direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Bosdrift 2013
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.14bp00bosdrift-va01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven behorende tot categorie 1 en 2 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijven behorende tot maximaal categorie 3.1 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1';
  • c. bedrijven behorende tot maximaal categorie 3.2 van de in de bijlage bij deze regels opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';

en tevens voor:

  • d. uitsluitend verkooppunten voor motorbrandstoffen, met uitzondering van LPG, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • e. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • f. bovenwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bovenwoning';
  • g. ondernemingen in de creatieve industrie;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is tevens wonen toegestaan;

met de daarbij behorende voorzieningen;

met dien verstande dat:

  • i. de volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten:
    • 1. geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
    • 3. detailhandel;
    • 4. horecabedrijven;
    • 5. zelfstandige kantoren;
    • 6. handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven, tenzij deze met de 'aanduiding specifieke vorm van bedrijf - motorvoertuigbedrijf' is aangegeven.
3.2 Bouwregels

Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

3.2.1 ten aanzien van gebouwen:
  • a. deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de diepte niet meer bedraagt dan 10,00 meter, met dien verstande dat geen maximum diepte geldt ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' die van toepassing is op het bouwvlak;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 9,00 meter bedraagt, tenzij met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' anders is aangegeven;
  • d. de goothoogte niet meer bedraagt dan met de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' is aangegeven;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer dan 600 m3 bedraagt;
3.2.2 ten aanzien van bijbehorend bouwwerk:
  • a. deze zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. voor zover binnen het bouwvlak gebouwd het bepaalde in 3.2.1 geldt;
  • c. voor zover gebouwd buiten het bouwvlak:
    • 1. deze uitsluitend mogen worden gebouwd op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevelrooilijn;
    • 2. de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 15% mag bedragen van het bouwperceel, met een maximum van 30 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 meter bedraagt, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven.
3.2.3 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. deze zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedraagt dan 3,00 meter;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunten voor motorbrandstoffen' de bouwhoogte van luifels ten behoeve van verkooppunten voor motorbrandstoffen niet meer dan 7,00 meter bedraagt.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 ten behoeve van de bouw van een hoofdgebouw tot een maximale diepte van 12,50 meter, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van het deel waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend niet meer mag bedragen dan 3,00 meter;
  • b. het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig wordt aangetast.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Categorie 3.1 bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder a. ten behoeve van bedrijven uit maximaal categorie 3.1, mits:

  • a. deze naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorie 2 van de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • a. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • b. geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • c. het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig mogen worden aangetast.
3.4.2 Categorie 3.2 bedrijven

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1 onder b. ten behoeve van bedrijven uit maximaal categorie 3.2 mits:

  • a. deze naar de aard en de invloed op de omgeving, gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de categorie 3.1 van de bij deze regels behorende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • c. geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  • d. het woongenot op en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig mogen worden aangetast.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid aanduiding verwijderen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' en 'bedrijf tot en met categorie 3.2' te verwijderen, indien de bedrijfsactiviteiten in de betreffende categorie beëindigd zijn.

3.5.2 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 1' en de aanduiding 'wro - zone - wijzigingsgebied 3' de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming Wonen - 1, Wonen - 3 en/of Wonen - 4 als bedoeld in artikel 19, 21 en 22 van deze regels, met dien verstande dat:

  • a. de bouwgrenzen mogen worden gewijzigd, indien dit in verband met de herstructurering van de wijziging betrokken gronden noodzakelijk is;
  • b. de bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag maximaal 9 meter bedragen;
  • c. de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvind van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.