direct naar inhoud van Regels
Plan: Wijngaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPWijngaard-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze planregels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan Wijngaard van de gemeente Huizen.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0406.BPWijngaard-VG01 met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlage).

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 achtererf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.6 achtergevel:

de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw.

1.7 bebouwd oppervlak:

deel van het horizontale vlak van een bouwvlak op maaiveldniveau dat is bebouwd of overbouwd.

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.9 bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.10 bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van een kleinschalig en/of ambachtelijk bedrijf aan huis, geheel of overwegend door handwerk, met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsuitoefening met de woonfunctie verenigbaar is.

1.11 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte aan een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.12 bed & breakfast:

een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, als toeristisch-recreatieve activiteit, ondergeschikt aan de woonfunctie. Onder een bed and breakfastvoorziening wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.13 beroep aan huis:

het uitoefenen van een beroep aan huis of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, (para) medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen terrein, met uitzondering van detailhandel en seksinrichtingen.

1.14 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.15 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.18 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelders, souterrains, kappen en dakopbouwen.

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23 carport

een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als gebouw.

1.24 dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.25 dakopbouw:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.27 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.28 dwarskap:

kap, dwars gelegen op de kap van het hoofdgebouw of haaks op de voorgevel.

1.29 erker:

een uitbouw van ondergeschikte betekenis aan de begane grond waarvan de wanden, met uitzondering van de borstwering, door vensters worden gevormd.

1.30 escortbedrijf:

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

1.31 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.33 huishouden:

een zelfstandige bewoning in gezinsverband waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.34 langskap

schuine kap evenwijdig aan de gevel.

1.35 noklijn:

de hoogste snijlijn van een oplopend dakvlak met een aflopend dakvlak, een buitenwerks gevelvlak of met een plat dakvlak.

1.36 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.37 onderkomens:

voor verblijf van mensen geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, voer- of vliegtuigen, caravans en stacaravans, kampeerauto's voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsmede tenten.

1.38 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en van ten hoogste één wand.

1.39 peil:
  • bij op te richten hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens (ter plaatse van de hoofdtoegang) vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand van het gebouw en de perceelgrens met een maximum van 30 centimeter;
  • bij op te richten bijgebouwen: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  • bij te veranderen, uit te breiden en/of gedeeltelijk te vernieuwen gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw;
  • bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct grenst aan de openbare weg: de hoogte van de weg ter plaatse van de perceelgrens;
  • bij een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat niet direct grenst aan de openbare weg: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.
1.40 praktijkruimte:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor het uitoefenen van een beroep aan huis.

1.41 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.42 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.43 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te knop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.44 straatmeubilair:

de op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, reclamezuilen of -vitrines, gasregelkastjes, schakelkastjes, brandkranen, straatverlichtingpalen, bloembakken, zitbanken, parkeermeters, stadsplattegronden, verkeerszuilen, brievenbussen, richtingaanwijzers, bushalte-aanduidingen, verkeerslichten, verkeerslichtinstallaties, verkeerstekens, bewegwijzeringen, brandmelders, rijwielstandaards of -klemmen, papierbakken, spelstimulerende objecten, speeltoestellen, reddingsmateriaal en glasbakken.

1.45 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.46 voorgevelrooilijn:

de naar de weg gekeerde grens of grenzen van het bouwvlak. Indien er meerdere naar de weg gekeerde bouwgrenzen zijn is er sprake van meerdere voorgevelrooilijnen. Ter plaatse van hoekpercelen is sprake van maximaal twee voorgevelrooilijnen.

1.47 woning:

een complex van ruimten ten behoeve van een huishouden.

1.48 zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

1.49 zorgwoning:

een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale dakvlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidsmuren; bij het ontbreken van gevelvlakken gelden de uiterste grenzen van het dakvlak, horizontaal gemeten.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 vloeroppervlakte:

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.8 ondergeschikte bouwdelen:
  • a. bij de meting van bouwhoogte en goothoogte worden ondergeschikte bouwdelen, waarvan de grootste horizontale doorsnede minder dan 1m x 1m bedraagt, niet meegerekend.
  • b. de hierna te noemen ondergeschikte bouwdelen mogen de bebouwingsgrenzen overschrijden:
    • 1. met 0,2 meter voor afvoerpijpen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwdelen;
    • 2. met 0,75 meter voor goot- en kroonlijsten, dakoverstekken en niet in het gevelvlak liggende schoorstenen;
    • 3. met 1,5 meter voor balkons, luifels en dergelijke;
    • 4. met 1,0 meter voor erkers, mits deze niet breder zijn dan 4,0 meter, niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag, de afstand van de erker tot het openbaar gebied minimaal 3,5 meter bedraagt en bij erkers aan de zijkant van de woning de afstand tussen de erker en de zijerfgrens minimaal 2,0 meter bedraagt.
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag met maximaal 3,0 meter worden overschreden t.b.v. slanke bouwdelen, zoals schoorstenen en ten behoeve van antennes en antennemasten met ten hoogste 5 meter.
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag tot maximaal 5,0 meter worden overschreden ten behoeve van elementen zoals lift- en strappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties en lichtkappen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven tot en met categorie B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' (bijlage 1);
  • b. geluidwerende voorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m:
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-geluidwerende voorziening 1' is de bouw van een geluidwerende voorziening toegestaan waarvan de bouwhoogte ten hoogste 2 m bedraagt.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-geluidwerende voorziening 2' is de bouw van een geluidwerende voorziening toegestaan waarvan de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen is buiten het bouwvlak niet toegestaan.
3.3.2 Geluidwerende voorziening

Het gebruik van de gronden met de bestemming 'Wonen' is alleen dan toegestaan indien:

  • a. een geluidwerende voorziening van tenminste 2 m hoog en tenminste 27 m lang, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening 1' wordt opgericht en in stand gehouden én;
  • b. een geluidwerende voorziening van tenminste 3 m hoog en tenminste 7 m lang, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening 2' wordt opgericht en in stand gehouden.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 :

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste een categorie hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 en 2) zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

Artikel 4 Bedrijf- Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf – Nutsvoorziening' aangewezen gronden, zijn bestemd voor:

  • a. openbare nutsvoorzieningen;
  • b. bij deze bestemming behorende groenvoorzieningen en verhardingen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • c. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • e. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en erven;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, overkappingen en zwembaden hieronder niet begrepen, groenvoorzieningen, waterpartijen en verhardingen.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend dakloze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van toegangshekken- en partijen voor de voorgevelrooilijn bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen ten hoogste 1,5 m, waarbij het hek schuin/gebogen op kan lopen tot maximaal 1,8 m, met dien verstande dat de breedte ten hoogste 5 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
5.2.3 Carports

In afwijking van hetgeen bepaald is in lid 5.2.1 zijn carports zonder eigen wanden toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de carport in en achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van woningen wordt gebouwd;
  • b. de oppervlakte bedraagt ten hoogste 20 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de carport aan een gebouw wordt gebouwd;
  • e. in het geval de zijtuin aan een straat grenst, de afstand tussen de gevel van de woning of het bijbehorende bouwwerk waaraan de carport wordt gebouwd en de zijdelingse erfgrens ten minste 6 meter bedraagt.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer-Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten en straten met een beperkte verkeersfunctie, met de daarbij behorende voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterpartijen en standplaatsen voor de ambulante handel;
  • b. bij deze bestemming behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, speelvoorzieningen, duikers en bruggen ten behoeve van waterlopen, voorzieningen ten behoeve van nutsdoeleinden en bouwwerken, geen gebouwen zijnde die behoren tot het straatmeubilair of kunstobjecten.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en nutsvoorzieningen met een oppervlakte van ten hoogste 15 m2 worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding en/ of de verlichting bedraagt ten hoogste 9 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3,5 m.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en het daaronder begrepen beroep aan huis;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen, verhardingen, water en dakloze zwembaden.
7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak opgericht te worden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' mogen uitsluitend aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • d. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste de met de maatvoeringsaanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • e. een dwarskap is niet toegestaan.
7.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt buiten het bouwvlak ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 40 m2;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 60 m2 indien de oppervlakte van het zij- en achtererf groter dan of gelijk aan 200 m2 is en ten hoogste 80 m2 indien de oppervlakte van het zij- en achtererf groter dan of gelijk aan 300 m2 is;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 4,5 m.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • c. de bouwhoogte van dakloze zwembaden bedraagt ten hoogste 0,2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.2 onder a om voor percelen kleiner dan 200 m2 een maximale oppervlakte van 60 m2 toe te staan, mits dit niet leidt tot een onevenredige verdichting van het perceel en/of onevenredige aantasting van de woonsituatie;
  • b. lid 7.2.2 onder d, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,5 m, mits dit niet leidt tot een onevenredige schaduwwerking en/of zichthinder voor aangrenzende percelen;
  • c. lid 7.2.3 onder d voor de bouwhoogte van een antennemast voor een radio-ontvangst- of zendinstallatie tot ten hoogste 3 m boven de aanwezige bouwhoogte van de omliggende hoofdgebouwen, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert;
  • d. lid 7.2.3 onder d voor de bouwhoogte van een schotelantenne met een doorsnede van ten hoogste 2 m tot een bouwhoogte van 5 m, mits dit geen onaanvaardbare zichthinder voor aangrenzende percelen oplevert.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Uitoefenen beroepen aan huis

Voor het medegebruik van een woning en bijbehorende bouwwerken voor het uitoefenen van een beroep aan huis gelden de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik mag uitsluitend uitgeoefend worden door de bewoner(s) van de woning;
  • b. het gebruik mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de woning en de omgeving en moet een kleinschalig karakter hebben;
  • c. de woonfunctie moet in overwegende mate gehandhaafd blijven;
  • d. het gebruik mag het uiterlijk ten aanzien van de woning niet aantasten;
  • e. reclame – uitingen mogen niet strijdig zijn met het woonkarakter van de omgeving;
  • f. het gebruik mag geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengen;
  • g. het gebruik mag geen ernstige en/of onevenredige hinder voor het woonmilieu opleveren en niet onder de werkingssfeer van de Wet Milieubeheer vallen.
7.4.2 Bed & breakfast

Voor het medegebruik van een woning voor het bieden van overnachtingsmogelijkheden (bed & breakfast) geldt dat dit is toegestaan tot een maximum van 5 slaapplaatsen en uitsluitend in het hoofdgebouw.

7.4.3 Geluidwerende voorziening

Het gebruik van de gronden met de bestemming 'Wonen' is alleen dan toegestaan indien:

  • a. een geluidwerende voorziening van tenminste 2 m hoog en tenminste 27 m lang, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening 1' wordt opgericht en in stand gehouden én;
  • b. een geluidwerende voorziening van tenminste 3 m hoog en tenminste 7 m lang, ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende voorziening 2' wordt opgericht en in stand gehouden.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
7.5.1 Uitoefening bedrijf aan huis

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1 onder a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis, met dien verstande dat:

  • a. de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
  • b. het gebruik uitsluitend mag worden uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
    • 1. geen afwijking mogelijk is voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet Milieubeheer valt;
    • 2. het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
    • 3. het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten uitvoert tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is.
  • d. er geen sprake is van een zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer, dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
  • e. geen detailhandel plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% indien dit in het belang is van een doelmatiger of esthetisch of technisch beter verantwoorde uitvoering van bouwwerken;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden (volgens de geldende bestemming) van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 11 Overige regels

11.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de planregels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

11.2 Parkeren
  • a. onverminderd het bepaalde in artikel 7 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorend bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling:
Functie   Oprichting/vergroting/verandering  
Praktijkruimten   1 parkeerplaats per 20 m2 bvo  
Maatschappelijke doeleinden   1 parkeerplaats per 35 m2 bvo  
Bedrijven   1 parkeerplaats per 50 m2 bvo  
Kantoren   1 parkeerplaats per 40 m2 bvo  
Dienstverlening   1 parkeerplaats per 40 m2 bvo  
Wonen   1,4 parkeerplaats per woning indien de maximale bruto-oppervlakte van de woning minder dan 80 m2 bedraagt en 1,8 parkeerplaats per woning indien de maximale bruto-oppervlakte van de woning meer dan 80 m2 bedraagt  

  • b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens het gestelde in dit lid onder a, worden de gronden die ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijn of voor parkeerplaatsen zijn gepland, buiten beschouwing gelaten;
  • c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, moeten deze in gelijke omvang worden gecompenseerd;
  • d. indien bij de eindberekening het aantal parkeerplaatsen uitkomt op een halve of meer, dan vindt de afronding naar boven plaats. Minder dan een halve wordt naar beneden afgerond;
  • e. voor functies die niet onder het gestelde in dit lid onder a worden genoemd geldt de parkeernorm zoals opgenomen in 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317, CROW, oktober 2012’. Uitgegaan moet worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens moet uitgegaan worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven.
  • f. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing indien:
    • 1. het gebruik niet wijzigt en
    • 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m2 brutovloeroppervlakte, dan wel maximaal 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien die totale brutovloeroppervlakte niet meer is dan 1000 m2 .
  • g. het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden voor een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien;
  • h. het bepaalde in dit lid onder a is niet van toepassing indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge dit lid onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  • i. het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in ‘‘Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie’, publicatie 317, CROW, oktober 2012’, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan moet worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens moet uitgegaan worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven.
  • j. het bevoegde gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a, indien is aangetoond dat de uitbreiding van de bebouwing of wijziging van het gebruik niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor het bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gedaan:
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het gestelde onder a van dit lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde onder a van dit lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruikt luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee strijdig is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het gestelde in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het gestelde in dit lid onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde in dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

13.1 Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Wijngaard

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Huizen van

de griffier, de voorzitter,