direct naar inhoud van 5.4 Groen, blauw en natuur
Plan: Bosdrift 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.14bp00bosdrift-va01

5.4 Groen, blauw en natuur

5.4.1 Groen

Binnen de planperiode worden geen ontwikkelingen voorzien in het groengebied. De huidige groenstructuur blijft daarmee intact.

5.4.2 Blauw

Het plangebied kent relatief weinig oppervlaktewater. De Kastanjevijver vormt momenteel de enige blauwe structuur in het plangebied. Dit wijzigt in de planperiode ook niet. De Oude Haven ligt ten noorden van het plangebied.

5.4.3 Natuur

Gebiedsbescherming

Op 1 oktober 2005 is de gewijzigde Natuurbeschermingswet in werking getreden. Sindsdien zijn de bepalingen van de Europese Volgelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:

  • Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
  • Beschermde Natuurmonumenten;
  • Wetlands.

In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of in of nabij het plangebied sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of van gebieden die zijn aangewezen conform de natuurbeschermingswet (o.a. Natura 2000).

De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitat die het leefmilieu voor deze soorten vormt. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna. In dit kader zijn Speciale Beschermingszones (SBZ) aangewezen. Wanneer zich in of in de buurt van een beschermingszone een (nieuwbouw)plan aandient, zal moeten worden beoordeeld of dit plan significante negatieve gevolgen voor het gebied kan hebben. Als dit het geval is, dan dienen passende maatregelen getroffen te worden om te zorgen dat de kwaliteit van de leefgebieden van soorten in de SBZ niet verslechtert.

Ten aanzien van het bestemmingsplan Bosdrift 2013 kan worden opgemerkt dat het niet in, of direct grenst aan een Natura 2000-gebied. Het westelijk van Hilversum gelegen Natura 2000-gebied Oostelijke vechtplassen ligt op ruim 1 kilometer van de grens van het bestemmingsplangebied..Het zuidelijk deel van het plangebied grenst wel aan bijzondere heide- en bosterreinen. Het bestemmingsplangebied grenst aan de het Loosdrechtse bos. Dit gebied is een onderdeel van de Hoornboegse Heide, dat op 26 april 1995 door het toenmalig Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij is aangewezen als Beschermd natuurmonument. De heide en bossen in dit gebied vormen leefgebied voor een rijke vogelgemeenschap (roofvogels, spechten, heidevogels). Daarnaast is het gebied van belang voor diverse beschermde soorten uit verschillende soortgroepen zoals zoogdieren (das, boommarter, vleermuizen), amfibieën (kamsalamander), reptielen (levenbarend hagedis, hazelworm) en kent het bijzondere vegetaties. De heideterreinen en bossen ten zuiden van Hilversum maken onderdeel uit van het Nationaal Landschap 'Groene Hart'.

Aangezien het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft kan uitgesloten worden dat er (significant) negatieve effecten op het Beschermd natuurmonument optreden. De natuurlijke kwaliteiten en natuurwetenschappelijke waarden van deze omliggende gebieden ondervinden geen negatieve gevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan. Voor eventuele (grootschalige) toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied is een toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan worden deze ontwikkelingen evenwel niet mogelijk gemaakt. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of het plangebied van belang is van natuurwaarden die zijn beschermd onder het aanwijsbesluit en of dat er eventuele externe effecten kunnen optreden.

Ecologische structuur

Naast de bescherming onder Natura 2000 zijn er gebieden die beschermd zijn als EHS. De Natura 2000 gebieden maken deel uit van de EHS in de status van prioritair gebied. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in ecologische verbindingszones, waardevolle gebieden en overig EHS. De ecologische verbindingszones zorgen ervoor dat afzonderlijke natuurgebieden met elkaar verbonden worden en planten en dieren zich kunnen verspreiden. De waardevolle gebieden hebben een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. Deze gebieden zijn essentieel voor de samenhang en kwaliteit van de EHS. Het Loosdrechtse Bos, gelegen ten zuiden van de Kolhornseweg, maakt onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur. Dit geldt ook voor alle bossen en heidevelden ten oosten en zuiden van de begraafplaats Zuiderhof. Deze gebieden maken onderdeel uit van de provinciale ecologische hoofdstructuur. De EHS is vastgelegd in de structuurvisie van de Provincie Noord-Holland. Het bestemmingsgebied behoort niet tot de ecologische hoofdstructuur maar grenst wel direct aan dit planologisch beschermde gebied. Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen die invloed kunnen hebben deze beschermde gebieden dienen getoetst te worden aan het provinciale 'nee-tenzij' toetsingskader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.14bp00bosdrift-va01_0015.png"

Figuur 13: De EHS vastgestelde gebieden door GS van Provincie Noord-Holland (16-2-2010).

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het (tenzij ontheffing verkregen is) verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. In artikel 75 van de Flora- en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, zal hier op vooruit lopend, een verwachting worden uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied. In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. “AmvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:

  • 1. Soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt (soorten van tabel 2).
  • 2. Soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2).
  • 3. Alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3).

De 3e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (art. 75, lid 5, onder c).

Voor de 2e categorie geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht wanneer er volgens een door het Ministerie van EL&I goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de werkzaamheden vallen onder de categorie:

  • bestendig beheer en onderhoud;
  • bestendig gebruik;
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Voor de 1e categorie geldt een algemene vrijstelling voor:

  • bestendig beheer en onderhoud;
  • bestendig gebruik;
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Een uitzondering hierop zijn vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden

Het plangebied vormt een geschikt leefgebied voor een aantal in Hilversum en landelijk algemeen voorkomende beschermde flora - en fauna soorten van het stedelijk gebied. Gezien de ligging van een deel van het gebied, grenzend aan uitgestrekte natuurgebieden en de parkachtige inrichting behoort het gebied tot de gebieden binnen de gemeente Hilversum met de hoogste natuurwaarden.

Algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten) die in het gebied zijn te verwachten zijn onder meer egel, konijn, ware- en woelmuizen, vos, bruine kikker, groene kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Er zijn daarnaast diverse (strikt) beschermde soorten (tabel 2 en 3 - soorten) binnen de grenzen van het plangebied te verwachten. Uit de volgende soortengroepen zijn (incidenteel) binnen de grenzen van het plangebied te verwachten; amfibieën (heikikker), reptielen (levenbarend hagedis, hazelworm) en zoogdieren (eekhoorn, boommarter, diverse vleermuissoorten). Daarnaast zijn de tuinen, groenstroken en begraafplaatsen leefgebied voor een gevarieerde vogelgemeenschap, met name bosvogels waaronder diverse spechtachtige, roofvogels (sperwer), uilen (bosuil, ransuil) en zangvogels. Aangezien het bestemmingsplan een consoliderend bestemmingsplan betreft, treden er geen negatieve effecten op beschermde waarden op. Het voortbestaan van de bestaande populaties van beschermde soorten in gebied wordt niet aangetast.

Binnen het stedelijke gebied komen (oude) gebouwen, groenstructuren, laanbeplanting en waterpartijen voor die belang zijn voor diverse soorten vleermuizen. In gebouwen maar ook in oude bomen kunnen zich kolonies bevinden, deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd. Bij ruimtelijke ontwikkeling aan potentieel geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen zal vanwege het mogelijk voorkomen van deze strikt beschermde soortgroep een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Voor de strikt beschermde (bijlage IV van de Habitatrichtlijn) vleermuizen zal voorafgaand aan de sloop van gebouwen onderzocht dienen te worden of er al dan niet verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Dit geldt ook als, voor vleermuizen geschikte, oude loofbomen met holen (m.n. beuken en eiken) verwijderd worden. In specifieke gevallen zal ook bij aanbouw aan bestaande bouw een vleermuisinventarisatie noodzakelijk zijn. Hierbij kan worden aangesloten op de 'Groene kaart' van Hilversum. Aan de hand van deze kaart kan bij (ver-)bouwplannen nagegaan worden of voor een bepaalde locatie een waardeverwachting geldt voor flora, fauna en/of natuur. Voor activiteiten in de op de 'Groene kaart' aangegeven gebieden geldt een verwachting en is dus toestemming nodig, voor activiteiten in de wit aangegeven gebieden niet (en is dus geen toestemming nodig). Als voor de locatie een waardeverwachting geldt, dan hoeft dit nog niet te betekenen dat die bepaalde waarde ook daadwerkelijk wordt verstoord. Aan de hand van een activiteitenoverzicht kan worden vastgesteld welke activiteiten naar verwachting geen verstoring opleveren. Hierbij kan gedacht worden aan het plaatsen van dakkapel of het uitbouwen van de woning aan de achterzijde. Is de voorgenomen activiteit niet risicovol, dan hoeft in het kader van de groene regelgeving geen actie te ondernemen. In het algemeen kan gesteld worden dat in het plangebied (binnenstedelijk gebied) in tuinen geen sprake kan zijn van aantasting van strikt beschermde flora. Indien een activiteit ontwikkeld wordt (met uitzondering van grootschalige ontwikkelingen op braakliggende percelen), dan is een onderzoek naar veelal flora niet nodig.

Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd. Werkzaamheden waarbij vogels worden gedood, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Voor vogels geldt dat bij werkzaamheden op voor vogels geschikte broedlocaties (openbaar groen, tuinen, etc) vooral in het broedseizoen sprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen. Door de werkperiode aan te passen (buiten het broedseizoen) wordt overtreding van de Flora- en faunawet veelal voorkomen. Speciale aandacht verdienen de nestlocaties van vogelsoorten die jaarlijks gebruik maken van dezelfde nestlocatie. Deze nestlocaties zijn als vaste verblijfplaats het gehele jaar beschermd onder de Flora- en faunawet. Typische stadsvogels als huismuis en gierzwaluw staan beide op de lijst met jaarrond beschermde vogelnesten. Nesten van deze vogelsoorten mogen niet zonder mitigerende maatregelen aangetast worden. Overige aandachtssoorten binnen het stedelijke gebied zijn verder de nestlocaties van onder meer holenbroeders (boomklever, boomkruiper, spechten), zwaluwen (huis- en boerenzwaluw), roofvogels (sperwer, buizerd, torenvalk) en uilen.

Ruimtelijke ontwikkeling waarbij niet is uit te sluiten dat er sprake is van negatieve effecten op de nestlocatie optreden (ook buiten het broedseizoen), kunnen geen doorgang vinden zonder aanvullend onderzoek en passende mitigerende maatregelen. Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft treden er geen negatieve effecten op. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt met dit bestemmingsplan niet in gevaar. Bij (grootschalige) ruimtelijke procedures zal vanwege het voorkomen van beschermde soorten een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Verder zijn alle in het gebied voorkomende vogelsoorten beschermd. Hiervan moet bij een grootschalige ruimtelijke procedure een rapportage gemaakt worden. Indien bepaalde beschermde soorten worden aangetroffen, zal ontheffing in het kader van artikel 75 lid 4 van de Flora- en faunawet bij het Ministerie van EL&I aangevraagd moeten worden.

Onderdeel van deze aanvraag is een projectplan waarin wordt aangegeven hoe met de beschermde soorten wordt omgegaan. De aanvraag resulteert naar alle waarschijnlijkheid in een ontheffing met bindende voorschriften. De voorschriften kunnen onder andere leiden tot planaanpassing. Een ontheffing is niet nodig indien er alleen algemeen voorkomende beschermde soorten zijn welke onder de vrijstellingsregeling vallen, zoals die in de Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten) is opgenomen en welke sinds 1 februari 2005 van kracht is.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Het aanwezige groen wordt, zoals in de huidige situatie aanwezig is, bestemd. Alle parken welke met name zorgen voor de belevingswaarde van het gebied en niet direct een ecologische waarde hebben, krijgen eveneens een 'Groen' bestemming. Gebieden binnen deze beschrijving krijgen bij nieuwe ontwikkelingen te maken met wetgeving Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.