 18 september 2012

3.2 Verbeelding

De verbeelding behorende bij het moederplan bestemmingsplan 'Oudkarspel en Koedijk'' en wordt voor wat betreft het plangebied van het wijzigingsplan 'Koedijk - 't Veer 4a' als volgt gewijzigd. De bestemming 'Wonen - Vrijstaand' biedt de mogelijkheid om één vrijstaande woning te realiseren, na sloop van de bestaande opstallen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met niet meer dan 10%.

3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

5.2 Overgangsrecht gebruik

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan 'Koedijk - 't Veer 4a'.