direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kerkelanden winkelcentrum
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.12bp01centrumkerke-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan opgenomen. In dit hoofdstuk staat ook de leeswijzer.

1.1 Aanleiding

Het winkelcentrum Kerkelanden wordt vernieuwd. Er vindt een uitbreiding en renovering plaats. Het huidige bestemmingsplan laat die uitbreiding niet toe. Dit bestemmingsplan voorziet er wel in.

1.2 Doelstelling

Het doel van het bestemmingsplan Kerkelanden winkelcentrum is het mogelijk maken van een herontwikkeling van het winkelcentrum.

1.3 Functie van het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Kerkelanden winkelcentrum regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden voor het betreffende gebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding of te wel 'de geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen' en regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen.

Een bestemmingsplan wordt met de daarbij behorende toelichting langs elektronische weg vastgelegd. Het bestemmingsplan wordt in die vorm vastgesteld. Een volledige verbeelding op papier van het bestemmingsplan wordt gelijktijdig vastgesteld. Indien de inhoud van het langs elektronische weg vastgelegde bestemmingsplan na vaststelling en die van de verbeelding op papier daarvan tot een verschillende uitleg aanleiding geeft, is de eerstbedoelde inhoud beslissend.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van het bestemmingsplan Kerkelanden zoals dat is vastgesteld op 12 juni 2013.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk is ingegaan op de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welk bestemmingsplan voor het plangebied geldt tot het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan. De hoofdstukken 3 tot en met 5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling, de (economische) uitvoerbaarheid en op de externe communicatie. Er wordt aangegeven hoe de regels gelet op de toelichting gelezen moeten worden en hoe bij de formulering van de bestemming en de regels rekening wordt gehouden met de handhaafbaarheid daarvan. Deze paragraaf vormt de relatie tussen het juridische plan en de toelichting. De ten behoeve van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken zijn als bijlage opgenomen.

Hoofdstuk 2 Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied Kerkelanden winkelcentrum ligt in het zuidwesten van Hilversum in de wijk Kerkelanden. Het winkelcentrum ligt in het zuid oosten van de wijk. Het plangebied wordt grofweg begrensd door de Kapittelweg. De ligging en begrenzing van het plangebied zijn aangegeven op figuur 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.12bp01centrumkerke-va01_0001.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.12bp01centrumkerke-va01_0002.jpg"

Figuur 1: Begrenzing plangebied

2.2 Vigerende bestemmingsplannen

Voor het plangebied is tot vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan het bestemmingsplan Kerkelanden van 12 juni 2013 van kracht.

Hoofdstuk 3 Karakteristieken plangebied

3.1 Ruimtelijke structuur

3.1.1 Historie (van de wijk Kerkelanden)

Het gebied Kerkelanden is van oorsprong heidegrond, weiland en bouwland. De naam van het gebied heeft zijn oorsprong omdat de opbrengsten van de pacht ten goede kwam aan onder andere de kerk van Naarden. De wijk Kerkelanden viel buiten het uitbreidingsplan van W.M. Dudok uit 1933.

De wijk 'Kerkelanden' is in 1965 ontwikkeld en komt voort uit de 'wijkgedachte', een voor Hilversum nieuw concept. Hierin moet de opzet van de wijk een betrokkenheid genereren waardoor de buurt een gemeenschap wordt. Het (woon)beeld dat is gebruikt voor Kerkelanden is uitgegaan van een nieuw soort bewoner, met een eigen levensstijl, mede gekenmerkt door een vorm van samenleven, gebaseerd op samen organiseren. De bouw bestaat grotendeels uit vrijwel identieke woonbuurten met laagbouwwoningen. Aan de randen van de wijk en langs de grotere groene gebieden komt ook (middel)hoogbouw voor. Het autoverkeer en langzaam verkeer zijn zo veel mogelijk gescheiden, waarbij de maatschappelijke voorzieningen vooral aan de fiets en wandelroutes zijn gekoppeld.

In het zuidoosten van de wijk, vlakbij de wijkentree en aan het begin van de centrale groenzone, is in 1970 het winkelcentrum gebouwd. Boven het centrum zijn woningen gebouwd (62).

3.1.2 Stedenbouwkundige structuur

De wijk wordt door het bedrijventerreinen gescheiden van de rest van Hilversum en vormt door de externe ligging een afzonderlijk ruimtelijk onderdeel van het stedelijk gebied. De zuidelijke zijde wordt begrensd door het buitengebied van Loosdrecht (gemeente Wijdemeren).

De stedenbouwkundige opzet is vooral ontwikkeld vanuit een sociaal concept. Dat concept is te typeren als 'verkeersveilig en sociaal beschut wonen met een buurt als eenheid'. Het vormt de beeldbepalende kwaliteit van de wijk.

Het belangrijkste onderdeel van de groenstructuur is de centrale groenzone, waarin scholen en andere maatschappelijke voorzieningen zijn opgenomen. Aan de zuidoostkant en midden van de wijk ligt het deelgebied 'Centraal gebied Kerkelanden'. Dit gebied omvat het winkelcentrum (het plangebied).

Het winkelcentrum is met korte verbindingen via de Kapittelweg verbonden met de verkeerslus.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.12bp01centrumkerke-va01_0003.jpg"

Figuur 2: Structuurkaart Welstandsnota Kerkelanden

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.12bp01centrumkerke-va01_0004.jpg"

Figuur 5 Een luchtfoto met het winkelcentrum en de directe omgeving

3.1.3 Groenstructuur

In het plangebied bevindt zich voornamelijk bebouwing. Voorzieningen (waaronder het winkelcentrum) en ook woningen. Rondom de bebouwing zijn groenvoorzieningen.

De centrale groenzone van de wijk Kerkelanden begint aan de westzijde van het plangebied en heeft een directe relatie met het voetgangersgebied tussen buurtcentrum 'de Koepel' en winkelcentrum.

3.1.4 Waterstructuur

In het plangebied bevindt zicht geen oppervlaktewater. Wel liggen er twee vijvers net buiten de plangrens: de vijver Johannes Huslaan aan de noordoostzijde en de vijver Lutherhof aan de zuidoost zijde. Beide vijvers hebben de functie van hemelwaterberging. De vijver Johannes Huslaan heeft tevens de functie bluswater.

3.1.5 Verkeersstructuur

Het winkelcentrum wordt ontsloten door de Kapittelweg die aansluitingen heeft op de Kloosterlaan en de Kerkelandenlaan.

De wegenstructuur in de wijk Kerkelanden laat zich overigens als volgt omschrijven: de stroomwegen Vreelandseweg en Diependaalselaan lopen ten noord-oosten van het plangebied. De genoemde wegen kenmerken zich door een intensief gebruik van zowel gemotoriseerd verkeer alsmede (brom)fietsers. Voor beide wegen geldt dat de verkeersfuncties van elkaar zijn gescheiden. De wegen gelden eveneens als belangrijke in- en uitvalswegen van Hilversum en kennen daardoor een belangrijke verkeersfunctie.

De Kloosterlaan en Kerkelandelaan hebben een functie als gebiedsontsluitingsweg, voor de toegang van de woonwijk en doorstroming van het verkeer intern in Kerkelanden. Het karakter van deze wegen sluit aan bij de functie hiervan.

De overige straten in het plangebied, waaronder de Kapittelweg, zijn erftoegangswegen. Op al deze wegen vindt een gemengde verkeersafwikkeling plaats.

3.2 Wonen, werken en voorzieningen

3.2.1 Wonen

In het plangebied wordt gewoond (boven de winkels). Het gaat om 62 woningen (appartementen).

3.2.2 Werken

Bedrijven

In het plangebied zijn geen bedrijven.

Kantoren

In het plangebied (in het winkelcentrum) zijn geen kantoren gevestigd. Wel zijn er dienstverlenende bedrijven (met een kantoorachtige uitstraling).

Horeca

In het plangebied (in het winkelcentrum zelf) zijn enkele horeca-gelegenheden in het winkelcentrum gevestigd; een Chinees restaurant, een coffee corner en een cafetaria.

Detailhandel

In het winkelcentrum Kerkelanden is een concentratie van detailhandel aanwezig (ten behoeve van de wijk Kerkelanden), waaronder twee supermarkten en (kleinere) winkels. Totaal gaat het om circa 4.500 m² winkelvloeroppervlak. Het centrum (overdekt) heeft een bovenwijkse functie. Er werken een kleine 200 mensen.

3.2.3 Voorzieningen

Maatschappelijke voorzieningen

In het plangebied bevindt zich wijkcentrum De Koepel (Kapittelweg 399). Dat centrum heeft een bovenwijkse functie. Ook de naastgelegen Zeverijnbuurt en het 'Rode dorp' maken gebruik van de faciliteiten.

3.3 Verkeer

3.3.1 Autoverkeer

In het plangebied bevinden zich alleen wijkontsluitingswegen (Kapittelweg). Deze wegen hebben als hoofdfunctie het rechtstreeks ontsluiten van woningen, winkels en overige voorzieningen. De verblijfsfunctie staat centraal en de verkeersbelasting is beperkt. De maximale snelheid op deze wegen bedraagt 50 km/u.

3.3.2 Parkeren

Binnen het plangebied zijn parkeerplaatsen voor de woningen en ten behoeve van het winkelcentrum (276 plaatsen). Op het terrein van de voormalige sporthal is tijdelijk een parkeerterrein ingericht (102 plaatsen).

3.3.3 Openbaar vervoer

Door Kerkelanden loopt één openbaar vervoersroute, namelijk lijn 1. Deze lijn loopt vanaf het station Hilversum door de stad naar Kerkelanden via de Kloosterlaan en de Kerkelandenlaan weer terug naar het station. Er zijn twee haltes ter hoogte van het winkelcentrum (Kapittelweg en Johannes Huslaan).

3.3.4 Langzaam verkeer

Fietser

Naast het autoverkeer (Kapittelweg) geeft het plangebied ruimte voor het gebruik van de fiets (er loopt een vrije fietsroute door het gebied).

Voetganger

Voor voetgangers zijn geen bijzondere voorzieningen getroffen. Voetgangers kunnen gebruik maken van de aanwezige trottoirs.

3.4 Groen, blauw en natuur

3.4.1 Groen

Het aanwezig groen is voornamelijk 'begeleidend' groen. Het zijn de groenvoorzieningen langs de weg (Kapittelweg, Ambrosiushof) en op de parkeerterreinen. Op die terreinen staan bomen (niet op het tijdelijke parkeerterrein bij het Ambrosiushof).

3.4.2 Blauw

In het plangebied bevindt zich geen oppervlakte water. Wel zijn in de nabijheid van het plangebied meerdere vijvers die in het geval van de Johannes Huslaan vijver tevens dient als 'blusvijver'. Zie ook paragraaf 3.7.2.

3.4.3 Natuur

Op 'stadsecologisch niveau' biedt het groen in de hele wijk Kerkelanden in beperkte mate ruimte aan flora en fauna. Ook in het plangebied geldt dat. Er zijn geen oude parken of bijzondere ecologische structuren in Kerkelanden aanwezig waarin specifieke bijzondere natuurwaarden zijn te verwachten. Desondanks zijn naar verwachting wel de algemeen beschermde flora- en faunawet soorten in het plangebied aanwezig. Zie verder hoofdstuk 5.4.3.

3.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

3.5.1 Duurzaamheid

Het plangebied is ontstaan eind zestiger begin zeventiger jaren. Toen was 'duurzaamheid' nog niet overal ingeburgerd.

3.5.2 Leefbaarheid
3.5.2.1 Geluid

In juni 2013 is het bestemmingsplan Kerkelanden vastgesteld. Ten behoeve daarvan is de akoestische situatie voor heel Kerkelanden in beeld gebracht. Voor een beeld van de algemene geluidsniveaus (geluidskaarten) wordt naar dat onderzoek verwezen. Zie Bijlage 1 Akoestiek Kerkelanden.

Een geluidszone is een aandachtsgebied waarbinnen, indien er nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen zijn of kunnen worden gerealiseerd, moet worden getoetst aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder (Wgh). Geluidsgevoelige bestemmingen zijn onder andere woningen, scholen en gebouwen voor de gezondheidszorg. Zie verder paragraaf 5.5.2.

3.5.2.2 Lucht

De luchtkwaliteit in het plangebied voldoet aan de norm zoals die in de Wet luchtkwaliteit staat. Dat blijkt uit onderzoek. In paragraaf 5.5.2 wordt dit nader toegelicht.

3.6 Cultuurhistorische waarden

3.6.1 Historisch-geografische waarden

Beschermd stads- en dorpsgezicht

Beschermde stads- en dorpsgezichten worden aangewezen door het ministerie van IenM en het ministerie van OC en W. Het betreft groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden. Als een gebied is aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht, dan dient dit in het bestemmingsplan opgenomen te worden.

Het plangebied is geen beschermd stads- en dorpsgezicht.

Overige historisch-geografisch waardevolle gebieden

In het plangebied zijn geen historisch-geografisch waardevolle gebieden gelegen.

3.6.2 (Steden)bouwkundige waarden

Rijksmonumenten staan ingeschreven in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Provinciale monumenten zijn opgenomen in de provinciale monumentenlijst, gemeentelijke monumenten in de gemeentelijke monumentenlijst. UNESCO-monumenten zijn opgenomen in de lijst van het werelderfgoed.

Binnen het plangebied zijn geen Rijks-, provinciale of gemeentelijke monumenten gelegen.

3.6.3 Archeologische waarden

In 1992 is het zogenoemde “Verdrag van Malta” gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.

De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:

  • behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het ligt in de bodem (in situ);
  • opnemen archeologie in het ruimtelijke ordeningsproces;
  • 'de verstoorder betaalt';
  • transparant en helder besluitvormingsproces, informatie verspreiden en kennis van het archeologisch erfgoed vergroten.

De gemeente is het bevoegde gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings- en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, heeft de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart opgesteld. De beleidskaart, moet volgens de Wro in het bestemmingsplan worden opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en –diepte.

Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of er wordt een vervolgonderzoek gevraagd, of planaanpassing, of het archeologisch erfgoed wordt in situ beschermd. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.

Binnen de gemeente Hilversum wordt gebruik gemaakt van de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'. In deze structuurvisie is al het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed beschreven. Hiervan is een kaart gemaakt welke is gebruikt voor de bepaling van de archeologische dubbelbestemmingen (figuur 9).

Zoals in figuur 9 is aangegeven kent Kerkelanden een lage en zeer lage verwachtingswaarde. Voor het plangebied zelf is de verwachting laag. In paragraaf 5.6.3 Archeologische waarden wordt hier nader op ingegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.12bp01centrumkerke-va01_0005.jpg"

Figuur 9: Archeologische beleidskaart gemeente Hilversum

3.7 Bodem en watersysteem

3.7.1 Bodem

De provincie Noord-Holland heeft een bodemtoets ontwikkeld voor de afweging van bodemaspecten in bestemmingsplannen. Het gaat om de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, milieubeschermingsgebieden en archeologie. Deze aspecten zijn met uitzondering van archeologie opgenomen in deze bodemparagraaf. Archeologie is toegelicht in paragraaf 3.6.3. In onderstaande paragraaf is ook het grondwatersysteem en daarin eventueel voorkomende verontreinigingen meegenomen.

Bodemopbouw

De gemeente Hilversum maakt onderdeel uit van de geografische eenheid het Gooise stuwwallencomplex met onder andere fysisch geografische eenheden zoals stuwwallen. De bodem bestaat hoofdzakelijk uit matig fijne tot zeer grove zanden. De zanden maken deel uit van het watervoerende pakket, dat haar basis heeft op een diepte van N.A.P. -160 meter. Naast de genoemde zanden bevat de bodem grindbestanddelen. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijn zandige, lemige en slib houdende lagen voorkomen. De stuwwal is een inzijgingsgebied (gebied waar het overgrote deel van het regenwater in de grond zakt).

Kerkelanden (en dus het plangebied) ligt in het zuidwesten van Hilversum en grenst aan het lager gelegen veenweidegebied. Het maaiveld loopt van oost naar west af van circa NAP + 2 m tot N.A.P. + 0,5 meter.

Bodembeschermingsgebied

Het plangebied ligt niet binnen een bodembeschermingsgebied, waardoor er vanuit dit kader geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen worden gesteld.

Bodemkwaliteit

Binnen het plangebied zijn geen gegevens bekend met betrekking tot de bodemkwaliteit. Onderzoeken in de directe omgeving geven aan dat er sprake is van lichte verontreinigingen in grond- en grondwater.

De gemeente heeft in 2008 een bodemfunctieklassekaart opgesteld. Het plangebied heeft de bodemfunctieklasse AW200 gekregen. Dit houdt in dat voor saneringen deze waarde als terugsaneerwaarde gehanteerd dient te worden.

3.7.2 Watersysteem

Hemelwaterafvoer

De wijk Kerkelanden en dus ook het plangebied kent een gescheiden rioolstelsel. De gehele hemelwaterafvoer is afgekoppeld van de vuilwaterafvoer en wordt via hemelwaterriolering afgevoerd op vijvers.

Grondwater

In het plangebied kan de grondwaterstand minder zijn dan 1 meter onder maaiveld. Dit is relatief hoog ten opzichte van de rest van Hilversum. Het grondwater fluctueert en kan hoger worden onder invloed van de drinkwaterwinning in Loosdrecht.

3.8 Kabels en leidingen

3.8.1 Riolering

De Utrechtse Heuvelrug verdeelt het rioolstelsel van de kern Hilversum in twee delen, een oostelijk en een westelijk deel. Kerkelanden en dus het plangebied behoort tot het westelijke rioolstelsel, dat gekenmerkt wordt door een grotendeels gescheiden stelsel, met aparte inzameling van regenwater.

De gehele wijk Kerkelanden en ook het plangebied loost met de regenwaterriolen op verschillende vijvers.

Het afvalwater uit het plangebied wordt via een hoofdrioolgemaal bij de Diependaalselaan (buiten het plangebied) via een rioolpersleiding afgevoerd naar de rioolwaterzuivering (RWZI) Horstermeer. Deze RWZI is in beheer van AGV en ligt in de gemeente Wijdemeren.

3.8.2 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen gelegen.

3.8.3 Straalverbindingen

In het plangebied zijn geen straalverbindingen gelegen.

3.9 Externe veiligheid

3.9.1 Beleidskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen zoals vuurwerk, lpg en munitie vervoerd over weg, water en spoor en door buisleidingen. Ook de risico's van het gebruik van luchthavens vallen onder externe veiligheid.

Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang.

Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:

  • 1. inrichtingen;
  • 2. vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • 3. vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.

Het Besluit Externe Veiligheid voor Inrichtingen (Bevi) is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimum (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Indien, op grond van een Wro-besluit, de bouw of vestiging van een kwetsbaar- of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het Bevi van toepassing.

In augustus 2004 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In de circulaire Rvgs (2004) is het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, verduidelijkt en geoperationaliseerd. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het BEVI. In december 2009 is een wijziging op de circulaire Rvgs van kracht geworden, waarin voor de Basisnetwegen vervoersaantallen zijn vastgesteld en veiligheidszones.

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het besluit brengt het externe veiligheidsbeleid voor buisleidingen op dezelfde lijn als het beleid voor inrichtingen en vervoer van gevaarlijke stoffen. Een bestemmingsplan geeft de ligging weer van de in het plangebied aanwezige buisleidingen alsmede de daarbij behorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van de buisleiding. De belemmeringenstrook bedraagt ten minste vijf meter aan weerszijden van een buisleiding gemeten vanuit het hart van de buisleiding.

Voor zowel de handelingen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven als het transport van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, namelijk het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico (10-6/jaar) geeft inzicht in de kans op overlijden van een individu op een bepaalde afstand van een risicovolle activiteit. Het groepsrisico wordt bepaald door (het aantal) aanwezige mensen in de nabijheid van een eventueel ongeval bij een risicovolle activiteit en geeft het aantal mogelijke (dodelijke) slachtoffers weer. Ten aanzien van het PR geldt dat er bij besluitvorming op een ruimtelijk plan een grenswaarde in acht dient te worden genomen (kwetsbaar object) dan wel met een richtwaarde rekening dient te worden gehouden (beperkt kwetsbaar object). Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. In het Bevi, de cRvgs en het Bevb is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi, de cRvgs en het Bevb zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen. Conform de cRvgs dient bij een significante toename van het groepsrisico of een overschrijding van de oriëntatiewaarde verantwoord te worden. De verantwoording van het groepsrisico is conform het Bevi van toepassing indien sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een Bevi-inrichting. In het Bevb is voor de verantwoordingsplicht een onderscheid gemaakt tussen het 100%-letaliteitsgebied en het 1%-letaliteitsgebied. Binnen eerstgenoemd gebied geldt een uitgebreide verantwoordingsplicht, in laatstgenoemd gebied dient alleen bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid beschouwd te worden.

Voor winkelgebied Kerkelanden zijn de volgende relevante risicobronnen van belang:

  • Spoorlijn Amsterdam - Amersfoort: Over dit traject worden gevaarlijke stoffen getransporteerd waarbij zeer toxische vloeistoffen een maatgevend scenario vormen. Het toxische scenario zal in beschouwing worden genomen voor de verantwoording van het groepsrisico.
  • Norbert Dentressangle: Het invloedsgebied van een toxisch scenario voor dit bedrijf valt over het plangebied heen. Het toxische scenario zal in beschouwing worden genomen voor de verantwoording van het groepsrisico.

In paragraaf 5.5.2 wordt hier verder op ingegaan.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskader

In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen.

4.1 Rijk

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes hebben veel bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.


In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • 1. de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. de bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Het rijksbeleid gaat dus over nationale belangen. Dit bestemmingsplan behoort niet tot die belangen.

4.2 Provincie

4.2.1 Provinciale Structuurvisie 2040 'Kwaliteit door veelzijdigheid'

In de structuurvisie geeft de provincie aan welke belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Hierbij gaat het om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft naar verdere stedelijke verdichting en helpt gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van bestaand bebouwd gebied. Vooral daar waar het gaat om stationsomgevingen voor bus en trein, bedrijventerreinen, ondergronds bouwen en hoogbouw. 

4.2.2 Waterplan 2010-2015

De provincie heeft haar waterbeleid samengevat in het Waterplan 2010-2015. In dit plan worden vier uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. Klimaatbestendig waterbeheer;
  • 2. Water medesturend in de ruimte;
  • 3. Centraal wat moet, decentraal wat kan;
  • 4. Gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering.


Voor het plangebied betekent dit met name dat rekening moet worden gehouden met extremere klimaatscenario's en dat om verdroging tegen te gaan zoveel mogelijk water in de bodem moet worden teruggebracht. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met intensievere neerslaggebeurtenissen om overlast in extreme situaties te voorkomen.

Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een 'waterparagraaf' opgesteld welke wordt overlegd met de betreffende waterbeheerder.

4.2.3 Waterbeheerpplan AGV 2010-2015

Het Algemeen Bestuur keurde het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 op 17 juni 2010 goed. Dit is het eerste waterbeheerplan van het waterschap in de nieuwe zesjarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel: 'Werken aan water, in en met de omgeving'.

Het waterbeheerplan gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden.

Voor elk van deze thema's is aangegeven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld.

Voor de gemeente Hilversum is in het plan een aanpassing van de RWZI opgenomen voor 2013. Het nautisch en vaarwegbeheer voor het Hilversums Kanaal ligt bij de gemeente Hilversum.

4.2.4 Economische Agenda 2008-2011

Het economische beleid van de provincie Noord-Holland voor de komende jaren is verwoord in de Economische Agenda 2012-2015. Deze nota is in november 2012 vastgesteld.

Doelstelling is om de aantrekkingskracht en de internationale concurrentiepositie van Noord-Holland te verbeteren. Daarbij wordt gekozen voor het versterken van de sterke en kansrijke sectoren in onze economie, zoals de agribusiness in het noorden en de financiële en zakelijke dienstverlening en logistiek in het zuiden. De focus wordt gelegd op vier thema's:

Kenniseconomie & Innovatie: In Noord-Holland Zuid inzetten via de Amsterdam Economic Board

(AEB) op de clusters logistiek, food & flowers, toerisme & congressen, de creatieve industrie, rode life science, de financiële & zakelijke dienstverlening en ICT/e-science;

Werklocaties: voldoende en kwalitatief goede vestigingsmogelijkheden voor bestaande en nieuwe bedrijven door het efficiënt benutten van bestaande en zorgvuldig plannen van nieuwe bedrijfsterreinen;

Arbeidsmarkt & Onderwijs: inzetten op een goede afstemming tussen onderwijs en bedrijfsleven en een goed kwantitatief en kwalitatief aanbod van arbeid voor de sterke regionale clusters;

Toerisme&Watersport: doel is bevordering van samenhang binnen het toeristisch product en het stimuleren van kwaliteit en diversiteit in het aanbod.

4.2.5 Detailhandels- en Leisurebeleid Noord Holland (2009)

De ambitie van de provincie Noord-Holland voor de detailhandel en leisure in de provincie is om toe te werken naar een vitaal, aantrekkelijk en evenwichtig winkel- en leisureaanbod, dat goed aansluit op de behoeftes van de bewoners van en de bezoekers aan Noord-Holland. De provincie Noord-Holland heeft een positieve grondhouding voor nieuwe ontwikkelingen, innovatieve concepten, schaalvergroting, enzovoort, die versterkend kunnen zijn voor detailhandelstructuur in het algemeen, en kunnen bijdragen aan de vitaliteit en aantrekkingskracht. Hierbij geldt dat nieuwe detailhandels-ontwikkelingen of uitbreidingen mogen niet leiden tot ernstige verstoring en duurzame ontwrichting van de bestaande winkelstructuur in de regio. De regionale afstemming vindt plaats in regionale adviescommissies. Gemeenten moeten grootschalige plannen ter advisering aan de commissie voorleggen. De nota is in mei 2009 vastgesteld.

4.2.6 Provinciaal Milieubeleidsplan 2009-2013

In het Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) staan de milieudoelen van de provincie. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. Leven in een gezonde, schone en veilige omgeving is het uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan dit PMP. De activiteiten beschreven in het PMP moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basiskwaliteit is bereikt. De basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren.

Er zijn twee overkoepelende doelen:

  • het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant.
  • het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders.

Om de doelen te bereiken worden activiteiten uitgevoerd op de thema's afval, bodem, externe veiligheid, geluid, geur, licht en donkerte, lucht en klimaat en energie.

Het PMP biedt gemeenten en waterschappen een kader voor hun beleid en geeft ondernemers en burgers inzicht in toekomstige ontwikkelingen en maatregelen. Voor de provincie is het de basis voor de vergunningverlening en handhaving. Daarnaast gebruikt de provincie het milieubeleidsplan om te kijken welke rol het milieu moet spelen in andere beleidsplannen.

Voor het Gooi geldt dat in het kader van de PMP de grote grondwaterverontreinigingen worden aangepakt.

Voor de uitvoering van dit milieubeleidsplan maakt de provincie tweejaarlijkse uitvoerings- en monitoringprogramma's. Gedeputeerde Staten hebben eind 2009 het uitvoerings- en monitoringprogramma Milieu 2010-2011 vastgesteld.

4.3 Gemeente

4.3.1 Structuurvisie Hilversum 2030

De Structuurvisie Hilversum 2030 is een integrale visie op hoofdlijnen voor het gehele grondgebied van de gemeente en heeft betrekking op alle aspecten van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.
De structuurvisie is het strategisch beleidsdocument over de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in de gemeente op middellange termijn. In dit geval ligt de planhorizon omstreeks 2030. De structuurvisie bevat dus geen concreet uitgewerkte plannen of besluiten ten aanzien van de bestemming van afzonderlijke locaties. Het geeft aan welke richting de gemeente op wil, gezien door de bril van vandaag en de verwachtingen voor de toekomst. De structuurvisie is in principe leidend voor het vaststellen van dit bestemmingsplan, waarbij een vertaalslag is gemaakt van het algemene, ruimtelijk beleid uit de structuurvisie naar de locatiespecifieke en meer gedetailleerde uitwerking in dit bestemmingsplan.

De vijf speerpunten of kernkwaliteiten die Hilversum de komende jaren wil behouden en versterken zijn:

1. Goede woongemeente om te leven met voldoende werkgelegenheid en (basis)voorzieningen.

2. Behoud omringende natuurgebieden.

3. Mediastad en vestigingsplaats voor creatieve bedrijvigheid.

4. Centrumgemeente met accent op Zorg.

5. Hoge stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met weinig ontwikkelingen en de dynamische gebieden. Behoud en ontwikkeling zijn met elkaar in balans. In de woonwijken staat behoud van het huidige karakter voorop en wordt weinig ruimtelijke ontwikkeling voorzien. Dat geldt ook voor het buitengebied, inclusief het dynamische gebied Zonnestraal en omgeving, waar geen verdergaande verstedelijking zal plaatsvinden.

Het centrum en de werklocaties zijn de dynamische gebieden (binnen bestaand bebouwd gebied) waar sprake is van aanmerkelijke ruimtelijke ontwikkelingen en functiewijzigingen. De structuurvisie biedt de ruimte voor, en geeft richting aan, het realiseren van de ambities op het gebied van hoogwaardig wonen, natuur, media, zorg en architectuur. Vanuit de integrale benadering zijn dwarsverbanden in beeld gebracht, bijvoorbeeld vanuit de invalshoeken duurzaamheid, bereikbaarheid en regio. De Structuurvisie is in mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.

Voor dit bestemmingsplan is vooral speerpunt 1 van belang.

4.3.2 Detailhandelsbeleid

Op 16 oktober 2008 is de Uitwerkingsnota Detailhandel en Horeca door de raad vastgesteld. De nota is een uitwerking van de Economische Visie 2007-2020. Voor detailhandel geldt onder andere dat deze wordt gebundeld in centra, met de bestaande winkelgebieden als uitgangspunt. Daarnaast geldt een verruiming van de vestigingsmogelijkheden op een deel van het Havenkwartier voor de realisatie van een lokaal tot regionaal verzorgend cluster voor perifere detailhandelsvestigingen. Het is ongewenst op de locaties buiten de detailhandelstructuur nieuw aanbod te realiseren dat het functioneren van de winkelgebieden onder druk zet (bijvoorbeeld (grootschalig) supermarktaanbod en grootschalige detailhandel).

4.3.3 Nota aanvullend fietsbeleid

Het gaat goed met het gebruik van de fiets in Hilversum. Naast het continueren van investeringen in nieuwe fietsvoorzieningen en het economische en culturele klimaat van de Hilversum zijn extra impulsen noodzakelijk om het fietsgebruik verder te laten groeien. Niet het fietspad maar de fietser staat hierbij centraal. Hoe kan de Hilversummer worden verleid om te gaan fietsen? De komende vijf jaar zijn hiervoor tientallen miljoenen euro's beschikbaar gesteld. Dit bedrag is naar verwachting voldoende om een groot aantal projecten op de korte termijn te realiseren. De grootste investering betreft het completeren van het recreatieve fietspadennetwerk. De nota is 16 oktober 2008 vastgesteld door de raad.

Dit beleid is vooral van belang bij de inrichting van de openbare ruimte.

4.3.4 Nota parkeerbeleid

Deze nota is in 2009 vastgesteld. Het behoud van karakteristieke waarden van de stad stelt grenzen aan de opnamecapaciteit van het autoverkeer. Tegelijkertijd is voor een duurzame maatschappelijke en economische ontwikkeling van de stad een goede bereikbaarheid met de auto, het openbaar vervoer en langzaam verkeer een voorwaarde. De grenzen van de opnamecapaciteit voor de auto komen langzamerhand in zicht. Dat vraagt om ruimtelijk maatwerk en stevig flankerend verkeersbeleid.

De doelen van het geïntegreerde parkeerbeleid zijn:

  • 1. Effectief gebruik van de beschikbare parkeerruimte (te meten in bezettingsgraden van parkeergarages en maaiveldparkeerplaatsen).
  • 2. Minder overlast in woonwijken door geparkeerde auto´s van woon-werkverkeer en bezoekers van het centrum (te meten met de Omnibusenquête).
  • 3. Mobiliteitsgroei wordt niet meer voornamelijk opgevangen met de auto. Er is flankerend verkeersbeleid voor fiets, OV en mobiliteitsmanagement vastgesteld en in uitvoering gebracht. In de programmabegroting staat de ambitieuze doelstelling ´vasthouden van de aandelen van fiets en OV in de totale mobiliteit´ (fiets en OV samen is 48%, te meten door de modal split uit het Mobiliteitsonderzoek Nederland). Dat betekent een verandering met voorbije jaren, waarin de groei van de totale mobiliteit in Hilversum vooral met de auto werd opgevangen.
  • 4. Een evenwichtige parkeerbalans (vraag en aanbod zijn ook op termijn, rekening houdend met autonome mobiliteitsgroei en toevoegen programma, in evenwicht) en meer kwaliteit in parkeren.
4.3.5 Beleidsregels Parkeernormen Hilversum

Deze beleidsregels zijn vastgesteld door het college van burgemeester van wethouders op 30 september 2009 en aangepast aan de Wabo op 16 november 2010. Het doel van dit beleid is dat in parkeer-/stallingsruimte voor auto's, dan wel laad- of losruimte, op eigen terrein moet worden voorzien als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van bouwen, waarvoor een vergunning is vereist, en/of gebruik, waarvoor een afwijking nodig is op grond van de Wabo. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen primair bij de 'veroorzaker' van de parkeervraag gelegd.

De lijst parkeernormen differentieert globaal naar functies en stedelijkheidsgraad, waarvoor Hilversum is opgedeeld in drie gebieden: 'centrum', 'schil' en 'buitenschil/rest bebouwde kom/buiten bebouwde kom'. De beleidregels zijn als bijlage onderdeel van de planregels.

4.3.6 Waterplan en GRP

De gemeente Hilversum heeft een Waterplan 1997-2001. Binnen de gemeente Hilversum is binnen het stedelijk gebied nagenoeg geen oppervlaktewater aanwezig en is het aanwezige oppervlaktewater sterk verweven met het rioolsysteem. In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014 is dan ook deels het van belang zijnde waterbeleid voor de gemeente opgenomen. De gemeente stelt als eis dat een maximale inspanning wordt gedaan om het hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Waar infiltratie mogelijk is moet zoveel mogelijk water worden afgevoerd naar de bodem. Zeer belangrijk hierbij is dat de kwaliteit van het afgekoppelde water goed moet zijn door o.a. geen toepassing van uitlogende materialen en bestrijdingsmiddelen.

Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf opgesteld, zoals opgenomen in paragraaf 5.7.2, welke wordt overlegd met AGV, de waterbeheerder binnen het plangebied.

4.3.7 Groenbeleidsplan Hilversum 2030

Het groenbeleidsplan is opgesteld met als doel 'de verouderde Hilversumse groenbeleidsnota's te herzien tot een actuele nota die al het groenbeleid voor het gehele grondgebied van Hilversum op hoofdlijnen beschrijft'. In het plan is onder andere aandacht voor versterking van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS), het veiligstellen van de groenstructuur die het groene imago van Hilversum bepaalt, groen in bouwplannen, de aanpak van de stadsranden, versterking van groen in het centrum, kleine groenplannen op buurtniveau en spelen in het groen.

Het groenbeleidsplan beschrijft een integraal, samenhangend en geactualiseerd beleid rond het thema groen voor de gehele gemeente. In dit plan wordt de visie op het groen van Hilversum beschreven aan de hand van vijf deelvisies en één totaalvisie:

1. Landschap en cultuurhistorie

2. Ecologie en water

3. Gebruik

4. Beheer en eigendom

5. Bomen

6. Integrale visie op groen.

Het groen in en rondom Hilversum staat onder druk en de verwachting is dat deze druk de komende jaren verder zal toenemen. Bijvoorbeeld door de toenemende verstedelijkingsdruk, decentralisatie van groenbeleid en bezuinigingen. Dit maakt het noodzakelijk om actief groenbeleid te voeren. Hiertoe zijn vijf speerpunten geformuleerd:

1. Vastleggen groenbeleid en streefbeelden

2. Behoud en versterking natuurgebieden in het buitengebied

3. Verbeteren samenhang tussen stadsrand en buitengebied

4. Inzetten op kwaliteit en beleving van groen in de stad

5. Mensen betrekken bij groen en profileren Hilversum als groene stad

Het Groenbeleidsplan vervangt de volgende gemeentelijke beleidsnota´s: Het landschapsbeleidsplan (1992), Het groenstructuurplan ´Hilversum Meer dan Groen´(1993) en De Visie straat- en laanbomen (1986).

Dit beleid is vooral van belang bij de inrichting van de openbare ruimte.

4.3.8 Velbeleid Hilversum 2013-2030

Het Groenbeleidsplan Hilversum 2030 is maatgevend voor het nieuwe velbeleid voorheen (kapvergunningenbeleid), vastgesteld door de raad op 15 mei 2013. Deze nota is dus een uitwerking van het Groenbeleidsplan Hilversum 2030. Het nieuwe velbeleid is opgesteld vanuit bescherming van bomen in het algemeen en in de uitzonderingsgebieden en de hoofdgroenstructuur in het bijzonder. Naast instandhouding van bomen zijn herplant en handhaving prominente onderdelen van het nieuwe beleid. Herplant en handhaving zorgen ervoor dat de kwaliteit van het groen blijft gehandhaafd en waar mogelijk versterkt worden. Het beleid heeft als tweede doel om inwoners, bedrijven en instanties meer bewust te maken van de grote bijdrage van bomen aan de beleving en betekenis van Hilversum als Mediastad in het groen. Uitgangspunt bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van bomen is het behoud van bomen. Alleen wanneer het verwijderingsbelang zwaarder weegt dan het boombelang wordt een omgevingsvergunning voor het vellen verleend.

4.3.9 Duurzaamheid en de gebouwde omgeving

Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.

De gemeente Hilversum is voornemens om toekomstige nieuwbouw te toetsen met duurzaam bouwen-meetinstrument 'GPR-gebouwen'. Hierbij is het halen van de gemiddelde score van een 7 of 8 de ambitie. Dit is echter nog geen vastgesteld beleid. Te zijner tijd wordt dit opgenomen in de Visie duurzame stedenbouw.

4.3.10 Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad met de Structuurvisie Archeologie ‘De ondergrondse stad’ ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaalt.

‘De ondergrondse stad’ is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen.

Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.

In paragraaf 5.6.3 van deze toelichting is opgenomen op welke wijze is omgegaan met archeologie in het plangebied.

4.3.11 Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014 is dan ook deels het van belang zijnde waterbeleid voor de gemeente opgenomen. De gemeente stelt als eis dat een maximale inspanning wordt gedaan om het hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Waar infiltratie mogelijk is moet zoveel mogelijk water worden afgevoerd naar de bodem.

Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf opgesteld, zoals opgenomen in paragraaf 5.7.2, welke is overlegd met AGV, de waterbeheerder binnen het plangebied.

4.3.12 Welstandsnota Hilversum 2008

De welstandsnota is op 23 april 2008 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandcriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Waarbij behoudt van de bestaande kwaliteiten voorop staat. Het is belangrijk dat het bestemmingsplan en de welstandsnota goed op elkaar zijn aangesloten. Daarom is in Hilversum de afspraak gemaakt dat bestemmingsplannen vooraf om advies aan de commissie voor welstand en monumenten worden voorgelegd, waarbij het in eerste instantie gaat om de kwalitatieve paragrafen en de wijzigingsbevoegdheden.

Omdat in een bestemmingsplan de bestemming aan de grond wordt gegeven met de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, behoren welstandscriteria niet via het bestemmingsplan, maar via de welstandsnota geregeld en eventueel gewijzigd te worden.

4.3.13 Uitwerkingsnota Detailhandel en Horeca

In september 2008 heeft de gemeenteraad de Uitwerkingsnota Detailhandel en Horeca vastgesteld. De gemeente hecht veel waarde aan een goed functionerend detailhandels- en horeca-aanbod. Winkels, horeca en de warenmarkt vormen de motor van de binnenstad. Op buurt- en wijkniveau dragen de voorzieningen sterk bij aan de kwaliteit van de leefomgeving. Tot slot beperkt een goed aanbod op korte afstand van de woning de verkeersbewegingen.

In de nota zijn de hoofdlijnen van beleid voor winkels, horeca en de warenmarkt aangegeven. Het daagt uit tot een veelheid aan acties en maatregelen. Centraal staan het bevorderen van een goed ondernemersklimaat, een goede overlegstructuur en het blijvend voorzien in de benodigde randvoorwaarden. Verder zijn voor winkels, horeca en de warenmarkt de prioriteiten benoemd.

In de uitwerkingsnota is het winkelcentrum Kerkelanden aangewezen als 'Wijkwinkelcentra'. De nota geeft aan dat het winkelcentrum Kerkelanden een gedateerde uitstraling heeft, de routing niet optimaal is en de parkeercapaciteit onvoldoende is. Uitbreiding van het winkelcentrum is voorwaarde voor behoud van de positie als wijkcentrum.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk plan

5.1 Ruimtelijke structuur

5.1.1 Ruimtelijke kwaliteit

Kerkelanden is een wijk die grotendeels eind zestiger jaren is gebouwd. De identiteit van wijken uit deze periode wordt gekenmerkt door sobere architectuur en veel herhaling zowel in de woningen binnen de rijen, als op grotere schaal in de vrijwel identieke woonbuurten.
De kwaliteit van de wijk bestaat uit de duidelijke stedenbouwkundige structuur, waarin op de grote schaal vooral de robuuste groene verbindingen bepalend zijn en de kwaliteit van de openbare ruimte op de schaal van de buurt bepaald wordt door de vele kleine pleinen, plantsoenen en speelplekken.
Verbijzonderingen in Kerkelanden zijn te vinden in de centrale groenzone waarin wijkvoorzieningen zoals scholen zijn opgenomen, het winkelcentrum en de flats rond de vijver. 
De uitbreiding van het winkelcentrum en de daaraan verbonden herinrichting in de openbare ruimte is een relatief kleine, maar belangrijke ingreep in de stedenbouwkundige structuur van de wijk. Op deze plek worden de centrale groenzone en de entree van het wijkwinkelcentrum verbonden.
Doordat in de nieuwe indeling ook winkels met de voorzijde naar buiten georiënteerd worden, ontstaat op deze plek een uitnodigende entree van het winkelcentrum.
Het plan is net als vele eerdere plannen voorgelegd aan de daartoe in het leven geroepen klankbordgroep bestaande uit omwonenden en winkeliers. Deze was unaniem positief over het plan, zowel qua programma als qua inrichting.

Welstand

De beeldkwaliteit in deze wijk wordt vooral bepaald door tuinen, bomen en plantsoenen. Kerkelanden is mede daardoor in de welstandsnota aangewezen als een welstandsluw gebied. Dit wil zeggen dat het welstandstoezicht ertoe beperkt is om in de gewone woonstraten de aanwezige samenhang in architectuur te bewaren. Bij beoordeling van bouwplannen zal de welstandscommissie erop toezien dat de hoofdopzet bewaard blijft, waardoor er voor de individuele bewoners relatief veel vrijheid is om de woning naar eigen inzicht aan te passen. Voor de bijzondere elementen in de wijk (zoals het winkelcentrum) zal de commissie extra aandacht hebben voor de aansluiting op aangrenzende openbaar gebied. Dergelijke gebouwen bevinden zich in deze wijk altijd op een positie in of langs de belangrijkste stedenbouwkundige structuren.

De criteria voor de beoordeling van een bouwplan (ontwerp) zijn er op gericht bijzondere bebouwing te laten harmoniëren met het karakter van het omliggende gebied. De uitstraling van bebouwing, zoals het winkelcentrum, wordt grotendeels bepaald door meerzijdige oriëntatie. Omdat veel winkelpuien na aanpassing naar buiten gericht zullen zijn en omdat de openbare ruimte na herinrichting beter verbonden wordt met de belangrijkste stedenbouwkundige structuren, komt de uitbreiding tegemoet aan de belangrijkste criteria uit de welstandsnota.

Voor het winkelcentrum is een zogenoemd vooroverlegplan gepresenteerd aan de welstandscommissie. De commissie heeft de plannen besproken en was positief over de hoofdopzet. Gedurende het ontwerpproces blijft de ontwikkelaar (DELA/AM) de plannen met enige regelmaat aan de klankbordgroep presenteren.

Duurzame verstedelijking

Detailhandelsbeleid Hilversum

In de Hilversumse detailhandelsnota (genoemd in o.a. hoofdstuk 4.3.13) zijn uitgangspunten voor (de ontwikkeling van) detailhandel beschreven. In die nota staat onder andere dat 'Hilversum twee wijkwinkelgebieden telt. Seinhorst en Kerkelanden. Beide winkelcentra realiseren een hoge omzet. Voor herontwikkeling van winkelcentrum Kerkelanden zijn plannen in ontwikkeling. Winkelcentrum Kerkelanden trekt klanten uit Kerkelanden zelf, maar oefent door het complete aanbod ook aantrekkingskracht uit op consumenten elders uit Hilversum en op inwoners van Wijdemeren/Loosdrecht. Het aanbod is compleet maar naar de huidige maatstaven beperkt qua schaal. Daarnaast kent het winkelcentrum een gedateerde uitstraling, is de routing niet optimaal en de parkeercapaciteit onvoldoende voor de bovenwijkse functie. Uitbreiding van het winkelcentrum is voorwaarde voor behoud van de positie als wijkwinkelcentrum.'

Onderzoek marktruimte/behoefte

Uit onderzoek (onder andere uitgevoerd in 2010 door DHV) blijkt dat het winkelcentrum Kerkelanden zowel kwalitatief (vergelijking met centra met een vergelijkbaar verzorgingsgebied) als kwantitatief (het huidige aanbod en de koopstromen) uitbreidingsruimte heeft. In combinatie met de wens om de positie van het centrum te verstevigen door uit te breiden (aanbod) en ook eigentijdser te maken (met betere routing en parkeergelegenheid) leidt dit tot de vraag en behoefte om het centrum uit te breiden en te moderniseren. Die behoefte is regionaal (wijkgericht maar ook daarboven).

Leegstand

De uitbreiding van het aanbod (met name grotere Albert Heijn) zal in beperkte mate ten koste gaan van de besteding bij andere centra. Dit zal echter, zo blijkt uit de onderzoeken, niet leiden tot leegstand elders in Hilversum of daarbuiten.

Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling

In artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijk ordening staat dat bij een bestemmingsplan met betrekking tot nieuwe stedelijke ontwikkelingen dient te worden onderzocht en beschreven of de ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Als er sprake is van een dergelijke behoefte dient er eveneens onderzocht te worden in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien. Dit ter bevordering van duurzaam ruimtegebruik en het voorkomen van leegstand.

Uit het distributie planologisch onderzoek en het voorgaande volgt dat het uitbreidingsplan voorziet in een actuele regionale behoefte, zowel in kwalitatief als in kwantitatief opzicht. Er zijn geen reële andere uitbreidingsmogelijkheden beschikbaar in de regio. Bovendien hoeft, zo blijkt uit het onderzoek, niet te worden gevreesd voor onaanvaardbare structurele leegstand, gelet op de beperkte gevolgen voor het bestaande aanbod. Voor leegstand elders is geen vrees.

5.2 Wonen, werken en voorzieningen

5.2.1 Wonen

De aanwezige woningen in het plangebied blijven gehandhaafd.

5.2.2 Werken

Bedrijven

In de nieuwe situatie zijn geen bedrijven aanwezig in het plangebied.

Kantoren

In de nieuwe situatie zijn geen kantoren aanwezig in het plangebied. Wel zijn er dienstverlenende bedrijven (met een kantoorachtige uitstraling).

Horeca

Ten opzichte van de bestaande situatie verandert het aantal horecavestigingen in het winkelcentrum niet. In het plangebied is alleen in het winkelcentrum Kerkelanden (zelfstandige) horeca aanwezig. Het gaat om lichte horecabedrijven.

Detailhandel

Het winkelcentrum wordt uitgebreid met 2.100 m². Het gaat hierbij o.a. om een uitbreiding van de Albert Heijn. Deze uitbreiding zal leiden tot enige marktverschuivingen bij het overige (dagelijkse) aanbod in Hilversum, maar die passen binnen de dynamiek van de detailhandel. Dit zal niet leiden tot een ontwrichting van de detailhandelsstructuur (dit is de conclusie uit een zogenoemd distributie planologisch onderzoek, Bijlage 5 DPO en Bijlage 6 Uitbreidingsmogelijkheden winkelcentrum).

5.2.3 Voorzieningen

Op de tijdelijke parkeerplaats (naast De Koepel) stond vroeger de door brand verwoeste sporthal. Deze komt niet meer terug (er is een sporthal op het bedrijventerrein Kerkelanden gebouwd). De locatie is en blijft ingericht als parkeerterrein ten behoeve van het winkelcentrum.

Ten opzichte van de bestaande situatie verandert er iets aan de maatschappelijke voorziening De Koepel. In verband met de uitbreiding van het winkelcentrum wordt het buurtcentrum iets kleiner. Dat gaat om 175 m². De huidige activiteiten in het centrum wijzigen niet. Het gebouw zal efficiënter worden ingedeeld.

5.3 Verkeer

Ontsluiting

De hoofdontsluiting van het plangebied wijzigt niet door de herontwikkeling van het winkelcentrum. Wel zal ter hoogte van het nu nog tijdelijke parkeerterrein de routing iets wijzigen.

Parkeren

Uit de parkeertellingen door Ecorys die eind maart 2012 zijn gehouden rondom het winkelcentrum is gebleken dat in de huidige situatie de parkeerdruk op de koopavonden minder is dan 60%. Vrijdag en zaterdag is er een parkeerdruk van meer dan 80%, met als piekmoment de zaterdagmiddag met een parkeerdruk van 92%. De verwachting is dat de uitbreiding van het winkelcentrum met name gevolgen zal hebben voor de parkeerdruk op de vrijdag en zaterdag. Hierbij is overigens nog geen rekening gehouden met ruimere winkelsluitingstijden in het weekend die naar verwachting een verlichtend effect zullen hebben op de parkeerdruk. In verband met verkeersveiligheid wordt in het geldend parkeerbeleid een parkeerdruk van maximaal 80-85% nagestreefd.

Uit onderstaande tabel blijkt dat de parkeernormen zowel in de huidige als in de nieuwe situatie ruimschoots worden gehaald. Op dit moment zijn er 276 parkeerplaatsen beschikbaar. Als de capaciteit van de plek van de voormalige sporthal wordt meegerekend (hier kunnen circa 100 auto´s staan op verharding waar geen echte vakken zijn ingericht), zijn er nu (januari 2014) in totaal 378 parkeerplaatsen rondom het winkelcentrum. De parkeernorm in de huidige situatie is slechts 292. In de nieuwe situatie is de norm 360.

De openbare ruimte zal opnieuw worden ingericht, waarbij in ieder geval de tijdelijke parkeerplaatsen definitief worden ingericht en de bestaande parkeerplaats efficiënter zal worden ingericht. Het aantal beschikbare parkeerplaatsen zal dus verder toenemen.

Programma   Parkeernorm  
Bestaand    
6000 m² bvo winkel ruimte x 3,25pp/100m² (nu reeds)   195  
60 woningen x 1,35 (nu reeds)   81  
Wijkcentrum de Koepel (nu reeds)   16  
Nieuw    
2.000 m² bvo nieuwe winkelruimte x 3,25/100m²   68  
Totaal   360  

Als het hele project nu nieuw zou worden aangelegd, dan zou de ontwikkelaar moeten voldoen aan de parkeernorm op eigen terrein. Omdat de parkeerplaatsen echter in de openbare ruimte worden aangelegd en daar op piekmomenten een druk is van 92% is het nodig dat een parkeereis wordt gesteld voor alleen de toevoeging.

In de parkeerbijdrageregeling staan ontheffingsmogelijkheden voor het college om flexibel te kunnen omgaan met de parkeereis. Onder andere wordt daarin gesteld dat bestaande parkeerplaatsen in de openbare ruimte gebruikt kunnen worden om te kunnen voldoen aan de parkeereis wanneer sprake is van een parkeerdruk van minder dan 80%. In de huidige situatie is er sprake van een parkeerdruk van 92% en dus kan de overmaat niet gebruikt worden voor het opvangen van het deel van de parkeervraag van de uitbreiding (art. 1.3.2. van de Parkeerbijdrageregeling, 2009).

In plaats van de parkeernorm voor het geheel, wordt dus alleen gekeken naar de toe te voegen parkeerplaatsen; 2100 m² bvo x 3,25/100 m² = 68. Met de toevoeging van 68 bovenop de reeds aanwezige 378 ontstaat dan een totaal van 446 parkeerplaatsen als eis.

Voor het toevoegen van 68 parkeerplaatsen, is budget beschikbaar gesteld in de grondexploitatie horend bij de verkoop van het Haakplein ten behoeve van de uitbreiding van het winkelcentrum.

5.4 Groen, blauw en natuur

5.4.1 Groen

Als gevolg van de herontwikkeling verandert er niet veel aan de groenvoorzieningen. De huidige groenstructuur blijft grotendeels intact. Er zal op het Haakplein groen verdwijnen. Op het dak van de uitbreiding van Albert Heijn komt daarentegen groen terug in de vorm van mos sedum (dak met groen). Ook wordt het openbare gebied aan die (zuid)zijde van het winkelcentrum heringericht. Bij die inrichting is 'groen' een belangrijk onderdeel.

5.4.2 Blauw

Er is ook in de nieuwe situatie geen oppervlakte water in het plangebied.

5.4.3 Natuur

Gebiedsbescherming en Ecologische structuur

In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van natuurgebieden geregeld. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of in of nabij het plangebied sprake is van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de ecologische hoofdstructuur (EHS) of van gebieden die zijn aangewezen conform de natuurbeschermingswet (o.a. Natura 2000).

De Vogelrichtlijn is gericht op het beschermen van in het wild levende vogelsoorten en op de instandhouding van de habitat die het leefmilieu voor deze soorten vormt. De Habitatrichtlijn is gericht op het in stand houden van natuurlijke en halfnatuurlijke habitat en de bescherming van wilde flora en fauna. In dit kader zijn Speciale Beschermingszones (SBZ) aangewezen. Wanneer zich in of in de buurt van een beschermingszone een (nieuwbouw)plan aandient, zal moeten worden beoordeeld of dit plan significante negatieve gevolgen voor het gebied kan hebben. Als dit het geval is, dan dienen passende maatregelen getroffen te worden om te zorgen dat de kwaliteit van de leefgebieden van soorten in de SBZ niet verslechtert.

Ten westen van het winkelcentrum Kerkelanden en op enige afstand ligt het Natura 2000-gebied Oostelijke vechtplassen. Ten zuiden van het winkelcentrum ligt het Loosdrechtse Bos dat deel uit maakt van het Beschermd Natuurmonument Hoorneboegse heide.

De herontwikkeling van het winkelcentrum brengt met zich mee dat het centrum wat intensiever wordt gebruikt. Onderzocht is (in een zogenoemde Voortoets) of dat gevolgen kan hebben op die gebieden. Dat blijkt niet het geval. Zie Bijlage 7 Voortoets (natuurgevolgen EHS). Vervolgonderzoeken dan wel het aanvragen van vergunningen (op basis van de Natuurbeschermingswet) zijn niet nodig.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het (tenzij ontheffing verkregen is) verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. In ruimtelijke plannen, zoals bestemmingsplannen, is in het kader van de uitvoerbaarheid inzicht gewenst in de aanwezigheid van beschermde soorten en gebieden. Er dient te worden aangetoond dat het plan uitvoerbaar is. Daarvoor is een quickscan gedaan (een natuurtoets). Het doel van die toets is het opsporen van strijdigheden van de voorgenomen ingreep met de Flora- en faunawet, EHS en/of de Natuurbeschermingswet 1998 en het bepalen of de aanvraag van een ontheffing noodzakelijk is. Zie Bijlage 8 Natuurtoets.

Uit het onderzoek blijkt dat ter hoogte van het winkelcentrum maar in beperkte mate beschermde flora en fauna aanwezig is. Dat er verblijfplaatsen van strikt beschermde vleermuizen op het plangebied voorkomen is echter niet bij voorbaat uit te sluiten, dit geldt eveneens voor de aanwezigheid van jaarrond beschermde broedplaatsen van de Huismus. Om de aanwezigheid van zowel vleermuizen als Huismus in beeld te krijgen is nader onderzoek noodzakelijk. Als blijkt dat functioneel leefgebied van Huismus of vleermuizen wordt aangetast of verstoord door de ingreep, is het opstellen van een mitigatieplan noodzakelijk. Dit onderzoek kan in het kader van de bouwplanontwikkeling worden uitgevoerd en daarbij zal worden meegenomen of er mitigerende (verzachtende) maatregelen getroffen moeten worden.

5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

5.5.1 Duurzaamheid

Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.

Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.

Voor een bestemmingsplan geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf'. Tevens moet worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder. Waterhuishoudkundige aspecten worden in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in de onderwerpen 'blauw', 'duurzaamheid' (watergebruik), 'watersysteem', 'riolering' en 'externe veiligheid en waterkeringen'. Deze onderwerpen vormen tezamen met de beschrijving hoe is omgegaan met het advies van de waterbeheerder de watertoets.

5.5.2 Leefbaarheid

Geluid

Geluidsgevoelige bestemmingen

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe 'geluidgevoelige bestemmingen'. Onderzoek daarvoor is dus niet nodig. Er is wel onderzoek verricht naar de gevolgen van geluid afkomstig van laden en lossen van goederen.

Laad- en losactiviteiten

De laad- en losactiviteiten van de beide supermarkten en enkele andere winkels wordt geconcentreerd op 1 locatie. De overige winkels worden vanaf de straat bevoorraad. Voor de centrale laad- en loshof wordt een “dockshelter” gemaakt waarbinnen (of gedeeltelijk binnen) grote vrachtwagens kunnen laden en lossen. Laden en lossen in de avond/nachturen (19.00 tot 07.00 uur) is gebonden aan regels van het Activiteitenbesluit (van de wet Milieubeheer). Tussen 07.00 en 19.00 uur niet. Er wordt echter ook geladen en gelost vóór 07.00 uur. Om te kijken of dit tot mogelijke geluidsproblemen kan gaan leiden is door ingenieursbureau LBP Sight een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat door gebruik te maken van uitsluitend zogenoemde piekvrachtwagens (dat zijn wagens die stiller zijn dan 'gewone' vrachtwagens) en het naleven van specifieke gedragsregels tijdens het laden en lossen vóór 07.00 uur voldaan wordt aan de normen van het Activiteitenbesluit.

Geur

In het plangebied zijn er geen inrichtingen opgenomen die geurhinder kunnen veroorzaken. Er is daarom geen sprake van op te nemen geurcontouren.

Licht

In het plangebied zijn er geen inrichtingen opgenomen die lichthinder kunnen veroorzaken. Er is daarom geen sprake van op te nemen lichtcontouren.

Lucht

Het winkelcentrum wordt na de uitbreiding wat intensiever gebruikt. Gevolgen daarvan voor de luchtkwaliteit zijn onderzocht. In Bijlage 2 Luchtkwaliteit Kerkelanden winkelcentrum is het Luchtkwaliteitonderzoek opgenomen.

Resultaten uit het onderzoek zijn:

Stikstofdioxide

De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide bedraagt 60 ug/m³ voor het rekenjaar 2013 en 40 ug/m³ voor de rekenjaren 2015 en 2023. De hoogst berekende jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide bedraagt 37,7 ug/m³ en is berekend in 2013. De grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie NO2 wordt op geen van de beoordelingspunten overschreden, ongeacht het beoordelingsjaar.

De grenswaarde van 18 uren voor het maximaal toegestane aantal overschrijdingen van de uurgemiddelde concentratie stikstofdioxide wordt op de berekende afstanden niet overschreden.

Fijn stof

De grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie fijn stof bedraagt 40 ug/m³ voor de rekenjaren 2013, 2015 en 2023. De hoogst berekende jaargemiddelde concentratie fijn stof bedraagt 25,7 ug/m³ en is berekend in 2013. De grenswaarden voor de jaargemiddelde concentratie PM10 wordt op geen van de beoordelingspunten overschreden, ongeacht het beoordelingsjaar.

De grenswaarde voor de etmaalgemiddelde concentratie van PM10 wordt op de berekende afstanden in geen van de scenario's vaker dan 35 maal per jaar overschreden.

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat in het winkelgebied Kerkelanden geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit, zoals gesteld in bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Er wordt voldaan aan de eisen zoals gesteld in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, artikel 5.16 lid 1 onder a. De luchtkwaliteit vormt derhalve geen belemmering voor de uitbreiding van het winkelcentrum.

Trilling

In het plangebied zijn er geen inrichtingen opgenomen die trillingshinder kunnen veroorzaken.

Milieubeoordeling

Het bestemmingsplan Kerkelanden winkelcentrum laat een (her)ontwikkeling toe van het winkelcentrum Toetsing van deze plannen aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn leidt tot de conclusie dat het gebruik maken van de bouwmogelijkheden per saldo geen of weinig milieugevolgen zullen hebben en er derhalve voor dit bestemmingsplan geen m.e.r.-beoordeling nodig is.

5.6 Cultuurhistorische waarden

5.6.1 Historisch-geografische waarden

In het plangebied is geen sprake van een beschermd stads- of dorpsgezicht of andere gebieden met een belangrijke cultuurhistorische waarde.

5.6.2 (Steden)bouwkundige waarden

Het plangebied kent geen monumenten.

5.6.3 Archeologische waarden

Het plangebied is op de archeologische beleidskaart met een lage waardering genoteerd. Voor die gebieden wordt de bestemming Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Laag opgenomen. Dat betekent niet dat helemaal geen nader onderzoek nodig is naar archeologie. Voor de herontwikkeling van het centrum (de uitbreiding) is nader archeologisch onderzoek nodig om vast te stellen dat er inderdaad geen waardevolle vondsten worden verwacht.

5.7 Bodem en watersysteem

5.7.1 Bodem

Het plan moet voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met de aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie.

Voorafgaand aan de (her)ontwikkeling is onderzoek naar de kwaliteit van de bodem van de betreffende locatie noodzakelijk om na te gaan of de ontwikkeling zonder extra te nemen maatregelen mogelijk gemaakt kan worden.

5.7.2 Waterparagraaf

Door de herontwikkeling bij het winkelcentrum zal verharding niet toenemen. De plek van de nieuwbouw is nu verhard in de vorm van straatwerk dat afvoert naar het hemelwaterriool.

In aansluiting op het beleid van gemeente moet bij nieuwbouw zoveel mogelijk hemelwater in de bodem worden geïnfiltreerd. Hiermee wordt de hemelwaterriolering ontlast en wordt zoveel mogelijk hemelwater toegevoegd aan het grondwatersysteem.

Omdat dit plan een uitbreiding betreft in het centrum van Kerkelanden waar de hele omgeving al verhard is en de ruimte voor infiltratie dus beperkt, is er weinig ruimte voor lokale infiltratie van het hemelwater. Daarom wordt van bovengenoemd beleid afgeweken en mag vrijkomend hemelwater hier worden afgevoerd via het hemelwaterriool naar de stadsvijvers.

Wel wordt erop gewezen dat afstromend hemelwater niet verontreinigd mag raken. Dit wordt bereikt door geen uitlogende (bouw)materialen toe te passen en geen onkruidbestrijdingsmiddelen.

Reductie van de grondwaterwinning Loosdrecht in de toekomst kan leiden tot toename van kwel in het plangebied. Bij ondergrondse bouw moet rekening worden gehouden met een mogelijke stijging. Dit is mogelijk door kelders waterdicht uit te voeren.

De gemeente heeft in samenwerking met de oppervlaktewaterbeheerder Waternet standaard regels opgesteld voor de omgang met (hemel)water in Hilversum. Deze zijn te vinden in Bijlage 9 Standaard regels waterparagraaf Hilversum - Waternet

5.8 Externe veiligheid

In hoofdstuk 3.9.1 is gebleken voor het winkelcentrum de volgende risicobronnen van belang zijn: spoorlijn Amsterdam-Amersfoort en het bedrijf Norbert Dentressangle. Met het oog op deze bronnen is een onderzoek verricht naar de externe veiligheid. In Bijlage 4 Externe veiligheid Kerkelanden 3 Actualisatie EV Onderzoek Winkelgebied is dat onderzoek opgenomen.

Groepsrisico

Er vindt geen verandering van het groepsrisico plaats, vanwege de minimale wijzigingen in het plangebied en de grote afstand ten opzichte van relevante risicobronnen.

Zelfredzaamheid

  • Het betreft hier een toxisch scenario waarbij vluchten niet nodig is.

Bestrijdbaarheid

  • Er zijn voldoende toegangswegen naar het plangebied toe. De Kapittelweg vormt een goede directe toe- en afvoer voor hulpdiensten. Bovendien ligt het gebied op een gunstige locatie aan de rand van woongebied Kerkelanden en is goed ontsloten.
  • Primaire bluswatervoorzieningen blijven aanwezig zoals in de huidige situatie. Secundaire bluswatervoorzieningen kunnen worden getroffen vanuit de waterpartijen omliggend van het plangebied.

Conclusie

Uit oogpunt van externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor de herontwikkeling van het winkelcentrum.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planmethodiek

Bij de opzet van dit bestemmingsplan is gekozen voor het gebruik van een eindbestemming. Op basis van de bepalingen van een eindbestemming kunnen direct omgevingsvergunningen worden afgegeven, indien deze passen binnen de bestemmingsomschrijving en de bebouwingsbepalingen. In deze gevallen is sprake van een 'directe bouwtitel'. Volledigheidshalve wordt hierbij opgemerkt dat ook bij een eindbestemming niet te allen tijde sprake behoeft te zijn van een zeer gedetailleerde bestemming. Afhankelijk van de situatie kan een eindbestemming een globaal karakter hebben en meerdere functies bevatten (bestemmingen).

6.2 Bestemmingsregeling

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een verbeelding (plankaart). De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en regels vormen tezamen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

6.2.1 Toelichting op de verbeelding

De verbeelding van het analoge bestemmingsplan bestaat uit één pagina. Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).

6.2.2 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridisch regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2012, te raadplegen via de website van het ministerie van IenM of op de website van Geonovum. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen en aanduidingen.

6.2.2.1 Indeling hoofdstukken

Voor de leesbaarheid en raadpleegbaarheid zijn de regels in hoofdstukken geplaatst, te weten:

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

  • begrippen
  • wijze van meten

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

  • bestemmingen
  • dubbelbestemmingen

Hoofdstuk 3 Algemene regels

  • anti-dubbeltelregel
  • algemene bouwregels
  • algemene gebruiksregels
  • algemene afwijkingsregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

  • overgangsrecht
  • slotregel
6.2.2.2 Indeling bestemmingsregels

Ter bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid is een vaste volgorde aangehouden, te weten:

  • Bestemmingsomschrijving

Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, zijn toegekend aan de in het plan begrepen gronden. Niet iedere functie leent zich voor een eigen bestemming. Dit hangt af van de ruimtelijke relevantie ofwel van de mate waarin de bewuste functie invloed heeft op zijn omgeving of daaraan eisen stelt. Behalve om functies, gaat het bij bestemmingen altijd om concreet ruimtegebruik of om fysiek aanwezige ruimtelijke objecten. De bestemmingsomschrijving vormt het eerste toetsingskader voor (bouw)initiatieven. Als een initiatief niet past in die omschrijving, moet deze worden beschouwd als zijnde strijdig met het bestemmingsplan.

De bestemmingsomschrijving begint met de algemene bestemming. Daarna volgen eventuele specificaties in de vorm van aanduidingen.

Voorbeeld:

De voor '....' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ..
  • b. ..

en tevens voor:

  • c. een ...., ter plaatse van de aanduiding '....',

met de daarbij behorende voorzieningen.

.... (die dus voor zowel de algemene bestemming als de specifieke aanduiding gelden). De daarbij behorende voorzieningen zijn bewust niet in de bestemmingsomschrijving genoemd. Het gaat hier om voorzieningen die voor het verwezenlijken van de bestemming nodig en wenselijk zijn. Dat kunnen diverse voorzieningen zijn. Een limitatieve opsomming is niet makkelijk te geven. In de toelichting op de regel (hieronder) worden wel enkele voorbeelden gegeven van de bij de bestemming behorende voorzieningen.

Behalve bestemmingen en dubbelbestemmingen, kent het bestemmingsplan aanduidingen. Deze aanduidingen bevatten specificaties van (dubbel)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een aanduiding, die juridische betekenis heeft, wordt niet alleen aangegeven op de analoge en digitale verbeelding van een bestemmingsplan, maar ook in de regels.

Er zijn in het algemeen zes soorten aanduidingen te onderscheiden:

  • 1. gebiedsaanduidingen;
  • 2. functieaanduidingen;
  • 3. bouwvlakken;
  • 4. bouwaanduidingen;
  • 5. maatvoeringsaanduidingen;
  • 6. figuren.
  • Bouwregels

Samen met de op de verbeelding aangegeven bestemmingen/aanduidingen, bevatten de regels bepalingen over de situering en de maximale afmetingen van gebouwen en andere bouwwerken binnen de bewuste bestemming. De toetsing hieraan vindt in principe pas plaats indien duidelijk is dat het voorgenomen gebruik van het bouwwerk in overeenstemming is met de bestemmingsomschrijving bij de bestemming.

  • Afwijking van de bouwregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een bouwregel. Het kunnen afwijken van de bouwregels is beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een bouwregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaardregel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de bouwregels terecht is. De afwijkingsbevoegdheid mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder verleende ontheffing.

  • Specifieke gebruiksregels

Indien ten aanzien van een bepaald gebruik speciale regels moeten worden gegeven dan worden deze specifiek aangegeven. Een voorbeeld van een dergelijke specifieke regeling is het gebruik van een gedeelte van de woning als werkruimte voor een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.

  • Afwijking van de gebruiksregels

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken van een gebruiksregel. Het kunnen afwijken van de gebruiksregels is ook hier beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om te mogen afwijken van een gebruiksregel moet worden gemotiveerd waarom van de standaard wordt afgeweken. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In sommige gevallen moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat afwijking van de gebruiksregels terecht is.

  • a. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In deze regel staan specifiek voor de bestemming geldende bepalingen over omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (aanlegvergunningen).

  • Wijzigingsbevoegdheid

Om het bestemmingsplan flexibel te maken zijn mogelijkheden gegeven aan het college van burgemeester en wethouders om het plan op onderdelen te wijzigen (zie artikel  7.5). De wijzigingsbevoegdheid is iets anders dan de afwijkingsbevoegdheid. Via deze wijzigingsbevoegdheid kunnen bestemmingen worden gewijzigd, overigens binnen door de gemeenteraad aangegeven voorwaarden. Via een afwijking worden bestemmingen niet gewijzigd. De afwijking maakt het slechts mogelijk om binnen een bestemming af te wijken van de standaardregel (bijvoorbeeld van de standaard bouwhoogte). Het kunnen wijzigen van de bestemming is ook hier beslist geen automatisme. Telkens als verzocht wordt om een wijziging moet worden gemotiveerd waarom dat mogelijk en wenselijk is. De aanvrager moet aangeven waarom hij niet uit de voeten kan met de standaard regel. In dit geval van artikel 7.5 geval moet de aanvrager zelfs met onafhankelijk advies aantonen dat wijziging van de bestemming terecht is. De wijzigingsbevoegdheid mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder besluit tot wijziging.

6.2.2.3 De regels

In de regels worden verschillende begrippen gebruikt die voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Door het opnemen van de definities van deze begrippen wordt getracht misverstanden over de uitleg van de regels te beperken.

  • aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit

Het begrip 'aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit' is door middel van de bestemmingen gekoppeld aan het wonen. In de woning wordt gewoond, maar het is mogelijk dat in de woning ook gewerkt wordt (het gaat in dit geval allemaal over woningen boven het winkelcentrum).

De woonfunctie moet primair behouden blijven. Daarom is geregeld dat de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit voor niet meer dan 1/3 deel (33%) van de oppervlakte van het de woning mag plaatsvinden. Hier is wel een maximum aan verbonden van 50 m². Ook het uiterlijk van de woning mag niet ingrijpend worden veranderd. Er moet altijd sprake zijn van een herkenbare woning. Omdat de activiteit in de woonomgeving moet passen is ook geregeld dat de aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit niet mag leiden tot parkeeroverlast of milieuhygiënische overlast zoals geur- en geluidsoverlast. Er zullen voldoende parkeerplaatsen op de tijden dat de activiteit plaatsvindt aanwezig moeten zijn in de buurt. Dat geldt uiteraard alleen voor die activiteiten die verkeer aantrekken. Daarnaast mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

In de woning mag geen horeca plaatsvinden. Catering is een vorm van horeca en mag dus niet vanuit een woning plaatsvinden. Vanuit de woning mag ook geen detailhandel plaatsvinden. Internetwinkels waarbij de klanten hun producten komen ophalen valt onder de categorie 'detailhandel' en is niet toegestaan. Wel mag in het kader van de bedrijfsmatige activiteiten beperkt (ondergeschikt aan de hoofdactiviteit) verkoop plaatsvinden. Zo mag een kapper een flesje haarshampoo verkopen bijvoorbeeld. Het houden van een Bed & breakfast, indien mogelijk, is wel toegestaan, met dien verstande dat het aantal bedden of personen niet meer dan vier mag bedragen en geen seizoensgebonden werknemers worden gehuisvest.

In ieder geval mag (mogen) de bewoner(s) van de woning de aan-huis-verbonden beroeps of de bedrijfsmatige activiteiten uitoefenen (bijvoorbeeld man en vrouw, maar ook een kind). Het is mogelijk dat hij en/of zij (de bewoner(s) dus) een (deeltijd)medewerker heeft. Die medewerker mag daar dan ook werken. Die medewerker hoeft daar niet zelf te wonen. Denk aan een doktersassistente. Het gaat om een medewerker op basis van een maximale 36-urige werkweek (1 fte). Het is mogelijk dat twee of drie medewerkers in dienst zijn. Dat mag alleen als zij samen niet meer dan 1 fte vertegenwoordigen (dan gaat het dus om 2 of 3 parttime medewerkers). Indien de medewerkers op het zelfde tijdstip werken dient te worden onderzocht of daardoor (parkeer)overlast wordt veroorzaakt. Als dat zo is dan is het niet toegestaan. Het verhuren of verkopen van een deel van de woning aan derden is niet toegestaan.

  • Vervangende maat

Indien bestaande gebouwen in afmetingen afwijken van de regels met betrekking tot gebouwen (bijvoorbeeld: goothoogten, hoogten, kubieke meters en oppervlakten) dan mag dat uiteraard gehandhaafd blijven. De maten van bestaande gebouwen is dan de zogenoemde vervangende maat. Deze staat in artikel Vervangende maat. Dit is uiteraard alleen van toepassing als de bestaande maten in negatieve zin afwijken van de standaard bepaling (bijvoorbeeld als de hoogte van een bestaand gebouw hoger is dan in de regels - als standaard hoogte - is bepaald). Die maten gelden alleen voor de in de bestemming aangegeven gebouwen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Bestemmingen

Bedrijf - Nutsvoorziening

Voor nutsvoorzieningen groter dan 15 m2 is de bestemming ''Bedrijf - Nutsvoorziening'' opgenomen. Nutsvoorzieningen kleiner dan 15 m2 zijn vergunningsvrij toegestaan, waardoor hiervoor geen specifieke bestemming noodzakelijk is.

Artikel 4 Gemengd

Deze bestemming is gegeven aan de gronden van het winkelcentrum. Binnen deze bestemming zijn detailhandels- en dienstverleningsbedrijven (voornamelijk op de begane grond), maatschappelijke activiteiten (op de eerste verdieping), maximaal drie horecabedrijven (categorie A en B) en wonen (op de verdieping(en)) toegestaan.

Artikel 5 Maatschappelijk

Deze bestemming is gegeven aan de gronden in het plangebied met een maatschappelijke functie. De maatschappelijke bestemming is redelijk ruim van opzet. Binnen de maatschappelijke bestemming valt het buurtcentrum de Koepel. In dat centrum worden allerlei activiteiten voor de buurt georganiseerd. Een bijbehorende voorziening bij deze bestemming is bijvoorbeeld ook het serveren van koffie en thee en/of een alcoholische drank (dat wordt beschouwd als ondergeschikt aan hoofdfunctie).

Artikel 6 Verkeer

Deze bestemming is toegekend aan de gronden met een ontsluitende en verkeersdoorstromende functie. Tevens is de bestemming toegekend aan bermen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en groenvoorzieningen waaronder ook het verblijfsgebied. Op deze gronden zijn bouwwerken toegestaan. Te denken valt bijvoorbeeld aan (overdekte) ruimten voor winkelwagentjes of fietsstallingen. Voor de duidelijkheid is apart geregeld dat binnen de bestemming ondergrondse afvalcontainers gebouwd mogen worden.

Dubbel bestemmingen

Artikel 7 Waarde - Archeologie - Na 1850 bebouwd gebied - Laag

In dit artikel is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Dat geldt niet voor relatief kleine bouwwerken die weinig of geen schade kunnen aanbrengen aan eventuele archeologische waarden. Ter verduidelijking een voorbeeld voor het gebied met deze dubbelbestemming: in een gebied met een lage verwachting geldt dat in principe niet mag worden gebouwd bij een ingreep in de bodem (door een bouwwerk) indien de omvang van het bouwwerk groter is dan 500 m² én de diepte van de ingreep meer is dan 40 cm. Bouwen is dan alleen mogelijk als na onderzoek blijkt dat de bouw geen schade toebrengt aan de eventueel in de bodem aanwezige archeologie. Is de ingreep dieper dan 40 cm. (bijvoorbeeld 70 cm) maar de omvang van het bouwwerk nog steeds niet meer dan 500 m² dan kan 'gewoon' worden gebouwd (er is dan ook geen onderzoek nodig; het is alleen nodig als beide maten worden overschreden). 

Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden aanlegvergunningplichtig. Voor het verlenen van een dergelijke vergunning dient advies te worden ingewonnen bij ter zake deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Deze regel strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw een tweede keer zou kunnen worden gebruik gemaakt. Aangesloten is bij de standaard antidubbeltelregel die in het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen.

Artikel 9 Algemene bouwregels

Ondergeschikte bouwdelen

Onder ondergeschikte bouwdelen wordt ook een luifel verstaan. Dat is meestal een afdak of platte overkapping aan een gevel van een gebouw, bijvoorbeeld een winkel. Daaronder vallen de luifels voor de winkels en bijvoorbeeld ook de 'dockshelter' bij de laad- en losruimte. Nadrukkelijk is in de regel geen maat genoemd.

Vervangende maat

De bestaande maten van bestaande legale gebouwen geldt als vervangende maat.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 3 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het artikel heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Via een door burgemeester en wethouders te verlenen omgevingsvergunning kunnen onder meer geringe afwijkingen in de maatvoering voor bouwwerken worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.

Daarnaast is in dit artikel een verbod opgenomen voor de opslag en verkoop van (consumenten) vuurwerk en de exploitatie van seksinrichtingen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in dit artikel. Enige bouwmogelijkheden in afwijking van de regels blijven bestaan voor die gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met een ontheffing van burgemeester en wethouders.

Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande, legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe bestemmingsbepalingen dan wel bebouwingsbepalingen plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan.

Vergunningplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dat gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt.

Hiervoor is reeds aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten. Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat reeds in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.

Artikel 13 Slotregel

In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Bijlage bij Regels

Bijlage 1 Parkeernormen

De in Hilversum gehanteerde Parkeernormen en de daarbij behorende beleidsregels zijn opgenomen in deze bijlage.

Bijlage 2 Staat van Horeca-activiteiten

Als bijlage bij de regels is een Staat van Horeca-activiteiten opgenomen. Hierin wordt onderscheidt gemaakt tussen de verschillende categorieën van horeca-activiteiten.

6.3 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid (gemeente) zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.

6.3.1 Preventief en repressief toezicht

Handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van aanvragen om een omgevingsvergunning (preventieve handhaving) en vervolgens bij controle van de verleende omgevingsvergunning, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. (repressieve handhaving).

6.3.2 De instrumenten

Een overtreder riskeert:

  • a. dat publiekrechtelijke sancties plaatsvinden (dwangsom of bestuursdwang). Een last onder dwangsom is een veel toegepast middel om te zorgen, dat de overtreder door middel van het verbeuren van een bepaald bedrag ertoe moet weerhouden de overtreding voort te zetten. Mocht een dwangsom niet het gewenste effect hebben dan kan de gemeente bestuursdwang toepassen hetgeen er op neer komt dat de gemeente datgene doet wat de overtreder behoort te doen of verhindert dat hij/zij doet wat niet mag. Een en ander op kosten van de overtreder;
  • b. dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Overtreding van bepaalde bestemmingsplanregels zijn strafbare feiten. De bevoegdheid tot het instellen van vervolging op grond van het strafrecht berust bij het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt een proces-verbaal tegen de overtreder opgemaakt en vindt vervolgens strafrechtelijke vervolging plaats. Strafrechtelijke vervolging kan plaatshebben in combinatie met de onder 1 genoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen. Bijzonderheid hierbij is dat de Wet Economische Delicten op overtredingen van het bestemmingsplan van toepassing is, wat inhoudt dat de strafmaat aanzienlijk is verzwaard;
  • c. de bestuurlijke boete. Door de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving met de bestuurlijke boete kan de handhaving verder worden geïntensiveerd. De gemeente krijgt daardoor extra mogelijkheden om daadkrachtig en snel op te treden tegen overtredingen.

Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder vergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd cq. verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.

6.3.3 Prioriteiten in de handhaving

Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van het omgevingsrecht zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.

In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijk wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.

Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit bijvoorbeeld aan de achterzijde niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.

6.3.4 Planinformatie

Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.

6.4 Economische uitvoerbaarheid

Met de Wet ruimtelijk ordening beschikt de gemeente over mogelijkheden voor kostenverhaal op particuliere ontwikkelaars in een plangebied. Zijn de kosten van de ontwikkeling niet op een andere manier verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten met grondeigenaren over de kosten van de ontwikkeling) dan kan de gemeente een exploitatieplan vaststellen, waarin die kosten worden benoemd. Het exploitatieplan loopt dan mee met de procedure van het bestemmingsplan.

Daarmee wordt een exploitatieplan mede een toetsingsgrond bij omgevingsvergunningen. De gemeenteraad kan evenwel bij vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen. Dat kan de raad alleen doen, indien de kosten dus op een andere wijze zijn verzekerd en er verder geen extra eisen aan locaties hoeven te worden gesteld.

Kostenverhaal

Met voorliggend bestemmingsplan worden ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De gemeentelijke kosten van de ontwikkeling zijn door het sluiten van een overeenkomst met de eigenaar van het terrein verzekerd. Voor dit bestemmingsplan is afgezien van het opstellen van een exploitatieplan. De economische uitvoerbaarheid is niet in het geding.

6.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De gemeente Hilversum streeft naar draagvlak bij belanghebbenden en maatschappelijke organisaties voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Daarom hecht de gemeente veel belang aan de dialoog over dit bestemmingsplan.

Voor de uitbreiding en renovatie van het winkelcentrum is in 2007 een klankbordgroep opgericht bestaande uit omwonenden van het plangebied. Deze klankbordgroep is betrokken geweest bij het opstellen van de oorspronkelijke randvoorwaarden en heeft de afgelopen jaren ook hun mening gegeven over de plannen die zijn ontwikkeld. Uiteindelijk bleek geen van de plannen die op basis van de randvoorwaarden zijn opgesteld haalbaar te zijn. Het nu voorliggende plan, waarvoor dit bestemmingsplan de basis is, is in de zomer van 2013 door DELA opgesteld en voorgelegd aan het college van B&W van de gemeente Hilversum. Het plan is gebaseerd op de oorspronkelijke randvoorwaarden, maar wijkt daar op onderdelen ook vanaf.

Nadat de gemeente Hilversum en eigenaar DELA het eens waren over de voorwaarden voor verkoop van het Haakplein en ook Versa als huurder van de Koepel had aangegeven in te stemmen met het voorstel, is het plan voorgelegd aan een de klankbordgroep, en aan de ondernemersvereniging van winkeliers uit het winkelcentrum. Beide groepen zijn unaniem positief.

6.5.1 Zienswijzen

In het kader van de zienswijzenprocedure is het ontwerpbestemmingsplan Kerkelanden winkelcentrum met de bijbehorende stukken voor een periode van zes weken ter inzage gelegd op het gemeentehuis en raadpleegbaar gesteld via www.ruimtelijkeplannen.nl. Deze terinzagelegging is van tevoren aangekondigd in de lokale krant, op www.officielebekendmakingen.nl en in de Staatscourant. Daarnaast is het voornemen gepubliceerd door plaatsing op de gemeentelijke website.

Van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen is gebruik gemaakt. De reacties zijn opgenomen in een zienswijzen- en wijzigingennota. Deze is opgenomen in Bijlage 10 Zienswijzen- en wijzigingennota

De ingediende zienswijzen hebben aanleiding gegeven tot wijzigingen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan. In de toelichting is in paragraaf 5.1.1 uitgebreider beschreven waarom de ontwikkeling voorziet in een (regionale) behoefte (ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling). De plankaart is gewijzigd waardoor het mogelijk wordt om aan de achterkant van de Albert Heijn (noordzijde winkelcentrum) een opbouw te realiseren waarin een kantine kan worden ondergebracht. De in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen opbouwmogelijkheid naast de entree aan de zuidzijde van het centrum is daardoor komen te vervallen. In de zienswijzen-wijzigingennota zijn afbeeldingen opgenomen om dit te verduidelijken.