direct naar inhoud van 5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid
Plan: Kinderboerderij Melkmeent 9
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.01bp04melkmeent-va01

5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

5.5.1 Duurzaamheid

In het projectplan van de familie Jansen (bijlage 1) komen de drie duurzaamheidspijlers people, planet en profit/prosperity goed tot uitdrukking.

De pijler 'people' blijkt uit de doelstelling om burgers de mogelijkheid te geven om met dieren en landbouw kennis te maken. Met de kinderboerderij wordt een publieke plek gecreëerd waar kinderen, ouders, grootouders, ouders uit de Hilversumse Meent en de andere inwoners van de Gooi- en Vechtstreek, maar zeker ook het onderwijs en andere doelgroepen zoals hulpbehoevenden kunnen genieten, beleven en leren. De kinderboerderij levert hierdoor een bijdrage aan de sociale-, educatieve- en recreatieve behoeften van de Hilversumse Meent en omstreken.

Daarnaast willen de initiatiefnemers graag samenwerken met anderen, om zo gezamenlijk van de kinderboerderij een plek te maken die van grote waarde is voor de bewoners van Hilversumse Meent en de Gooi- en Vechtstreek. Het plan is om een overlegvorm te creëren waarbij input vanuit de Stichting Hilversumse Meent, bewoners, gemeente en eventuele andere partijen wordt gebundeld om tot een goed, passend aanbod te (blijven) komen. Er wordt bijvoorbeeld gedacht aan het organiseren van bepaalde activiteiten voor en met de Meentbewoners. Daarnaast is er een belangrijke rol voor de vrijwilligers uit de Hilversumse Meent. De initiatiefnemers willen graag dat de kinderboerderij een plek wordt die niet alleen voor maar ook door de Meentbewoners tot een prettige plek wordt gemaakt. Mogelijk kan er een vrijwilligersgroep worden opgezet die allerlei (incidentele) werkzaamheden verricht en begeleiding biedt op de kinderboerderij en mogelijk buurtactiviteiten mede-organiseren.

De pijler 'planet' komt naar voren bij duurzaam bouwen. Duurzaam bouwen staat voor het ontwikkelen en beheren van de gebouwde omgeving met respect voor mens en milieu, en is daarmee een integraal onderdeel van de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Dit betekent dat de gezondheids- en milieuaspecten in alle fasen van de inrichting van de gebouwde omgeving, de bouw en het gebruik (inclusief sloop) betrokken dienen te worden. Hierbij wordt gestreefd naar een duurzame (stedelijke) ontwikkeling die leidt tot een extensiever energieverbruik / lage milieubelasting, integraal ketenbeheer en behoud en versterking van de kwaliteit van de gebouwde omgeving (ruimtelijke kwaliteit). Duurzaam bouwen betekent ook dat de gerealiseerde kwaliteit in de toekomst wordt gehandhaafd, zodat ook toekomstige generaties daarin delen.

Energiebesparing vormt bij duurzaam bouwen een belangrijk item. Hierbij kan gedacht worden aan compacte bouwvormen, gunstige lichttoetreding en zongerichte verkaveling. Ook waterbesparing is een belangrijk aspect. Het installeren van waterbesparende voorzieningen is hiervan een voorbeeld.

Voor een bestemmingsplan geldt de verplichting tot het maken van een 'waterparagraaf'. Waarbij tevens moet worden aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met het advies van de waterbeheerder.

Waterhuishoudkundige aspecten worden in dit bestemmingsplan integraal betrokken en rechtstreeks vertaald in de onderwerpen 'blauw', 'duurzaamheid' (watergebruik), 'watersysteem', 'riolering' en 'waterkeringen'. Deze onderwerpen vormen gezamenlijk de beschrijving hoe is omgegaan met het advies van de waterbeheerder.

De kwaliteit van de leefomgeving wordt versterkt door de opgenomen eisen met betrekking tot de landschappelijke inpassing van het plan.

Tot slot zal de kinderboerderij, inclusief de andere voorzieningen, ook bijdragen aan het functioneren van de leefomgeving van de Meent en daarmee aan de pijler 'profit/prosperity' (economische duurzaamheid).

5.5.2 Leefbaarheid

Geluid

Indien in het plangebied nieuwe ontwikkelingen plaatsvinden waarbij nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden toegevoegd dient voldaan te worden aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB of dient een hogere waarde conform de Wet geluidhinder vastgesteld te worden. Aangezien met voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden mogelijk gemaakt, zijn er geen gevolgen voor het bestemmingsplan.

Ten aanzien van verkeersaantrekkende werking

De Wet milieubeheer (Wm) is de belangrijkste milieuwet en geeft algemene regels voor verschillende onderwerpen. Het is een kader- of raamwet: het bevat de algemene regels voor het milieubeheer. Meer specifieke regels worden uitgewerkt in besluiten (algemene maatregelen van bestuur of AMvB's) en ministeriële regelingen. Deze wet legt in grote lijnen vast welke wettelijke instrumenten er zijn om het milieu te beschermen en welke uitgangspunten daarvoor gelden. Een van de aspecten hierin is geluid.

Iedere inrichting veroorzaakt in meer of mindere mate verkeersbewegingen. De geluidhinder van het wegverkeer van en naar de inrichting wordt bepaald door het wegverkeerslawaai ten gevolge van deze voertuigen voor zover deze nog niet deel uitmaken van de normale verkeersstroom. De motorvoertuigen benaderen de inrichting via de Melkmeent en de Hilversumse Meentweg. Deze voertuigen verlaten de inrichting in dezelfde richting. Als de voertuigen de Hilversumse Meentweg hebben bereikt, worden deze voertuigen in het heersende verkeersbeeld opgenomen. De beoordeling van geluidhinder vanwege het geluid van het verkeer van en naar de inrichting (verkeersaantrekkende werking) vindt plaats met behulp van de circulaire van 29 februari 1996. Volgens deze circulaire geldt op de gevels van de woningen een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) etmaalwaarde en een maximale grenswaarde van 65 dB(A) etmaalwaarde.

De Melkmeent is gelegen op meer dan 150 meter van de woningen. Gezien het aantal voertuigen (zie figuur 3 in bijlage 2 en de grote afstand tot de woningen is de indirecte hinder vanwege verkeersaantrekkende werking van de inrichting verwaarloosbaar. 

Geur

Door bureau ARCADIS is onderzoek gedaan naar de geuraspecten van het plan. Het onderzoeksrapport is als bijlage 2 onderdeel van deze toelichting. Onderstaand zijn de conclusies opgenomen. Voor een uitgebreidere toelichting op het onderzoek wordt verwezen naar het rapport.

Het initiatief voldoet aan de Wet geurhinder veehouderij (Wgv) omdat het voornemen:

  • voldoet aan de vaste afstanden voor geurhinder. Namelijk de kinderboerderij is minimaal 100 m verwijderd van de bebouwde kom en minimaal 50 m verwijderd van een eventuele burger- of verblijfsrecreatiewoning in het buitengebied;
  • voldoet aan de maximale geuremissies voor de dieren met geurhinderfactoren;
  • er geen sprake is van cumulatie aan geurhinder met de bestaande melkveehouderij omdat de Wgv uitgaat van vaste afstanden tot geurgevoelige objecten, ongeacht het aantal vee.

Het initiatief veroorzaakt geen geurknelpunten.

Licht

De openingstijden van de kinderboerderij zijn overdag. De invloed van de kinderboerderij op licht en duisternis zal daardoor maar minimaal zijn, vergeleken met de bestaande situatie.

Lucht

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Bij de start van een project moet onderzocht worden of het effect relevant is voor de luchtkwaliteit. Hierbij moet aannemelijk worden gemaakt, dat luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' wordt aangetast. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate’ (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM. Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:

a. Aantonen dat een project binnen de grenzen van een categorie uit de Regeling NIBM valt. Er is dan geen verdere toetsing nodig, het project is in ieder geval NIBM. Dit volgt uit artikel 4, lid 1, van het Besluit NIBM.

b. Op een andere manier aannemelijk maken dat een project voldoet aan het 1% of 3% criterium (Voor de periode tot het verlenen van derogatie door de EU is het begrip 'niet in betekenende mate' gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. Na verlening van derogatie treedt het NSL in werking en wordt de definitie van NIBM verschoven naar 3% van de grenswaarde). Hiervoor kunnen berekeningen nodig zijn. Ook als een project niet kan voldoen aan de grenzen van de Regeling NIBM, is het mogelijk om alsnog via berekeningen aan te tonen, dat de 1% of 3% grens niet wordt overschreden.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden.  

Conclusie

De voorgestane ontwikkeling betreft de realisatie van een kinderboerderij met enkele andere nevenactiviteiten zoals zorg, educatie en recreatie. De beperkte ontwikkeling draagt 'niet in betekenende mate' bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit en deze ontwikkelingen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.