direct naar inhoud van Planregels
Plan: Boekelermeer Heiloo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0399.BPBoekelermrHeiloo-VST1

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Boekelermeer Heiloo met identificatienummer NL.IMRO.0399.BPBoekelermrHeiloo-VST1 van de gemeente Heiloo;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep dat uitgeoefend wordt in een praktijkruimte, (para-) medische beroepen, kantoor, atelier, kapsalon, schoonheidssalon of hondentrimsalon en naar de aard daarmee gelijk te stellen functies, welke in een woning worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 achtererf:

het gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of overige bouwwerken;

1.9 bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.10 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.11 bestaand:

het moment ten tijde van de inwerkingtreding van de bestemming;

1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd om te worden gebruikt als bedrijfsruimte;

1.16 bedrijfsverzamelgebouw

een gebouw waarin het uitoefenen van bedrijvigheid (waaronder industriële, ambachtelijke, dienstverlenende functies en kantoren) wisselend kan worden uitgeoefend, waarbij de ruimtelijke uitstraling in overeenstemming is met die van één bedrijf;

1.17 bedrijfswoning

een woning die behoort bij een bedrijfspand of -unit op hetzelfde perceel en bewoond wordt door de hoofdgebruiker van dit bedrijfspand of deze -unit;

1.18 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.19 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.20 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.21 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

1.22 bouwmarkt en tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak waarop:

  • 1. tuinbouwartikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen wordt aangeboden;
  • 2. artikelen waarop het assortiment van bouw- en doe-het-zelf producten uit voorraad wordt aangeboden;
1.23 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de planregels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.26 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.27 detailhandel:

het ter plaatse bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 detailhandel in brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen:

detailhandel in goederen die naar hun aard zodanig brand- en explosiegevaar opleveren dat uitstalling ten verkoop in een winkelgebied niet verantwoord is;

1.29 detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, keukens en sanitair;

1.30 detailhandel in auto's boten en caravans:

detailhandel in auto's, boten en caravans en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

1.31 detailhandel in keukens en sanitair:

detailhandel in keukens en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

1.32 dienstverlening:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.33 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.34 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.36 grootschalige detailhandel;

een vestiging van detailhandel, met een minimum winkelvloeroppervlak (WVO) van 1.000 m2 per vestiging, waarvan uitgezonderd de branches food en warenhuizen en perifere detailhandel.

1.37 hoofdgebouw:

een of meerdere panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.38 horecabedrijf:

een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of op het verstrekken en/of ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Er wordt onderscheid gemaakt tussen lichte, middelzware en zware horeca:

  • a. lichte horeca (categorie 1): afhaalcentrum, dagzaak, koffie-/theehuis;
  • b. middelzware horeca (categorie 2): cafés, bars, avondgelegenheden, hotel, restaurant, cafetaria;
  • c. zware horeca (categorie 3): nachtgelegenheden, dancing, discotheek;

De voormelde vormen van horeca zijn als volgt te specificeren:

  • 1. hotel: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat van het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 2. restaurant: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat van het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van dranken (daaraan) ondergeschikt is;
  • 3. dagzaak: een bedrijf dat qua openingstijden vergelijkbaar is met detailhandelsvestigingen, althans geen latere sluitingstijd dan 21.00 uur heeft, zoals een dagcafé, lunchroom, koffiehuis, koffieshop en/of ijssalon;
  • 4. afhaalcentrum: een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren; het accent ligt op de verkoop van ter plaatse bereide etenswaren en niet op de nuttiging ervan ter plaatse;
  • 5. koffie-/theehuis: een bedrijf gericht op het ter plaatse rechtstreeks aan de verbruiker verstrekken van niet-alcoholische dranken, alsmede de verkoop van niet ter plaatse bereide, kleine etenswaren; het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken;
  • 6. cafetaria: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat van het verstrekken van kleine etenswaren, niet zijnde maaltijden, waarvan het sluitingsuur later dan 21.00 uur, maar vroeger dan 02.00 uur ligt;
  • 7. cafés, bars, avondgelegenheden: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat van het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 21.00 uur, maar vroeger dan 02.00 uur ligt;
  • 8. nachtgelegenheden: een bedrijf dat in hoofdzaak bestaat van het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 02.00 uur ligt;
  • 9. dancing/discotheek: een horecabedrijf dat in hoofdzaak bestaat van het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of het gelegenheid bieden voor dansen en waarvan het sluitingsuur later dan 02.00 uur pleegt te liggen;
  • 10. congres- en/of zalencentrum: een bedrijf gericht op het verhuren van zalen ten behoeve van congressen, seminars, bruiloften en partijen of daarmee gelijk te stellen activiteiten.
1.39 infiltratiesysteem:

een ten behoeve van de waterzuivering ingerichte groenstrook of droog moeras;

1.40 internetbedrijf:

een bedrijf waarbij sprake is van uitsluitend via internet en/of andere media plaatsvindende bedrijfsmatige verkoop van goederen, waarbij ter plaatse geen toonruimte/showroom is toegestaan en slechts sprake is van een afhaalmogelijkheid waarbij mogelijk betaling van de bestelde en af te halen goederen plaatsvindt;

1.41 internetverkoop:

de uitsluitend via internet en/of andere media plaatsvindende bedrijfsmatige verkoop van goederen, zoals bedoeld in 1:40;

1.42 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.43 kantoor

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen';

1.44 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.45 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwlijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.46 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.47 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.48 peil:
  • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • 3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil;
1.49 perifere detailhandel:

detailhandel met een brutovloeroppervlak van ten minste 500 m2 die plaatsvindt buiten de reguliere winkelcentra, bijvoorbeeld op bedrijventerreinen, waaronder: detail in brand- explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC - goederen (auto's, boten, caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting, waaronder meubels;

1.50 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.51 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.52 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.53 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.54 telecommunicatiemast:

een constructie die uitsluitend of mede bedoeld is voor het bevestigen en dragen van telecommunicatie-apparatuur;

1.55 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.56 vermaak en ontspanning:

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning, waaronder:

  • podiumkunsten en bioscopen en/of;
  • musea en toeristische attracties en/of;
  • muziek- en dansscholen, oefenruimten en creativiteitscentra en/of;
  • seksinrichtingen en/of;
  • casino's en feestzalenverhuur.
1.57 vaste dakrandhoogte:

representatieve gevel van een gebouw, waarbij de hoogte van de dakrand een vaste hoogte heeft en doorloopt over de gehele perceelsgrens;

1.58 voor-, zij- en achtergevelrooilijn:

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voor-, zij- respectievelijk achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.59 windmolen:

een bouwwerk voor het omzetten van de energie van bewegende lucht in andere energievormen, waaronder begrepen elektriciteit en warmte;

1.60 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;

1.61 zijerf:

het gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens, voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn;

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; voorzover in de planregels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijk zijn gelegen;

2.1.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

2.2 Toegelaten overschrijding bouwgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 0,5 meter wordt overschreden. Voor luifels, erkers, balkons en overstekende daken mag de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 meter worden overschreden, met dien verstande dat de afstand tot de bestemmingsgrens van de bestemming Verkeer ten minste 2 m dient te bedragen. Voor een portaal of ingangspartij mag de bouw- c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1,5 meter worden overschreden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die genoemd zijn in categorie 1 t/m 3.2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;

met de daarbij behorende:

  • b. bedrijfsgebouwen;
  • c. showroomruimte;
  • d. kantoorruimten;
  • e. internetverkoop;
  • f. productiegebonden detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. verkeer en verblijf;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • j. openbare nutsvoorzieningen;
  • k. (ondergrondse) parkeervoorzieningen.

Onder de bedrijfsactiviteiten zijn:

  • productiegebonden detailhandel;
  • kantoren;

uitsluitend begrepen, voor zover dit ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie.

Binnen de bestemming zijn:

  • seksinrichtingen;
  • bedrijfswoningen;
  • zelfstandige kantoren;
  • risicovolle inrichtingen en inrichtingen bedoeld in artikel 40 in combinatie met artikel 1 van de Wet geluidhinder;
  • bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen,

niet toegestaan.

Voor zover op de kaart binnen de in lid 1 bedoelde gronden tevens de bestemming “Leiding - Water” is aangegeven, zijn de gronden ter plaatse primair bestemd voor de bedoelde leiding en is daarbij in de eerste plaats het bepaalde in artikel 8 van toepassing.

3.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
    • 2. de grondoppervlakte per bouwperceel mag niet meer dan 5.000 m2 bedragen;
    • 3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70%;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), minimum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer of minder bedragen dan aangegeven;
    • 5. In afwijking van het gestelde onder punt 4. geldt voor bebouwing die wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende hoogte' een minimum bouwhoogte van 20 m en een maximum bouwhoogte van 25 m;
    • 6. de bebouwing is voorzien van een platte afdekking;
    • 7. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient een representatieve zijde van de bebouwing met de gevel in de gevellijn te worden gebouwd;
    • 8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vaste dakrandhoogte' geldt een vaste bouwhoogte van 10 m;
    • 9. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 m,
    • 10. in afwijking van het gestelde onder punt 9. geldt voor bebouwing die wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' een minimum afstand van 5 m;
    • 11. in afwijking van het gestelde onder punt 9. geldt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet voor de perceelsgrens binnen een bedrijfsverzamelgebouw;
    • 12. in afwijking van het gestelde onder punt 9. dienen gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vaste dakrandhoogte' op de perceelsgrens te worden gebouwd;
  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 15 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste:
    • 1. 1 m bedraagt voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2,5 m bedraagt voor het overige.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. per bedrijfsvestiging mag het kantooroppervlak niet meer dan 20% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedragen, met een maximum van 1000 m2;
  • b. per bedrijfsvestiging mag maximaal 15 m2 van worden gebruikt als verkoopruimte voor productiegebonden detailhandel;
  • c. per bedrijfsvestiging dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien, waarbij minimaal de normen uit het parkeerbeleidsplan van de gemeente Heiloo gelden.
3.4 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de beleving van groen en water;
  • de verkeersveiligheid en toegankelijkheid;
  • parkeerruimte op eigen erf;
  • de sociale veiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats van overige bouwwerken.

Ten aanzien van de nadere eisen is de procedure zoals bepaald in artikel 15.1 van toepassing.

3.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.2 onder a. punt 4 waarbij de maximum bouwhoogte met 5 meter mag worden verhoogd, mits:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak om hoger te bouwen wordt aangetoond en;
    • 2. de beeldkwaliteit niet wordt aangetast;
  • b. het bepaalde in lid 3.2 onder a. punt 4 waarbij de minimum bouwhoogte van 6 meter met 3 meter mag worden verlaagd, mits:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak om lager te bouwen wordt aangetoond;
    • 2. de beeldkwaliteit niet wordt aangetast.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 3.1 onder punt a. en toestaan dat bedrijfsactiviteiten worden toegelaten die niet genoemd zijn in categorie 1 t/m 3.2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits die bedrijfsactiviteiten naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten welke wel zijn genoemd;
  • b. het bepaalde in lid 3.1 onder punt a en toestaan dat bedrijfsactiviteiten worden toegelaten die genoemd zijn in categorie 4.1 of 4.2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits:
    • 1. het de gronden ten westen van de Boekelermeerweg betreft;
    • 2. het de gronden betreft die op ten minste 80 m ten noorden van de zuidelijke plangrens zijn gelegen;
  • c. het bepaalde in lid 3.3 onder a. waarbij het kantooroppervlak mag worden vergroot tot maximaal 1.500 m2, mits het kantooroppervlak niet meer dan 20% totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt;
  • d. het bepaalde in lid 3.3 onder b. ten behoeve van detailhandel in:
    • 1. brandgevaarlijke, explosieve en milieuverstorende goederen;
    • 2. volumineuze goederen, zoals auto's boten, caravans, keukens en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accesoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

Artikel 4 Bedrijf - 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die genoemd zijn in categorie 1 t/m 3.2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. bedrijven die genoemd zijn in categorie 1 t/m 4.2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten voor zover deze bedrijven zijn gesitueerd binnen de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2'.

met de daarbij behorende:

  • c. bedrijfsgebouwen;
  • d. showroomruimte;
  • e. kantoorruimten;
  • f. internetverkoop;
  • g. productiegebonden detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. verkeer en verblijf;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • k. openbare nutsvoorzieningen;
  • l. (ondergrondse) parkeervoorzieningen.

Onder de bedrijfsactiviteiten zijn:

  • productiegebonden detailhandel;
  • showrooms;
  • kantoren;

uitsluitend begrepen, voor zover dit ondergeschikt is aan de bedrijfsfunctie.

Binnen de bestemming zijn:

  • seksinrichtingen;
  • bedrijfswoningen;
  • zelfstandige kantoren;
  • risicovolle inrichtingen en inrichtingen bedoeld in artikel 40 in combinatie met artikel 1 van de Wet geluidhinder;
  • bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen,

niet toegestaan.

4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
    • 2. de grondoppervlakte per bouwperceel mag niet meer dan 5.000 m2 bedragen;
    • 3. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan 70%;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m), minimum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer of minder bedragen dan aangegeven;
    • 5. De bebouwing is voorzien van een platte afdekking;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' dient een representatieve zijde van de bebouwing met de gevel in de gevellijn te worden gebouwd;
    • 7. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 m,
    • 8. in afwijking van het gestelde onder punt 7. geldt voor bebouwing die wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' een minimum afstand van 5 m;
    • 9. in afwijking van het gestelde onder punt 7. geldt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet voor de perceelsgrens binnen een bedrijfsverzamelgebouw;
  • b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeers- en verblijfsdoeleinden geldt dat uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van perceel- en erfafscheidingen ten hoogste
      • 1 m bedraagt op minder dan 5 meter achter de voorgegevelrooilijn;
      • 2,5 m bedraagt voor het overige.
    • 2. per 1.000 m2 kaveloppervlak maximaal 2 vlaggenmasten zijn toegestaan die geplaatst worden tegen de grens van de kavel met de openbare weg.

4.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. per bedrijfsvestiging mag het kantooroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak bedragen, met een maximum van 1000 m2;
  • b. per bedrijfsvestiging mag maximaal 15 m2 van worden gebruikt als verkoopruimte voor productiegebonden detailhandel;
  • c. per bedrijfsvestiging dient op eigen terrein in de parkeerbehoefte te worden voorzien, waarbij minimaal de normen uit het parkeerbeleidsplan van de gemeente Heiloo gelden.

4.4 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de beleving van groen en water;
  • de verkeersveiligheid en toegankelijkheid;
  • parkeerruimte op eigen erf;
  • de sociale veiligheid;

nadere eisen stellen aan de plaats van overige bouwwerken.

Ten aanzien van de nadere eisen is de procedure zoals bepaald in artikel 15.1 van toepassing.

4.5 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2 onder a. punt 2 waarbij het bouwperceel meer dan 5.000 m2 mag bedragen;
  • b. het bepaalde in lid 4.2 onder a. punt 4 waarbij de maximum bouwhoogte met 5 meter mag worden verhoogd, mits:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak om hoger te bouwen wordt aangetoond en;
    • 2. de beeldkwaliteit niet wordt aangetast;
  • c. het bepaalde in lid 4.2 onder a. punt 4 waarbij de minimum bouwhoogte van 6 meter met 3 meter mag worden verlaagd, mits:
    • 1. de bedrijfseconomische noodzaak om lager te bouwen wordt aangetoond;
    • 2. de beeldkwaliteit niet wordt aangetast.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 4.1 onder punt a. en toestaan dat bedrijfsactiviteiten worden toegelaten die niet genoemd zijn in categorie 1 t/m 3.2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits die bedrijfsactiviteiten naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten welke wel zijn genoemd;
  • b. het bepaalde in lid 4.1 onder punt b. en toestaan dat bedrijfsactiviteiten worden toegelaten die niet genoemd zijn in categorie 1 t/m 4.2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten, mits die bedrijfsactiviteiten naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten welke wel zijn genoemd;
  • c. het bepaalde in lid 4.3 onder a. waarbij het kantooroppervlak mag worden vergroot tot maximaal 1.500 m2, mits het kantooroppervlak niet meer dan 50% totale bedrijfsvloeroppervlak bedraagt;
  • d. het bepaalde in lid 4.3 onder b. ten behoeve van detailhandel in:
    • 1. brandgevaarlijke, explosieve en milieuverstorende goederen;
    • 2. volumineuze goederen, zoals auto's boten, caravans, keukens en sanitair en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accesoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder infiltratiesystemen;
  • c. fiets- en wandelpaden;
  • d. perceelsontsluitingswegen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'natuur' voor:
    • 1. een plas-drasgebied dat is te gebruiken als infiltratiesysteem;
    • 2. het behoud en herstel van ecologische waarden.

Voor zover op de kaart binnen de in lid 1 bedoelde gronden tevens de bestemming “Leiding - Water” is aangegeven, zijn de gronden ter plaatse primair bestemd voor de bedoelde leiding en is daarbij in de eerste plaats het bepaalde in artikel 8 van toepassing.

5.2 Bouwregels

Er mogen geen gebouwen en/of bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen. Hiervoor geldt dat uitsluitend gebouwen mogen worden gebouwd zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2, bijlage II Besluit omgevingsrecht.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken ten behoeve van de bouw van een windmolen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2, ten behoeve van de bouw van een windmolen, met dien verstande dat:

  • a. de afwijking uitsluitend mag worden verleend voor de gronden in het oostelijk deel van het plangebied;
  • b. de afwijking uitsluitend mag worden verleend indien de plaatsing geschiedt op de gronden in een (parallelle) lijn met de plaatsing van windmolens buiten het plangebied;
  • c. de plaatsing op een zodanige plaats dient te geschieden dat zo min mogelijk afbreuk wordt gedaan aan de in 5.1 genoemde bestemmingsomschrijving;
  • d. de plaatsing dient te passen binnen het beleid van de gemeente inzake de plaatsing van windmolens;
  • e. de plaatsing tevens dient te geschieden binnen de kaders, zoals gesteld in het Besluit Algemene regels ruimtelijke ordening, indien de tiphoogte van de op te richten windmolen gelijk is aan of hoger is dan 128 meter;
  • f. de ashoogte van de windmolen maximaal 85 meter bedraagt.
5.3.2 Voorwaarden voor afwijken

De in 5.3.1. genoemde afwijking kan slechts worden verleend indien uit onderzoek blijkt dat plaatsing van de windmolen vanuit oogpunt van geluidhinder, externe veiligheid en het beleid met betrekking tot radarverstoring geen onevenredige benadeling oplevert voor de omgeving, geen onaanvaardbare verstoring van het radarbeeld oplevert en geen onevenredige benadeling oplevert voor de omgeving.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkeersdoeleinden,
  • b. verblijfsdoeleinden;
  • c. fiets- en wandelpaden;
  • d. bermen, bermsloten, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen.

In afwijking van het gestelde onder punt a t/m h zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietspad' de gronden uitsluitend bestemd voor:

  • i. fiets- en wandelpaden
  • j. bermen, bermsloten, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • k. groenvoorzieningen.

Voor zover op de kaart binnen de in lid 1 bedoelde gronden tevens de bestemming “Leiding - Water” is aangegeven, zijn de gronden ter plaatse primair bestemd voor de bedoelde leiding en is daarbij in de eerste plaats het bepaalde in artikel 8 van toepassing.

6.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen en verkeersdoeleinden geldt dat:
    • 1. de inhoud niet meer dan 25 m3 bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer dan 4 meter bedraagt;
  • b. Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
    • 1. de bouwhoogte van bouwwerken voor de verkeerstechnische uitrusting bedraagt ten hoogste 12 m;
    • 2. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 6 m;
    • 3. voor het overige bedraagt de bouwhoogte ten hoogste 2 m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water, waaronder begrepen waterhuishouding en waterberging
  • b. oeverstroken
  • c. bruggen, uitsluitend ten behoeve van fiets- en wandelverkeer.

Voor zover op de kaart binnen de in lid 1 bedoelde gronden tevens de bestemming “Leiding - Water” is aangegeven, zijn de gronden ter plaatse primair bestemd voor de bedoelde leiding en is daarbij in de eerste plaats het bepaalde in artikel 8 van toepassing.

7.2 Bouwregels
  • a. Op de gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt:
    • 1. de bouwhoogte van bruggen bedraagt ten hoogste 5 m;
    • 2. voor het overige geldt dat op de gronden geen overige bouwwerken mogen worden gebouwd.

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een (ondergrondse) watertransportleiding.

8.2 Bouwregels

Op voor 'Leiding - Water' bestemde gronden mag niet worden gebouwd.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van:
  • a. andere bouwwerken, die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen met een maximale hoogte van 3 m;
  • b. bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).
8.3.2 Algemene randvoorwaarden afwijking

De genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. door de bouwwerken geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • c. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1

Het is verboden op of boven de in 8.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en wandelpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het aanleggen van geluidswallen;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
8.4.2

Het verbod als bedoeld in 8.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende bestemming;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in 8.3.
8.4.3

De in 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerders.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Overschrijding bouwgrenzen
10.1.1

De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:

  • a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, voor zover zij de grens van een weg niet overschrijden;
  • b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt en daarbij de grens van een weg niet wordt overschreden;
  • c. gevel en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 50 cm overschrijden en niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijweg;
    • 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
  • d. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden;
  • e. goten en ondergrondse afvoerleidingen en inrichtingen voor de verzameling van water en rioolstoffen;
  • f. hijsinrichtingen aan gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 1 m overschrijden en niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van een weg.
10.1.2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 10.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,50 m, indien het betreft:

  • a. overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee bouwwerken, mits de bouwwerken, wa de hoogte boven een weg betreft, voldoen aan het bepaalde onder e van dit lid;
  • b. toegangen van bouwwerken die de grens van een weg niet overschrijden;
  • c. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen, die de grens van een weg overschrijden;
  • d. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, die de voorgevelbouwgrens met meer dan 12 cm overschrijden, dan wel die de grens van een weg overschrijden;
  • e. gevel en kroonlijsten en overstekende daken, welke de voorgev telbouwgrens met meer dan 50 cm overschrijden, mits zij niet lager zijn aangebracht dan:
    • 1. 4,20 m boven een rijweg of boven een strook ter breedte van 1,50 m langs een rijweg;
    • 2. 2,20 m boven een voetpad, voor zover dit voetpad geen deel uitmaakt van de onder 1 genoemde strook;
  • f. erkers, balkons en galerijen, mits zij bij overschrijding van een weggrens, wat de hoogte boven een weg betreft, voldoen aan het bepaalde onder e van dit lid;
  • g. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame, mits zij bij overschrijding van de weggrens, wat de hoogte boven een weg betreft, voldoen aan het bepaalde onder e van dit lid;
  • h. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort en zuigbuizen, welke in enige stand de voorgevelbouwgrens met meer dan 2 m overschrijden, mits zij niet lager zijn geplaatst dan 4,20 m boven de hoogte van een weg;
  • i. kelderingangen en kelderkoekoeken;
  • j. bouwwerken waarvan de bovenzijde niet hoger is gelegen dan:
    • 1. de hoogte van een weg, voor zover de werken in een weg zijn gelegen;
    • 2. de terreinhoogte bij voltooiing van de bouw, voor zover de werken niet in een weg zijn gelegen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Algemeen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine - 1' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - windturbine - 2' mogen, behoudens bestaande kwetsbare objecten, geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
12.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.1 voor het toestaan van (beperkt) kwetsbare objecten, mits:

  • a. uit onderzoek is gebleken dat dit uit oogpunt van externe veiligheid acceptabel kan worden geacht en hierover door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord een advies is uitgebracht;
  • b. indien noodzakelijk een verantwoording groepsrisico heeft plaatsgevonden.
12.3 Wijziging veiligheidszone

Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd het plan te wijzigen door:

  • a. het wijzigen van de aanduidingen 'veiligheidszone - windturbine - 1' of 'veiligheidszone - windturbine - 2', waarbij aangetoond dient te worden dat voor de gronden geen beperking geldt als gevolg van een windturbine;
  • b. het opheffen van de aanduidingen 'veiligheidszone - windturbine - 1' of 'veiligheidszone - windturbine - 2' , met dien verstande dat opheffing uitsluitend kan plaatsvinden na wijziging van het bestemmingsplan, waarbij het bepaalde in artikel 5.3.1. wordt verwijderd.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de bouwvorm, zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, kapvorm en gevelindeling van karakteristieke panden;
  • de beleving van groen en water;
  • de verkeersveiligheid en toegankelijkheid;
  • parkeerruimte op eigen erf;
  • de sociale veiligheid,

afwijken van:

  • a. de in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje ten hoogste 75 m3 bedraagt;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat antennemasten mogen worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 16 meter mag bedragen en van antennemasten voor telecommunicatie ten hoogste 40 meter.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits een zorgvuldige inpassing in de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied en de directe omgeving daarvan gewaarborgd wordt, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. de bouw van niet voor bewoning bestemde gebouwen en andere bouwwerken van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut, zoals: telefooncellen, transformatorhuisjes, schakelhuisjes en gemaalgebouwtjes, met dien verstande, dat de inhoud van deze gebouwtjes niet meer dan 100 m3 en de hoogte niet meer dan 7 m mag bedragen;
  • b. het in geringe mate aanpassen van het plan om enig onderdeel van het plan, zoals een bebouwingsgrens nader te veranderen, indien bij definitieve uitmeting en/of verkaveling blijkt dat deze nadere bepaling of aanpassing in het belang is van een juiste verwerkelijking van het plan;
  • c. het wijzigen van de voorgeschreven maatvoeringen voor bouwwerken en wegprofielen met ten hoogste 10%, indien in verband met ingekomen bouwplannen deze wijzigingen noodzakelijk zijn;
  • d. het wijzigen van de selectiecriteria als opgenomen in de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" alsmede het aanvullen met nieuwe vormen c.q. het laten vervallen van niet langer bestaande vormen van bedrijfsactiviteiten dan wel het nader uitsplitsen van bestaande bedrijfsactiviteiten, indien technologische en milieuhygiënische ontwikkelingen zulks noodzakelijk maken;
  • e. het wijzigen van de voorgeschreven maten ten aanzien van de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van het bouwen van telecommunicatiemasten tot een hoogte van 40 m.
  • f. voor het oprichten van een telecommunicatie-installatie op een gebouw, mits:
    • 1. de plaatsing geschiedt op gebouwen waarvan de hoogte ten minste 15 m bedraagt;
    • 2. de hoogte van de telecommunicatie-installatie ten hoogste 6 m bedraagt, gemeten vanaf de voet van de telecommunicatie-installatie;
    • 3. de telecommunicatie-installatie centraal op het dak van gebouw wordt geplaatst;
    • 4. de verticale afstand van het antennegedeelte tot een gebouw ten minste 2,50 m bedraagt, gemeten vanaf de voet van de telecommunicatie-installatie;
  • g. voor het oprichten van een telecommunicatie-installatie op een overig bouwwerk, mits de verticale afstand van het antennegedeelte tot een aangrenzend gebouw ten minste 2,50 meter bedraagt, gemeten vanaf de voet van de telecommunicatie-installatie;
  • h. perifere en grootschalige detailhandel onder voorwaarde dat het aanbod is afgestemd op de regionale en provinciale behoefte en als zodanig past in regionaal en/of provinciaal beleid;

14.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' de bestemming wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - 2', 'Groen', 'Verkeer' en 'Water' alsmede in de bestemmingen 'Kantoor', zoals opgenomen in bijlage Bestemming Kantoor na wijziging van het plan van deze regels, 'Maatschappelijk', zoals opgenomen in bijlage Bestemming Maatschappelijk na wijziging van het plan van deze regels, 'Cultuur en ontspanning', zoals opgenomen in bijlage Bestemming Cultuur en ontspanning na wijziging van het plan van deze regels en/of 'Horeca', zoals opgenomen in bijlage Bestemming Horeca na wijziging van het plan van deze regels, onder de voorwaarden dat:

  • a. vooraf een bouwplan met inrichtingsplan is voorgelegd waaruit blijkt dat het plan past binnen het opgestelde stedenbouwkundig plan en beeldkwaliteitplan;
  • b. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • c. indien sprake is van een wijziging naar de bestemming 'Bedrijf - 2':
    • 1. bedrijfsgebonden kantoren zijn toegestaan, mits het brutovloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale brutovloeroppervlak en maximaal 2.000 m2 per bedrijf bedraagt;
    • 2. bedrijfsactiviteiten uit milieucategorie 4.1 of 4.2 van de bij deze planregels behorende Staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage Staat van bedrijfsactiviteiten) zijn toegestaan, mits uit onderzoek blijkt dat de milieuhygienische situatie van bestaande (beperkt) kwetsbare objecten voldoende gewaarborgd blijft;
  • d. indien sprake is van een wijziging naar de bestemming 'Kantoor' afstemming heeft plaatsgevonden op de regionale en provinciale behoefte en de wijziging passend is in regionaal en/of provinciaal beleid;
  • e. de totale hoeveelheid groen en water binnen het wijzigingsgebied niet mag afnemen, tenzij vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij het waterschap;
  • f. geluidgevoelige bestemmingen in de zin van de Wet Geluidhinder niet zijn toegestaan;
  • g. de onderliggende dubbelbestemming 'Leiding - Water' gehandhaafd blijft;
  • h. er toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in lid 14.4;
  • i. een gefaseerde toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is toegestaan.
  • j. bij wijziging van het plan de regels zoals opgenomen in bijlage 2 t/m 5 kunnen worden aangevuld met bouwregels uit artikel 3.2.
14.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' de bestemming wijzigen in de bestemming 'Verkeer', onder de voorwaarden dat:

  • a. de wijziging plaatsvindt in combinatie met de realisatie van een zuidelijke aansluiting op de Rijksweg A9;
  • b. er toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in lid 14.4.
14.4 Toetsingskader

Alvorens toepassing te geven aan het bepaalde in lid 14.2 en 14.3 dient (indien dit niet eerder is aangetoond) voor zover nodig voldaan te worden aan de onderzoeksverplichting op de volgende onderdelen (zie plantoelichting voor nadere beschrijving):

  • a. luchtkwaliteit;
  • b. voldoende parkeergelegenheid;
  • c. locatie- en vestigingsbeleid;
  • d. mobiliteitstoets;
  • e. bodemkwaliteit;
  • f. watertoets;
  • g. archeologie;
  • h. externe veiligheid, inclusief QRA voor de afweging van het groepsrisico;
  • i. ecologie, toetsing flora- en faunawet;
  • j. economische uitvoerbaar en kostenverhaal+
  • k. geluidkwaliteit.

Artikel 15 Algemene procedureregels

15.1 Procedureregels nadere eisen
  • a. Een ontwerp-besluit tot nadere eisen waarbij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, ligt, met bijbehorende stukken, gedurende 2 weken ter secretarie ter inzage.
  • b. Het college van Burgemeester en Wethouders maakt de terinzagelegging te voren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aanhuisbladen, of op een andere geschikte wijze bekend.
  • c. De bekendmaking houdt de mededeling in van de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen voor een ieder.
  • d. Gedurende de onder a. genoemde termijn kan een ieder bij het College van Burgemeester en Wethouders mondeling en schriftelijk zienswijzen indienen tegen het ontwerp-besluit.
15.2 Procedureregels afwijkingsbevoegdheden

Op de voorbereiding van een afwijking bij een omgevingsvergunning is de in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde procedure van toepassing.

15.3 Procedureregels wijzigingsbevoegdheden

Op de voorbereiding van een wijziging is de in de Wet ruimtelijke ordening genoemde procedure van toepassing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Boekelermeer Heiloo.