Plan: | De Helling 4 te Sint Pancras |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0416.BPGAB2008herz001-va01 |
Het plangebied van dit bestemmingsplan betreft de voor wonen in gebruik zijnde gronden behorende bij het perceel De Helling 4 te Sint Pancras met enige aangrenzende gronden van het naastliggende graslandperceel. Het gaat hier om de kadastrale perceelnummers 318 en 319 respectievelijk een deel van 385 (kadastrale gemeentecode LGD00, sectie K).
De exacte ligging van het plangebied blijkt uit de planbegrenzing van de verbeelding van dit bestemmingsplan. Onderstaande luchtfoto met kadastrale belijning geeft een concrete indruk van het plangebied.
Figuur 1. Luchtfoto van plangebied
Tussen Alkmaar en Sint Pancras wordt Vroonermeer ontwikkeld. Het gebied ligt in het noorden van de gemeente Alkmaar (Geestmerambachtpolder) en is opgedeeld in een noordelijk en zuidelijk deel. Het noordelijk deel wordt een woongebied met voorzieningen en een landschappelijke zone. De landschappelijke zone is gelegen op het oostelijk deel. Voor dit ontwikkelingsproject is een gezamenlijk bestemmingsplan Vroonermeer Noord door de gemeente Langedijk en Alkmaar vastgesteld.
In Vroonermeer Noord worden maximaal 660 woningen (Alkmaars deel) gerealiseerd. In het deel van Langedijk is 21 hectare bestemd voor een landschappelijke zone. Om het karakter van het dorp Sint Pancras te behouden, wordt een vloeiende overgang gecreëerd. Aan de oostzijde van de Vroonermeerweg wordt een waterplas van circa 15 hectare met bijbehorend groen gerealiseerd. Door het aanleggen van een dergelijke plas vindt opstuwing van het water plaats waardoor de afvoer primair verruimd moet worden. Hiervoor wordt de afwateringssloot ten noorden van De Helling verbreed en wordt een brug aangelegd. De waterafvoer verloopt verder ten noorden en ten zuiden van het Daalmeerpad.
In secundaire zin is gekeken naar de zogenaamde 'meekoppelkansen'. Er is gekozen om De Helling en het Daalmeerpad doorvaarbaar te maken. Als dit later zou moeten gebeuren zal dat relatief veel meer gaan kosten.
Voor de waterplas van circa 15 hectare met bijbehorend groen is een aantal aanpassingen in het bestemmingsplan Geestmerambacht noodzakelijk. Zo is voorliggend bestemmingsplan opgesteld om een grondruil vast te leggen die de herinrichting aangrenzend aan en deels in de oostelijke en zuidoostelijke rand van het plangebied mogelijk maakt. Met de grondruil worden enige als agrarisch in gebruik zijnde gronden aan de woongronden aan De Helling 4 te Sint Pancras gevoegd om daarvoor in de plaats enige bestaande woongronden voor water in te kunnen richten. Onderstaande figuur toont de gronden rondom het perceel aan De Helling 4 die bij de grondruil betrokken zijn.
Figuur 2. Gronden in plangebied betrokken bij grondruil
Bij de grondruil in het plangebied zijn diverse partijen betrokken, waaronder particuliere partijen, de gemeente, het recreatieschap Geestmerambacht en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).
De gronden als weergegeven in figuur 2 in groen worden bij het woonperceel aan De Helling 4 gevoegd. De gronden in paars (van particulier) en oranje (van gemeente) worden ingericht als openbaar water en deels met groenvoorzieningen. Deze waterpartij sluit aan op de gronden behorende bij de bestaande watergang met oever in blauw (HHNK). In rood is een klein hoekje grond van het recreatieschap in het plangebied van dit bestemmingsplan betrokken, dat in de toekomstige situatie eveneens voor water wordt ingericht.
Voor het plangebied is het "Bestemmingsplan Uitbreiding Recreatiegebied Geestmerambacht" (vastgesteld: 09-09-2008) van toepassing. In dit bestemmingsplan geldt in de bestaande situatie ter plaatse van de woning met bijgebouwen de bestemming 'Wonen'. De aangrenzende gronden zijn bestemd voor 'Natuur - Recreatie'. Verder is er een dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol terrein' van kracht. Hiermee wordt toegezien op een archeologische beschermingsregeling voor de hoge archeologische verwachtingswaarde ter plaatse van het gebied.
Het planvoornemen voor grondruil leidt tot enige wijzigingen in de bestemde situatie in het plangebied. Woongronden aan de zuidoostkant van het plangebied dienen te worden voorzien van een waterbestemming. In ruil hiervoor worden enige gronden met de bestemming 'Natuur - Recreatie', die in de huidige situatie een agrarisch gebruik kennen, aan de woonbestemming toegevoegd.
Om vorengaande op juiste wijze juridisch-planologisch vast te leggen, is dit bestemmingsplan opgesteld. Hierbij is niet uitgegaan van het bieden van nieuwe bouwmogelijkheden, uitsluitend het toegelaten gebruik in het plangebied wordt met dit bestemmingsplan aangepast.
Figuur 3. Kaartfragment geldend bestemmingsplan
Doelstelling van dit bestemmingsplan is om het ter plaatse geldende bestemmingsplan zodanig te herzien dat een passende juridisch-planologische regeling in het plangebied van toepassing wordt die recht doet aan de toekomstig gewenste gebruikssituatie naar aanleiding van de beoogde grondruil.
Na de inleiding in dit hoofdstuk is in hoofdstuk 2 het relevante overheidsbeleid uiteengezet. Een omschrijving van de omgevingsaspecten, uit oogpunt van milieu en planologie bezien, is in het daarop volgende hoofdstuk opgenomen. In hoofdstuk 4 is de juridische toelichting op dit bestemmingsplan gegeven. Tot slot is in hoofdstuk 5 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen binnen wetten, regels en beleid van het Rijk, de provincie, eventueel regionaal gevoerd beleid op intergemeentelijk niveau en de gemeente.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
Op 13-03-2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) van kracht geworden. Hierin is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die in de SVIR verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen; het Kabinet is van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.
Uit het Barro blijkt dat voor het planvoornemen en het plangebied geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt bij elk ruimtelijk plan nationaal belang 13. Hiermee vraagt het Rijk om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barrro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder voor duurzame verstedelijking moet voldoen. Per 1 juli 2017 is een vereenvoudigde ladder van toepassing. De beoogde grondruil houdt geen nieuwe stedelijke ontwikkeling in als bedoeld in vorengenoemd artikel van het Bro. Hierom is de Ladder niet van toepassing op het planvoornemen van dit bestemmingsplan.
Structuurvisie Noord-Holland Noord 2040
In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 21-06-2010) zijn de uitgangspunten en de sturingsfilosofie uit het Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord, het voorheen geldende streekplan, overgenomen. Uitgangspunt voor de structuurvisie is ‘kwaliteit door veelzijdigheid’. Noord-Holland moet aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. Gelet op voorgaande doelstelling heeft de provincie een aantal provinciale belangen aangewezen. De drie hoofdbelangen (ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De structuurvisie is uitsluitend bindend voor de provincie zelf en niet voor gemeenten en burgers.
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie (2010)
Provinciale Staten hebben in juni 2010 de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie vastgesteld. In dit beleidskader is door de provincie aangegeven welke landschappelijke en cultuurhistorische elementen overwogen moeten worden bij (ruimtelijke) ontwikkelingen en uitgangspunt kunnen zijn voor plannen. De ontwikkelingsgerichte benadering is het uitgangspunt van beleid: behoud door ontwikkeling. In de leidraad wordt ingegaan op de kernkwaliteiten die gelden als basis voor de ruimtelijke kwaliteit van het landschap van Noord-Holland. Momenteel wordt door de provincie gewerkt aan een herziening van de leidraad.
Provinciale Ruimtelijke Verordening (2017)
Provinciale Staten hebben op 12-12-2016 een nieuwe Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld die per 01-03-2017 van kracht is geworden. In de PRV zijn de provinciale belangen uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040 van 2010 uitgewerkt in algemene regels. In de PRV is aangesloten bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. Verschillende regels zijn opgenomen over onderwerpen, in zowel het landelijk als het bestaand stedelijk gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Afhankelijk van de ligging van het plangebied zijn de regels uit de verordening al dan niet van toepassing. Met dit bestemmingsplan vinden enkele verschuivingen in de toedeling van bestemmingen in het plangebied plaats. Hierbij worden geen nieuwe bouwmogelijkheden geboden. Het voorliggende plan is niet van een zodanige aard of schaal dat provinciale belangen in het geding zijn en/of regels uit de verordening worden overtreden.
Waterplan Harenkarspel-Langedijk 2012-2016
De gemeente Langedijk en de vroegere gemeente Harenkarspel hebben in gezamenlijkheid met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) een waterplan opgesteld. Hierin is een beschrijving gegeven van de bestaande watersystemen, een visie waarbij Europese en landelijke regelgeving is vertaald naar de lokale situatie en een beschrijving van maatregelen die voortvloeien uit de wettelijk verplichte (noodzakelijke) en de gewenste maatregelen. De visie is opgesteld voor de periode tot 2030. Het uitvoeringsprogramma bevat maatregelen die in 2015 afgerond zouden zijn; een aantal maatregelen lopen door tot na 2015.
Structuurvisie Langedijk 2012-2030 (2012)
Op het plangebied is de 'Structuurvisie 2012-2030' uit 2012 van toepassing. Met deze structuurvisie geeft de gemeente de ruimtelijke ontwikkelingen voor de lange termijn weer. Relevant voor voorliggend planvoornemen hierin is dat Langedijk haar gemeente groen en landelijk wil houden en dat er meer water komt dat op meer plaatsen doorvaarbaar is. Bereikbaarheid en toegankelijkheid staan voorop. Aangegeven is dat de toename aan water een relatie heeft met èn de cultuurhistorie èn tegelijkertijd inspeelt op nieuwe mogelijheden en ontwikkelingen. Water ook dat van goede kwaliteit is en dat uitnodigt om naar te kijken, op te varen of in te vissen.
Visie en missie gemeente Langedijk 2008
In het beleidsdocument Visie en missie gemeente Langedijk 2008 is het beleid gericht op het behouden van Langedijk als een uitstekende woonomgeving, de ontwikkeling van de gemeente en daarbij de belangrijke waarden van de gemeente te behouden. Belangrijk is het karakter als landelijke gemeente met onder meer de daarbij behorende schaal. Het vergroten van de mogelijkheden voor recreatie (en toerisme), zoals het aanleggen van fiets- en wandelpaden, aanlegplaatsen voor vaartuigen en dergelijke kan de woonomgeving van de gemeente Langedijk versterken. Het beleid is er echter niet op gericht om een grote toeristische gemeente te worden. De cultuurhistorie van de gemeente is een belangrijk onderdeel van het karakter. Er wordt gestreefd naar het behouden van het eigen karakter van de verschillende dorpen in de gemeente. Ook door het aanwezige water en de natuur in de gemeente Langedijk herbergt de gemeente een uitstekende woonomgeving.
Ecologische structuurvisie 2012-2022
Het beleidsdocument 'Ecologische structuurvisie 2012-2020' is richtinggevend voor de integratie van ecologie bij ruimtelijke ontwikkelingen en voor het groen- en waterbeheer. Verder biedt het handvatten voor ruimtelijke projecten om natuur binnen de gemeentegrenzen te versterken. De visie kan ondersteuning bieden aan de identiteit van met name de bestaande natuurgebieden in het buitengebied en het vinden van de balans tussen natuur en ontwikkelmogelijkheden.
Ontwikkelingsvisie doorvaarbaarheid (uit 2006, actualisatie 2012)
Het vergroten van de vaarmogelijkheden door een verbeterde doorvaarbaarheid is een belangrijke ambitie in Langedijk. In de hiertoe opgestelde ontwikkelingsvisie is het gemeentelijk beleid voor de ontwikkeling van het vaarnetwerk uiteengezet. Het beleid is onder meer gericht op het versterken van de woonomgeving, binding van inwoners met de regio en het vergroten van de bekendheid van de bijzondere cultuurhistorische waarden. Dit door het gebruik van het aanwezige vaarwater te verbeteren (middels opwaardering van bereikbaarheid en bevaarbaarheid) en oude vaarwegen en -routes in ere te herstellen.
Masterplan Doorvaarbaarheid Langedijk 2012
Het masterplan voor de doorvaarbaarheid is het werkdocument dat naar aanleiding van de ontwikkelingsvisie voor de doorvaarbaarheid is opgesteld. Het masterplan geeft een overzicht van de knelpunten en aandachtspunten die moeten worden opgelost om de ambities uit de ontwikkelingsvisie te realiseren. Het masterplan moet een verbindende factor spelen tussen de waterverbindingen en alle (ruimtelijke) ontwikkelingen die plaats (zouden kunnen) hebben. Hiervoor geldt een overzichtskaart. Hiermee kan snel worden afgelezen wat de betrokkenheid van een (ruimtelijk) initiatief kan zijn bij de bevordering van de doorvaarbaarheid.
Visie Langedijk ontwikkelt met water
De gemeenteraad heeft op 4 juli 2017 de visie ‘Langedijk ontwikkelt met water’ vastgesteld. Water kent geen administratieve grenzen. De verbinding die water fysiek tot stand brengt, krijgt ook gestalte in visie, beleid en samenwerking. Het water zit in het DNA van Langedijk en daarmee in de haarvaten van visies en beleidsstukken die het afgelopen decennium zijn ontwikkeld, zoals: Visie Doorvaarbaarheid 2006 - Waterplan Harenkarspel Langedijk - Actualisatie Masterplan 2012. Deze visies en plannen hebben ertoe geleid dat water een integraal aspect is van andere visies, zoals: Structuurvisie Langedijk - Ecologische structuurvisie - Economische visie. Mede op basis van de visies hebben vele partners de afgelopen jaren bijgedragen aan de realisatie van nieuwe bruggen, vaarduikers en vaarwegen. Zo is het bij gebiedsontwikkelingen alleen mogelijk om de financiering van een waterrijke inrichting en aansluiting op bestaande vaarwegen op te nemen, als daar visies aan ten grondslag liggen. Zodoende zijn onder andere de knooppunten bij Winkelcentrum BroekerVeiling en Broekrijk opgeheven. Nieuwe woonwijken zijn met vaarwegen verbonden aan bestaande vaarwegen, waardoor meerdere rondjes varen mogelijk is geworden.
Met de ‘Visie Langedijk ontwikkelt met water’ onderscheidt Langedijk zich van andere gemeentes in de ruime regio. Met ‘Langedijk ontwikkelt met water’ neemt de gemeente het initiatief tot bundeling van ambities en uitvoeringsprogramma’s. Op deze manier versterkt de gemeente relaties met bestaande partners en worden nieuwe partners uitgenodigd zich te verbinden met Langedijkse aspiraties. Dit leidt tot een effectieve uitvoering van beleidsdoelen. De visie ‘Langedijk ontwikkelt met water’ 2030 is een uitwerking van de structuurvisie. Dat betekent dat de visie, na vaststelling door de gemeenteraad, als een onderdeel van de Structuurvisie Langedijk 2030 wordt beschouwd. De centrale doelstelling van de visie ‘Langedijk ontwikkelt met water’ 2030 is als volgt: Langedijk gebruikt haar water en oevers beter en duurzamer. Dit leidt ertoe dat Langedijk zich verder kan ontwikkelen als aantrekkelijke vestigingsplaats voor bewoners en bedrijven en een aantrekkelijke verblijfplaats is voor bezoekers.
De visie ‘Langedijk ontwikkelt met water’ is opgebouwd aan de hand van zeven ambities. Ambities die onderling met elkaar verbonden zijn en in samenhang bijdragen aan onze overkoepelende doelstelling. De zeven ambities zijn:
Voor meer informatie over de zeven ambities wordt verwezen naar de Visie Langedijk ontwikkelt met water.
Waterways for Growth
De gemeente participeert in het Europese project ‘Waterways for Growth’. Dit project heeft als doel om het binnenwaternetwerk te verbeteren waarbij de relatie van waterwegen met de omgeving wordt versterkt (behoud van cultureel erfgoed en natuur) en toerisme wordt bevorderd. Het project leidt tot financiële ondersteuning vanuit de EU voor planvorming om het vaarnetwerk van Langedijk verder te ontwikkelen.
SAMENVATTEND
Voorliggend planvoornemen van dit bestemmingsplan om grondruil mogelijk te maken waardoor een waterverbinding kan worden gerealiseerd sluit aan bij vorenomschreven gemeentelijke ambities in de doorvaarbaarheid van het waternetwerk.
Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voor een de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan blijken. Uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie bestaat. In de volgende paragrafen zijn de relevante milieukundige en planologische randvoorwaarden beschreven en beoordeeld op eventuele beperkingen voor het plangebied.
Normstelling en beleid
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van soortenbescherming en gebiedsbescherming. Deze beoordeling vindt plaats in relatie tot de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 01-01-2017 in werking is getreden en het provinciale gebiedsgerichte natuurbeleid. Voor wat betreft de effecten op natuurwaarden moet onder meer aangegeven worden of er als gevolg van een plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.
De gemeente Langedijk beschikt over een Gedragscode Flora- en faunawet (Ffw) Gemeente Langedijk. De Ffw is per 01-01-2017 in de Wet natuurbescherming (Wnb) overgaan. De gemeentelijke gedragscode is van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen en voor een bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik van gronden. Op basis van de gedragscode kunnen werkzaamheden worden uitgevoerd. De gedragscode is geen vrijblijvend stuk waarmee werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden. De vrijstelling op het aanvragen van een ontheffing Ffw geldt pas als er daadwerkelijk en aantoonbaar volgens de gedragscode wordt gewerkt. De gedragscode ziet op daadwerkelijke realisatie van ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik. Daarmee heeft de gedragscode geen directe doorwerking in het bestemmingsplan.
Toetsing
Dit bestemmingsplan is opgesteld om een grondruil in het plangebied mogelijk te maken. Hiermee is sprake van een herbestemming van de functionele situatie in het plangebied. Een strook als agrarisch in gebruik zijnde gronden wordt omgezet naar een woonbestemming in ruil waarvoor enige woongronden een waterbestemming zullen krijgen. Met het planvoornemen van dit bestemmingsplan gaan geen bouwwerkzaamheden gepaard. Wel vinden er graafwerkzaamheden vanwege de voorgenomen vergroting van de bestaande waterloop door de grondruil plaats. De aanwezige bomen ter plaatse dienen hiervoor ook te worden gekapt. Nadat de werkzaamheden ten behoeve van de watergang zijn afgerond, wordt het gebied aangerond met de aanplant van bomen en het aanbrengen van overige groenvoorzieningen.
Figuur 4. Zicht op plangebied (bron: Google Streetview, 2017)
Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. De ecologische inventarisatie is als Bijlage 1 bij de voorliggende toelichting opgenomen.
Conclusie
Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een onvoldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.
Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat aanvullend onderzoek naar hermelijn en wezel nodig is. Op basis van het nader onderzoek kan worden bepaald of sprake is van verbodsovertredingen ten aanzien van de Wnb en of een ontheffing moet worden aangevraagd. Aansluitend op deze uitkomst is contact gezocht met eem specialist van de RUD NHN als het gaat om kleine marterachtigen. De situatie is voorgelegd en ook is in het algemeen gesproken over kleine projecten waarbij wezel en hermelijn niet 100% kunnen worden uitgesloten. Voor het plan bij De Helling 4 bij Sint Pancras betekent dit concreet dat er geen nader onderzoek hoeft te worden uitgevoerd, aangezien dat weinig tot geen toegevoegde waarde heeft. Wel moet de te kappen opgaande beplanting als potentieel onderdeel van het leefgebied van hermelijn en wezel bij de herinrichting van het erf gecompenseerd worden. Gevraagd is om dit inzichtelijk te maken en een inrichtingsschets/plan met enige toelichting ter beoordeling aan de RUD NHN toe te sturen. De inrichtingsschets is als Bijlage 3 bij de voorliggende toelichting opgenomen. Bij mail van 10 oktober 2018 is gereageerd door de RUD NHN. De inrichtingsschets biedt voldoende alternatief qua schuil en foerageer mogelijkheid voor de eventueel aanwezige fauna. Tevens is de 'Stapsteenfunctie' naar omliggende leefgebieden op deze manier gewaarborgd. Geadviseerd wordt om ook takkenrillen aan te leggen in de hoek met struweel/bosplantsoen voor met name de eerste jaren na de inrichting.
Daarnaast komt uit de inventarisatie naar voren dat rekening moet worden gehouden met het broedseizoen van vogels.
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale Omgevingsverordening.
Normstelling en beleid
De Monumentenwet 1988 is per 01-07-2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in het plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Onderzoek
Op basis van het uitgevoerde archeologisch onderzoek voor het geldende "Bestemmingsplan Uitbreiding Recreatiegebied Geestmerambacht" is in dat geldende bestemmingsplan een dubbelbestemming 'Archeologisch waardevol gebied' voor het plangebied opgenomen. De archeologische verwachtingswaarde aan de westkant van Sint Pancras is als hoog aangemerkt.
Voor het plangebied in dit bestemmingsplan is de toepasselijke archeologische beschermingsregeling gecontinueerd. Aan de hand van de Beleidskaart Archeologie, behorende bij de Beleidsnota Cultuurhistorie Gemeente Langedijk 2011, is archeologie nu in voorliggend bestemmingsplan geborgd middels een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Met deze archeologische beschermingsregeling is geregeld dat archeologisch onderzoek vereist is bij ruimtelijke ingrepen dieper dan 40 cm en een planomvang groter dan 50 m2.
Omdat het planvoornemen voor grondruil gepaard gaat met graafwerkzaamheden die de archeologische onderzoeksgrens overschrijden, is het verrichten van een archeologisch onderzoek ter plaatse van de beoogde vergraving voor water noodzakelijk. De opgenomen archeologische beschermingsregeling in dit bestemmingsplan regelt dat dit onderzoek wordt uitgevoerd en afgerond voordat de daadwerkelijke ruimtelijke ingreep kan plaatshebben.
Conclusie
Gelet op de gecontinueerde archeologische beschermingsregeling mag dit bestemmingsplan voor wat betreft archeologie uitvoerbaar worden geacht.
Als handreiking voor het onderzoek naar cultuurhistorie heeft de provincie Noord-Holland de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie met bijbehorende digitale informatiekaart beschikbaar gesteld. Voor dit bestemmingsplan is deze informatie geraadpleegd. Hieruit blijkt dat het plangebied in het oude zeekleilandschap ligt. Verder zijn diverse rondom het plangebied gesitueerde waterlopen op de kaartviewer weergegeven. Onderkende cultuurhistorische waarden blijken verder geen rol te spelen in het plangebied van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het planvoornemen kan wat betreft cultuurhistorie uitvoerbaar worden geacht.
Wet- en regelgeving
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel hiervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets als procesinstrument wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect. Het gaat hierbij om de thema’s waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
WATERWET
De Waterwet, die per 22-12-2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van deze wetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het eerste Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro.
Normstelling en beleid
HOOGHEEMRAADSCHAP HOLLANDS NOORDERKWARTIER
De waterbeheerder in en in de directe omgeving van het plangebied is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Op 03-11-2015 is door het HHNK nieuw beleid vastgesteld in de vorm van het Waterprogramma. Hierin zijn de beleidsdoelen en uitgangspunten voor de periode van 2016-2021 beschreven met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Dit is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, gericht op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Daarnaast beschikt het HHNK over een verordening: de Keur 2009. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en –keringen.
Onderzoek/Wateradvies
DIGITALE WATERTOETS
Bij het HHNK is op 15-02-2018 voor het planvoornemen een digitale watertoets aangevraagd. Documentatie hieromtrent is als Bijlage 2 bij de voorliggende toelichting opgenomen. Op basis van de aangeleverde gegevens is met de digitale watertoets geconstateerd dat het plan een dusdanige invloed op de waterhuishouding heeft dat een normale watertoetsprocedure moet worden doorlopen. Dit in verband met de voorgenomen ontgraving van de gronden voor water (permanente verandering van het oppervlaktewaterpeil), alsmede de nabijgelegen gronden kadastraal in eigendom bij het HHNK. Het HHNK neemt contact op over het vervolg van de watertoets. Op basis van het doorlopen van de digitale watertoets zijn ook reeds de volgende standaardopmerkingen door het HHNK voor het plangebied afgegeven:
Conclusie
Vooreerst wordt er van uitgegaan dat het wateraspect een goede uitvoering van het planvoornemen van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst in de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) uit 2009. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten in gebieden met functiescheiding (omgevingstype 1: rustige woonwijk dan wel rustig buitengebied). De grootst aangegeven afstand is bepalend.
Toetsing
De geldende bestemmingsplannen in het plangebied en omgeving vormen het juridisch-planologisch kader van functies, bebouwing en werkzaamheden die zijn toegelaten. Op basis van deze plannen kan in planologisch-juridische zin ook worden nagegaan welke milieuhinderlijke bedrijvigheid in hoeverre is toegelaten. Met voorliggend bestemmingsplan voor de beoogde grondruil is geen sprake van het mogelijk maken van nieuwe voor hinder gevoelige objecten. Ook worden geen nieuwe hinderveroorzakende objecten mogelijk gemaakt. Voor dit bestemmingsplan is het aspect hinder van bedrijven en voorzieningen derhalve niet relevant.
Conclusie
Dit bestemmingsplan mag wat betreft hinder van bedrijven en voorzieningen uitvoerbaar worden geacht.
Wet- en regelgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid.
Wanneer binnen een geluidzone langs (spoor)wegen of rondom een geluidgezoneerd industrieterrein nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.
Aangezien in de omgeving van het plangebied verder geen sprake is van spoorweglawaai en geluidzones ten behoeve van industrielawaai, afkomstig van een aangewezen gezoneerd industrieterrein, is hierop verder niet ingegaan.
Toetsing
Voorliggend bestemmingsplan maakt een grondruil mogelijk waarbij een woonbestemming is betrokken. Het planvoornemen van dit bestemmingsplan houdt evenwel niet het oprichten van nieuwe geluidgevoelige objecten in. Ook vinden er vanwege dit bestemmingsplan geen ingrijpende wijzigingen in de verkeersinfrastructuur plaats waardoor verkeersstromen in belangrijke mate ten nadele van geluidgevoelige objecten in de omgeving veranderen. Akoestisch onderzoek is voor dit bestemmingsplan dan ook niet nodig geweest.
Conclusie
De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door het aspect geluidhinder.
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het aandachtsveld richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het externe veiligheidsbeleid is verankerd in diverse wet- en regelgeving waaraan een ruimtelijk besluit moet worden getoetst.
Toetsing
In het kader van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is een zogenoemde risicokaart ontwikkeld. Op de risicokaart staan verschillende risico-ontvangers en risicobronnen aangegeven. Voor dit bestemmingsplan is op de risicokaart nagegaan of er ook aandachtspunten op het vlak van de externe veiligheid aanwezig zijn. Dit blijkt in de wijde omgeving (van minimaal 500 m) niet het geval te zijn.
Conclusie
De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt uit oogpunt van externe veiligheid niet belemmerd.
Normstelling en beleid
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van 1.401 auto's dan wel 109 vrachtwagens per weekdagetmaal leidt (Grenswaarde in 2017).
Toetsing
Dit bestemmingsplan maakt een grondruil mogelijk waarmee verder geen nieuwe grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen worden toegestaan die in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. In het plangebied is reeds sprake van een bestaande gebruikssituatie voor wonen. Dit bestemmingsplan moet dan ook worden beschouwd als een nibm-plan. Het aspect luchtkwaliteit is niet in het geding.
Conclusie
Dit bestemmingsplan wordt niet door de wettelijk gestelde eisen wat betreft het aspect luchtkwaliteit belemmerd.
Normstelling en beleid
In het Bro is bepaald dat in de toelichting op een ruimtelijk plan inzicht verkregen moet worden in de uitvoerbaarheid van het plan. Dit betekent dat er onder meer inzicht verkregen moet worden in de noodzakelijke financiële investering in een (mogelijk noodzakelijke) bodemsanering. Een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem is derhalve onderdeel van de onderzoeksverplichting bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan. Daarnaast geldt in het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de volksgezondheid dat het bestemmen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming, zoals wonen, in beginsel moet worden voorkomen.
Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet in ieder geval een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming (Wbb) van toepassing. Hierin is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Op de bodeminformatiekaart van Rijkswaterstaat (het Bodemloket) is zoveel mogelijk informatie verzameld over de kwaliteit van de bodem in Nederland. Uit de informatie van het bodemloket blijkt dat er in het plangebied geen bodemonderzoeken en/of bodemsaneringen bekend zijn. Ook is er geen sprake van dat in het plangebied in het verleden 'verdachte' werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Verder kan uit het Bodemloket worden opgemaakt dat een groot gebied direct ten zuidwesten van het plangebied in het verleden reeds afdoende op bodemverontreiniging is onderzocht. Ook hieruit komen geen verdenkingen op een verminderde bodemkwaliteit voor het plangebied naar voren. Gelet op het voorliggende plan bestaat er planologisch geen noodzaak tot het uitvoeren van bodemonderzoek.
Conclusie
Vanuit planologisch oogpunt bestaan er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan ten aanzien van de milieuhygiënische bodemkwaliteit.
NOTA BENE
Voor eventueel te ontgraven en buiten het plangebied af te voeren gronden kan op basis van het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) een milieuhygiënische verklaring van de gronden noodzakelijk zijn. Dit is sterk afhankelijk van de toepassingslocatie. Een verklaring is met bodemonderzoek te verkrijgen.
Voorliggend bestemmingsplan maakt geen nieuwe verkeersaantrekkende functie mogelijk. Het planvoornemen voor grondruil leidt niet tot enige extra verkeersbewegingen van en/of naar het plangebied. Er ontstaan ook geen wijzigingen in de bestaande parkeerbehoefte van de huidige woning in het plangebied. Het parkeren ter plaatse vindt reeds op eigen terrein plaats. Toetsing aan het gemeentelijk parkeerbeleid, dat op 13 december 2016 in de Nota Parkeernormen door de gemeenteraad is vastgesteld, kan dan ook verder achterwege blijven.
De bij elk ruimtelijk plan uit te voeren m.e.r.-verantwoording houdt in dat nagegaan moet worden of er activiteiten plaatsvinden die negatieve effecten op het milieu kunnen hebben. De grondslag hiervoor is enerzijds het Besluit m.e.r. (Besluit milieueffectrapportage) en anderzijds het hiervoor beschreven onderzoek naar de omgevingsaspecten.
De voorgenomen grondruil die met dit bestemmingsplan voorligt, houdt geen concreet benoemde activiteit in die in kolom D van het Besluit m.e.r. is opgenomen. Er is dan ook geen sprake van het overschrijden van drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het planvoornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht en een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is ook niet aan de orde.
Op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten kan in redelijkheid ook worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het plangebied hoeven te worden verwacht.
In het plangebied is sprake van nutsinfrastructuur zijnde de gebruikelijke huisaansluitingen betreffende gas, water, elektriciteit, kabel en/of telecom. In en direct rondom het plangebied zijn echter geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden.
Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de digitale verplichtingen zoals die per 01-01-2010 van kracht zijn.
De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan artikel 2 betreffende de wijze van meten. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.
De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend qua vormgeving en inhoud.
Bestemming Water
De bestemming ‘Water’ wordt aangelegd ten behoeve van de verbreding van de bestaande watergang aan de zuidoostzijde van het plangebied. De verbreding is noodzakelijk in het kader van de ontwikkeling van de waterplas in Vronermeer-Noord. In de bestemming mogen ook groenvoorzieningen worden aangelegd.
De bestemming is gericht op water en oeverstroken, met een functie voor het scheepvaartverkeer, dag- en waterrecreatie, de doorvaarbaarheid en/of de waterhuishouding. De nieuw geprojecteerde brug aan De Helling maakt onderdeel uit van het plangebied. Ook mag ten behoeve van het aangrenzende perceel één aanlegvoorziening worden gebouwd. De bestemming is mede gericht op behoud en versterking van de natuurlijke waarden van water, rietlanden en oevers. Er mogen geen gebouwen worden gebouwd. Voor toegestane bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn regels voor de toegestane hoogte opgenomen.
Bestemming Wonen
De bestaande woning met bijgebouwen aan De Helling heeft in het bestemmingsplan Geestmerambacht een woonbestemming. In het voorliggende bestemmingsplan is het perceel opnieuw bestemd voor het wonen. Hierbij is aangesloten op de woonbestemming zoals die wordt opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied Langedijk. Zo mag een hoofdgebouw (de woning) een inhoud hebben van maximaal 1.000 m³. Een woning mag een goothoogte van maximaal 4,5 m hebben. De maximale bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m.
Bijbehorende bouwwerken en overkappingen zijn toegestaan tot een gezamenlijke oppervlakte van 75 m². Echter, ook de bestaande oppervlakte is toegestaan. Dit is verwerkt in artikel 7, lid 7.1.
Naast het wonen zijn bestaande nevenactiviteiten toegestaan. Nieuwe nevenactiviteiten zijn mogelijk, maar hiervoor dient een omgevingsvergunning te worden aangevraagd.
Ter plaatse van de grondruil, die ziet op een functionele verschuiving van het bestaande woonperceel, is een "specifieke bouwaanduiding - onbebouwd" opgenomen. Deze aanduiding geeft aan dat die gronden onbebouwd dienen te blijven.
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'
Op basis van het gemeentelijk archeologiebeleid is een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ in het gehele plangebied opgenomen. In samenhang met het gemeentelijk archeologiebeleid is er voor gekozen om de gebiedswaarde te vertalen naar een passend beschermingsregime met betrekking tot de bouwregels.
In de bestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ mogen onder gestelde voorwaarden bouwwerken worden gebouwd. Voor werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist. De vergunning is niet vereist voor het normale onderhoud, gebruik en beheer. Onder voorwaarden kan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden worden verleend.
Additionele voorzieningen
In de regels van dit bestemmingsplan zijn de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke.
Handhaving
Het bestemmingsplan geeft de gewenste planologische situatie voor het plangebied aan. Bestemmingsplannen zijn bindend voor de overheid en de burger. Enerzijds kan de overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen, anderzijds vormt het bestemmingsplan een juridisch kader voor burgers waaruit deze kan afleiden wat de bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, op de in eigendom zijnde dan wel de naastgelegen buurpercelen, in de directe woon- en leefomgeving.
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn de volgende fasen te onderscheiden:
Ontwerpbestemmingsplan en vaststellingsprocedure
Na aankondiging in de Staatscourant en in het Gemeenteblad en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl, wordt het ontwerpbestemmingsplan gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren brengen. Na afloop van de termijn van de terinzagelegging stelt de gemeenteraad het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd uiterlijk 12 weken na de termijn van terinzagelegging vast.
Vastgesteld bestemmingsplan en beroepsprocedure
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Iedereen die een zienswijze heeft ingediend, heeft ook de mogelijkheid om beroep in te stellen. Op deze hoofdregel is een aantal uitzonderingen:
Indien Gedeputeerde Staten (GS) of de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Binnen 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van GS en/of de ILT wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Grondexploitatie
De Grondexploitatiewet, als onderdeel van de Wro, stelt een gegarandeerd kostenverhaal als eis aan bestemmingsplannen. In het kader van de Grondexploitatiewet dient een exploitatieplan te worden opgesteld indien er sprake is van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Hiervan is met voorliggend bestemmingsplan geen sprake. Dit bestemmingsplan ziet uitsluitend toe op het mogelijk maken van een grondruil, die leidt tot het verbreden van een bestaande watergang aan de oostzijde van het plangebied Nieuwe bouwmogelijkheden worden met dit bestemmingsplan niet gefaciliteerd. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan op grond van de exploitatiewet te worden opgesteld.
Overleg en inspraak
In het kader van het bestuurlijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro wordt dit bestemmingsplan aan verschillende maatschappelijke instanties aangeboden die daarmee in de gelegenheid worden gesteld om een overlegreactie op het plan in te dienen. Wanneer inhoudelijke reacties zijn ingediend, worden de resultaten hiervan te zijner tijd in deze paragraaf behandeld.
Gelet op het kleinschalige karakter van dit bestemmingsplan wordt verder geen inspraakprocedure voor het plan gevolgd.
Tervisielegging
In de periode van tervisielegging van het ontwerpplan bestaat op grond van de Wro de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen op het bestemmingsplan in te dienen.