Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Heuvellaan 50
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0402.04bp14heuvellaan50-oh01

Regels

hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Heuvellaan 50' met identificatienummer NL.IMRO.0402.04bp14heuvellaan50-oh01 van de gemeente Hilversum;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid door middel van handwerk inclusief bed en breakfast, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen;
 
1.7 afschermend groen:
veelal bladhoudend groen waarmee direct vrij zicht op een buurperceel wordt voorkomen;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.9 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van ofwel een bouwperceel ofwel een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.10 bed en breakfast:
bed & breakfast is een aan de woonfunctie ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur. De toeristisch recreatieve overnachtingsmogelijkheid mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren. Dit betekent dat realisatie van een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan. Daarnaast dient het authentieke uiterlijk of de verschijningsvorm van de woning te worden gehandhaafd. Tot slot is het maximaal aantal slaapplaatsen ten dienste van de toeristisch-recreatieve overnachtingsmogelijkheid vijf;
 
1.11 bedrijf:
een onderneming of instelling gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
 
1.12 beroeps- cq. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.13 bestaand:
  1. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aanwezige bouwwerken en werkzaamheden:
    1. bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan, zulks met uitzondering van bouwwerken die met dit bestemmingsplan worden wegbestemd;
  2. ten aanzien van het overige gebruik:
    1. bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.14 beschermd stads- of dorpsgezicht:
beschermd stads- of dorpsgezicht als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Erfgoedwet; 
 
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.17 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.20 bouwmassa:
een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
 
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.24 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; (of uit Bouwbesluit: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, met inbegrip van een gedeelte daarvan, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren);
 
1.25 bruto vloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimte boven peil, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen, trappenhuizen, interne verkeersruimte  et cetera, met uitzondering van balkons;
 
1.26 detailhandel:
een onderneming of instelling gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
 
1.27 dienstverlening:
een onderneming of instelling gericht op het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel, reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen, maar met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
 
1.28 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
 
1.29 functioneel ondergeschikt
gebruik dat in planologisch opzicht ondergeschikt en ondersteunend is aan het gebruik van het hoofdgebouw;
 
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.31 gevellijn:
de op de verbeelding aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw naar toe is gekeerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen en bebouwingsregelingen;
1.32 hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.33 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
 
1.34 huishouden:
een alleenstaande die een huishouding voert, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren;
 
1.35 inwoning:
bewoning door niet meer dan één huishouden van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden als hoofdbewoner in gebruik is genomen en die niet groter is dan 25% van de vloeroppervlakte van de woonruimte van die hoofdbewoner zonder inwoning (de beperking in vloeroppervlak geldt niet voor huisvesting in verband met mantelzorg);
 
1.36 kantoor:
een onderneming die bedrijfsmatig diensten verleent of een instelling, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen, vergaderaccommodatie;
 
1.37 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling;
 
1.38 koekoek:
een uit keerwanden bestaand deel van een bouwwerk ter plaatse van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;
 
1.39 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
 
1.40 maaiveld:
de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;
 
1.41 meervoudige bewoning:
bewoning door meer dan één huishouden, waaronder inwoning en/of huisvesting in verband met mantelzorg niet worden begrepen;
 
1.42 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.43 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
 
1.44 onzelfstandige woonruimte:
woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
 
1.45 openbaar toegankelijk gebied:
weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;
 
1.46 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.47 pand:
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
 
1.48 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.49 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.50 verbeelding
de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
 
1.51 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
 
1.52 voorgevellijn:
de lijn, zoals aangeduid op de verbeelding, waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
 
1.53 voorgevelrooilijn
voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening;
 
1.54 wonen:
bewoning van een zelfstandige woning of onzelfstandige woonruimte door niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
 
1.55 woning gestapeld:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen, indien de bestemming dat toelaat, met één of meer andere functies;
 
1.56 zelfstandige woning(en):
een woning die een eigen toegang heeft en welke  één huishouden kan bewonen zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten de woning.
  
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.6 peil:
voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg, langzaamverkeersroute of voetpad grenst: de hoogte van die weg, langzaamverkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang. In alle andere gevallen en bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aangrenzende maaiveld of een door het bevoegd gezag vastgesteld peil;
 
2.7 verticale diepte van een gebouw:
vanaf het peil tot aan het laagste punt van het gebouw;
 
2.8 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de direct naar de weg gekeerde gevel;
 
2.9 toepassing van maten:
  1. de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, koekoeken, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 meter bedraagt, en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen;
  2. een koekoek mag niet meer dan 1,00 meter uit de gevel gebouwd worden. Gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek een maximale lengte van 60% van de voorgevel hebben.
hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd - 1
  
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:  
  1. kantoren;
  2. dienstverlening;
  3. bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 1 van de in de bijlagen bij de regels bijlage 1 opgenomen 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  4. groenvoorzieningen; 
met de daarbij behorende voorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
Op de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
3.2.1 Algemeen
Het brutovloeroppervlak van gebouwen inclusief bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, zulks met in achtname van het bepaalde in de navolgende artikelen.
 
3.2.2 ten aanzien van hoofdgebouwen:
  1. deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel in de 'gevellijn' gesitueerd wordt;
  3. het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' niet meer dan de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte is toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer dan de aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan.
3.2.3 ten aanzien van bijbehorende bouwwerken:
  1. deze binnen het achtererfgebied mogen worden gebouwd;
  2. het totaal bebouwd oppervlak van het bestemmingsvlak (buiten het bouwvlak) niet meer dan 50% van het achtererfgebied bedraagt met een maximum van 50 m2 dit met in achtname van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1;
  3. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk niet meer dan 4,00 meter bedraagt en niet meer dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, voor zover het bijbehorende bouwwerk wordt gebouwd op een afstand van niet meer dan 4,00 meter van de achtergevel, gemeten vanaf de bouwgrens;
  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
  5. de breedte van aan de zijgevel van het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gemeten vanaf de bouwgrens niet meer dan 2,50 meter bedraagt; indien de bijbehorende bouwwerken breder dan 2,50 meter zijn.
3.2.4 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. deze zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1,20 meter bedraagt voor zover deze zijn gelegen voor de voorgevelrooilijn of op een afstand van minder dan 1,00 meter van de voorgevelrooilijn danwel op minder dan 1m vanaf openbare weg of het openbaar groen;
  3. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter bedraagt voor zover deze zijn gelegen op meer dan 1,00 meter achter de voorgevelrooilijn dan wel op meer dan 1,00 meter van de openbare weg of het openbaar groen;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2,00 meter bedraagt.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen uitsluitend indien op de verbeelding aangeduid.
4.2 Bouwregels
Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
4.2.1 ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.
 
4.2.2 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, niet meer mag bedragen dan 2 meter;
  2. het in lid a bedoelde bouwwerk dient uitsluitend als erfafscheiding gebruikt te worden en deze erfafscheiding dient uitsluitend ten dienste van het groen te staan.
      
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Voorwaardelijke verplichting
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt gerekend het gebruik gronden overeenkomstig de bestemming Gemengd - 1 en de bestemming Wonen zonder de aanleg en instandhouding van afschermend groen, zoals bedoeld in artikel 1.7 en aangelegd overeenkomstig het inrichtingsplan zoals dat onderdeel uitmaakt van deze regels ter plaatse van de bestemming Groen. Daar waar gronden nader zijn aangeduid met 'parkeren' kan afgezien worden van de aanleg en instandhouding van afschermend groen indien deze gronden noodzakelijk zijn om te voldoen aan de gemeentelijke parkeernorm.
Artikel 5 Tuin - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
  2. aan- en uitbouwen ten dienste van de aanliggende bestemming;
  3. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen zulks met in achtname van het bepaalde in Waarde - Beschermd stadsgezicht.
 
5.2 Bouwregels
Op de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
5.2.1 Algemeen
Het brutovloeroppervlak van gebouwen inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, zulks met in achtname van het bepaalde in de navolgende artikelen.
 
5.2.2 ten aanzien van gebouwen:
  1. uitsluitend erkers zijn toegestaan;
  2. de bouwhoogte van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen bestemming) aangebouwde erker niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
  3. de diepte van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen bestemming) aangebouwde erker vanuit de gevel waartegen wordt aangebouwd niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
  4. de totale breedte van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen bestemming) aangebouwde erker niet meer dan 60% van de lengte van de gevel waartegen wordt aangebouwd bedraagt;
  5. ter weerszijden van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen bestemming) aangebouwde erker minimaal 1 meter tot de hoek of gevelsprong, van de oorspronkelijke gevel waartegen wordt aangebouwd, vrij blijft (van bebouwing).
5.2.3 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. de bouwhoogte niet meer dan 1,20 meter bedraagt;
5.3 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van de gronden ten dienste van het opstellen van auto's is niet toegestaan.
Artikel 6 Tuin - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen;
  2. aan- en uitbouwen ten dienste van de aanliggende bestemming;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. inritten;
  5. groenvoorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen zulks met in achtname van het bepaalde in Waarde - Beschermd stadsgezicht.
 
6.2 Bouwregels
Op de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
6.2.1 Algemeen
Het brutovloeroppervlak van gebouwen inclusief bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, zulks met in achtname van het bepaalde in de navolgende artikelen.
 
6.2.2 ten aanzien van gebouwen:
  1. uitsluitend erkers zijn toegestaan;
  2. de bouwhoogte van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen bestemming) aangebouwde erker niet meer dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
  3. de diepte van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen bestemming) aangebouwde erker vanuit de gevel waartegen wordt aangebouwd niet meer dan 1,00 meter bedraagt;
  4. de totale breedte van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen bestemming) aangebouwde erker niet meer dan 60% van de lengte van de gevel waartegen wordt aangebouwd bedraagt;
  5. ter weerszijden van aan een (hoofd)gebouw (behorende tot een naastgelegen bestemming) aangebouwde erker minimaal 1 meter tot de hoek of gevelsprong, van de oorspronkelijke gevel waartegen wordt aangebouwd, vrij blijft (van bebouwing).
6.2.3 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. de bouwhoogte niet meer dan 1,20 meter bedraagt;
6.3 Specifieke gebruiksregels
  1. Het gebruik van de gronden ten dienste van het opstellen van meer dan 2 auto's is niet toegestaan.
  2. Het parkeren van auto's recht voor de voorgevel van het hoofdgebouw is niet toegestaan.
Artikel 7 Verkeer - Verblijfsgebied
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. (weg)verkeer;
  2. parkeervoorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  3. openbaar groen;
  4. waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende voorzieningen.
 
7.2 Bouwregels
Op de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3.00 meter bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van verlichting en verkeersregulatie niet meer dan 6,00 meter bedragen.
Artikel 8 Wonen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit met de daarbij behorende voorzieningen.
 
8.2 Bouwregels
Op de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
 
8.2.1 Algemeen
Het brutovloeroppervlak van hoofdgebouwen inclusief bijbehorende bouwwerken op een bouwperceel of direct aansluitende bouwpercelen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, waarbij het brutovloeroppervlak voor hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw gelijk verdeeld worden, zulks met in achtname van het bepaalde in de navolgende artikelen.
 
8.2.2 ten aanzien van hoofdgebouwen:
  1. deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de voorgevel in de 'gevellijn' gesitueerd wordt;
  3. het bouwvlak voor 100% mag worden bebouwd; 
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' niet meer dan het aangegeven aantal zelfstandige woningen is toegestaan;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte (m)' niet meer dan de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte is toegestaan;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' niet meer dan de aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan;
  7. hoofdgebouwen mogen niet worden gesplitst in meerdere zelfstandige woningen.
8.2.3 ten aanzien van bijbehorende bouwwerken:
  1. het totaal bebouwd oppervlak van het achtererfgebied, behorend bij het hoofdgebouw, niet meer dan 50% bedraagt met een maximum van 50 m² dit met in achtname van het bepaalde in artikel 8 lid 2.1
  2. de bouwhoogte, voor zover op een afstand van niet meer dan 4,00 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw, niet meer dan 4,00 meter bedraagt, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 0,30 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;
  3. de bouwhoogte, voor zover op een afstand van meer dan 4,00 meter van het oorspronkelijke hoofdgebouw, niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
  4. de bouwhoogte, in afwijking van het bepaalde in dit lid, onder b, niet meer dan 4,00 meter bedraagt, indien het bijbehorend bouwwerk wordt voorzien van een kap dient de dakhelling hiervan gelijk te zijn aan de dakhelling van het hoofdgebouw;
  5. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
  6. het aantal bijgebouwen per hoofdgebouw mag maximaal 2 bedragen;
  7. de maximale afstand van het verst verwijderde deel van een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een aan- of uitbouw tot de achtergevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw is 5,00 meter;
  8. de maximale afstand van het verst verwijderde deel van een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een overkapping of bijgebouw tot de achtergevel en/of zijgevel van het hoofdgebouw is 20 meter.
8.2.4 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2,00 meter bedraagt, waarbij geldt dat erf- en terreinafscheidingen boven de 60 centimeter in een open constructie uitgevoerd moeten worden en dit deel van de erfafscheiding voor minimaal 80% van het oppervlak open moet zijn;
  2. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2,00 m bedraagt.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteit
Het gebruik van ruimten in het hoofdgebouw ten behoeve van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden dat: 
  1. het vloeroppervlak in gebruik voor aan-huis-verbonden beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteit niet meer dan 33% bedraagt van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 50 m²;
  2. de activiteit wordt uitgeoefend door de hoofdbewoners van de desbetreffende zelfstandige woning;
  3. de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  4. geen bedrijfsmatige activiteit buiten een gebouw plaatsvinden (behoudens in- en uitladen);
  5. de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk mogen doen aan het karakter van de zelfstandige woning en de woonomgeving;
  6. geen aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit plaatsvindt in de functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken;
  7. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt.
8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 8 lid 3.1 sub a en artikel 8 lid 3.1 sub f voor het toestaan van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit in functioneel ondergeschikte bijbehorende bouwwerken, voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden dat: 
  1. de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk mag doen aan het karakter van de woonomgeving.
8.4.2 aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 3.1 sub b, voor het toestaan van niet meer dan één extra medewerker (1 fte; dienstverband), voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden dat: 
  1. de activiteit geen nadelige invloed mag hebben op de normale verkeersafwikkeling en er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  2. de activiteit zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk mag doen aan het karakter van de woonomgeving
Artikel 9 Waarde - Archeologie
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Erfgoedwet.
 
9.2 Bouwregels
Op de in artikel 9 lid 1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Dat verbod geldt niet als de omvang van die bouwwerken kleiner is dan 100 m2 en deze ook niet dieper in de grond reiken dan 40 cm. 
 
9.3 Afwijken van de bouwregels
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2 voor de bouw en/of uitvoering van bouwwerken die op de in artikel 9 lid 1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming(en) indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
  2. Bij de onder a. bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
  3. Voor zover de bouw en/of uitvoering van de bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder b. bedoelde advies) zijn burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden op de in artikel 9 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester en wethouders:
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen die dieper reiken dan 40 cm binnen en een omvang van meer dan 100 m² hebben, aanleg of rooien van bos of diepwortelende beplantingen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakte verhardingen, aanleggen van drainage of het verwijderen van funderingen;
    2. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
    3. het aanleggen van leidingen dieper dan 40 cm onder maaiveld.
  2. Het bepaalde in artikel 9 lid 4 sub a is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
  3. Het bepaalde in artikel 9 lid 4 sub a is niet van toepassing:
    1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
    2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de archeologische waarde van niet ingrijpende betekenis zijn;
    3. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
  4. Voor zover de in artikel 9 lid 4 sub a genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  5. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  6. Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 9 lid 4 sub a na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde-archeologie' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
  2. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in artikel 9 lid 5 sub a na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.
Artikel 10 Waarde - Beeldbepalende boom
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beeldbepalende boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de aanwezige beeldbepalende bomen.
 
10.2 Bouwregels
  1. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.
  2. Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waarden als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waarde - Beeldbepalende boom'.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van: 
  1. het bepaalde in artikel 10 lid 2  ten aanzien van het bouwen van bouwwerken en toestaan dat op of in deze gronden een bij de andere bestemming toelaatbaar bouwwerk wordt gebouwd, indien wordt aangetoond dat door het bouwen van de gronden de conditie, levensverwachting, groeiplaats en (beeld)kwaliteit van de boom of bomen niet worden aangetast;
  2. het gestelde in artikel 10 lid 2  indien geoordeeld is dat de boom of bomen niet meer als waardevol is/zijn aan te merken. Aan het verlenen van de vergunning kan de kap van de boom of bomen met daaraan gekoppeld een herplantplicht worden verbonden;
  3. ten behoeve van de onder a en b genoemde omgevingsvergunning kan een bomen-effect-rapportage worden verlangd waaruit blijkt dat de bouw geen onevenredige gevolgen heeft voor de levensvatbaarheid en de ruimtelijke of ecologische betekenis van de boom;
10.4 Specifieke gebruiksregels
Als een gebruik in strijd met deze bestemming wordt aangemerkt:
  • het opslaan van goederen;
  • het parkeren van auto's
buiten bestaande verharding.
  
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    1. het snoeien, behoudens normale onderhouds- en beheerwerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de boom;
    2. het afhakken van wortels van de boom;
    3. het aanbrengen van verharding onder de kroonprojectie van de boom;
    4. het opslaan goederen onder de kroonprojectie van de boom;
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan overeenkomstig de in artikel 10 lid 1 bepaalde doeleinden beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
  3. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor werken en werkzaamheden welke op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  4. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor het vervangen van bestaande verharding indien dit geen verdere verslechtering geeft voor de boom.
  5. Geen omgevingsvergunning als bedoeld onder a is vereist voor kappen van een boom indien dit vanwege een calamiteit noodzakelijk is.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen in de zin dat de bestemming Waarde - Beeldbepalende boom' gedeeltelijk of geheel wordt verwijderd indien aangetoond is dat de boom of bomen vanwege conditie, levensverwachting, groeiplaats, (beeld)kwaliteit niet meer waardevol zijn danwel dat er elders voldoende maatregelen, bijvoorbeeld herplant, worden getroffen om het verlies aan waardevolle bomen te compenseren.
Artikel 11 Waarde - Beschermd stadsgezicht
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
 
11.2 Bouwregels
  1. Voor nieuwbouw geldt dat uitsluitend gebouwd mag worden met inachtneming van de richtlijnen in paragraaf 4.5 en 4.6 van het in bijlage 9 bij de plantoelichting opgenomen document "Schetsontwerp, verkavelingsplan en beeldkwaliteitsplan", en hierover advies is uitgebracht door de commissie ruimtelijke kwaliteit en monumenten.
  2. Voor  bestaande bouw geldt dat: In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van onderliggende bestemmingen mogen de goot- en bouwhoogte, dakvorm, nokrichting en oppervlakte van bestaande (hoofd)gebouwen, en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet worden gewijzigd.
   
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 11 lid 2  voor: 
  1. het wijzigen van de goot- en bouwhoogte;
  2. het achter- en zijwaarts uitbreiden van de bebouwingsoppervlakte;
  3. een andere dakvorm en/of nokrichting, mits deze verandering een herstel of verbetering van het historisch daklandschap betreft.
11.3.2 Toepassingsvoorwaarden
Een in artikel 11 lid 3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend: 
  1. nadat advies van de commissie van welstand en monumenten is ingewonnen, en
  2. de cultuurhistorische- en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningsplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist: 
  1. het aanleggen en/of verharden voor wegen, paden en parkeervoorzieningen;
  2. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
  3. het kappen en/of rooien van bomen;
  4. het graven en/of dempen van waterlopen en waterpartijen;
  5. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 30 cm; 
  6. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.
11.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 11 lid 4.1  is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die: 
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het moment van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  4. noodzakelijk zijn in verband met een afgegeven omgevingsvergunning voor het bouwen;
  5. noodzakelijk zijn in verband met een acute gevaar;
  6. het kappen en/of rooien van bomen met een stamdikte van meer dan 20 cm anders dan het normale onderhoud waarvoor op grond van de Kapverordening reeds een omgevingsvergunning voor het kappen is verkregen;
  7. bedoeld zijn in artikel 11 lid 4.1, maar de in artikel 11 lid 1  omschreven waarden niet aantasten.
11.4.3 Toepassingsvoorwaarden
Een in artikel 11 lid 4.1 genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend: 
  1. nadat advies van de commissie van welstand en monumenten is ingewonnen en;
  2. de cultuurhistorische- en ruimtelijke waarden van het beschermd dorpsgezicht niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
hoofdstuk 3 Algemene regels
 
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 13 Algemene bouwregels
13.1 Ondergeschikte bouwdelen
  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, glazenwasinstallatie en overstekende daken buiten beschouwing gelaten,
  2. Een koekoek mag maximaal 1,00 meter uit de gevel gebouwd worden; gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek een maximale lengte van 60% van de voorgevel hebben.
13.2 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw waarop zij worden geplaatst.
 
13.3 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels: 
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak of onder aan- en uitbouwen van het hoofdgebouw;
  2. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil.
13.4 Voorwaardelijke verplichting infiltratie hemelwatervoorziening
Nieuwbouw, renovatie en uitbreiding van verharding moet hydrologisch neutraal zijn, wat betekent dat het hemelwater binnen de (toekomstige) perceelgrenzen wordt opgevangen, geborgen en geïnfiltreerd in de bodem en voldoet aan de norm voor de hoeveelheid te bergen water zoals die is opgenomen in het Gemeentelijk Watermanagementplan 2021 - 2026 of de opvolgers van dit Watermanagementplan.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
14.1 Verboden gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken:
  1. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  2. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grond- en brandstoffen;
  3. uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  4. uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  5. gebruik als motorcrossterrein of paardenbak;
  6. het opslaan en verkopen van vuurwerk;
  7. bouwwerken voor de exploitatie van een seksinrichting;
  8. als een verboden gebruik wordt aangemerkt ieder gebruik van een bijgebouw als woning of ten dienste van de uitoefening van aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  9. als een verboden gebruik wordt aangemerkt het gebruik van de gronden gelegen tussen het hoofdgebouw en de openbare ruimte voor opslag, dan wel voor parkeren van meer dan twee auto's.
14.2 Toegelaten gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval niet verstaan:
  1. het tijdelijk opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  2. detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige planregels is toegestaan en de verkoop van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;
  3. uitstalling ten behoeve van de detailhandel, zoals bedoeld in onder b.;
  4. het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van een detailhandelsbedrijf, zoals ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige planregels toegestaan en de ambachtelijke bedrijfsvoering, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het detailhandelsbedrijf;
14.3 Parkeren
14.3.1 Algemeen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning of een andere toestemming voor bouwen en/of gebruik moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's vaststaan dat in de juiste mate ruimte wordt gerealiseerd in, op of onder een gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
  1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de bijlagen bij de regels bijlage 2 'Beleidsregels Parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen Hilversum 2017' en indien deze beleidsregels worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  2. de in sub a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's afmetingen hebben die moeten zijn afgestemd op gangbare personenauto's;
  3. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, in deze behoefte in voldoende mate moet zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
14.3.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 14 lid 3.1 voor zover de initiatiefnemer heeft aangetoond dat op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
 
15.1 Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan voor: 
  1. afwijkingen van maten (waaronder percentages), aantallen met niet meer dan 10%, met dien verstande dat hoogtematen met niet meer dan 2,00 meter mogen worden overschreden;
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, tot maximaal 2,00 meter, voor zover zulks van belang is voor een technisch of stedenbouwkundig betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de totale hoeveelheid (volgens de betreffende regel) toegestane m² bruto vloeroppervlak gelijk blijft;
  3. de bouw van bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen en abri's;
  4. de bouw van bouwwerken die ten behoeve van waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en verkeerssluizen, mits de inhoud niet groter is dan 60 m³, de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter en de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,50 meter;
  5. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van straatmeubilair, kunstobjecten, informatievoorzieningen en/of reclame, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,00 meter;
  6. het uitwisselen/verschuiven van bebouwingsmeters zoals bedoeld in artikel 3 lid 2.1 en/of artikel 8 lid 2.1 ten einde bebouwingsmeters uit te wisselen, binnen uitsluitend de opgenomen enkel-bestemming, waarbij het totaal aantal meters, na afwijking, niet meer mag bedragen dan 6.560 m2.
hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 16 Overgangsrecht
16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd,
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
Artikel 17 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Heuvellaan 50' van de gemeente Hilversum.