direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bangert achter 6
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 Aanleiding

Na een grondtransactie met de gemeente Hoorn en de initiatiefnemer, wil de gemeente meewerken aan het initiatief om op de gronden grenzend aan de Bangert 6 te Blokker (maximaal) twee woningen te realiseren. De ontwikkeling van deze woningen is op basis van het geldende bestemmingsplan 'Bangert en Oosterpolder herziening ex artikel 30 WRO' niet mogelijk (zie ook paragraaf 1.3). In dit bestemmingsplan hebben de gronden namelijk de bestemming 'groenvoorzieningen 3'. Binnen deze bestemming zijn woningen niet toegestaan. Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken, moet een nieuw bestemmingsplan opgesteld worden. Voorliggend bestemmingsplan geeft hieraan invulling.

1.2 Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft de gronden achter het perceel Bangert 6 te Blokker. Kadastraal is dit gebied bekend als Hoorn, sectie K, 7674. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (bron: GeoWeb)

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is momenteel juridisch-planologisch geregeld in het bestemmingsplan 'Bangert en Oosterpolder, herziening ex artikel 30 WRO', zoals dat is vastgesteld door de gemeenteraad op 31 januari 2006. Het gebied heeft hierin de bestemming 'groenvoorzieningen 3'. Een uitsnede van de verbeelding is weergegeven in figuur 1.2. Binnen deze bestemming zijn groenvoorzieningen, volkstuinen, water en verkeersdoeleinden toegestaan. Woningen zijn niet toegestaan.

In het huidige bestemmingsplan is voor de gronden rondom het plangebied een gebiedsaanduiding 'milieuhindercontour' opgenomen. Binnen deze contour mogen geen milieuhindergevoelige functies worden gerealiseerd. Met dit plan worden milieugevoelige functies mogelijk gemaakt. Het gedeelte van het plangebied dat valt binnen deze contour is voorzien van de bestemming 'Tuin'. Binnen de bestemming 'Tuin' is het niet mogelijk om gevoelige functies te realiseren. Op deze manier wordt voorkomen dat een milieugevoelige functie binnen deze contour wordt gerealiseerd en eventuele hinder ontstaat.

Parapluplannen

Voor het gehele plangebied gelden twee paraplubestemmingsplannen. Dit zijn het paraplubestemmingsplan 'Archeologie', vastgesteld op 7 maart 2017 en het paraplubestemmingsplan 'Parkeren & laden en lossen' vastgesteld op 13 november 2018.

Voor het plangebied betekent dit, dat volgens het paraplubestemmingsplan 'Archeologie' de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' van toepassing is. Voor gronden binnen deze bestemming geldt dat voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m² een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. In paragraaf 4.7 wordt het plan getoetst aan het milieu aspect archeologie.

In het paraplubestemmingsplan parkeren & laden en lossen zijn regels opgenomen ten behoeve van parkeren & laden en lossen. In paragraaf 2.3 wordt het plan getoetst aan het verkeersbeleid van de gemeente Hoorn. In de regels onder artikel 7.1 zijn de regels uit dit parapluplan parkeren overgenomen.

In figuur 1.2 is een uitsnede dit bestemmingsplan, ter plaatse van het plangebied, weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. Dit wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 PLANBESCHRIJVING

2.1 Omgeving van het plangebied

Het plangebied ligt tussen het bestaande lint Bangert en de nieuwe uitbreidingswijk Bangert en Oosterpolder, fase 5 Noord.

De Bangert is een historisch landelijk lint, dat voornamelijk bestaat uit vrijstaande bebouwing. Aan de noordzijde ligt een watergang die parallel loopt aan de weg. Door middel van bruggen worden de noordelijke percelen ontsloten op de Bangert. Het karakter van het lint moet zoveel mogelijk worden behouden. Aan het lint staan uitsluitend vrijstaande woningen. De hoofdfunctie in het gebied is wonen in combinatie met vormen van bedrijvigheid. Ten noorden grenst het plangebied aan een metaalhandel met bijbehorende bedrijfswoning. Aan de oostzijde, op een afstand van 30 meter, bevindt zich het perceel van een glastuinbouwbedrijf. Figuur 2.1 geeft een weergave van het huidige straatbeeld aan de Bangert.

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0003.png"

Figuur 2.1 Straatbeeld Bangert (bron: Street View)

De nieuwe uitbreidingswijk Bangert en Oosterpolder, fase 5 Noord is onderdeel van een groter uitbreidingsplan Bangert en Oosterpolder. Momenteel wordt fase 5 Noord bouwrijp gemaakt (figuur 2.2). Het stedenbouwkundig ontwerp van deze uitbreidingswijk is opgebouwd uit een ruimtelijk raamwerk van groene gebieden, watergangen, verbindingen en zichtlijnen. In figuur 2.3 wordt de indicatieve hoofdstructuur weergeven.

Binnen het raamwerk is ruimte voor de ontwikkeling van woningen. Het ontwerp en type woningen staat nog niet vast. Wat wel vast staat, is dat de bebouwing naar de hoofdstructuur moet worden gericht. Hiermee worden ‘achterkant’ situaties aan wegen voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0004.png"

Figuur 2.2 Fase 5 Noord vanaf het plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0005.png"

Figuur 2.3 Indicatieve hoofdstructuur fase 5 Noord (bron: Bangert & Oosterpolder, fase 5 Noord)

2.2 De bestaande situatie

Na een grondtransactie met de gemeente Hoorn mogen op de gronden binnen het projectgebied (maximaal) twee vrijstaande woningen worden gebouwd. In de bestaande situatie is het plangebied onderdeel van Bangert 6 en is het een grasveld. In figuur 2.4 is dit weergeven. In figuur 2.5 is een bovenaanzicht van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0006.png"

Figuur 2.4 Huidige situatie plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0007.png" Figuur 2.5 Luchtfoto huidige situatie

2.3 Gewenste situatie/uitgangspunten

Binnen het plangebied komen (maximaal) twee kavels met elk een oppervlak van maximaal 750 m2. Op elke kavel mag één vrijstaande woning worden gerealiseerd. De twee kavels worden door een gezamenlijke brug ontsloten op het in ontwikkeling zijnde woongebied fase 5 Noord. In figuur 2.6 wordt een globale inricht van de beoogde situatie weergegeven.

Met deze woningen wordt op het gebied van stedenbouw, beeldkwaliteit en planregels aangesloten op Bangert en Oosterpolder, fase 5 Noord. Hierdoor ontstaat uiteindelijk één geheel met deze uitbreidingswijk. In figuur 2.7 is dit geheel weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0008.png"

Figuur 2.6 Globale inrichting plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0009.png"

Figuur 2.7 Indicatieve hoofdstructuur samengevoegd met het plangebied

Verkeer en Parkeren

Zoals hiervoor is beschreven, wordt het plangebied ontsloten op de nieuwe woonwijk Bangert en Oosterpolder, fase 5 Noord. Deze uitbreidingswijk is bouwrijp gemaakt. Een onderdeel van het bouwrijp maken, is het aanleggen van de (bouw)wegen. De beoogde ontwikkeling kan pas worden ontsloten wanneer deze (bouw)wegen gereed zijn.

Uiteindelijk wordt het plangebied ontsloten via de hoofdstructuur van Bangert en Oosterpolder richting De Strip. De Strip wordt in noordelijke richting ontsloten op de Westfrisiaweg.

Op het gebied van parkeren is overeen gekomen dat per kavel twee parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Dit houdt in dat in totaal vier parkeerplaatsen gerealiseerd moeten worden. Hiervoor is binnen het plangebied voldoende ruimte aanwezig.

2.4 Ruimtelijke kwaliteit

Op het gebied van beeldkwaliteit en stedenbouw wordt aangesloten op Bangert en Oosterpolder, fase 5 Noord. Voor deze uitbreidingswijk is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan is opgenomen in bijlage 2. Dit beeldkwaliteitsplan gaat tevens als welstandskader dienen bij de uiteindelijke vormgeving van deze ontwikkeling. In het beeldkwaliteitsplan is een aantal welstandscriteria opgenomen, waaraan moet worden voldaan. Op deze manier wordt gewaarborgd dat de stedenbouwkundige structuur van de woningen aansluit op het straat- en bebouwingsbeeld van de toekomstige uitbreidingswijk.

Gebouwvorm

Met de planregels voor dit bestemmingsplan wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bouwregels van in het uitwerkingsplan Bangert en Oosterpolder, fase 5 Noord. Binnen het plangebied zijn (maximaal) twee vrijstaande woningen mogelijk met een maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 8 en 11 meter. Iedere woning moet worden voorzien van een kap met minimaal twee hellingen van minimaal 20 graden en maximaal 60 graden.

Hoofdstuk 3 BELEID

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Steeds meer bevoegdheden vanuit de ruimtelijke ordening gaan hierbij van het Rijk naar gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het bestemmingsplan zijn geen nationale belangen van belang. De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, maakt hier geen deel van uit.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

Een plan om twee woningen te bouwen wordt, vanwege de relatieve kleinschaligheid (minder dan 11 woningen), door de Raad van State niet gezien als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro. Voor deze kleinschalige ontwikkeling is dan ook geen aanleiding om de ladder te doorlopen om deze ontwikkeling verder te onderbouwen.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Noord-Holland 2050

Het ruimtelijk beleid van de provincie Noord-Holland is vastgelegd in de omgevingsvisie Noord-Holland 2050. In deze visie geeft de provincie een toekomstbeeld waaruit het provinciaal belang volgt. Het toekomstbeeld is als volgt gedefinieerd: 'De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.'


Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren, heeft de provincie provinciale belangen benoemd. De drie hoofdbelangen (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik) vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie. De hoofdbelangen zijn in de visie uitgewerkt. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening zijn aan deze hoofdbelangen regels verbonden.

De provincie Noord-Holland draagt bij aan het realiseren van voldoende en passende huisvesting (woningtype) op de best mogelijke plek (woonmilieu) voor huidige en toekomstige bewoners van Noord-Holland. De provincie stelt hiervoor een provinciale woonvisie op die het kader biedt voor de door de regio’s op te stellen regionale actieprogramma's. In de regionale actieprogramma's wordt het woningbouwprogramma zowel kwalitatief als kwantitatief uitgewerkt.

Provinciale Ruimtelijke Verordening

Voor de doorwerking van het in de omgevingsvisie vastgelegde beleid naar gemeenten toe, heeft de provincie de beschikking gekregen over de zogenaamde provinciale verordening. Deze verordening bevat algemene regels over de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen. Wel zal hierin duidelijk het provinciaal belang naar voren moeten komen. Het uitgangspunt daarbij is dat de bevoegdheden ter doorwerking van het ruimtelijk beleid zoveel mogelijk proactief worden ingezet en het provinciale beleid daarbij zoveel mogelijk eenduidig wordt geregeld.

De Provinciale Ruimtelijke Verordening is in 2010 in werking getreden en daarna meerdere malen herzien of geactualiseerd. Voor dit bestemmingsplan is de verordening van belang zoals deze in januari 2019 is geconsolideerd.

Bestaand Stedelijk Gebied (BSG)

In de verordening wordt voor het bestaand stedelijk gebied verwezen naar artikel 1.1.1 eerste lid onder h, van het Bro. In het Bro wordt onder het bestaand stedelijk gebied verstaan:

'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'

Momenteel is het gebied, rondom het plangebied volop in ontwikkeling met de functie wonen zoals hierboven is benoemd. Hierdoor wordt ook het plangebied aangemerkt als bestaand stedelijk gebied. Met het oog hierop is de voorgenomen ontwikkeling passend in het provinciaal beleid.

Provinciale woonvisie 2010-2020

In september 2010 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de provinciale woonvisie vastgesteld. Deze woonvisie moet het beleidskader scheppen voor het doel van de provincie om in 2020 over voldoende woningen met een passende kwaliteit te beschikken en duurzaam ruimtegebruik in de provincie stimuleren. De provincie wil dit bereiken door met de regio's duidelijke afspraken te maken over de woningbouwprogramma's en deze vast te leggen in Regionale actieprogramma's (RAP's).

 

In de provinciale woonvisie worden drie speerpunten benoemd:

  • 1. verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;
  • 2. verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners;
  • 3. verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

 

Deze speerpunten zijn verder uitgewerkt in concrete opgaven. In het kader van de goede afstemming tussen vraag en aanbod zet de provincie sterk in op de goede kwaliteit van het woningaanbod.

3.3 Regionaal beleid

Regionaal Actie Programma Wonen (RAP) en Woonvisie West-Friesland

In het Regionaal Actie Programma Wonen (RAP) en de Regionale Woonvisie Westfriesland 2016 wordt benoemd welke richting de Westfriese gemeenten met de woningmarkt op willen en waarmee rekening gehouden moet worden. Relevante uitgangspunten met betrekking tot woningbouw zijn:

  • Bestaande voorraad: kwaliteit en aantrekkelijkheid op peil houden en uitbouwen.
  • Vitale kernen: leefbaar Westfriesland tot in de kern.
  • Nieuwbouw: vooral inzetten op onderscheidende en complementaire producten.
  • Scheiden van wonen en zorg: Langer Zelfstandig Wonen bevorderen.
  • Flexibel kader: houvast voor de regio en ruimte voor marktinitiatieven.

De regio Westfriesland heeft regionale woningbouwafspraken gemaakt en dit vastgelegd in de regionale woonvisie en het RAP. Afspraak is dat de regionale woningbehoefte past binnen de behoefte op grond van de provinciale bevolkingsprognose. Voor de periode 2016 - 2026 bedroeg de behoefte 6.850 woningen. Recent is de woningbehoefte op basis van provinciale cijfers bijgesteld. Voor de periode 2017 - 2030 bedraagt die behoefte 9.100 woningen. Hiervan bestaat 3.503 uit harde plancapaciteit, 3.786 uit zachte plancapaciteit en resteert een vrije ruimte van 782 woningen (alle cijfers regionaal). Om aan de behoefte te voldoen, zorgen de gemeente ervoor dat er voldoende planvoorraad is. De verwachte behoefte is niet geheel ingevuld met harde planvoorraad. Zo kunnen de gemeenten gedurende de jaren nog bijsturen in plannen en als kansen zich voordoen die aangrijpen: het zou immers jammer zijn als goede plannen geen kans krijgen omdat de gemeenten al 'vol' zitten/geen ruimte meer hebben. Daardoor blijft voldoende ruimte voor marktinitiatieven. Wel worden vier concrete acties binnen de programmering opgenomen:

  • 1. Elke gemeente heeft één onderscheidend nieuwbouwproject.
  • 2. Platform voor marktpartijen opzetten om nieuwe initiatieven te ontwikkelen.
  • 3. Vraaggestuurd bouwen: ook voor de oudere doelgroep.
  • 4. Kansen bij transformatie van vrijkomend vastgoed.

3.4 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Hoorn

Op 10 juli 2012 is de Structuurvisie Hoorn vastgesteld. De structuurvisie is een uitwerking van de Stadsvisie uit 2005. De Structuurvisie onderscheidt acht belangrijke maatschappelijke opgaven:

  • 1. Bouwen en transformeren voor de vergrijzing.
  • 2. Vasthouden van jonge gezinnen.
  • 3. Ontwikkelen van aantrekkelijke stad in een complete regio.
  • 4. Bestaande woningvoorraad aantrekkelijk houden.
  • 5. Balans wonen en werken.
  • 6. Economie verbreden.
  • 7. Compleet pakket aan voorzieningen bieden.
  • 8. Branding en profilering van Hoorn verbeteren.

In de structuurvisie wordt aangegeven dat Hoorn een andere fase in gaat: van groeikern naar volwassen stad. De laatste uitbreidingsplannen worden afgerond en de aandacht verschuift naar de bestaande stad. De toekomstige behoeften moeten daarbij worden opgevangen via de herstructurering en de inbreiding in de bestaande stad. Afronding van de uitbreidingswijk Bangert en Oosterpolder als rustige, meer suburbane woonwijk, is in dit kader opgenomen in de uitvoeringsparagraaf van deze structuurvisie.

Daarnaast kent de structuurvisie beleid ten aanzien van de economische ontwikkeling in de vorm van wijkeconomie en stedelijke economie. Ook is er beleid ten aanzien van duurzaamheid in de vorm van fysieke duurzaamheid en sociale duurzaamheid.

Woonvisie Hoorn 2013-2020 (herziening 2015)

In deze visie is het woonbeleid van de gemeente Hoorn vastgelegd. Opgaven uit deze woonvisie zijn:

  • een aantrekkelijk woning voor iedereen;
  • ruimte voor bijzondere doelgroepen;
  • een prettige woonomgeving;
  • duurzaam wonen en leven.

De belangrijkste speerpunten voor de komende jaren zijn: het op gang houden van de woningbouwproductie, het bevorderen van de doorstroming, het beschikbaar stellen van voldoende betaalbare woningen voor huishoudens met lage(re) inkomens, het beter geschikt maken van de woningvoorraad voor senioren en het opwaarderen van verouderde wijken.

Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van 2 vrijstaande woningen tussen een nieuwe uitbreidingswijk en het bestaande bebouwingslint aan de Bangert. Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

Welstandsnota: Beeldkwaliteitsplan 'De Weiden - Noord'

Op 5 augustus 2017 is de Welstandsnota 2017 van de gemeente Hoorn in werking getreden. De welstandsnota is het toetsingsinstrument bij uitstek voor nieuwe ontwikkeling in Hoorn. Het plangebied ligt tussen twee welstandsgebieden. Het bebouwingslint langs de Bangert valt onder het gebied Linten, waarvoor een bijzonder welstandsregime geldt en extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is. De uitbreidingswijk valt onder het gebied, planmatige uitbreiding 4f. Hiervoor geldt een regulier welstandsregime. In de reguliere gebieden ligt de focus bij de beoordeling vooral op het bewaren van de eenheid in complexmatige bebouwing.

Voor de uitbreidingswijk Bangert en Oosterpolder is een beeldkwaliteitsplan opgesteld (Beeldkwaliteitsplan 'De Weiden - Noord'). Dit beeldkwaliteitsplan dient als welstandskader bij de uiteindelijke vormgeving van de beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 4 OMGEVINGSASPECTEN

4.1 Vormvrije m.e.r.-beoordeling/Milieueffectrapportage

In bijlage D van het Besluit Milieueffectenrapportage (D 11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer, is een projectmer noodzakelijk.

Met dit bestemmingsplan worden (maximaal) twee woningen mogelijk gemaakt. De drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. wordt hiermee niet overschreden. In het kader van het Besluit m.e.r. is voor de beoogde ontwikkeling dan ook geen sprake van een directe mer(beoordelings)-plicht.

Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit m.e.r., Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van (maximaal) twee woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Door middel van de toetsing aan de verschillende milieuaspecten in de hierna volgende paragrafen en bijlage 7 wordt voorzien in deze vormvrije m.e.r.-beoordeling. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Op..... heeft van de gemeenteraad vastgesteld dat het opstellen van een milieueffectrapportage niet nodig is. Dit besluit wordt als bijlage bijgevoegd.

4.2 Ecologie

Op ecologisch vlak is het van belang dat het plan conform de regels van de Wet natuurbescherming (Wnb) wordt opgesteld. Hierbij moet worden aangetoond dat, als gevolg van de geplande activiteiten, de natuurdoelstellingen van beschermde natuurgebieden en de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komen. Voor de uitbreidingswijk Bangert en Oosterpolder fase 5 Noord is in 2017 een ecologisch onderzoek uitgevoerd. In dit onderzoek zijn de gronden van dit plangebied ook onderzocht. Dit onderzoeksrapport is als Bijlage 1 toegevoegd aan deze toelichting.

Gebiedsbescherming

In de omgeving van het plangebied zijn geen natuurgebieden aanwezig die onder de Wnb worden beschermd. De dichtstbijzijnde beschermde (Natura 2000) gebieden liggen op ruime afstand, aan de kust van het Markermeer. Ook is het plangebied en de omgeving hiervan niet aangewezen als onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

De ontwikkeling heeft geen significante effecten op de natuurwaarden van natuurgebieden. In en in de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van Natura 2000- en NNN-gebieden. Het meest dichtbij gelegen natuurgebied ligt op ruime afstand (3 km) van het plangebied. Dit gebied is echter niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied betreft het gebied 'Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving' en is gelegen op circa 21 kilometer van het projectgebied.

Stikstofdepositie

In relatie tot stikstof, zijn de potentiële effecten van onderhavig plan hoofdzakelijk het gevolg van tijdelijke werkzaamheden in de aanlegfase. In de exploitatiefase is voor dit plan de verkeersbewegingen van en naar het plangebied relevant.

In de aanlegfase wordt materieel aangevoerd met vrachtwagens en personeel met licht verkeer/busjes. Dit aantal bedraagt nooit meer dan het aantal in de exploitatiefase, maar is wel opgenomen in de berekening. Daarnaast wordt er in de aanlegfase gebruik gemaakt van zware machines zoals een graafmachine en hijskraan.

Het stikstofonderzoek en de berekening zijn als bijlage 3 bij de toelichting toegevoegd. Uit dit onderzoek kan worden geconcludeerd dat tijdens de aanlegfase en de exploitatiefase geen negatieve effecten op deze gebieden ontstaan.

Voor dit project hoeft op dit punt dan ook geen vergunning op grond van de Wnb te worden aangevraagd.

Soortenbescherming

Op grond van de Wet natuurbescherming mogen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, niet verstoord worden. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen volgens de Wet natuurbescherming niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.

In het ecologisch onderzoek (bijlage 1) zijn alle gronden van de uitbreidingswijk Bangert en Oosterpolder fase 5 Noord onderzocht. Het plangebied is onderdeel van dit onderzoeksgebied. Figuur 4.1 geeft het onderzoeksgebied aan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0010.png"

Figuur 4.1 Onderzoeksgebied Bangert en Oosterpolder fase 5 Noord

Het plangebied kent geen mogelijkheden voor vleermuizen om te verblijven. Wel vliegen er vleermuizen in lage dichtheid. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten blijven vliegen. Effecten op vleermuizen worden derhalve uitgesloten. Het plangebied is daarnaast geschikt voor licht beschermde amfibieën. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling van de Wet natuurbescherming. Als gevolg van het voorkomen van algemene broedvogels is het van belang om werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of de werkzaamheden op een manier uit te voeren dat vogels tijdens de broedperiode niet worden verstoord. Voor overige beschermde soort(groep)en is het gebied verder volledig ongeschikt.

Conclusie

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde gebieden en matig en zwaar beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. Ondanks dat dit onderzoek in 2017 is uitgevoerd, kunnen deze resultanten voor dit plangebied, aangezien het plangebied onveranderd is gebleven, worden gebruikt voor dit bestemmingsplan. De gronden rondom het plangebied (fase 5 Noord) zijn sindsdien bouwrijp gemaakt. De gronden binnen het plangebied zijn goed onderhouden en worden begraasd door hobbydieren. De kans dat hier beschermde soorten aanwezig zijn, is daarmee heel klein. Het plan is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.

4.3 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij de berekening van deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG-uitgeverij, 2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. Het plan stelt het toevoegen van (maximaal) twee woningen achter een bestaand woonlint voor. Naast de woonfunctie komen aan het lint ook bedrijven voor. Er is daarom sprake van menging van functies.

De voorgenomen woningen in het plangebied betreffen een gevoelige functie. Het plangebied kan omschreven worden als 'gemengd gebied'. De afstanden uit de richtafstandenlijst kunnen daarom met één afstandstap worden verminderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0011.png"

Bloemen- en plantenkwekerij Clay (Bangert 2a)

Het dichtstbijgelegen bedrijf is bloemen- en plantenkwekerij Clay. Ten opzichte van kassen (met of zonder verwarming) moet op basis van de VNG Brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) een richtafstand worden aangehouden van 30 meter (milieucategorie 2). Aangezien het hier gaat om het functietype 'gemengd gebied' mag een 'afstandsstap terug worden gezet' en mag 10 meter worden aangehouden. Tussen het plangebied en de kassen is een afstand van 30 meter. Aan de richtafstand wordt dus voldaan.

Bij een bloemen- en plantenkwekerij moet ook rekening worden gehouden met eventuele spuitcirkels. Er is echter geen wetgeving die concrete afstanden voorschrijft. In het RIVM Briefrapport 'Bestrijdingsmiddelen: gewasbeschermingsmiddelen en biociden' (RIVM Briefrapport 200112001/2014) wort hierover gesteld dat:

In meerdere uitspraken van de Raad van State wordt daarom uitgegaan van minimaal 25 meter als veilige afstand tussen een tuinbouwkas waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt en woningen van derden.

De woningen liggen op een afstand van meer dan 25 meter van een kas waarin gewassen worden gekweekt. Op basis daarvan kan worden gesteld dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat in en bij de woningen.

N.F. Nannings Metaalhandel (Bangert 6)

Ten noorden van het plangebied is een metaal bedrijf gevestigd. Dit bedrijf valt binnen milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 30 meter in gemend gebied. Daarnaast is voor dit bedrijf een milieuhindercontour opgenomen. Het plangebied valt buiten deze milieuhindercontour en ligt op minimaal 30 meter vanaf dit bedrijf. Op basis daarvan kan worden gesteld dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat in en bij de woningen.

4.4 Geluid

Ten aanzien van geluidhinder is de Wet Geluidhinder (Wgh) van kracht. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidshinder in de toekomst. Voor dit bestemmingsplan is geluidshinder als gevolg van wegverkeerslawaai van belang.

In de Wgh wordt onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige functies enerzijds en niet-geluidgevoelige functies anderzijds. Indien een geluidgevoelige functie mogelijk wordt gemaakt en binnen de zone van een weg, spoorweg of industriegebied ligt, moet onderzocht worden of voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde. De locatie van dit plan is gelegen binnen de geluidszone van de Bangert. De Bangert is gelegen binnen de bebouwde kom en heeft een maximumsnelheid van 50 km/uur. Volgens Artikel 74 lid 1 van de Wgh geldt voor dit soort wegen een zone van 200 meter waarbinnen aandacht moet worden besteed aan geluidhinder.

In 2017 is voor de uitbreidingswijk Bangert en Oosterpolder fase 5 Noord een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 2 bij de toelichting toegevoegd. Uit het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB ter plaatse van het plangebied, niet wordt overschreden. In figuur 4.2 zijn de geluidcontouren van de omliggende wegen (48 en 53dB) weergegeven. Hieruit blijkt dat het plangebied buiten deze geluidcontouren ligt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0405.BPBangert6-va01_0012.png"

Figuur 4.2 Geluidcontouren 48 dB en 53 dB

Conclusie

Vanuit de Wgh zijn geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Water

Deze paragraaf gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.

Digitale watertoets

Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Hoogheemraadschap. Met de gegevens die zijn opgegeven, is bepaald dat het plan een beperkte invloed heeft op de waterhuishouding. Op het plan is daarom de korte procedure van toepassing. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen. Deze maatregelen zijn opgenomen in het wateradvies (zie Bijlage 4) dat het Hoogheemraadschap heeft gegeven en wordt in deze paragraaf behandeld.


Verharding en compenserende maatregelen

Het Hoogheemraadschap hanteert bij ontwikkelingen waarbij sprake is van een verhardingstoename tot 2000 m2 de vuistregel dat 10% van de toename aan verhard oppervlak dient te worden gecompenseerd door middel van het inrichten van nieuwe waterberging. Uitgangspunt is dat de compensatie wordt gerealiseerd binnen het plangebied. Wanneer compenserende maatregelen binnen het plangebied niet mogelijk zijn, moet in overleg met hoogheemraadschap worden bepaald wat de alternatieve mogelijkheden zijn.

Met dit plan worden (maximaal) twee woonkavels van elk 750 m2 mogelijk gemaakt. Ondanks dat het aannemelijk is dat deze twee woonkavels niet volledig worden verhard (woning en bestrating), blijft het plan onder de 2000 m2. Het ontwerp van de twee woningen en de aan te leggen ontsluiting zijn nog niet bekend. Hierdoor kan nog niet worden bepaald hoeveel m2 aan compenserende maatregelen nodig zijn. Langs het plangebied ligt een nieuwe hoofdwatergang die een belangrijke functie heeft voor de afwatering van het gebied. Met dit plan worden geen aanpassingen voorgesteld aan deze watergangen. Schoon hemelwater vanaf het plangebied kan worden afgevoerd op deze hoofdwatergang.

Waterkwaliteit en riolering

In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het Hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Hemelwater afkomstig van de verhardingen kan als schoon worden beschouwd en kan worden afgevoerd op de sloten langs het plangebied. Bij de uitvoering wordt hiermee rekening gehouden.

Het Hoogheemraadschap adviseert met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen. Van het gebruik van deze materialen is geen sprake.

Klimaatadaptatie

De komende jaren zullen steeds vaker extreme weersomstandigheden voorkomen. Hierdoor neemt het risico op wateroverlast, hittestress en watertekort steeds meer toe. Het is belangrijk om het erf zoveel mogelijk klimaatbestendig in te richten, in dat licht adviseert het hoogheemraadschap om maximaal 40% van het erf te verharden.

Conclusie

Gezien bovenstaande heeft de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.6 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' (NIBM) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Het voornemen gaat uit van de realisering van (maximaal) twee woningen. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

Conclusie

Vanuit luchtkwaliteit gelden er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

4.7 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De gemeenteraad van Hoorn heeft op 23 mei 2017 de Erfgoedverordening Gemeente Hoorn 2017 vastgesteld. De Beleidskaart Archeologie 2012 is vastgesteld op 12 maart 2013. Naast monumentenbeleid is in deze verordening ook de wijze waarop de bescherming van de archeologische waarden moet worden geregeld, vastgelegd.

Dit archeologiebeleid dient zijn vertaling te krijgen in de geldende bestemmingsplannen voor de gemeente. In de in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen wordt hiermee al rekening gehouden. Om er nu voor te zorgen dat in de geldende bestemmingsplangebieden de archeologische waarden ook afdoende beschermd worden en een gelijkluidende regeling voor alle bestemmingsplannen gewenst is, is een 'paraplubestemmingsplan Archeologie ' opgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan geldt voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Voor de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' geldt een onderzoeksplicht voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1000 m².

Met dit plan worden (maximaal) twee woonkavels van elk 750 m2 mogelijk gemaakt. De twee kavels zijn samen groter dan 1000 m2 bouwwerken echter afzonderlijk kleiner dan 1000 m2, waardoor de afzonderlijke woningen onder de drempelwaarde blijven voor een archeologisch onderzoek. Indien toch blijkt dat de ontwikkeling groter wordt dan 1000 m2 is een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Om dit te waarborgen, is voor het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen.

In verband met voorgenomen bouwwerkzaamheden in Bangert en Oosterpolder is in 2005 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd. Dit rapport is als Bijlage 5 toegevoegd aan deze toelichting. Op basis van de resultaten van het inventariserend archeologisch is destijds geadviseerd om grootschalige graafwerkzaamheden onder archeologische begeleiding uit te laten voeren. Tijdens de archeologische begeleiding kan wellicht een goed beeld worden verkregen van de aard en omvang van de laat-middeleeuwse akkerlaag en landbouwstructuren. Tevens kan door middel van het uitvoeren van een archeologische begeleiding worden bepaald of er bewoningssporen uit oudere perioden (Neolithicum en Bronstijd) aanwezig zijn.

Cultuurhistorie

Het plangebied is gelegen in de Banne van Westerblokker en werd in de 12e eeuw in cultuur gebracht. De historische weg Bangert vormt de scheiding tussen de veenontginningsblokken van Zwaag en Blokker. In de loop der tijd werden de kreekruggen, door inklinking van veen, en de kleiige delen zichtbaar. Dit zijn nu de hogere delen van het landschap. Het veenontginningslandschap is nog zichtbaar in dit deel van de Bangert-Oosterpolder.

Historische waterwegen

Direct grenzend aan het plangebied zijn nog duidelijk de sporen zichtbaar van de geschiedenis en de oorspronkelijke functie van het gebied. De sloten, die de oorspronkelijke grenzen van de oude perceelindelingen markeerden, laten nog steeds de eenheid van het gebied zien en de herleidbaarheid naar het verleden. Zij vertegenwoordigen dan ook cultuurhistorische waarden. Behoud van het patroon van de sloten op deze locatie is dan ook van belang en moet als vorm herkenbaar blijven in het landschap.

Conclusie

Ten aanzien van archeologie wordt voor het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen waarmee borging voor eventueel nader onderzoek voldoende is geregeld.

De historische watergang lang het plangebied is geen onderdeel van het plangebied. Deze historische watergang wordt dan ook niet aangepast of aangetast. Binnen het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische waarden aanwezen. Het is daarom niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.

Vanuit het omgevingsaspect archeologie en cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor het plangebied.

4.8 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In het kader van de ontwikkeling van het gebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 6.

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat in de bovengrond een lichte verhoging van kwik is geconstateerd. In de ondergrond is een lichte verhoging van minerale olie geconstateerd. In het grondwater zijn geen verhogingen geconstateerd. De aangetroffen verhogingen zijn dusdanig gering dat voor het instellen van een vervolgonderzoek geen aanleiding wordt gezien. Op de locatie bestaat, op grond van de resultaten van dit onderzoek, geen risico's voor de volksgezondheid of de ecologie bij het beoogde gebruik (wonen en tuin).

Het bodemonderzoek is voorgelegd aan de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord. De omgevingsdienst geeft in haar advies aan dat op basis van eerder onderzoek uit de omgeving een gedempte sloot aanwezig is. Deze gedempte sloopt ligt volgens de omgevingsdienst ter hoogte van de oostgrens van het plangebied.

Op basis van de aangeleverde kaart van de omgevingsdienst is beoordeeld of de gedempte sloop ook in het plangebied ligt. Dit is echter niet het geval. De gedempte sloot ligt ongeveer 1,5 meter buiten de oostgrens van het plangebied. Omdat de gedempte sloot geen onderdeel is van het plangebied, is het niet noodzakelijk een aanvullend onderzoek uit te voeren.

4.9 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Noord-Holland geraadpleegd. De ontwikkeling voorziet niet in de komst van een risicovolle activiteit richting de omgeving. Daarnaast blijkt dat in of nabij het projectgebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ook valt het plangebied niet in het invloed gebied van routes voor gevaarlijke stoffen of van buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit plan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

4.10 Kabels en leidingen

In en rond het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waarmee met dit bestemmingsplan rekening gehouden dient te worden. Wel kunnen er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het bestemmingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

4.11 Duurzaamheid

De gemeente Hoorn heeft een duurzame, toekomstbestendige ontwikkeling hoog in het vaandel. Het gemeentebestuur heeft uitgesproken in 2040 klimaatneutraal te willen zijn. Ten aanzien van bestaand gebied worden geen regels opgenomen met betrekking tot duurzaamheid. Er wordt vooral gestreefd naar een vrijwillige en gezamenlijke inzet. De bestaande bouw is verantwoordelijk voor een groot deel van het totale energiegebruik van Hoorn. De gemeente voert met allerlei belanghebbenden (huurders, particuliere bezitters van woningen en bedrijven en corporaties) gesprekken om te komen tot gezamenlijke oplossingen. Te denken valt hierbij aan ondersteuning in de vorm van subsidies (ook het eenvoudiger aanvragen daarvan), waar mogelijk het soepeler verkrijgen van vergunningen en gezamenlijke aanschaf van duurzame artikelen; denk aan isolatiemateriaal en dergelijke. Door de alsmaar stijgende prijzen van energie zijn de investeringen in duurzame oplossingen steeds sneller terugverdiend.

Naast veel aandacht voor energiegebruik is er ook aandacht voor andere duurzame strategieën, zoals het optimaal benutten van de beschikbare ruimte. Daarnaast wordt voor zover mogelijk gestreefd naar gecombineerde ontwikkelingen.

Bij dit ontwikkelingsplan heeft het streven naar duurzaamheid een hoge prioriteit. Uitgangspunt daarbij zijn de drie stappen van de Trias Energetica. Deze drie stappen zijn:

  • 1. Beperk het energieverbruik door verspilling tegen te gaan; bijvoorbeeld een compacte gebouwvorm of door isolatie van gevels en daken.
  • 2. Maak maximaal gebruik van energie uit duurzame bronnen, zoals wind-, water-, en zonne-energie.
  • 3. Maak zo efficiënt mogelijk gebruik van fossiele brandstoffen om in de resterende energiebehoefte te voorzien.

In de uitwerking van het voornemen zal rekening worden gehouden met duurzaamheid door het gebruik van duurzame materialen en het niet gebruiken van materialen die schadelijk zijn voor de omgeving. Daarnaast wordt als duurzaamheidsmaatregel de woningen zonder gasaansluiting gerealiseerd. Bovendien is het nog mogelijk om de woningen 'extra' te isoleren en om zonnepanelen aan te brengen.

Conclusie

Het plan voorziet hiermee in een duurzame invulling van het gebied.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE REGELING

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Bro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Verder sluit de regeling in het voorliggende bestemmingsplan aan bij het bestaande uitwerkingsplan 'Bangert en Oosterpolder, fase 5 Noord'.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd. In de regels zijn per bestemming de bouw- en gebruiksmogelijkheden aangegeven.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen die op de verbeelding en in de regels zijn opgenomen, beschreven.

Wonen

De bestemming 'Wonen' geldt voor bijna het gehele plangebied en is bestemd voor (maximaal) twee vrijstaande woningen en bijbehorende bouwwerken. Voor de bouw van bijbehorende bouwwerken wordt verwezen naar de regeling voor het omgevingsvergunningvrije bouwen zoals toegestaan in bijlage II, artikel 2 van het Besluit omgevingsrecht. Naast de woonfunctie is ook kleinschalige bedrijvigheid in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep of een consumentverzorgende bedrijfsactiviteit toegestaan.

Tuin

De bestemming 'Tuin' is opgenomen aan de zij- en voorzijde van de woningen. Deze gronden mogen uitsluitend worden gebruikt als tuin. Dit houdt onder meer in dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd passend bij de functie tuin. Door middel van een brug, in het verlengde van de Keteweid, wordt het plangebied ontsloten. De parkeervoorzieningen voor de woningen worden mogelijk gemaakt binnen de bestemming.

Binnen de bestemming is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Door middel van deze verplichting is vastgelegd dat de oostelijke erfgrens wordt voorzien van een (winter)groene haag of begroeid hekwerk van minimaal 1,80 meter hoog.

Waarde – Archeologie 4

De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is met uitzondering van het te bouwen deel, in dit bestemmingsplan opgenomen. De archeologische waarde ter hoogte van het te bouwen deel is namelijk voldoende onderzocht. Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte die de drempelwaarde van 1.000 m2 overschrijdt, moet een omgevingsvergunning voor het bouwen worden gevraagd.

Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. Hieronder volgt een nadere toelichting.

Overleg

Gezien de aard en omvang van het plan vindt geen afzonderlijke inspraak plaats over het voorontwerp. Bij de ontwerpfase heeft een ieder de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen.

De initiatiefnemer zal de omgeving informeren. Het resultaat van deze informatiemiddag/avond wordt vastgelegd in een verslag en daarna met de gemeente doorgenomen. Indien nodig worden wijzigingen doorgevoerd. Dit gebeurt voordat het ontwerp ter visie wordt gelegd.

Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader wordt het voorontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden aan de overlegpartners.

Zienswijzen

Het bestemmingsplan doorloopt verder de in de Wro opgenomen bestemmingsplanprocedure. Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is er voor een ieder de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen (artikel 3.8 Wro). De zienswijzen worden beantwoord en betrokken bij de vaststelling van het bestemmingsplan.

Tijdens deze periode zijn geen zienswijze ingediend.

Vaststellingsfase
Het bestemmingsplan is op 15 september 2020 door de gemeente raad ongewijzigd vastgesteld. Dit besluit is bekend gemaakt en ter inzage gelegd zoals voorgeschreven in artikel 3.9a, eerste lid juncto art. 3.8, lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostendekking/kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De gronden binnen het plangebied zijn in eigendom bij de initiatiefnemer. De kosten voor het ontsluiten van de kavels naar openbaar gebied en de kosten voor het bouw- en woonrijp maken van de kavels worden door de initiatiefnemers gedragen.

De kosten voor dit bestemmingsplan en de in dit bestemmingsplan voorziene ontwikkelingen worden gedragen door de initiatiefnemer. Hiervoor is een anterieure overeenkomst gesloten.

Grondexploitatie

Artikel 6.12 lid 1 van de Wro verplicht de gemeenteraad in een aantal, in art. 6.2.1 van het Bro aangewezen, gevallen tot het vaststellen van een exploitatieplan, tenzij de uitzondering van artikel 6.12 lid 2 van de Wro zich voordoet. Volgens die bepaling kan de gemeenteraad besluiten om van het vaststellen van een exploitatieplan af te zien als het verhaal van de exploitatiekosten anderszins is verzekerd, er geen noodzaak is de ontwikkeling te faseren en er geen noodzaak is om via een exploitatieplan eisen te stellen aan onder meer het bouwrijp maken van gronden of de inrichting van de openbare ruimte. Wat verhaalbare kosten zijn, vloeit voort uit artikel 6.13 Wro.

De kosten voor het voorliggende bestemmingsplan zijn anderszins verzekerd, namelijk via een anterieure overeenkomst. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is dan ook niet noodzakelijk.