direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële herziening bestemmingsplan Media Park (aanpassing bouwvlak Media Park Noord)
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.05bp01mpnoord-oh01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.2 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.3 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.4 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.5 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van ofwel een bouwperceel ofwel een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.6 beperkt kwetsbaar object

beperkt kwetsbaar object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.11 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 functioneel ondergeschikt

gebruik dat in planologisch opzicht ondergeschikt en ondersteunend is aan het gebruik van het hoofdgebouw;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.21 kwetsbaar object

object zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.22 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.23 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.24 multimediabedrijf

een bedrijf dat producten maakt of bedrijfsmatig diensten verleent op het gebied van beeld, geluid en tekst met gebruikmaking van radio, televisie, computer, mobiel, print en evenementen én genoemd is in de Lijst van bedrijven/bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 van deze regels); een bedrijf dat producten maakt of bedrijfsmatig diensten verleend op het gebied van data met gebruikmaking van radio, televisie, computer, mobiel, print en evenementen én is genoemd in de Lijst van Bedrijven/bedrijfsactiviteiten is eveneens een multimediabedrijf indien minimaal 50% van de omzet verkregen wordt uit het maken van producten of het verlenen van diensten ten behoeve van de hiervoor beschreven multimediabedrijven (die producten maken of bedrijfsmatig diensten verlenen op het gebied van beeld, geluid en tekst) of indien minimaal 50% van hun afnemers behoren tot de hiervoor beschreven multimediabedrijven;

1.25 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.26 plan

het bestemmingsplan ´Partiële herziening bestemmingsplan Media Park (aanpassing bouwvlak Media Park Noord)´ met identificatienummer NL.IMRO.0402.05bp01mpnoord-oh01 van de gemeente Hilversum;

1.27 verbeelding

de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 peil:

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg, langzaamverkeersroute of voetpad grenst: de hoogte van die weg, langzaamverkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang. In alle andere gevallen en bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aangrenzende maaiveld;

2.7 verticale diepte van een gebouw

vanaf het peil tot aan het laagste punt van het gebouw;

2.8 horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de direct naar de weg gekeerde gevel;

2.9 toepassing van maten
  • a. de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, koekoeken, balkons en overstekende daken, en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen;
  • b. een koekoek mag maximaal 1,00 meter uit de gevel gebouwd worden. Gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek een maximale lengte van 60% van de voorgevel hebben.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Multimedia

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Multimedia' aangewezen gronden zijn bestemd voor multimediabedrijven met de daarbij bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

3.2.1 ten aanzien van gebouwen:
  • a. deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ondergrondse gebouwen ten behoeve van parkeervoorzieningen de grens van het bestemmingsvlak, mogen overschrijden;
  • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan met de aanduiding is aangegeven;
  • d. ter plaatste van de aanduiding 'maximum oppervlakte (bvo) (m²)' het te bouwen oppervlakte bruto vloeroppervlak niet meer bedraagt dan daar is aangegeven;
  • e. de totale oppervlakte van parkeervoorzieningen op gronden met de bestemming Bedrijf - Multimedia en die als zodanig zijn bestemd in het bestemmingsplan Media Park, vastgesteld op 15 december 2010 (NL.IMRO.0402.05bp00mediapark-oh01) niet meer dan 120.000 m² bedraagt, waarbij geldt dat daarvan niet meer dan 12.000 m² op maaiveld mag worden gebouwd;
  • f. gebouwen ten behoeve van openbaar nut (nutsvoorzieningen) waarvan de inhoud van het gebouw niet meer dan 100 m³ en de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
3.2.2 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. deze binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 6,00 meter bedraagt met uitzondering van de bouwhoogte van schotelantennes, inclusief reflector, welke niet meer dan 12,00 meter mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van (multimedia)bedrijven die niet op de Lijst van bedrijven/bedrijfsactiviteiten staan, mits deze bedrijven kunnen aantonen dat minimaal 50 % van hun omzet is gericht op het maken van producten of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op het gebied van beeld, geluid en data met gebruikmaking van radio, televisie, computer, mobiel, print en evenementen of dat minimaal 50 % van hun afnemers tot de bedrijven behoren als genoemd in de Lijst met bedrijven/bedrijfsactiviteiten (bijlage 1 van deze regels);
  • b. van het bepaalde in 3.2.1 onder d. voor het vergroten van het aantal vierkante meters te bouwen bruto vloeroppervlak tot maximaal 10% (van het daar toegestane aantal), mits het maximaal toegestane totale aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak (op alle gronden met de bestemming Bedrijf - Multimedia, ook die gronden zoals die in het bestemmingsplan Media Park, vastgesteld op 15 december 2010 (NL.IMRO.0402.05bp00mediapark-oh01) zijn bestemd voor Bedrijf-Multimedia, niet wordt overschreden.

 

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos;
  • b. water(partijen),

met de daarbij behorende voorzieningen met inbegrip van ontsluitingswegen ten behoeve van naastgelegen bestemmingen.

4.2 Bouwregels

Op de in artikel 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken (ontsluitingswegen daaronder niet begrepen) ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

4.2.1 ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
  • a. deze niet zijn toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van voorzieningen voor waterinfiltratie, waterberging en bluswater;
4.2.2 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter bedraagt.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningplichtige werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

  • a. Het is verboden op de in lid 4.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:
    • 1. het rooien van bomen en opgaand houtgewas;
    • 2. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
    • 3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, waaronder ontsluitingswegen ten behoeve van de in het bos toegestane gebouwen, met een oppervlakte van meer dan 25 m²;
    • 4. het aanleggen van verharde en halfverharde paden en wegen;
    • 5. het aanbrengen van drainagevoorzieningen;
    • 6. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 7. het aanleggen, dempen, verleggen of vergraven van waterpartijen en waterlopen.
  • b. Het bepaalde in lid 4.3 onder a. is slechts toelaatbaar, indien:
    • 1. deze werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke vergunning op naastgelegen gronden en de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de ontsluiting en het goed kunnen functioneren van de bebouwing waarvoor de onherroepelijke vergunning is verleend;
    • 2. deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor verwerkelijking van de voor het gebied voorgestane natuurontwikkeling;
    • 3. de beplanting door ziekte of anderszins ernstig is aangetast,
    • 4. en mits (dit geldt voor 1 tot en met 3):
      • de natuurwaarden alsmede het groene karakter van bebouwing in het groen niet in onevenredige mate worden aangetast;
      • een rapport van een (op dit gebied gecertificeerde) deskundige is overlegd waarin is vastgesteld dat de natuurwaarden van de gronden naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate kunnen worden behouden.

Uitzondering

  • c. Het bepaalde in lid 4.3 onder a. is niet van toepassing:
    • 1. op normale onderhoudswerkzaamheden;
    • 2. op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de waterhoudkundige functie van de gronden.
  • d. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 4.3 onder a is niet vereist voor bomen en ander opgaand houtgewas tot een stamdiameter (gemeten op 1.30 m. boven de voet van de boom) van 20,00 cm.

Voorwaarden omgevingsvergunning

  • e. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd voorwaarden te verbinden aan de omgevingsvergunning uit het in lid 4.3 onder b. sub 4 bedoelde rapport blijkt dat de natuurwaarden van de gronden door het verlenen van de vergunning niet kunnen worden gewaarborgd c.q. zullen worden verstoord, zoals:
    • 1. de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden dan wel hersteld;
    • 2. de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.

Beoordelingscriteria

  • f. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend de omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 4.3 onder a. als voldaan is aan het bepaalde in onder 4.3 b..

 

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor (weg)verkeer met de daarbij behorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

5.2.1 ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
  • a. deze niet zijn toegestaan, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen;
5.2.2 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • b. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 6,00 meter bedraagt, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van de begeleiding, beveiliging en regeling van het verkeer (daar geldt geen maximale hoogtebepaling voor).

Artikel 6 Waarde-Archeologie-Hoog

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Archeologie-Hoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Monumentenwet 1988.

6.2 Bouwregels

Op de in artikel 6.1 bedoelde gronden zijn geen bouwwerken toegestaan met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemmingen mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd en die bouwwerken in de betreffende grond niet dieper dan 40 cm reiken en de omvang van het bouwwerk niet meer is dan 100 m².

6.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor de bouw en/of uitvoering van overige bouwwerken die op de in artikel 6.1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
  • b. Bij de onder a. bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
  • c. Voor zover de bouw en/of uitvoering van de overige bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder b. bedoelde advies) kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen waarbij wordt afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.
6.4 Omgevingsvergunning voor aanleg
  • a. Het is verboden op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen die dieper reiken dan 40 cm binnen en een omvang van meer dan 100 m² hebben, aanleg of rooien van bos of diepwortelende beplantingen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakte verhardingen, aanlegen van drainage of het verwijderen van funderingen;
    • 2. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
    • 3. het aanleggen van leidingen dieper dan 40 cm onder maaiveld.
  • b. Het bepaalde in artikel 6.4 onder a. is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat artikel genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  • c. Het bepaalde in artikel 6.4 onder a. is niet van toepassing:
    • 1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
    • 2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
    • 3. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
  • d. Voor zover de in artikel 6.4 onder a. genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    • 3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • e. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • f. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 6.4 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie-Hoog' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
  • b. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in 6.5 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.

Artikel 7 Waarde-Natuur en landschap

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde-Natuur en landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en compensatie door middel van versterking van de natuurlijke- en landschappelijke waarden.

7.2 Bouwregels

Op de in artikel 7.1 genoemde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

7.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 7.2 ten behoeve van de bouw van bouwwerken indien de ter plaatse aanwezige natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast.
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen de ontheffing, zoals bedoeld in artikel 7.3 onder a., uitsluitend indien het bouwwerk:
    • 1. noodzakelijk is in verband met de verwezenlijking van de ter plaatse aanwezige bestemming, en;
    • 2. niet eerder dan nadat door de aanvrager een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gronden waarop gebouwd wordt naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
7.4 Omgevingsvergunning voor aanleg
  • a. Het is verboden de in artikel 7.1 bedoelde gronden bomen of andere opgaande houtgewassen te rooien zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders.
  • b. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 7.4 onder a. uitsluitend, indien:
    • 1. deze werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met een onherroepelijke omgevingsvergunning voor bouwen;
    • 2. de werkzaamheden noodzakelijk zijn voor verwerkelijking van de voor het gebied voorgestane natuurontwikkeling;
    • 3. de beplanting door ziekte of anderszins ernstig is aangetast;
    • 4. de natuurwaarden alsmede het groene karakter van bebouwing in het groen niet in onevenredige mate worden aangetast;
    • 5. een rapport is overlegt waarin de natuurwaarden van de gebouwen die blijkens aanvraag worden gesloopt, naar oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate zijn vastgesteld;
    • 6. Indien uit het in lid b onder 4, bedoelde rapport blijkt dat natuurwaarden van gronden door het verlenen van de vergunning zullen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders een of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
      • de verplichting tot het treffen van maatregelen, waardoor natuurwaarden kunnen worden behouden, dan wel hersteld;
      • de verplichting tot het compenseren van eventueel verlies aan natuurwaarden.
  • c. Een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4 sub a. is niet vereist voor bomen en ander opgaand houtgewas tot een stamdiameter (gemeten op 1.30 m. boven de voet van de boom) van 20,00 cm..

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen
9.1.1 Omschrijving gebiedsaanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone-vervoer gevaarlijke stoffen' zijn de gronden, behalve voor de andere daar aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor een veiligheidszone in verband met vervoer van gevaarlijke stoffen, een en ander ter bescherming van de veiligheid van personen en goederen.

9.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen zijn in of op de in 9.1.1 aangewezen gronden geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten toegestaan.

9.1.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen door het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van van het bepaalde in 9.1.2 voor de bouw of aanleg van nieuwe 'beperkt kwetsbare objecten', mits de veiligheid van personen en goederen duurzaam en voldoende is gewaarborgd.
  • b. ten behoeve van de besluitvorming over omgevingsvergunning zoals bedoeld in 9.1.3 onder a. overlegt de aanvrager (van de vergunning) een rapport van een (externe veiligheids)milieudeskundige en/of de brandweer aan het college van burgemeester en wethouders, waarin in ieder geval advies wordt gegeven over de (externe) veiligheidsaspecten die verband houden met de bouw en het gebruik van 'beperkt kwetsbare objecten' (c.q. het verlenen van de vergunning) en de eventueel te treffen maatregelen die nodig zijn in het belang van de veiligheid van personen en goederen.
  • c. de omgevingsvergunning genoemd onder 9.1.3 onder a. wordt uitsluitend verleend indien is aangetoond dat de veiligheid van personen en goederen duurzaam en voldoende wordt gewaarborgd (door het treffen van veiligheidsmaatregelen), hetgeen moet blijken uit het rapport van de (externe veiligheids)milieu-deskundige.

Artikel 10 Algemene ontheffingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, met dien verstande dat hoogtematen met niet meer dan 2,00 meter mogen worden overschreden en de overschrijding niet tot gevolg heeft dat hoger dan 30,00 meter wordt gebouwd;
  • b. de bouw van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations;
  • c. de bouw van bouwwerken die noodzakelijk zijn voor waterstaatkundige of verkeerstechnische doeleinden, zoals duikers en verkeerssluizen, mits de inhoud niet meer is dan 60 m³, de goothoogte niet meer dan 3,00 meter bedraagt en de bouwhoogte niet meer dan 4,50 meter bedraagt;
  • d. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van straatmeubilair, kunstobjecten, informatievoorzieningen en/of reclame, mits de bouwhoogte niet meer dan 5,00 meter bedraagt.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan te wijzigen voor:

  • a. wat betreft de vorm van een bouwvlak, met dien verstande dat de totale hoeveelheid m² bruto vloeroppervlak die ingevolge de betreffende bestemmingsregel(s) en die van het bestemmingsplan Media Park, vastgesteld op 15 december 2010 (NL.IMRO.0402.05bp00mediapark-oh01) is toegestaan, gelijk blijft en de wijziging bijdraagt aan het gewenste stedenbouwkundige beeld van het Media Park;
  • b. wat betreft het uitbreiden met 10% van het toegelaten aantal te bebouwen oppervlakte bvo (m²) met dien verstande dat de totale hoeveelheid m² bruto vloeroppervlak die ingevolge de betreffende bestemmingsregel(s) en die van het bestemmingsplan Media Park, vastgesteld op 15 december 2010 (NL.IMRO.0402.05bp00mediapark-oh01) zijn toegestaan, gelijk blijft en de wijziging bijdraagt aan het gewenste stedenbouwkundige beeld van het Media Park;
  • c. wat betreft de parkeernormen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
12.1.1 Algemeen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ´Partiële herziening bestemmingsplan Media Park (aanpassing bouwvlak Media Park Noord)´ van de gemeente Hilversum.

Bijlage

Bijlage 1 Lijst van bedrijven/bedrijfsactiviteiten

SBI93 – klasse   Omschrijving  
2211   Uitgeverijen van boeken e.d. (m.u.v. drukactiviteiten)  
2212   Uitgeverijen van dagbladen (m.u.v. drukactiviteiten)  
2213   Uitgeverijen van tijdschriften (m.u.v. drukactiviteiten)  
2214   Uitgeverijen van geluidsopnames  
2215   Overige uitgeverijen (m.u.v. drukactiviteiten)  
2231   Reproductie van geluidsopnames  
2232   Reproductie van video-opnames  
2233   Reproductie van computermedia  
6420   Telecommunicatie en tv- en radiozendstation  
722   Systeemontwikkeling en programmeerdiensten  
7230   Computercentra en data service  
7240   Exploitatie van databanken, zoek machines, startpagina´s, informatieve web sites e.d.  
7440   Reclamebureaus e.d  
74811   Fotografie  
8042.1   Afstandsonderwijs (o.a. radio- en tv-onderwijs, e-learning)  
9211   Productie van (video)films  
9212   Distributie van (video)films  
9220   Radio en televisie  
9240   Pers- en nieuwsbureaus; journalisten