direct naar inhoud van 6.3 Algemene en overgangsregels
Plan: ArenaPark
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.16bp01arenapark-va01

6.3 Algemene en overgangsregels

6.3.1 Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling beoogt te voorkomen dat dezelfde oppervlakte aan grond meermaals wordt gebruikt als berekeningsgrondslag voor het toestaan van bouwplannen, waardoor er op een bepaald stuk grond in de praktijk meer wordt gebouwd dan in het bestemmingsplan de bedoeling is.
De formulering van de overgangsregels is letterlijk zo voorgeschreven door het Bro (Besluit ruimtelijke ordening).

6.3.2 Algemene bouwregels

De bepaling 'Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening' regelt de mogelijkheid welke in artikel 9 lid 2 van de Woningwet is gegeven, om in het bestemmingsplan de aanvullende werking van (een aantal) regels van stedenbouwkundige aard uit te sluiten. De bepaling is zo geredigeerd dat een limitatieve opsomming is gegeven van de bepalingen die wel van toepassing zijn. Hierdoor ontstaat bij bouwaanvragen welke betrekking hebben op het plangebied geen twijfel over de toepasselijkheid van de stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening.

De bepaling 'Vervangende maat' regelt dat de bestaande maten van bestaande gebouwen gelden als vervangende maat. Met de regels wordt voorkomen dat bouwwerken die qua plaats en afmetingen afwijken van de bestemmings- en andere regels, maar wel legaal tot stand zijn gekomen, ten onrechte onder het overgangsrecht komen te vallen.

6.3.3 Algemene gebruiksregels

Bij de inwerkingtreding van de Wabo per 1 oktober 2010 is, ingevolge de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 7.10 Wro, waarin het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplankader was geregeld, komen te vervallen.
Zoals in de Memorie van toelichting bij de Invoeringswet Wabo (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 953, nr. 3) is aangegeven, is de reden daarvoor dat, kort samengevat, artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo voor artikel 7.10 Wro in de plaats treedt.
In artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo is bepaald: 'Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit ....... (c.) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan ...'.

De vergunningplicht op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo geldt uitsluitend als het betreft activiteiten die een met planologische regelgeving strijdig gebruik opleveren. Zolang wordt voldaan aan de planologische regelgeving geldt de vergunningplicht niet. Indien een planologisch strijdig gebruik plaatsvindt zonder dat daarvoor omgevingsvergunning is verleend, wordt gehandeld in strijd met artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo en kan op grondslag daarvan handhavend worden opgetreden.
Het voorgaande betekent dus dat voor elke verandering van gebruik (in ruime zin) die in strijd komt met de ingevolge een bestemmingsplan op gronden of een bouwwerk rustende bestemming, ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo voortaan een omgevingsvergunning nodig is. Indien voor een dergelijk planologisch strijdig gebruik geen omgevingsvergunning wordt gevraagd of een gevraagde vergunning niet wordt verleend, komt dit gebruik dus in strijd met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wabo. Dat artikel kan vervolgens bestuursrechtelijk of strafrechtelijk via artikel 1a, 2° van de Wet op de economische delicten worden gehandhaafd.

Het gevolg van het voorgaande is dat, door de werking van artikel 2.1 van de Wabo, in de gebruiksregels in het bestemmingsplan geen verbodsbepaling mag worden opgenomen, doch enkel mag worden bepaald welke vormen en soorten van gebruik -in ieder geval- als gebruik in strijd met het bestemmingsplan worden aangemerkt.
De betreffende bepalingen zijn opgenomen in lid 1 & 2 van dit artikel.

Het derde lid bevat regels betreffende de parkeernormen die bij gebouwen dienen te worden aangehouden. Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 3 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.

6.3.4 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan op de in dit artikel genoemde, relatief ondergeschikte punten een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van de bepalingen van het plan. Het gaat daarbij om het realiseren van nutsvoorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikte afwijkingen van diverse in het plan getrokken grenzen en het in beperkte mate afwijken van de diverse maten.

6.3.5 Algemene wijzigingsregels

Het plan bevat wijzigingsbevoegdheden van burgemeester en wethouders om in de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 1' de realisering van voorzieningen ten dienste van het railverkeer, waaronder begrepen perrons, mogelijk te maken.

In 'wro-zone - wijzigingsgebied - 2' kan met een wijzigingsbevoegdheid een ontsluitingsweg met ten hoogste twee rijstroken mogelijk worden gemaakt, met een brug over de Diependaalselaan. Reden voor het opnemen van deze wijzigingsbevoegdheid is dat in de toekomst het aantal (auto)verkeersbewegingen behoorlijk kan toenemen waardoor het wellicht nodig zal zijn om de ontsluiting van het ArenaPark aan de zuidzijde te vergroten door een extra uitgang te maken over het viaduct van de Diependaalselaan met een invoegstrook parallel aan de Diependaalselaan richting de A27. Bij de bebouwing in het zuidwestelijke plangebied zal hiervoor ruimte gereserveerd worden.

Daarnaast kunnen wijzigingen worden aangebracht in de bijlage 1 Parkeernormen, voor zover daartoe aanleiding bestaat wegens wijziging in het gemeentelijk parkeerbeleid.

Door middel van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk de dubbelbestemming 'Leiding - Water' te schrappen, aan te passen (bijvoorbeeld te versmallen) of te verleggen. Voordat burgemeester en wethouders kunnen wijzigen vragen zij de leidingbeheerder om schriftelijk advies. Tevens is wijziging mogelijk in de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen, met dien verstande dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot. Voorwaarde is dat de wijziging bijdraagt aan het gewenste stedebouwkundige beeld van het ArenaPark. In het Masterplan ArenaPark 2007 (zie bijlage 1 en 2) en de toelichting van dit bestemmingsplan is het gewenste stedebouwkundige beschreven.

Tot slot is er een wijzigingsmogelijkheid om de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Laag te schrappen, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.

6.3.6 Overgangsregels

In het Besluit op de ruimtelijke ordening (in werking 1 juli 2008) is overgangsrecht opgenomen dat in elk bestemmingsplan moet worden overgenomen. Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande, legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe bestemmingsbepalingen dan wel bebouwingsbepalingen plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Woningwet die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten.

Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.

6.3.7 Slotregel

In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3.8 Bijlage 1 Parkeernormen

De in Hilversum gehanteerde parkeernormen en de daarbij behorende beleidsregels zijn opgenomen in deze bijlage.