direct naar inhoud van Regels
Plan: Bangert en Oosterpolder fase 5 Noord - vierde partiële herziening
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0405.UPBOfase5NoordPH4-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het uitwerkingsplan Bangert en Oosterpolder fase 5 Noord - vierde partiële herziening met identificatienummer NL.IMRO.0405.UPBOfase5NoordPH4-va01 van de gemeente Hoorn;

1.2 uitwerkingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 van toepassingverklaring
  • a. de regels van het uitwerkingsplan Bangert en Oosterpolder, fase 5 Noord (vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 15 december 2017, NL.IMRO.0405.UPBOFase5Noord-va01) zijn ook van toepassing op deze vierde partiële herziening, voor zover deze niet afwijken van de regels die in deze vierde partiële herziening zijn opgenomen;
  • b. de afwijkingen in deze vierde partiële herziening zijn inzichtelijk gemaakt door de vette tekstgedeelten;
  • c. het paraplubestemmingsplan parkeren & laden en lossen (vastgesteld door de gementeraad van de gemeente Hoorn op 13 november 2018, NL.IMRO.BPParkeren-va01), blijft van toepassing op deze vierde partiële herziening.
1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden beroep

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, dat wordt uitgeoefend in of bij een woning (met inbegrip van aan- en uitbouwen), waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;

archeologische waarde:

1.8 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.9 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.10 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een eengezins- en meergezinswoning of in een aan het hoofdgebouw aangebouwde aan- of uitbouw en wordt uitgeoefend door (één van) de hoofdbewoner(s) van het betreffende eengezins- en meergezinswoning;

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.17 bruto vloeroppervlakte

de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimte omhullen;

1.18 consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, niet zijnde een aan-huis-verbonden beroep, dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis op de begane grond dan wel op de verdieping met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en waarbij het moet gaan om een in Bijlage 1 Lijst van consumentverzorgende bedrijfsactiviteiten genoemde bedrijfsactiviteit dan wel naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijfsactiviteit;

1.19 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur;

1.20 daknok

hoogste punt van een schuin dak;

1.21 dakvoet

laagste punt van een schuin dak;

1.22 eengezinswoning

een zelfstandig, al dan niet zijdelings aaneengebouwd, gebouw dat enkel één woning omvat;

1.23 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een (bestemmings)plan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.24 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, bestaand ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpplan of krachtens een verleende omgevingsvergunning dat:

  • a. noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel; en,
  • b. indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is; alsook,
  • c. de niet-functioneel ondergeschikte, bijbehorende bouwwerken die direct bij de bouw van de woning zijn meegebouwd en vergund;
1.26 huisvesting in verband met mantelzorg

huisvesting in of bij een woning van één huishouden van maximaal twee personen, van wie ten minste één persoon mantelzorg verleent aan of ontvangt van een bewoner van de woning;

1.27 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.28 meergezinswoning

een gebouw dat twee of meer (nagenoeg) boven elkaar gelegen woningen omvat;

1.29 openbaar toegankelijk gebied

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.30 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een aan- of uitbouw bij een hoofdgebouw:
      • de bovenkant van de afgewerkte vloer van het hoofdgebouw;
  • d. indien in of op het water wordt gebouwd:
      • het Normaal Amsterdams Peil;
1.31 polderpeil

het polderpeil betreft -1.80 m ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil;

1.32 verblijfsgebied

openbare ruimte, ingericht voor langzaam verkeer en verblijf in de open lucht, zoals paden, trottoirs en pleinen, inclusief parkeervoorzieningen;

1.33 verkeersvoorzieningen

voorzieningen die een ondersteunende functie hebben op en langs een weg of verblijfsgebied, en die tot doel hebben de verkeersveiligheid te verbeteren, de doorstroming te bevorderen en de verkeerssituatie te verduidelijken;

1.34 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.35 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.36 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de aangegeven gevel ter plaatse van de aanduiding "gevellijn";

1.37 voorgevelrooilijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  • a. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  • b. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  • c. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  • d. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  • e. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  • f. lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijden van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren);

  • g. afstand tot de (zijdelingse) perceelgrens:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelgrens.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken, worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. eengezins- en meergezinswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit of een bed & breakfast;
  • b. erven en tuinen;
  • c. verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • d. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;

en tevens voor:

  • f. cultuurhistorische en ruimtelijke waarden zoals bedoeld in artikel 1 onder 1.19;

bijbehorende voorzieningen, zoals:

  • g. speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  • h. kunstobjecten;
  • i. kunstwerken, waaronder dammen, (vaar-)duikers, beschoeiingen, steigers en bruggen;
  • j. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, afvalinzameling, beheer en onderhoud.

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken zoals beschreven in lid 3.1 dient te zijn voldaan aan de het paraplubestemmingsplan parkeren & laden en lossen (vastgesteld door de gementeraad van de gemeente Hoorn op 13 november 2018, NL.IMRO.BPParkeren-va01) .

3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming en overeenkomstig de navolgende bepalingen:

  • a. Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende bepaling:
      • de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, hoofdgebouwen niet meegerekend, mag maximaal 50% van de oppervlakte van het erf bedragen;
      • een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken kan uitsluitend worden verleend wanneer door het bevoegd gezag een hogere waarde op basis van de Wet geluidhinder is verleend, indien uit akoestisch onderzoek is gebleken dat een hogere waarde op basis van de Wet geluidhinder noodzakelijk is.

  • b. Voor het bouwen van eengezinswoningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
    • 2. hoofdgebouwen dienen met de voorgevel gericht op de openbare weg dan wel gericht op de gronden bestemd als 'Groen-1' of 'Groen-2', zoals genoemd in het Uitwerkingsplan Bangert en Oosterpolder, fase 5 Noord, te worden gebouwd;
    • 3. op gronden ter plaatse van de aanduidingen 'gevellijn' en 'specifieke bouwaanduiding -1' dient de voorgevel van de hoofdgebouwen in of achter de gevellijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd, met dien verstande dat de voorgevels van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen met tenminste 0,5 m en ten hoogste 0.75 m dienen te verspringen;
    • 4. op gronden ter plaatse van de aanduidingen 'gevellijn' en 'specifieke bouwaanduiding -2' dient de voorgevel van de hoofdgebouwen in de aangegeven gevellijn ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
    • 5. per bouwperceel mag maximaal één woonhuis worden gebouwd;
    • 6. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag bedragen:
      • bij een bouwperceel tot 200 m² maximaal 40% van het bouwperceel, met dien verstande dat ten minste 50 m² is toegestaan;
      • bij een bouwperceel van 200 m² tot 600 m² maximaal 25% van het bouwperceel, met dien verstande dat ten minste 80 m² is toegestaan;
      • bij een bouwperceel vanaf 600 m² maximaal 20% van het bouwperceel, met dien verstande dat ten minste 150 m² is toegestaan;
    • 7. de goothoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 8 m bedragen;
    • 8. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag maximaal 11 m bedragen;
    • 9. ieder hoofdgebouw dient te worden voorzien van een kap met ten minste twee hellingen, waarbij de dakhelling minimaal 20º en maximaal 60º mag bedragen;
    • 10. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient tenminste 2 m te bedragen.

  • c. Voor het bouwen van van meergezinswoningen gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de afstand van een hoofdgebouw tot een bestemmingsgrens moet ten minste 6 m bedragen;
    • 2. de oppervlakte van een hoofdgebouw mag maximaal 80% van het bouwperceel bedragen;
    • 3. de hoogte van een hoofdgebouw in een zone van 40 m gerekend vanaf de grens van het uitwerkingsplan ter plaatse van De Plantage, De Boomgaarden, Kolenbergstraat en De Bangert mag maximaal 11 m bedragen;
    • 4. de hoogte van een hoofdgebouw buiten in onder 3 bedoelde zone van 40 m mag maximaal 16,5 m bedragen.

  • d. Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt de volgende bepaling:
    • 1. Het is verboden om op de grond staande bijbehorende bouwwerken of uitbreiding daarvan te bouwen indien deze niet vergunningsvrij zijn op grond van de regeling zoals die is opgenomen in artikel 2 bijlage II Besluit omgevingsrecht dan wel diens rechtsopvolger.

  • e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte van een erf- of perceelafscheiding, mag niet meer bedragen dan:
      • 1 m, of
      • niet hoger dan 2 m, en
      • op een erf of perceel waarop al een gebouw staat waarmee de erf- of perceelafscheiding in functionele relatie staat, achter de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan, en
      • op meer dan 1m van openbaar toegankelijk gebied, tenzij geen redelijke eisen van welstand van toepassing zijn;
    • 2. de bouwhoogte van beschoeiingen mag maximaal 0,30 m boven het polderpeil bedragen;
    • 3. de doorvaartbreedte van bruggen en duikers dient minimaal 2,50 m te bedragen;
    • 4. de doorvaarthoogte van bruggen en duikers dient minimaal 1,10 m te bedragen;
    • 5. de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten en kunstwerken, waarvan de hoogte maximaal 6,5 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels (geschrapt)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor afwijken van de bouwregels voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken met ten hoogste 30 m², mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van:

  • de huisvesting van minder validen;
  • het levensloopgeschikt maken van een bestaande woning.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder met deze bestemming strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, horecadoeleinden en/of bedrijfsdoeleinden anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep, een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit of een bed & breakfast;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een aan-huis-verbonden beroep of consumentverzorgende bedrijfsactiviteit zodanig dat:
    • 1. het uiterlijk van de betreffende woning wordt aangetast;
    • 2. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte (met inbegrip van bijbehorende bouwwerken) meer dan 20 m² bedraagt;
    • 3. de activiteit niet wordt uitgeoefend door in ieder geval één van de hoofdbewoner(s) van het woonhuis;
    • 4. er sprake is van detailhandels- en/of horeca-activiteiten;
    • 5. de activiteit een zodanige verkeersaantrekkende werking heeft dat verkeersoverlast of verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk zijn, of;
    • 6. de activiteit voldoet aan de regels voor het parkeren en laden & lossen zoals opgenomen in artikel 8.1;
    • 7. de activiteiten worden aangemerkt als inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 van het Besluit omgevingsrescht (meldingsplichtige- of vergunningsplichtige inrichtingen);
  • e. het gebruik van een woonhuis voor bed & breakfast of andere vormen van logiesverstrekking, zodanig dat:
    • 1. aan meer dan 4 volwassenen bedrijfsmatig nachtverblijf wordt aangeboden;
    • 2. de activiteit niet wordt uitgeoefend door (één van) de hoofdbewoner(s) van het woonhuis;
    • 3. het woonhuis niet door (één van) de hoofdbewoner(s) wordt bewoond en deze niet aanwezig is tijdens het nachtverblijf;
    • 4. er sprake is van een verblijf van meer dan 7 aaneengesloten nachten;
    • 5. het maximale vloeroppervlak meer bedraagt dan 40% van het totale vloeroppervlak van het hoofdgebouw inclusief aan- en uitbouwen, met een maximum van 50 m²;
    • 6. een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt als een bed & breakfast;
    • 7. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering functioneert als een zelfstandige woning;
    • 8. er niet geparkeerd wordt op eigen erf, tenzij in de onmiddellijke nabijheid voldoende parkeergelegenheid aanwezig is of;
    • 9. de activiteit voldoet aan de regels voor het parkeren en laden & lossen zoals opgenomen in artikel 8.1.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 4

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Waarde - Archeologie 4'' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m² moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.2.2 Advies archeoloog

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een vergunning als bedoeld in lid 4.2.1 winnen zij advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. In sommige gevallen volstaat een archeologische quickscan als duidelijk is dat de geplande ingrepen geen onevenredige afbreuk doen aan de aanwezige archeologische waarden.

4.2.3 Voorwaarden

Indien uit het in lid 4.2.1 genoemde rapport of de in lid 4.2.2 genoemde quickscan blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze regels van toepassing zijnde bestemmingen:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het verwijderen van funderingen en graven van watergangen en waterpartijen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen.
4.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. het onderhoud aan de watergangen betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • e. niet dieper gaan dan 0,40 m beneden het maaiveld en een kleinere oppervlakte dan 1.000 m2 beslaan.
4.3.3 Toetsingscriteria

De in lid 4.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden.

4.3.4 Archeologisch rapport

Alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en:
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.3.5 Voorwaarden

Indien uit het in lid 4.3.4 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken of werkzaamheden zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie

12.1 Bestemmingsomschrijving

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Cultuurhistorie’ aangewezen gronden zijn, naast de andere aangewezen bestemming, bestemd voor:

  • het behoud, herstel en de uitbouw van de in dit uitwerkingsplan aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied.


5.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
    • 1. het aanleggen, verbreden, verlagen, verhogen, verleggen of verharden van oevers, wegen en paden;
    • 2. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het wijzigen van de profielindeling van oevers, wegen en paden;
    • 4. het dempen of wijzigen van watergangen.

  • b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan.

  • c. De in sub a genoemde vergunning zal uitsluitend worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de in artikel 1 onder 1.19 bedoelde waarden.

  • d. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt door het bevoegd gezag advies ingewonnen bij de Commissie voor monumenten en welstand.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene ontheffingsregels

7.1 Dakhellingen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de bepalingen van dit plan voor een andere kapvorm en/of dakhelling dan is voorgeschreven, waarbij geldt dat:

  • a. de privacy van en/of lichtinval op aangrenzende percelen niet onevenredig mag worden geschaad;
  • b. de voorgeschreven maxima inzake de hoogte niet mogen worden overschreden.

Artikel 8 Overige regels

8.1 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op gronden in een zone van 0 m tot en met 1,5 m gerekend vanaf de grens van een bouwperceel ten behoeve van het wonen en een waterloop de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het wijzigen en/of dempen van waterlopen;
    • 2. beschoeiingen aan te brengen met een bovenzijde hoger dan 0,30 m boven het polderpeil;
    • 3. het opwerpen van grond;
    • 4. het verhogen van het maaiveld van de gronden gelegen in de zone van 0 m tot en met 1,5 m hoger dan 0,40 m boven het polderpeil.

  • b. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
    • 2. het normale beheer en onderhoud betreffen.

  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het stedenbouwkundig beeld als bedoeld in het Beeldkwaliteitsplan voor dit plan als onderdeel opgenomen in de gemeentelijke Welstandnota.

  • d. Indien het Beeldkwaliteitsplan als bedoeld in lid 8.1 onder c binnen de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende (bestemmings)plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als

'Regels van het uitwerkingsplan Bangert en Oosterpolder fase 5 Noord - vierde partiële herziening'.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn in de vergadering van 1 december 2020.