Plan: | Wijngaard |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0406.BPWijngaard-VG01 |
Ten behoeve van de herontwikkeling van het voormalige schoolterrein van schoolgebouw 'De Wijngaard' hebben woningcorporatie De Alliantie en bouwbedrijf Vreeswijk & Koebrugge gezamenlijk een woningbouwplan uitgewerkt. Dit plan voorziet in de realisatie van 7 woningen, verdeeld over twee percelen van het voormalige schoolterrein. Het schoolgebouw zelf is herontwikkeld ten behoeve van woningbouw; hiervoor is een afzonderlijke procedure doorlopen. De realisatie van de 7 woningen past niet binnen de regels van het geldende bestemmingsplan.
Om de 7 woningen te kunnen realiseren is voor de locatie een nieuw ruimtelijk en functioneel kader opgesteld in de vorm van voorliggend bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet in een passende juridische regeling om het plan mogelijk te maken.
Op dit bestemmingsplan is de coördinatieregeling van toepassing, wat betekent dat het bestemmingsplan tegelijkertijd met de omgevingsvergunningsaanvraag voor de activiteit bouwen ter inzage wordt gelegd.
Het plangebied is gelegen aan de zuidkant van de bebouwde kom van Huizen en wordt aan de noordzijde begrensd door de Zuiderweg, aan de oostzijde door de Lieven de Keystraat, aan de zuidzijde door de Jacob van Campenstraat en aan de westzijde door de K.P.C. de Bazelstraat.
Luchtfoto plangebied met kadastrale ondergrond (bron: Cyclomedia)
De plangebied omvat uit een tweetal kadastrale percelen, te weten:
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Dorp' dat op 8 november 2012 is vastgesteld. De percelen maken onderdeel uit van het terrein van de voormalige school en zijn bestemd als 'Maatschappelijk' met een bouwvlak. Het maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 65%. De realisatie van hoofdgebouwen is enkel toegestaan binnen bouwvlakken. De maximum goothoogte bedraag 5 meter en de maximum bouwhoogte bedraagt 8 meter.
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn woningen, met uitzondering van bijzondere woonvormen, niet mogelijk.
Uitsnede bestemmingsplan 'Dorp' met in rood de planlocatie (bron: ruimtelijke plannen)
Hoofdstuk 2 bevat de planbeschrijving waarin de bestaande en toekomstige situatie wordt beschreven. Vervolgens zijn de beleidskaders van de diverse overheden uiteengezet in hoofdstuk 3. De omgevingsaspecten met betrekking tot de ontwikkeling worden in hoofdstuk 4 besproken. In hoofdstuk 5 zijn de planregels nader toegelicht. In hoofdstuk 6 wordt tot slot aandacht besteed aan de economische en maatschappelijke haalbaarheid van het plan.
Het plangebied bestaat voor het grootste deel uit de speelplaatsen van de voormalige school (voor speciaal onderwijs) de Wijngaard. Het schoolgebouw en de omliggende bebouwing dateert grotendeels uit de jaren '50 en '60 van de vorige eeuw. In daaropvolgende decennia is de bebouwde kom van Huizen in hoog tempo in zuidwestelijke richting gegroeid en is het omliggende gebied steeds meer bebouwd geraakt. Onderstaande figuren laten de ontwikkeling van het plangebied en de omgeving zien.
Topografische historische kaarten (bron: Topotijdreis)
De bebouwing in de omgeving van het plangebied bestaat voornamelijk uit woningen en kleinschalige bedrijvigheid. De woningen bestaan grotendeels uit geschakelde woningen met 2 bouwlagen en een zadeldak. Aan de noordkant van het plangebied, langs de Zuiderweg staan twee blokken twee-onder-één-kapwoningen.
Het plangebied langs de Zuiderweg was grotendeels verhard met tegels. Het plangebied langs de Lieven de Keystraat is recentelijk gesaneerd. Hier was een verontreinigde stortlaag aanwezig die geheel is verwijderd. De aanwezige verhardingen en de speeltoestellen zijn daarbij (grotendeels) verwijderd. Langs de K.P.C. de Bazelstraat en de Zuiderweg staat een aantal beeldbepalende bomen. De planuitwerking is zodanig dat deze bomen, met uitzondering van één, allemaal behouden blijven. Dit betreft de boom in de achtertuin van de meest westelijk gelegen woning langs de Zuiderweg.
De foto's hieronder geven een beeld van de situatie van het plangebied nog voor de uitgevoerde sanering gezien vanaf de omliggende straten.
Plangebied (noordelijk deel) gezien vanaf de K.P.C. de Bazelstraat (bron: Google Streetview, sept 2016)
Plangebied (oostelijk deel) gezien vanaf de Lieven de Keystraat (bron: Google Streetview, sept 2016)
Bestaande twee-onder-één--kapwoningen aan Zuiderweg, naast plangebied (noordelijk deel) (bron: Google Streetview, aug 2017)
Door de initiatiefnemers is een bouwplan ontwikkeld dat voorziet in de bouw van vier twee-onder-één-kapwoningen op het noordelijk deel van het plangebied en een drietal geschakelde sociale huurwoningen op het oostelijk deel.
Het schoolgebouw blijft gehandhaafd en is inmiddels getransformeerd naar 27 appartementen. Hiervoor is gebruik gemaakt van de kruimelgevallenregeling. Voorliggend plan ziet niet op deze herontwikkeling.
Het ontwerp van de twee-onder-één-kapwoningen voorziet in een goothoogte van 3 meter aan zowel de straatzijde als achterzijde. De nokhoogte bedraagt circa 10 meter. De geveldakkapellen, één aan de voorzijde in het midden en twee aan de achterzijde op de hoeken, hebben een maximale goot- en bouwhoogte van 6 meter.
Door middel van aangebouwde garages zijn de beide twee-onder-één-kap woonblokken met elkaar geschakeld. Doordat aan de straatzijde een lage goothoogte wordt toegepast, wordt aangesloten bij het ontwerp van de bestaande naastgelegen twee-onder-één-kapwoningen.
Het ontwerp van de sociale huurwoningen in een rij voorziet in twee bouwlagen met een kap. De goot- en nokhoogte bedragen respectievelijk 5,8 en 8,5 meter.
De punt van het kadastrale perceel 8805, op het oostelijk deel, krijgt een verkeersbestemming zodat hier de parkeervoorzieningen voor de drie geschakelde huurwoningen kunnen worden gerealiseerd.
Daarnaast wordt een strook grond met een breedte van 2 meter, evenwijdig aan de achterste perceelgrens van het oostelijk deel, die nu deel uitmaakt van het kadastrale perceel 8805, overgedragen aan de eigenaar van het bedrijf gevestigd op het adres Eemnesserweg 64/64a. Aan de strook grond wordt een bedrijfsbestemming toegekend. Op deze strook wordt ter hoogte van de woningen een geluidwerende voorziening gerealiseerd. Ook aan de achterzijde van het bedrijfspand (ter plaatse van 2 warmtepompen) wordt een geluidsscherm gerealiseerd ten behoeve van voorliggend plan.
Voorlopig ontwerp, Koop & Partners Architecten, 11 april 2018
Dit hoofdstuk gaat in op het beleid dat de verschillende overheden voor ruimtelijke ontwikkelingen hebben opgesteld. Ten eerste het rijksbeleid, vervolgens het provinciale beleid en tot slot het gemeentelijke beleid. De relevante beleidsstukken zijn beschreven, waarna is toegelicht welke/in hoeverre onderdelen hiervan betrekking hebben op voorliggende ontwikkeling.
Toetsingskader
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In de structuurvisie schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 rijksdoelen geformuleerd:
Beoordeling
De structuurvisie benoemt uitsluitend rijksdoelen en nationale belangen. De (boven) lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking wordt overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen de provinciale kaders. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los. Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, heeft het Rijk een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Conclusie
De ladder voor duurzame verstedelijking dient doorlopen te worden bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen. Dit is het enige onderdeel dat relevant is voor voorliggende locatieontwikkeling en wordt in de volgende paragraaf beschreven.
Toetsingskader
Het Rijk heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd, die per 1 juli 2017 is geactualiseerd. In de nieuwe 'ladder' is vastgelegd dat een bestemmingsplan dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient het bestemmingsplan te voorzien in een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Beoordeling en conclusie
De ladder hoeft alleen te worden doorlopen als sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Op grond van jurisprudentie wordt een woningbouwontwikkeling vanaf circa 12 woningen gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Voorliggend plan betreft de ontwikkeling van zeven woningen. Dit aantal ligt dus lager dan de drempelwaarde, waardoor geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een nadere verantwoording in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking is voor dit plan niet benodigd.
Toetsingskader
De Structuurvisie Noord-Holland 2040 schetst de visie van de provincie op de ruimtelijke ordening in de provincie op lange termijn. De provincie heeft drie hoofdbelangen beschreven: klimaatbestendigheid, duurzaam ruimtegebruik en ruimtelijke kwaliteit. De Structuurvisie 2040 dateert van 2010. In 2015 is de Structuurvisie voor het laatst bijgewerkt.
Beoordeling
In de Structuurvisie wordt het plangebied aangeduid als bestaand bebouwd gebied. Verstedelijking dient plaats te vinden binnen het bestaand bebouwd gebied. De provincie zet in op verdere binnenstedelijke verdichting. Binnenstedelijke woningbouw en verdichting dienen echter niet ten koste te gaan van de kwaliteit van het woon- en leefmilieu in stedelijk gebied. Bij de bouw van nieuwe woningen moet ervoor worden gezorgd dat het bouwproject waar nodig bijdraagt aan de beschikbaarheid van voldoende betaalbare huur- en koopwoningen. Bij (her)inrichting van het bebouwd gebied wordt gestreefd naar beperking van negatieve invloeden op het grondwatersysteem, zowel kwalitatief als kwantitatief. Een functieverandering of herinrichting mag niet leiden tot een grotere aan- en afvoer van water.
Conclusie
Gezien de ligging van het plangebied is hier sprake van een binnenstedelijke verdichting. Het plan voorziet in zowel twee-onder-één-kap-woningen als geschakelde huurwoningen, zodat het een bijdrage levert aan een gedifferentieerd woningaanbod. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding ter plaatse (zie hiervoor paragraaf 4.7). Het initiatief is derhalve in overeenstemming met de Structuurvisie.
Toetsingskader
Bij de Structuurvisie hoort de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV). In de PRV staan de regels waaraan ruimtelijke plannen in Noord-Holland moeten voldoen. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. De laatste aanpassing dateert van 23 april 2018; deze aanpassingen zijn op 2 mei 2018 in werking getreden.
Beoordeling
Met betrekking tot dit initiatief is bepaalde in artikel 5 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' relevant. Dit artikel bepaalt dat een bestemmingsplan uitsluitend kan voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als deze ontwikkeling in overeenstemming is met de afspraken die binnen de regio zijn gemaakt. Verder is er in de verordening geen concreet voor deze ontwikkeling relevant beleid opgenomen.
Conclusie
Het initiatief is in overeenstemming met het regionaal woningbouwbeleid (zie hiervoor de volgende paragraaf) en daarmee in lijn met de binnen de regio gemaakte afspraken in het kader van de PRV. In deze regionale afspraken is bovendien vastgelegd dat woningbouwplannen tot 50 woningen binnen bestaand stedelijk gebied geen nadere afstemming behoeven. De PRV vormt derhalve geen belemmering voor dit initiatief.
Toetsingskader
Het plangebied is gelegen in de Gooi- en Vechtstreek. In de woonvisie voor deze regio wordt het gezamenlijke regionale toekomstbeeld voor de komende periode geschetst.
Naast afspraken over de kwantitatieve woningvoorraad zijn er ook afspraken gemaakt over de kwalitatieve woningvoorraad. In de afgelopen jaren was er een mismatch tussen de kwaliteit van het programma (teveel dure koopwoningen, teveel appartementen) en de woonwensen. Vastgelegd is dat gestreefd wordt aan te sluiten op de gedifferentieerde en bovendien veranderende vraag van de woonconsument.
De kernambities van de regionale woonvisie zijn:
Er zijn drie strategieën onderscheiden die de regio in gaat zetten om deze ambities te verwezenlijken:
De provinciale en regionale woonvisie biedt een basis voor het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) 2016-2020. Dit RAP geeft uitvoering aan de doelstellingen van de visies.
Beoordeling
De regio Gooi- en Vechtstreek zet in op het realiseren van 13.029 woningen in de periode t/m 2050. In de gemeente Huizen dienen in de deze periode in totaal 427 nieuwe woningen gerealiseerd te worden, waarbij het overgrote deel (240 woningen) gepland staat voor 2018-2019. Voor de periode 2020-2024 zijn daarentegen slechts 6 woningen voorzien.
Voor de periode 2025-2029 zijn 72 woningen voorzien en van 109 woningen is nog onbekend in welke periode deze worden gebouwd.
Dit plan maakt deel uit van deze woningbouwopgave. Het plan is opgenomen in de regionale lijst met concrete woningbouwprojecten (www.plancapaciteit.nl) met 27 huurwoningen (periode 2018-2019) en 6 koopwoningen (periode 2020-2024). In eerste instantie zouden inderdaad 6 twee-onder-één kapwoningen worden gerealiseerd in het onderhavige plan. Omdat twee-onder-één kapwoningen aan de zijde van de Lieven de Keystraat door de initiatiefnemer als incourant werden beschouwd en omdat de initiatiefnemer uitsluitend diensten van algemeen economisch belang (daeb-activiteiten) mag realiseren, is aan de Lieven de Keystraat gekozen voor 3 geschakelde sociale huurwoningen. De geschakelde woningen sluiten beter aan bij het woningtype dat aan de Lieven de Keystraat aanwezig is.
In de woonvisie is aangegeven dat de mogelijkheden voor nieuwbouw in Huizen beperkt zijn tot een enkele inbreidingslocatie zoals onderhavige en dat er veel woningzoekenden zijn. Vooral onder starters, jongeren en senioren is er een grote behoefte aan betaalbare woningen. Doordat het plan voorziet in de toevoeging van 7 nieuwe woningen –zowel in het sociale huursegment als in het middeldure koopsegment - , wordt invulling gegeven aan de regionale woningbehoefte.
Conclusie
Het plan past binnen de regionale woonvisie aangezien het is opgenomen op de regionale lijst van concrete woningbouwprojecten en voorziet in een behoefte. Ook levert het plan doordat zowel sociale huurwoningen als twee-onder-één-kapwoningen worden gepland, een bijdrage aan de gewenste beweging en doorstroming.
Toetsingskader
De structuurvisie van de gemeente Huizen schetst het ruimtelijke beeld van de gemeente Huizen tot 2030. Het geeft richting aan toekomstige ontwikkelingen in de gemeente en dient als vertrekpunt voor de afweging bij elke beslissing over concrete ruimtelijke ontwikkelingen.
In de structuurvisie worden vanuit de volgende stellingen en thema's voorstellen gedaan voor een aantal concrete projecten:
Voor dit plan is het eerste thema 'In Huizen kan iedereen prettig wonen' relevant. Daarvoor geeft de structuurvisie de volgende voorstellen voor mogelijke ontwikkelingen:
Beoordeling
De woningen die binnen het plangebied worden gebouwd betreffen zowel sociale huurwoningen als koopwoningen en dragen derhalve bij aan de vergroting van de diversiteit van de woningvoorraad. Deze ontwikkeling geeft dan ook concrete invulling aan het beleid zoals opgenomen in de structuurvisie.
Conclusie
Dit plan is in overeenstemming met de gemeentelijke structuurvisie.
Toetsingskader
De gemeente Huizen hanteert een terughoudend welstandsbeleid. Dit beleid is vastgelegd in de Welstandsnota 2012. De terughoudendheid blijkt hieruit dat grote delen van het gemeentelijke grondgebied nagenoeg welstandsvrij zijn geworden. Voor een aantal specifiek aangewezen gebieden blijft er wel een welstandtoezicht bestaan omdat deze van belang zijn voor het algemene beeld van de gemeente, zoals bijvoorbeeld hoofdontsluitingswegen, de centrumgebieden of het Oude Dorp. In dit geval kan er door de totale omvang van het plan getoetst worden aan redelijke eisen van welstand.
Beoordeling
Er wordt voor voorliggend plan gebruik gemaakt van de coördinatieregeling, zodat de welstandstoetsing van het bouwplan al heeft plaatsgevonden. Dit betekent verder dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning, activiteit bouwen, al is beoordeeld voordat het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage is gelegd.
De welstandstoetsing van het bouwplan heeft al plaatsgevonden. Het plan is voor wat betreft de stedenbouwkundige aspecten akkoord bevonden, het is ruimtelijk haalbaar en het is een logische voortzetting van de bestaande bebouwing. De bestaande voorgevelrooilijn wordt doorgetrokken. Met betrekking tot de materiaalkeuze en kleur zijn adviezen gegeven.
Conclusie
Voor zover van toepassing wordt voldaan aan het gemeentelijk welstandsbeleid. De gegeven adviezen zijn meegenomen in de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen.
Toetsingskader
Het Rijk heeft als doel gesteld dat uiterlijk in 2050 de bestaande gebouwde omgeving aardgasvrij en zo veel mogelijk energieneutraal is. De door de raad van Huizen in 2015 vastgestelde ambitie 'Huizen klimaatneutraal in 2050' sluit daarop aan. Voor nieuwbouwwoningen is per 1 juli 2018 aardgasvrij bouwen op grond van de wet Voortgang Energietransitie (wet VET) verplicht. In de wet VET is opgenomen dat het college van B&W in een gemeente gebieden kan aanwijzen, waarvoor geldt dat aansluiting op het aardgastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang. Het college van B&W van de gemeente Huizen ziet vooralsnog geen redenen om gebruik te maken van deze uitzonderingsmogelijkheid. Dat betekent dat aardgasvrije realisatie vanaf 1 juli 2018 in de gemeente Huizen de standaard is voor nieuw te bouwen woningen.
Voor omgevingsvergunningen die vóór 1 juli 2018 zijn of worden aangevraagd, bestaat nog het recht op een aardgasaansluiting. Echter, het college heeft een dringend beroep op ontwikkelende partijen in Huizen gedaan om voor projecten die nu in voorbereiding zijn de mogelijkheid van aardgasvrije nieuwbouw nadrukkelijk te overwegen en te onderzoeken.
Beoordeling
De woningen worden aardgasvrij gerealiseerd. De twee-onder-één-kap-woningen in het noordelijk plandeel hebben bovendien een noord-zuid oriëntatie. Daarmee zijn er goede mogelijkheden voor toepassing van passieve zonne-energie en plaatsing van zonneboilers en zonnepanelen.
Conclusie
Het plan voldoet aan de uitgangspunten van het gemeentelijk klimaatbeleid.
Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het bij het opstellen van een bestemmingsplan verplicht om inzicht te bieden in de relevante planologische en milieuhygiënische aspecten. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten die van belang zijn voor het plan nader toegelicht.
Toetsingskader
Per 7 juli 2017 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. Hierin is een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen.
In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat dat voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, een aanmeldingsnotitie moet worden opgesteld.
Beoordeling
Dit plan voorziet in de toevoeging van 7 woningen in een stedelijk gebied. Planologisch gezien is derhalve sprake van een verdichting binnen een bestaande stedelijke structuur.
De drempelwaarde uit onderdeel D voor woningen ligt op 2.000 woningen of meer. Het project heeft een beperkte schaal en ligt binnen een bestaand stedelijk gebied. Het plan past bij de schaal en omvang van de omgeving. Gezien de aard en de omvang van dit plan is er geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het doorlopen van een m.e.r.-procedure of een vormvrije m.e.r.-beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.
Conclusie
Voor het plan is geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Toetsingskader
De milieuhygiënische bodemkwaliteit moet geschikt zijn voor de gewenste eindbestemming. Er gelden daarbij andere eisen voor gevoelige functies zoals de bestemming wonen dan voor bijvoorbeeld de bestemming bedrijven. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van die bodem.
Beoordeling
Er zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd om de kwaliteit van de bodem en het grondwater te beoordelen. Daarnaast heeft een sanering plaatsgevonden. De onderzoeksrapporten en de stukken met betrekking tot de sanering zijn als bijlage bij deze toelichting gevoegd. Hieronder zijn de bevindingen beknopt weergegeven.
Verkennend en aanvullend bodemonderzoek asbest in bodem
Door PJ Milieu BV is een verkennend en aanvullend onderzoek naar de bodemkwaliteit uitgevoerd. In dit onderzoek is het schoolterrein inclusief het plangebied onderzocht. Hieruit blijkt dat noordoostelijk van de bebouwing stortmateriaal is aangetroffen, bestaande uit o.a. kolen(gruis of as), sintels, baksteen, beton en afval. Hierin zijn onder andere maximaal lichte hoeveelheden (<100 mg/kg d.s.) asbesthoudende materialen aangetroffen. Het stortmateriaal is aanwezig over een geschatte oppervlakte van globaal 1.700 m2 in een traject van 0,0 tot 1,2 m-mv. De totale omvang bedraagt hiermee globaal 2.040 m3.
Het stortmateriaal is aanwezig op het binnenterrein van de voormalige school en globaal het westelijk deel van het plangebied aan de Lieven de Keystraat. Het stortmateriaal is niet aangetroffen binnen het plangebied aan de Zuiderweg.
Er is sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Aangezien de sterk verhoogde gehalten dicht bij het maaiveld zijn aangetroffen, is het niet ondenkbaar dat een sanering spoedeisend is.
Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodemkwaliteit op het perceel aan de Zuiderweg geen belemmering vormt voor woningbouwontwikkeling.
Nader bodemonderzoek
Naar aanleiding van het verkennend en aanvullend bodemonderzoek is een nader bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2 en Bijlage 3). Het doel van het nader onderzoek betreft het analytisch bepalen van de omvang (horizontale ligging) van de matige en sterke verontreiniging met zware metalen binnen de onderzoekslocatie.
Er is geconstateerd dat globaal het gehele binnenterrein van de school tot aan de perceelsgrens met de Lieven de Keystraat licht tot sterk verontreinigd is met zware metalen tot een diepte van circa 1,2 m-mv. Nader of aanvullend onderzoek wordt ter plaatse van het plangebied niet direct noodzakelijk geacht. Ter plaatse van het plangebied aan de Lieven de Keystraat is de verontreiniging afdoende in beeld gebracht en is aanvullend bodemonderzoek niet noodzakelijk. In het voorgaande onderzoek was al geconstateerd dat er geen verontreiniging aanwezig was op het perceel aan de Zuiderweg.
Sanering
Om de bodem geschikt te maken voor het toekomstige gebruik heeft een sanering plaatsgevonden. Deze sanering vond plaats in twee fases en is gemeld bij het bevoegd gezag (provincie Noord-Holland). Van de sanering is een evaluatierapport opgesteld, dat als Bijlage 4 en Bijlage 5 bij deze toelichting is gevoegd. Hieruit blijkt dat door de uitvoering van deze sanering de sterke verontreiniging met zware metalen, het stortmateriaal ter plaatse van het plangebied aan de Lieven de Keystraat, volledig verwijderd is. Het bevoegd gezag heeft bij besluit van 28 mei 2018 (kenmerk350015/BHZ_BDM_BS-84985) ingestemd met het totale evaluatieverslag.
Conclusie
Ten aanzien van het aspect bodem zijn er geen belemmeringen meer voor de planvorming aanwezig.
Toetsingskader
Bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling met geluidsgevoelige gebouwen (waaronder woningen), nieuwe infrastructuur en de reconstructie van bestaande infrastructuur dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder (Wgh). Een akoestisch onderzoek in het kader van de Wgh is alleen noodzakelijk wanneer de ontwikkeling plaatsvindt binnen een zone van een (spoor)weg of industrieterrein en waarbij sprake is van geluidgevoelige bestemmingen.
Daarnaast moet op gebied van geluid, op grond van de Wet ruimtelijke ordening, worden aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Er mag namelijk geen sprake zijn van onaanvaardbare negatieve effecten op het woon- en leefklimaat als gevolg van de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.
Als toetsingskader kan hierbij worden aangesloten bij de normen van de Wgh of wordt gebruik gemaakt van de classificering van de kwaliteit van de akoestische omgeving.
Beoordeling
AGEL Adviseurs heeft in opdracht van de gemeente Huizen een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd; de rapportage van dit onderzoek is als Bijlage 6 bij deze toelichting gevoegd. Hierna volgen de resultaten van het onderzoek.
De geluidbelastingen als gevolg van wegverkeerslawaai geven geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van de Wet geluidhinder. De Wet geluidhinder geeft geen beperking aan de nieuwe ruimtelijke ontwikkeling.
Omdat op grond van de Wet geluidhinder geen hogere waarde vastgesteld hoeft te worden zijn op basis van het Bouwbesluit 2012 geen extra geluidwerende maatregelen noodzakelijk. Wel dient bij de nieuw te bouwen woningen voldaan te worden aan de standaard geluidwering van 20 dB voor de buitengevel van verblijfsgebieden binnen de woningen.
Omdat formeel geen extra geluidwerende gevelmaatregelen vereist zijn maar er wel ter plaatse van enkele gevels sprake is van een cumulatieve geluidsbelasting van 53 dB of meer wordt geadviseerd om bij deze gevels extra aandacht te besteden aan de geluidwering van de gevel. Dit betreft met name de voorgevels van de nieuwe woningen.
Het akoestisch klimaat ter plaatse van het plangebied kan gekwalificeerd worden als bijna voldoende tot goed.
Conclusie
Ten aanzien van het aspect geluid ten gevolge van het wegverkeer zijn geen belemmeringen voor de planvorming aanwezig.
Toetsingskader
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen milieuhinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies.
Om deze zonering te bepalen wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009).
Beoordeling
Voor de planologische inpassing van de nieuwe woningen in het plangebied is het aspect geluid bepalend. Daarom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de milieuzonering als gevolg van de bedrijfsactiviteiten nabij het plangebied. Dit rapport is als Bijlage 7 bij deze toelichting gevoegd. Uit het onderzoek blijkt dat er geluidbeperkende maatregelen toegepast dienen te worden, waardoor zowel de bedrijfsvoering van het bedrijf als het woon- en leefklimaat van de nabij de inrit gelegen woningen geborgd kan worden. Dit houdt concreet in het plaatsen van een geluidscherm van 3 meter hoog en een lengte van 7 meter rond de opstelplaats van de warmtepompen en een scherm met een hoogte van 2 meter en een lengte van circa 27 meter op de perceelgrens ten noorden van de rijwoningen.
In de regels is zowel bij de bestemming 'Bedrijf' als bij de bestemming 'Wonen' een voorwaardelijke verplichting opgenomen om de plaatsing en instandhouding van de beide geluidschermen juridisch te borgen.
Conclusie
Als gevolg van de milieuzonering is ter plaatse van de woningen na toepassing van de voorgestelde geluidbeperkende maatregelen sprake van een goede ruimtelijke ordening en de garantie van een goed woon- en leefklimaat binnen het plangebied. Tevens worden bestaande en toekomstige bedrijven niet in hun bedrijfsvoering beperkt. De geluidbeperkende maatregelen (2 schermen) worden als voorwaardelijke verplichting opgenomen in de bestemmingsplanregels. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Toetsingskader
Luchtkwaliteit is geregeld in de Wet milieubeheer, beter bekend als de Wet luchtkwaliteit. Een specifiek onderdeel van deze wet is de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). Hierin is bepaald wanneer de mate van de bijdrage aan de luchtverontreiniging verwaarloosbaar klein is. In zo'n geval hoeft een project niet langer meer getoetst te worden, ongeacht of in de huidige situatie al sprake is van een overschrijding van grenswaarden.
Een project kan als NIBM worden beschouwd als aannemelijk is dat het project niet leidt tot een toename van de concentraties van NO2 of PM10 van meer dan 3% van de grenswaarde. De NIBM-regeling van 3% is gekoppeld aan de vaststelling van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).
Beoordeling
Om het beoordelen van plannen voor overheden eenvoudiger te maken is in de Regeling NIBM het percentage van 3% uitgewerkt in concrete getallen. De regeling geeft concrete getallen voor plannen die gaan over bijvoorbeeld de bouw van woningen en/of kantoren. De grens voor woningbouwplannen ligt bij 3% op 1.500 woningen. Als er twee ontsluitingswegen zijn, mag een grens van 3.000 woningen worden gehanteerd. Dit initiatief betreft het toevoegen van zeven nieuwe woningen, zodat de ontwikkeling als NIBM kan worden beschouwd. Een toetsing aan de grenswaarden kan daardoor achterwege blijven.
Conclusie
De voorliggende ontwikkeling kan als NIBM worden beschouwd, waardoor toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit niet benodigd is. Het aspect luchtkwaliteit levert dan ook geen beperkingen op voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient beoordeeld te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan de ter plaatse bestaande luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project zelf 'niet in betekende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur onder andere bij een woning, school of sportterrein.
Om inzicht te geven in de mate van blootstelling aan luchtverontreiniging wordt gebruik gemaakt van de, door het ministerie van Infrastructuur en Milieu, beschikbaar gestelde digitale monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl).
De Monitoringstool is het instrument waarmee de stand van zaken in de uitvoering van de projecten en maatregelen in het NSL wordt gevolgd, en de concentraties luchtverontreinigende stoffen worden berekend voor het achterliggende kalenderjaar en de toekomstige jaren die relevant zijn voor het NSL. De kaart van de monitoring van het NSL biedt de mogelijkheid om de verschillende resultaten van de monitoring zichtbaar te maken.
Beoordeling en conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2 , PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt op basis van de gegevens in de NSL-monitoringstool, waarin de Blaricummerstraat opgenomen. In de onderstaande afbeelding zijn de concentraties NO2 , PM10 en PM2,5 voor het peiljaar 2016 nabij het plangebied weergegeven.
Overzicht concentraties NO2, PM10 en PM2,5 peiljaar 2016 (NSL-monitoringstool 2017)
Uit de voorgaande afbeelding blijkt dat in de omgeving van het plangebied de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 respectievelijk maximaal 24 ìg/m3, 19 ìg/m3 en 12 ìg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarden voor NO2, PM10 (beide 40 ìg/m3) en PM2,5 (25 ìg/m3) worden dus niet overschreden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 7, waardoor het maximum van 35 dagen eveneens niet wordt overschreden.
De algemene trend is dat in de toekomst als gevolg van emissiebeperkende maatregelen en programma's, de emissies en de achtergrondconcentraties van deze stoffen zullen dalen. Overschrijdingen van de grenswaarden zijn dan ook niet te verwachten.
Conclusie
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ter plaatse van het plan de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 bepaald. Deze waarden zijn veel lager dan de gestelde grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit.
Toetsingskader
Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's. Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.
Dit initiatief voorziet in het toevoegen van extra woningen. Doordat een woning in de regelgeving met betrekking tot externe veiligheid als een kwetsbaar object wordt beschouwd, speelt dit aspect een rol bij de haalbaarheid van het initiatief.
Inventarisatie risicobronnen
Uit de risicokaart blijkt dat in de omgeving van het plangebied verschillende risicobronnen aanwezig zijn:
Onderzoek
Hogedruk aardgasleiding W-533-03
Deze aardgasleiding ligt op een afstand van circa 70 meter van de oostelijke begrenzing van het plangebied.
De leiding wordt geëxploiteerd door Gasunie Grid Services, heeft een werkdruk van 40 bar en een diameter van 8 inch. Langs deze gasleiding is geen PR 10-6 contour aanwezig. Het invloedsgebied aan weerszijden van de leiding is 95 meter breed. Geconcludeerd wordt dus dat het plangebied binnen het invloedsgebied ligt.
Het maatgevende scenario voor een gasleiding is een fakkelbrandincident. Door een beschadiging van de leiding als gevolg van graafwerkzaamheden kan gas vrijkomen dat vervolgens ontsteekt en een fakkelbrand vormt. De richting van de fakkel is afhankelijk van het punt waar de brandbare gassen vrijkomen.
Transportroute snelwegen A1 en A27
De snelwegen A1 en A27 maken deel uit van het Basisnet waarover gevaarlijke stoffen worden getransporteerd. De A1 ligt op een afstand van circa 3,8 kilometer ten westen van het plangebied; de A27 ligt op een afstand van circa 2,1 kilometer ten zuidoosten van het plangebied. Omdat de afstand van het plangebied tot de transportroute meer is dan 200 meter, is voor beide risicobronnen het bepalen van de hoogte en toename van het groepsrisico niet aan de orde.
Het plangebied is echter wel gelegen binnen het invloedsgebied van verschillende stofgroepen, waardoor een beperkte verantwoording nodig is die ingaat op de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Gelet op de afstand van het plangebied tot de transportroutes en de vervoerde stofgroepen is een toxisch scenario met giftige gassen het maatgevende scenario. Een toxisch incident met giftige gassen treedt op wanneer als gevolg van een brand toxische dampen vrijkomen. Deze dampen worden meegevoerd door de wind.
Bestrijdbaarheid
Hogedruk aardgasleiding W-533-03 - fakkelbrand
Het treffen van fysieke maatregelen aan de bron of overdrachtsmaatregelen ter beperking van het groepsrisico ten gevolge van de aardgasleiding is vanwege maatschappelijke en economische motieven niet reëel en dit ligt buiten het bereik van de initiatiefnemer.
Een fakkelbrand kan alleen gedoofd worden door het afsluiten van de gastoevoer door de leidingbeheerder. De brandweer kan pas optreden nadat de gasleiding afgesloten en de brand gedoofd is. Tot die tijd zijn in het gebied aanwezig personen op zichzelf aangewezen en kunnen secundaire branden niet geblust worden.
Preventie
Om de kans op een leidingbreuk als gevolg van graafwerkzaamheden te verkleinen, geldt dat in overleg met de leidingbeheerders maatregelen getroffen kunnen worden om de ongestoorde ligging van de aardgasleiding te garanderen. Dit kan bijvoorbeeld door middel van permanent toezicht om de kans op een incident te verkleinen.
Transportroute snelwegen A1 en A27 – toxisch incident
Bronbestrijding is bij een incident met een toxische vloeistof mogelijk door de vloeistof af te dekken. Hierdoor wordt de verdamping verminderd. Voor toxische gassen kan alleen aan bronbestrijding worden gedaan indien het om een lekkage gaat. De brandweer kan dan proberen om het gat te dichten. Effectbestrijding is tevens mogelijk door de concentratie te verdunnen, bijvoorbeeld met behulp van een waterscherm. Dit is alleen mogelijk als de brandweer tijdig aanwezig is. Bij een toxisch incident is het belangrijk dat de bestrijding plaatsvindt vanaf bovenwinds gebied (daar waar de wind vandaan komt). Het is daarom belangrijk dat de bron tweezijdig bereikbaar is.
Bij het ineens vrijkomen van de gehele inhoud van de tank, zal deze effectbestrijding lastig te realiseren zijn. De mogelijkheden voor slachtofferreductie worden bepaald op basis van de mogelijkheden om de vergiftiging te behandelen. Slachtofferreductie is ook mogelijk door snelle ontruiming/evacuatie. Het niet of korter blootstellen aan een toxische stof zal het aantal slachtoffers verminderen.
Zelfredzaamheid
Onder zelfredzaamheid wordt verstaan: de mogelijkheid van personen om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten, in veiligheid te brengen. De fysieke eigenschappen van personen, gebouwen en omgeving zijn van invloed op de zelfredzaamheid
Met het voornemen worden geen functies mogelijk gemaakt die gericht zijn op personen die niet of verminderd -zelfredzaam zijn. In het algemeen kunnen er wel personen aanwezig zijn met een verminderde zelfredzaamheid, maar daarbij zijn altijd wel zelfredzame personen aanwezig die verminderde zelfredzame personen in veiligheid te brengen.
Hogedruk aardgasleiding W-533-03 - fakkelbrand
Er worden in het plangebied geen functies voorzien die specifiek bedoeld zijn voor niet-zelfredzame personen. Deze personen kunnen wel aanwezig zijn, maar verondersteld mag worden dat zij dan in gezelschap zijn van personen die in staat zijn deze verminderd zelfredzamen in veiligheid te brengen.
De 100% letaliteitsgrens, de zogenaamde 1e ring, van de aardgasleiding is gelegen op 50 meter. Binnen dit gebied geldt een hittestraling van meer dan 35 kW/m2 in geval van een incident. Aanwezigen die in de buitenlucht zijn binnen deze ring op het moment dat de fakkelbrand optreedt, zullen allen komen te overlijden. Aanwezigen die binnen in een gebouw zijn, zullen naar schatting in 90% van de gevallen overleven, maar wel gewond kunnen raken.
De processen en taken van de brandweer zijn primair gericht op het voorkomen van uitbreiding van de brand in de 2e ring. Het gaat dus om het redden van personen in de 2e ring en het voorkomen dat de brand uitslaat naar de 3e ring (van 100 tot 150 meter).
Het plangebied is voor een groot deel gelegen binnen de 2e ring en deels binnen 3e ring. Ontvluchting is steeds mogelijk in een richting van de bron af. Bovendien is er langs de Gooilandweg bebouwing aanwezig die het plangebied voor het overgrote deel afschermt van eventuele hittestraling. Dit is positief voor de mogelijkheden tot vluchten..
Transportroute snelwegen A1 en A27 – toxisch incident
Bij een toxische wolk kunnen mensen komen te overlijden als gevolg van blootstelling aan de toxische stof. Of mensen daadwerkelijk komen te overlijden is afhankelijk van de dosis, die bestaat uit de blootstellingsduur en de concentratie waaraan de persoon is blootgesteld.
Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een incident met toxische stoffen is te schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden (safe-haven-principe). Indien dit niet mogelijk is, kan ervoor gekozen worden om te vluchten. Bij een toxische wolk dient gevlucht te worden haaks op de wolk, waarbij de meest voorkomende windrichting in Nederland vanuit het zuidwesten komt. De ligging van het plangebied ten opzichte van de snelweg A27 is daardoor gunstig, echter de ligging ten opzichte van de snelweg A1 wordt daardoor als minder gunstig beoordeeld.
Om de zelfredzaamheid te vergroten bij het vrijkomen van toxische stoffen (niet zichtbaar) is het van belang dat het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) wordt ingezet. Omdat het plangebied binnen de bebouwde kom ligt, wordt aangenomen dat de dekking van het WAS geheel over het plangebied is gelegen.
De veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek is in het kader van vooroverleg om advies gevraagd en onderschrijft bovenstaande verantwoording van het groepsrisico, aangezien het een zeer geringe toename van het groepsrisico betreft.
Conclusie
In de omgeving van het plangebied komen meerdere risicobronnen voor die echter geen belemmeringen opleveren voor het initiatief.
Het plangebied ligt wel binnen het invloedsgebied van de snelwegen A1 en A27. Om die reden is ingegaan op de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid ingeval van een fakkelbrand of een toxisch scenario. De veiligheidsregio is om advies gevraagd, zij hebben ingestemd met voorliggende paragraaf.
Toetsingskader
Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht. De initiatiefnemer van een ruimtelijk plan dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Waternet voert taken uit in opdracht van het waterschap Amstel, Gooi en Vecht.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Waterschapsbeleid
In het Waterbeheerplan 2016-2021 beschrijft het waterschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) haar drie hoofdtaken: zorg voor veiligheid achter de dijken, zorg voor voldoende water en zorg voor schoon water. Daarnaast voert AGV in zijn beheersgebied taken uit die de waterschappen aanduiden als maatschappelijke neventaken. Voor AGV zijn dat vaarweg- en nautisch beheer, faciliteren van het recreatief medegebruik van wateren en dijken, zorg voor natuurwaarden en bevordering van cultuurhistorische, landschappelijke, en architectonische waarden. De beleidsvoorbereidende, uitvoerende en administratieve taken heeft AGV opgedragen aan de stichting Waternet. Dit waterbeheerplan gaat over de waterschapstaken van AGV, waarbij AGV wel steeds het oog houdt op de samenhang van deze taken met het geheel van waterketen- en watersysteemtaken, ofwel de watercyclus. Tevens geeft dit waterbeheerplan uitvoering aan de opgaven vanuit de KRW en vanuit het Nationaal Bestuurakkoord Water (NBW-actueel).
Gemeentelijk beleid
Het Gemeentelijk Rioleringsplan en Waterplan Huizen 2016-2025 (2005) biedt een visie op het watersysteem in de planperiode. Dit plan is een vervolg op het Stedelijk Waterplan 2006-2015 en beschrijft de invulling van het beleid voor de gemeentelijke watertaken. In de 'Verordening op de afvoer van hemel- en grondwater Huizen' (2017) is bepaald waar en onder welke voorwaarden een lozingsverbod van hemel- en grondwater is vastgesteld.
Op hoofdlijnen vormt dit plan een voortzetting van de zorgplichttaken op basis van eerder vastgestelde ambities voor de stedelijke waterhuishouding, ten aanzien van afvalwater, regenwater, oppervlakwater en grondwater. Naast deze voortzetting van bestaand beleid, is op een aantal onderwerpen het beleid verbreed en versterkt. Dit betreft:
Beoordeling
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een voormalige schoollocatie en was voorheen nagenoeg volledig verhard. Ter plaatse van de bodemsanering is de verharding verwijderd. Er waren ook onverharde terreindelen voor de sanering. Omdat het plangebied in de bebouwde kom van Huizen ligt, is het plangebied niet gekarteerd. Volgens de bodemkaart van Nederland bestaat de bodem in de omgeving van het plangebied uit grof zand.
Hier is hoofdzakelijk sprake van grondwatertrap VIII. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand meer dan 1,4 m beneden het maaiveld ligt en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand op meer dan 1,6 m beneden maaiveld ligt.
Waterkwantiteit
Binnen en in de directe omgeving van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet binnen een kern- of beschermingszone van een waterkering.
Afvalwater en riolering
De projectlocatie is gelegen in een gebied met een gemengd rioleringsstelsel.
Toekomstige situatie
Het plan voorziet in de realisatie van 7 woningen. In de huidige situatie is het plangebied reeds voor het overgrote deel verhard. Hierdoor zal het verhard oppervlak ten opzichte van de huidige situatie niet toenemen, maar waarschijnlijk vrijwel gelijk blijven. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren.
Op basis van het beleid uit het Gemeentelijke Rioleringsplan 2016-2025 dient het regenwater van de nieuwbouw op eigen terrein te worden verwerkt. Hiermee wordt het bestaande gemengde rioolstelsel ontlast, waardoor er minder snel wateroverlast ontstaat en het regenwater langer vastgehouden in de bodem.
Bij een toename van meer dan 1.000 m² in stedelijk gebied geldt een vergunningsplicht op grond van de Keur en dient tenminste 10% van de toename in verhard oppervlak gecompenseerd te worden. Door het plan zal de verharding met minder dan 1.000 m2 toenemen, zodat er geen compensatie ten aanzien van de toename in verhard oppervlak noodzakelijk is.
Waterkwaliteit en ecologie
Om verontreiniging van afstromend hemelwater, oppervlaktewater en grondwater te voorkomen wordt geadviseerd duurzaam te bouwen. Dit houdt in dat het gebruik van uitlogende materialen zoals lood, zink, koper, bitumineuze materialen en geïmpregneerd hout voorkomen dienen te worden. Toe te passen duurzame materialen:
Afvalwater en riolering
Conform gemeentelijk beleid dient bij nieuwbouw het hemelwater op eigen terrein te worden verwerkt als dit technisch mogelijk is en het bouwplan gelegen is in een gebied met een gemengde riolering. Zo wordt de toestroming naar dit riool beperkt en wateroverlast in de lager gelegen delen van Huizen verminderd. Gezien de lage grondwaterstand en de goed doorlatende bodem is verwerking op eigen terrein hier goed mogelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. In het kader van de watertoets is deze waterparagraaf ter beoordeling voorgelegd aan het waterschap. De reactie is verwerkt in dit bestemmingsplan. Conform het gemeentelijke beleid dient het hemelwater op eigen terrein verwerkt te worden.
Verkeersgeneratie en afwikkeling
De ontwikkeling betreft het toevoegen van zeven woningen. Van deze ontwikkeling gaat geen onevenredig grote verkeersgeneratie uit, die niet door de bestaande wegenstructuur kan worden opgenomen.
Parkeren
De gemeente Huizen hanteert eigen parkeernormen, die zijn gebaseerd op de CROW-normen. De norm is 1,8 parkeerplaats per woning vanaf 80 m2. De parkeerbehoefte voor de zeven woningen bedraagt dan ook (3 x 1,8 + 4 x 1,8 = 12,6) afgerond 13 parkeerplaatsen.
Het plan voorziet erin om binnen het plangebied aan de Lieven de Keystraat 6 nieuwe parkeerplaatsen te realiseren.
De opzet van de kavels voor de vier geschakelde tweekappers voorziet in een lange oprit. Deze oprit biedt per woning de mogelijkheid om twee auto's te parkeren, waarmee 8 parkeerplaatsen gecreëerd worden. De parkeerbehoefte kan derhalve in het plangebied opgevangen worden.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren is derhalve geen belemmering voor de ontwikkeling.
Toetsingskader
De natuurwet- en regelgeving kent twee sporen, namelijk een soortgericht spoor en een gebiedsgericht spoor. De bescherming van deze twee sporen is geregeld in de Wet natuurbescherming. Ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, dienen te worden beoordeeld op de uitvoerbaarheid in relatie tot actuele natuurwetgeving. Er mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die op onoverkomelijke bezwaren stuiten door effecten op beschermde natuurgebieden en/of flora en fauna. In dit kader is inzicht gewenst in de aanwezige natuurwaarden en de mogelijk daarmee samenhangende consequenties vanuit de natuurwetgeving.
Beoordeling gebiedsbescherming
Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Huizen en vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland.
Op een grotere afstand van het plangebied, circa 2 kilometer te noorden, ligt het Natura 2000-gebied “Eemmeer & Gooimeer Zuidoever”, een Vogelrichtlijngebied. De voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling is relatief kleinschalig en heeft geen invloed op dit gebied.
Beoordeling soortenbescherming
In de Wet natuurbescherming is een zorgplicht opgenomen. Dit houdt in dat voorafgaand aan de ingreep alle maatregelen dienen te worden getroffen om nadelige gevolgen voor flora en fauna voor zover mogelijk te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle soorten, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.
De beide delen van het plangebied betreffen voormalige speelplaatsen van een school die grotendeels voorzien zijn van verharding door middel van tegels. Aan het noordelijk gelegen schoolplein grenst een rij Amerikaanse eiken, aan het zuidelijk gelegen schoolplein een plantsoen met bomen en struiken. Één grote boom moet wijken voor dit plan; het betreft de boom in de achtertuin bij de meest westelijk gelegen twee-onder-één kapwoning (zijde K.P.C. de Bazelstraat). Een kapvergunning voor deze boom wordt aangevraagd. Er worden geen gebouwen gesloopt.
BTL Advies heeft een quickscan uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming. Onderdeel daarvan was een veldbezoek dat op 7 maart 2017 is uitgevoerd. Het briefrapport van dit onderzoek is als Bijlage 8 bij deze toelichting gevoegd. Hieronder zijn de conclusies weergegeven.
In onderstaande tabel zijn de relevante soorten samengevat met daarbij een beknopte beschrijving van de ecologische functie van het plangebied voor deze soorten. Naast de soorten die zijn voortgekomen uit de NDFF is tijdens de biotooptoets op basis van de terreinkenmerken en 'expert judgement' tevens een inschatting gemaakt van soorten die naar verwachting voorkomen of waarvan het voorkomen mogelijk is.
In de volgende tabel is een overzicht weergegeven van de (mogelijk) binnen het plangebied en directe omgeving voorkomende beschermde soorten per beschermingsregime en voor welke soorten een vrijstelling geldt.
Nationaal beschermde soorten
Voor alle genoemde soorten waarvoor het plangebied of de directe omgeving een betekenis kan hebben als permanent leefgebied of onderdeel van het foerageergebied, geldt een provinciale vrijstelling in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Voor de voorgenomen werkzaamheden is derhalve de vrijstelling aan de orde. Mogelijk is sprake van tijdelijke verstoring tijdens uitvoering van de werkzaamheden. Vanuit de zorgplicht moeten eventuele aangetroffen exemplaren de kans worden gegeven te ontkomen.
Habitatrichtlijn
De groenvoorzieningen die deel uitmaken van en grenzen aan het plangebied vormen mogelijk onderdeel van het foerageergebied van vleermuizen. Vanwege het ontbreken van geschikte boomholten zijn verblijfplaatsen van vleermuizen uit te sluiten. Mogelijk verdwijnt een deel van de aanwezige bomen/struiken. Er blijft echter voldoende geschikt (potentieel) foerageergebied aanwezig in de directe omgeving, in de vorm van lanen, solitaire bomen en groene tuinen. Hierdoor is geen sprake van verstoring van soorten uit de Habitatrichtlijn.
Vogelrichtlijn
De bescherming van broedvogels is gericht op de aan- of afwezigheid van broedgevallen. De meeste vogels maken elk broedseizoen een nieuw nest of zijn in staat om een nieuw nest te maken. Omdat voor deze soorten geldt dat het nest eenmalig wordt gebruikt, zijn deze nesten alleen beschermd tijdens het gebruik ervan. Het vernielen en opzettelijk storen van nesten leidt tot overtreding van respectievelijk verbodsartikel 3.1, lid 2 en lid 4. Dit geldt voor nesten van vogels als de houtduif en de merel. Met deze broedvogels kan eenvoudig rekening worden gehouden door werkzaamheden uit te voeren buiten de periode maart t/m augustus (houtduif kan nog laat broeden), of door nesten gedurende de broedperiode ongemoeid te laten. Of dit mogelijk is binnen de broedperiode moet blijken uit een controle op broedvogels door een ter zake deskundige.
Voor een aantal vogelsoorten geldt dat de nesten jaarrond beschermd zijn of dat dit alleen van toepassing is bij zwaarwegende ecologische omstandigheden. Nesten van in de omgeving voorkomende huismus zijn jaarrond beschermd. Het plangebied vormt geen functioneel leefgebied voor de soort, alleen de dichte struik in deel 2 vormt een potentiele rustplaats. Echter vormen de tuinen in de omliggende woonwijk veel geschikter leefgebied, waar de soort ook waargenomen is. De voorgenomen ontwikkeling heeft geen aantasting van leefgebied van huismus tot gevolg. Soorten waarvan nestlocaties alleen bij zwaarwegende omstandigheden jaarrond beschermd zijn die in de omgeving voorkomen zijn o.a. zwarte kraai, spreeuw, koolmees (allen jaarrond beschermd bij zwaarwegende omstandigheden). Nesten van deze soorten zijn niet aanwezig in het plangebied. Bovendien is in de omgeving voldoende geschikt potentieel leefgebied aanwezig voor deze soorten. Er is geen sprake van zwaarwegende omstandigheden en ook niet van eventuele wezenlijke verstoring van de genoemde vogelsoorten.
Conclusie
Er is geen sprake van overtreding van de verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming wat betreft het onderdeel soortenbescherming. Vervolgstappen als het aanvragen van een vergunning/ontheffing zijn niet nodig. Om verstoring van eventuele broedende vogels te voorkomen, wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten de periode maart t/m augustus uit te voeren, dan wel voorafgaand een inspectie naar broedgevallen uit te voeren. Het aspect natuur vormt geen belemmering voor deze ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden. De gemeente, waarbinnen de betreffende ontwikkeling plaatsvindt, is hierbij het bevoegd gezag.
Beoordeling
Het plangebied ligt in de bebouwde kom van Huizen. Op de Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie van de Provincie Noord-Holland is het plangebied niet aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. De ontwikkeling voorziet niet in de sloop van een gebouw of een wijziging van de verkaveling en daarmee van het stratenpatroon. In de omgeving van het plangebied is een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht aanwezig. Het betreft het gebied rond de Haardstedelaan. Voorliggend plan heeft hier echter geen invloed op.
Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de planvorming.
Toetsingskader
In december 2009 heeft de gemeente Huizen de beleidsnota 'Archeologie Huizen' vastgesteld. In deze beleidsnota wordt de ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis per gebied beschreven. Vervolgens is per gebied de relatieve archeologische verwachtingswaarde bepaald. Op basis van deze waardebepalingen zijn de archeologiegebieden in één van de zes categorieën 'archeologisch waardevol gebied' ingedeeld. Deze categorieën kennen elk twee vrijstellingscriteria, te weten planomvang en bodemverstoringsdiepte. Alleen indien beide criteria worden overschreden geldt een plicht tot het laten uitvoeren van archeologisch onderzoek. In andere gevallen geldt een vrijstelling van de onderzoeksplicht. In de gemeentelijke erfgoedverordening uit 2011 is het archeologisch beleid juridisch vertaald. Bij de vaststelling van die verordening is ook de gemeentelijke archeologische waardenkaart vastgesteld waarop de verschillende archeologische verwachtingswaarden zijn aangegeven.
Beoordeling
De archeologische waardenkaart toont dat ter plaatse van het plangebied een onderzoeksplicht geldt als er sprake is van een planomvang groter dan 10.000 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 40 centimeter. De omvang van dit plan is aanzienlijk kleiner dan deze oppervlakte zodat er geen noodzaak is voor het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (Erfgoedverordening 2011)
Conclusie
Het plangebied is gelegen in een zone met een relatief lage archeologische verwachtingswaarde en heeft een oppervlakte kleiner dan de ondergrens, waardoor een archeologisch onderzoek niet nodig is. Het aspect archeologie staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.
Planologisch relevante kabels, leidingen (dit zijn: buisleidingen met een externe veiligheidszone en bovengrondse hoogspanningslijnen) en straalpaden dienen te worden beschermd tegen ingrepen die de werking ervan kunnen bedreigen. Aan de andere kant dient de omgeving te worden beschermd tegen het gevaar dat van bestaande en toekomstige leidingen, kabels en hoogspanningslijnen kan uitgaan. Uit inventarisatie is gebleken dat er zich binnen of in de directe omgeving van het plangebied geen planologisch relevante kabels, leidingen of straalpaden bevinden.
Gewone nutsleidingen zijn meestal planologisch niet relevant. Als deze van groot maatschappelijk belang zijn en er grote problemen ontstaan als de leiding niet meer werkt, is het wenselijk om ook deze in een bestemmingsplan op te nemen. Dergelijke leidingen zijn binnen of in de directe omgeving van het plangebied niet aanwezig. De middenspanningkabel naar het transformatorhuisje dat in het plangebied aanwezig is, is niet van groot maatschappelijk belang. Planologische bescherming van het tracé is niet aan de orde.
Voor aanvang van de (graaf-)werkzaamheden wordt evenwel de ligging van kabels en leidingen door middel van een KLIC-melding opgevraagd bij de betrokken leidingbeheerders. Op die manier wordt het maatschappelijk belang van de bescherming van de hiervoor genoemde middenspanningskabel voldoende beschermd.
Een bestemmingsplan bestaat uit planregels, een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. In de toelichting is gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
De indeling en inhoud van dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op de systematiek van de gemeente Huizen. Voor het overige is de plansystematiek gebaseerd op en sluit aan bij SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening).
Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen.
De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:
In dit bestemmingsplan komen de volgende bestemmingen voor:
Artikel 3 Bedrijf
Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' toegelaten.
Verder is de specifieke bouwaanduiding – geluidwerende voorziening opgenomen waarbinnen de noodzakelijke geluidwerende schermen (zie paragraaf 4.4) geplaatst dienen te worden. Hieraan is een voorwaardelijke verplichting gekoppeld die de bouw en de instandhouding van de geluidwerende schermen borgt.
Artikel 4 Bedrijf – Nutsvoorziening
Binnen de bestemming 'Bedrijf – Nutsvoorziening' zijn openbare nutsvoorzieningen toegestaan, alsmede groenvoorzieningen en verhardingen.
Artikel 5 Tuin
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven die horen bij de hoofdgebouwen die op de betreffende gronden zijn gelegen. Verder zijn er verhardingen toegestaan.
Artikel 6 Verkeer – Verblijfsgebied
Binnen de bestemming 'Verkeer – Verblijfsgebied' zijn de gronden bestemd voor (woon-)straten met een beperkte verkeersfunctie. Toegelaten zijn de daarbij behorende voet- en fietspaden, groen- en parkeervoorzieningen.
Artikel 7: Wonen
Binnen de bestemming 'Wonen' is wonen toegestaan. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de maximale goot- en bouwhoogte zoals aangegeven op de verbeelding in acht dienen te worden genomen.
Daarnaast zijn binnen de bestemming ondergeschikte voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen, verhardingen en water toegestaan. Tot slot zijn regelingen opgenomen wat betreft aan- en uitbouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Er is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin is vastgelegd dat de woningen pas in gebruik mogen worden genomen als de noodzakelijke geluidwerende schermen zijn gerealiseerd en in stand worden gehouden.
De initiatiefnemers hebben afspraken gemaakt over de koop van de gronden, de afspraken zijn vastgelegd in separate koopovereenkomsten. Alle voorbereidings- en uitvoeringskosten komen voor rekening van de initiatiefnemers. Tussen de gemeente Huizen en de initiatiefnemers worden anterieure overeenkomsten gesloten. Het plan is voor de gemeente derhalve een kostenneutrale ontwikkeling. Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat het opstellen van een exploitatieplan achterwege kan blijven.
Vooroverleg
Het concept ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg (artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening) naar het waterschap en de veiligheidsregio. De reacties zijn in voorliggend bestemmingsplan verwerkt.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 10 augustus gedurende zes weken ter visie gelegen. Tijdens de ter inzage legging zijn twee zienswijzen ingediend. De binnengekomen zienswijzen zijn verwerkt in een Nota van zienswijzen (zie Bijlage 9). Eén zienswijze heeft ertoe geleid dat er een bouwvlak voor het trafohuisje is opgenomen. De overige zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Omdat op dit bestemmingsplan de coördinatieregeling van toepassing is, is het bestemmingsplan tegelijkertijd met de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen ter inzage te gelegd