direct naar inhoud van Regels
Plan: Zomerkade
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPZOMERKADE-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het Zomerkade van de gemeente Huizen.

1.2 bestemmingsplan:

het Zomerkade als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0406.BPZOMERKADE-VG01 van de gemeente Huizen.

1.3 aanbouw:

een aan een hoofdgebouw aanwezig gebouw dat niet rechtstreeks vanuit dat gebouw toegankelijk is.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 bebouwd oppervlak:

een deel van het horizontale vlak van een bouwvlak op maaiveldniveau dat is bebouwd of overbouwd.

1.6 bebouwing:

eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.11 centrumdoeleinden

een mengsel van primair detailhandel, diverse dienstverlenende bedrijven, met daarbij wonen en kantoren.

1.12 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.13 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.14 kunstobjecten

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.15 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.16 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en van ten hoogste één wand.

1.17 peil:

de hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.18 plantsoenen

kleinschalige groenvoorziening, soms met wandel- en speelmogelijkheden, temidden van bebouwing, ter verfraaiing en verlevendiging van de openbare ruimte.

1.19 reddingspost

een maatschappelijke hulpverleningpost op het strand in de vorm van niet permanente bebouwing en die het gehele jaar op het strand mag staan en als zodanig mag worden gebruikt, al dan niet op palen gebouwd, waaronder begrepen EHBO- en politieposten.

1.20 straatmeubulair

De op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, reclamezuilen of -vitrines, gasregelkastjes, schakelkastjes, brandkranen, straatverlichtingpalen, bloembakken, zitbanken, parkeermeters, stadsplattegronden, verkeerszuilen, brievenbussen, richtingaanwijzers, bushalte-aanduidingen, verkeerslichten, verkeerslichtinstallaties, verkeerstekens, bewegwijzeringen, brandmelders, rijwielstandaards of -klemmen, papierbakken, spelstimulerende objecten, speeltoestellen, reddingsmateriaal en glasbakken.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne–installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Strand

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Strand aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport-, verenigings- en recreatieactiviteiten;
  • b. een reddingspost, met daaraan ondergeschikte horeca-activiteiten zoals opgenomen in categorie 1a van de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels en Sanitaire voorzieningen.

Op en in deze gronden zijn in verband met de bestemmingen toelaatbaar:

  • c. gebouwen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kademuren;
  • e. verhardingen;
  • f. plantsoenen , water en strand;
  • g. kunstobjecten;
  • h. sportvelden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, geldt het volgende:

  • a. gebouwen mogen enkel worden gebouwd ten dienste van de in lid 3.1 onder b genoemde omschrijving;
  • b. de maximale bouwhoogte van de gebouwen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van de gebouwen mag maximaal 75 m2 bedragen;
  • d. ten behoeve van een uitkijkpunt voor de reddingspost is een bouwhoogte van 7 m toegestaan.

 

3.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt het volgende:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken, vlaggen- en lichtmasten mag maximaal 9 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1,5 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3,5 meter bedragen.

Artikel 4 Verkeer - Erffunctie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Erffunctie aangewezen gronden zijn bestemd voor woonstraten en straten met een beperkte verkeersfunctie, voet- en fietspaden, groen en bijbehorende voorzieningen.

 

Op en in deze gronden zijn in verband met de bestemming toelaatbaar:

  • a. verhardingen, parkeerplaatsen, -stroken en/of -vakken;
  • b. plantsoenen en speelplaatsen;
  • c. ter plaatsen van de functieaanduiding 'terras' zijn tevens terrassen behorende bij de aangrenzende horecafunctie toegestaan;
  • d. duikers en bruggen ten behoeve van waterlopen;
  • e. erf- en/of terreinafscheidingen;
  • f. vlaggenmasten;
  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die behoren tot het straatmeubulairof kunstobjecten, nutsvoorzieningenof luifels ten behoeve van centrumdoeleinden.
4.2 Bouwregels
  • a. de bouwhoogte van erf- en/of terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,5 meter bedragen;
  • b. luifels zijn toegestaan tot maximaal 2 meter uit de grens met gronden die zijn aangewezen voor 'Gemengd';
  • c. Onverminderd het vorige lid mag de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer zijn dan 3,5 meter, met uitzondering van verkeerslichten en licht- of vlaggenmasten en verkeersaanduidingen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 9 meter mag zijn.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van de bouwregels en het bepaalde onder 4.1 voor het bouwen van kustwerken.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding, waterrecreatie en voor de bijbehorende groenvoorzieningen.

Op en in deze gronden zijn in verband met de bestemming toelaatbaar:

  • a. water;
  • b. groen;
  • c. zwemsteigers en speeltoestellen;
  • d. oeververbindingen en verhardingen voor zover gelegen onder en nabij bruggen als bescherming van het talud;
  • e. beschoeiingen en andere oeverbeschermingen
  • f. bruggen, duikers, stuwen, en dergelijke;
  • g. de op of bij de zwemsteiger behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals reddingsmateriaal en zitbaken en/of zitelementen

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer mag zijn dan 3,5 meter.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

7.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% indien dit in het belang is van een doelmatiger of esthetisch of technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden (volgens de geldende bestemming) van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.2 Nutsvoorzieningen

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor het bouwen van nutsvoorzieningen met een maximum oppervlakte van 20 m² en waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 meter mag zijn, alsmede voor het bouwen van ondergrondse containers (met de daarbij behorende bovengrondse inworpzuilen) voor de opvang van huishoudelijk- en/of bedrijfsafval.

7.3 Kunstobjecten

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor kunstobjecten, reclame- en informatieborden tot een maximale hoogte van 5 meter.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Zomerkade'.