Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Gooische HockeyClub
Status: geconsolideerd
Plan identificatie: NL.IMRO.0402.01bp07gooische-oh01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan ´ Gooische HockeyClub  ´ met identificatienummer NL.IMRO.0402.01bp07gooische-oh01   van de gemeente Hilversum;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.6 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage dat de grootte van het deel van ofwel een bouwperceel ofwel een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.9 bedrijf:

een onderneming of instelling gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.13 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwmassa:

een verzameling gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

1.20 detailhandel:

een onderneming of instelling gericht op het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

1.21 dienstverlening:

een onderneming of instelling gericht op het verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel, reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen, maar met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.22 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.23 functioneel ondergeschikt:

gebruik dat in planologisch opzicht ondergeschikt en ondersteunend is aan het gebruik van het hoofdgebouw;

1.24 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.26 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie of een bed & breakfast;

1.27 kantoor:

een onderneming die bedrijfsmatig diensten verleent of een instelling, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder congressen, vergaderaccommodatie;

1.28 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling;

1.29 koekoek:

een uit keerwanden bestaand deel van een bouwwerk ter plaatse van het snijpunt van de gevel en het maaiveld dat voorziet in de licht- en luchttoetreding van de onderbouw en geen toegang tot het gebouw mag zijn;

1.30 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;

1.31 maaiveld:

de gemiddelde hoogte van het terrein ten tijde van het rechtskracht verkrijgen van het bestemmingsplan;

1.32 maatschappelijke activiteiten:

het uitoefenen van activiteiten gericht op de sociale, maatschappelijke, educatieve en openbare dienstverlening, waaronder begrepen: gezondheidszorg en/of, zorg- en welzijn en/of, jeugd/kinderopvang en/of, onderwijs en/of, religie en/of, bibliotheken en/of, openbare dienstverlening en/of, verenigingsleven;

1.33 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.34 ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;

1.35 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.36 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

1.37 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;    

1.38 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.39 recreatief medegebruik:

vorm van recreatie waarvoor geen specifieke inrichting van het gebied noodzakelijk is, maar waarvoor kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn en ondergeschikte voorzieningen zoals bewegwijzeringsbordjes, picknickbanken en draaihekjes;

1.40 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.41 verbeelding:

de gewaarmerkte kaart met bijbehorende verklaring waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de breedte van een bouwwerk;

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de zijgevels en/of de harten van zijdelingse gemeenschappelijke scheidsmuren;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.7 peil:

voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg, langzaamverkeersroute of voetpad grenst: de hoogte van die weg, langzaamverkeersroute of voetpad ter plaatse van de hoofdtoegang. In alle andere gevallen en bij bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aangrenzende maaiveld;

2.8 verticale diepte van een gebouw

vanaf het peil tot aan het laagste punt van het gebouw;

2.9 horizontale diepte van een gebouw

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de direct naar de weg gekeerde gevel;

2.10 toepassing van maten

  1. de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, koekoeken, balkons, overstekende daken, armaturen en schijnwerpers, en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen, tenzij anders bepaald;
  2. een koekoek mag maximaal 1,00 meter uit de gevel gebouwd worden. Gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek een maximale lengte van 60% van de voorgevel hebben.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Sport

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Artikel 3 Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor
  1. sporten;
  2. sportvelden, ter plaatse van de aanduiding 'sportveld';
  3. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  4. geluidwerende voorzieningen, ter plaatse van de 'specifieke vorm van sport - geluidwerende voorzieningen';
  5. lichtmasten ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - lichtmast';
  6. bescherming en behoud van de aanwezige landschappelijke waarden;
met de daarbij behorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.2.1 ten aanzien van gebouwen;
  1. deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte niet meer dan 9,00 meter bedraagt, tenzij met een aanduiding anders is aangegeven;
  3. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlakte (m2) anders is aangegeven.
 
3.2.2 ten aanzien van bijbehorende bouwwerken
  1. bijbehorende bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
  3. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  4. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50 m2 bedraagt.
 
3.2.3 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  1. ter plaatse van de aanduiding ´geluidwerende voorziening´, een geluidwerende voorziening wordt gerealiseerd met een minimale bouwhoogte van 3,2 meter en met een minimale massa van 10 kg/m2;
  2. een verhoogd terras binnen het gehele bouwvlak mag worden gebouwd;
  3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd;
  4. de bouw van lichtmasten is toegestaan met dien verstande dat:
    1. De bouw van lichtmasten uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – lichtmast 1’, waarbij de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8,00 meter mag bedragen en;
    2. De bouw van lichtmasten uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de ‘specifieke bouwaanduiding – lichtmast 2’, waarbij de bouwhoogte van lichtmasten inclusief armatuur niet meer dan 16,00 meter mag bedragen;
  5. de bouwhoogte van ballenvangers niet meer dan 6,00 meter mag bedragen;
  6. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2,00 meter en de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedraagt.

3.3 Specifieke gebruiksregels

  
3.3.1 Voorwaardelijke gebruiksbepaling
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van gronden als sportveld als bedoeld in artikel 3 lid 1 sub 2 is alleen dan toegestaan indien ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van sport - geluidwerende voorzieningen' een geluidwerende voorziening is opgericht en duurzaam in stand wordt gehouden van 3,2 m hoog met een kierdichte gesloten constructie en een minimale massa van 10 kg / m2.
3.3.2 Voorwaardelijke verplichting lichtmasten
Bouw en gebruik van lichtmasten zoals bedoeld onder artikel 3 lid 2.3 sub d is uitsluitend toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. De bijdrage aan eventuele lichthinder op bestaande omliggende woningen uitsluitend veroorzaakt door de te bouwen lichtmasten mag niet meer bedragen dan de grenswaarden zoals opgenomen in de Richtlijn Lichthinder zoals uitgegeven door de NSVV (uitgave januari 2017), waarbij het omgevingstype E3 (Gebieden met een gemiddelde omgevingshelderheid – In het algemeen stedelijke (woon)gebieden), conform onderstaande tabel, van toepassing is.    
    Grenswaarden zone E3
    Dag en avond 07:00 – 23:00 u
    Nacht             23:00 – 07:00 u
    Verticale verlichtingssterkte Ev
    10 lux
    2 lux
    Lichtsterkte I
    10.000 candela
    1.000 candela
    ULR (Upward Light Ratio)
    0,15
    0,15
    Tabel grenswaarden Zone E3
  2. Voorafgaand aan de bouw van de onder artikel 3 lid 2.3 sub d bedoelde lichtmasten dient een lichthinderonderzoek door een terzake deskundig bureau aan te tonen dat de grenswaarden zoals bedoeld onder a. door de te bouwen lichtmasten niet worden overschreden.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden op de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden, de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:
  1. het vergraven van gronden;
  2. het egaliseren van gronden;
  3. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  4. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;
  5. het veranderen, verleggen en/of aanleggen, van wegen en paden, het verharden daarvan en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanleggen van waterlopen, en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  7. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  8. het diepploegen, zijnde het extra diep -ca 0,4 meter of meer- omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  9. andere werken die een wijzing van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zolas uitdiepen, draineren en slaan van putten.
3.4.2 Voorwaarden vergunning
De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 3 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet leiden tot een onevenredige afbreuk aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden geschaad, of kunnen worden verkleind dan wel dat de uitvoering van de werkzaamheden niet noodzakelijk is voor ene doelmatige bedrijfsvoering.
3.4.3 Uitzonderingen op verbod
Het in artikel 3 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - Hilversumse Meent - Laag

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Artikel 4 Waarde - Archeologie - Hilversumse Meent - Laag' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar aangewezen bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en het behoud van de aanwezige archeologische waarden of de naar verwachting aan te treffen archeologische waarde welke niet beschermd zijn ingevolge de Erfgoedwet.

4.2 Bouwregels

Op de in artikel artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd. Dat verbod geldt niet als de omvang van die bouwwerken kleiner is dan 2500 m² en deze ook niet dieper in de grond reiken dan 40 cm.

4.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het verbod, zoals bedoeld in artikel artikel 4 lid 2 voor de bouw en/of uitvoering van bouwwerken die op de in artikel artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming indien en voor zover het belang van de archeologische waarden hierdoor niet onevenredig wordt geschaad.
  2. Bij de onder a. bedoelde belangenafweging wordt advies gevraagd aan een deskundige inzake archeologie.
  3. Voor zover de bouw en/of uitvoering van de bouwwerken die op de gronden mogen worden gebouwd overeenkomstig de (bepalingen van de) andere aangewezen bestemming kunnen leiden tot onevenredige schade aan archeologische waarden (hetgeen is gebleken uit het onder b. bedoelde advies) zijn burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van het bepaalde in artikel artikel 4 lid 2 voor de bouw en/of uitvoering van die bouwwerken mits aan de ontheffing de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige inzake archeologie.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Vergunningplichtige werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
  1. Het is verboden op de in artikel artikel 4 lid 1 bedoelde gronden grondbewerkingen uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, die dieper reiken dan 40 cm en een planomvang hebben van meer dan 2.500 m² zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
Uitzondering
  1. Het bepaalde in artikel artikel 4 lid 4 onder a. is niet van toepassing:
    1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied;
    2. indien uit archeologisch onderzoek is komen vast te staan dat er geen sprake is van te beschermen archeologische waarden.
Voorwaarden omgevingsvergunning
  1. Voor zover de in artikel artikel 4 lid 4 onder a. genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek, waaronder opgravingen, of
    3. de verplichting de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Rapportage-/onderzoeksplicht
  1. In het belang van de bescherming van de archeologische betekenis van de gronden dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is onherroepelijk.
Beoordelingscriteria
  1. Het bevoegd gezag verleent een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel artikel 4 lid 4 onder a. uitsluitend na schriftelijk advies van een deskundige inzake archeologie.
  2. Grondbewerkingen, zoals bedoeld in artikel artikel 4 lid 4 onder a. zijn slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat deze niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, waarbij de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie - Hilversumse Meent - Laag' wordt geschrapt, indien uit nader onderzoek is gebleken, dat, hetzij geen sprake is van een gebied met archeologische waarde, hetzij handhaving van de bestemming niet langer noodzakelijk wordt geacht.
  2. Burgemeester en wethouders geven uitsluitend toepassing aan het bepaalde in artikel 4 lid 5 onder a. na schriftelijk advies van de deskundige inzake archeologie.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergeschikte bouwdelen

  1. Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, glazenwasinstallatie, armaturen, schijnwerpers en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, tenzij anders bepaald;
  2. Een koekoek mag maximaal 1,00 meter uit de gevel gebouwd worden; gesitueerd aan de voorgevel mag de koekoek een maximale lengte van 60% van de voorgevel hebben.

6.2 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties

Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw waarop zij worden geplaatst.

6.3 Vervangende maat

Voor de maten (goothoogte, bouwhoogte, vierkante meter, kubieke meter) van bestaande gebouwen (waaronder begrepen herbouw of verbouw van deze gebouwen dan wel uitbreiding van het bestaande gebouw binnen het betreffende bouwvlak) zoals deze bestonden op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp, voor zover deze ruimer zijn dan in deze regels is bepaald, geldt de bestaande maat als vervangende maat. Deze vervangende maat geldt niet als de bestaande gebouwen illegaal zijn gebouwd, dan wel niet in overeenstemming waren met het vorige bestemmingsplan. Deze regel geldt ook voor bestaande afstanden die op het tijdstip van ter inzage leggen van het ontwerp meer of minder waren voorgeschreven.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Algemeen gebruik

7.1.1 In strijd met de bestemming
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden of bouwwerken:
  1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie, tenzij in de regels anders bepaald is;
  2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, voor oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grond- en brandstoffen, tenzij in de regels anders bepaald is;
  3. als uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan, tenzij in de regels anders bepaald is;
  4. als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen, tenzij in de regels anders bepaald is;
  5. als motorcrossterrein of paardenbak, tenzij in de regels anders bepaald is.
7.1.2 Uitzondering
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval niet verstaan:
  1. het tijdelijk opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  2. detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige planregels is toegestaan en de verkoop van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;
  3. uitstalling ten behoeve van de detailhandel, zoals bedoeld in sub b.;
  4. het uitoefenen van een ambachtelijk bedrijf, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van een detailhandelsbedrijf, zoals ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige planregels toegestaan en de ambachtelijke bedrijfsvoering, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het detailhandelsbedrijf.

7.2 Parkeren

 
7.2.1 Algemeen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's vaststaan dat in de juiste mate ruimte wordt gerealiseerd in, op of onder een gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
  1. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de Beleidsregels parkeernormen Hilversum 2009 (aangepast aan 1e wijziging; ('Wabo-aanpassing' in 2010)) en indien deze beleidsregels worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging;
  2. de in sub a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto's afmetingen hebben die moeten zijn afgestemd op gangbare personenauto's;
  3. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, in deze behoefte in voldoende mate moet zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
7.2.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel artikel 7 lid 2.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

7.3 Seksinrichting

7.3.1 Verbod
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of laten gebruiken voor de exploitatie van een seksinrichting, tenzij anders in de regels is bepaald.
7.3.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel artikel 7 lid 3.1 voor het gebruik van gronden en bouwwerken als seksinrichting, mits:
  1. de afstand van de seksinrichting tot een woning van een derde ten minste 15 meter bedraagt;
  2. de seksinrichting niet binnen een afstand van 50 meter van een bestaande seksinrichting is gevestigd;
  3. voldoende in parkeergelegenheid wordt voorzien op het terrein/erf van de seksinrichting;
  4. geen sprake is van raamprostitutie;
  5. het maximum aantal seksinrichtingen zoals genoemd in de Algemeen Plaatselijke Verordening niet wordt overschreden.

7.4 Vuurwerk

7.4.1 Verbod
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor de opslag en verkoop van consumentenvuurwerk.
7.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel artikel 7 lid 4.1 is niet van toepassing ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vuurwerk', met dien verstande dat:
  1. de veiligheidsafstanden tot een kwetsbaar object uit bijlage 3 van het Vuurwerkbesluit (artikel 4.2) in acht worden genomen;
  2. maximaal 10.000 kg consumentenvuurwerk wordt opgeslagen.
7.4.3 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 voor het opslaan en verkopen van consumentenvuurwerk indien er vanuit brandveiligheid en milieu geen bezwaren bestaan.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor:
    1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen ten behoeve van openbare nutsbedrijven, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdruk-, regel-, en meetstations, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, mits de inhoud daarvan niet groter is dan 50 m³ en de hoogte niet meer bedraagt dan 2,70 meter;
    2. het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend- en ontvangstmasten, mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 25 meter;
    3. het bouwen van kleine andere bouwwerken die om verkeers- of waterstaatkundige redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers en verkeerssluizen;
    4. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, in geval van verandering in de tracés van wegen, indien bij de definitieve uitmeting blijkt, dat de weg als gevolg van de werkelijke toestand van het terrein slechts kan worden uitgevoerd, als op ondergeschikte punten van het plan kan worden afgeweken, mits deze wijziging niet meer bedraagt dan 2,00 meter;
    5. afwijkingen van het bestemmingsplan, inbegrepen bouwgrenzen en -oppervlakten, ten einde de realisering van bouwwerken en werken mogelijk te maken, in die op grond van een definitieve uitmeting of in verband met de verkaveling en/of situering blijkt dat aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk is en de afwijking van ondergeschikte aard blijft en niet meer bedraagt dan 2,00 meter;
    6. overschrijding van de uit dit plan volgende maximum hoogtematen met maximaal 10% tot een maximum van 2,00 meter;
    7. het uitbreiden van het bebouwingspercentage ten behoeve van het bouwen van ondergrondse parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
      • de ondergrondse parkeervoorziening is gelegen binnen een bouwvlak;
      • de bouwhoogte maximaal 0,50 meter bedraagt;
      • het bebouwingspercentage met ten hoogste 40% wordt vergroot;
    8. het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ten behoeve van straatmeubilair, informatievoorziening, reclame en/of kunstobjecten mits de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,00 meter;
  2. De in onder a. genoemde afwijkingen worden slechts verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het plan en aan de gebruiksmogelijkheden voor de aangrenzende gronden en bouwwerken.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

9.1.1 Algemeen
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in  artikel 9 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 9 lid 1.1 met maximaal 10%.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Het bepaalde onder lid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ´ Gooische HockeyClub  ´ van de gemeente Hilversum.