direct naar inhoud van Regels
Plan: A.C. de Graafweg 8 en 8a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0398.BP85ACDEGRAAFWG8-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan A.C. de Graafweg 8 en 8a met identificatienummer NL.IMRO.0398.BP85ACDEGRAAFWG8-VA01 van de gemeente Heerhugowaard;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke effect of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt, dat gevestigd is in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende woonhuis.

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.12 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.13 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.17 bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden

een niet overdekte piste voorzien van een bewerkte / aangepaste bodem anders dan gras en een omheining voor het trainen, africhten of stallen van paarden, zoals een paardenbak, een longeercirkel, een paddock e.d;

1.18 bijbehorend bouwwerk

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;

1.20 detailhandel:

een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten;

1.21 erfafscheiding

constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en de hoofdgebouw;

1.22 erotisch getinte vermaakfunctie:

een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.23 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.24 hoofdgebouw:

Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.25 huishouden

de bewoning van een woning door een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren en waarbij sprake is van zelfstandige bewoning;

1.26 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.27 paardenbak

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed (al dan niet met een drainagesysteem) en al dan niet voorzien van een omheining, bedoeld voor het trainen, rijden en berijden van paarden en pony's waarbij geen verlichting is toegestaan.

1.28 paardenstal

een stal bedoeld om paarden te huisvesten, alsmede voor opslag t.b.v het houden van paarden zoals paardentrailers etc.

1.29 peil:

de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven met als toevoeging dat ter plaatse van hoofd- en bijgebouwen t.b.v. wonen het peil maximaal 60 centimeter hoger ligt ten opzichte van het aansluitend afgewerkt terrein.

1.30 perceelsafscheiding

constructie voor het afscheiden van een perceel of een gedeelte daarvan zonder dat er sprake is van een relatie tot bebouwing.

1.31 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.32 trekkershut

een gebouw van eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.33 voorgevel:

de gevel van een gebouw / het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.34 voorgevelrooilijn:

alle naar de naastgelegen wegen toegekeerde bouwgrenzen van een hoofdgebouw en het denkbeeldige verlengde daarvan;

1.35 webwinkel:

uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse ter hand worden gesteld.

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.37 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.38 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

Bij het bepalen van de goothoogte wordt gebruik gemaakt van Bijlage 1 Wijze van meten.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

Bij het bepalen van de bouwhoogte wordt gebruik gemaakt van Bijlage 1 Wijze van meten.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is;

2.8 de afmeting van een overstek

de lengte van een overstek mag maximaal 80 centimeter bedragen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. water;
  • d. kunstwerken, zoals bruggen duikers, dammen en dergelijke;

met de daarbij behorende:

  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;
3.2.2 Inrichtingseisen

Ten aanzien van de ruimtelijke indeling van de gronden met de bestemming Groen geldt dat:

  • a. ten aanzien van de ruimtelijke indeling van de gronden met de bestemming Groen geldt dat niet meer dan 15 % van de gronden mag worden verhard;
  • b. de landschappelijke inpassing binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden overeenkomstig het inrichtingsplan, bijgevoegd als Bijlage 2.
3.2.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend;

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van verblijfsrecreatie.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bed and breakfast accommodatie;
  • d. één bouwwerk ten behoeve van het houden van paarden ter plaatse van de aanduiding 'paardenstal';
  • e. één bouwerk ten behoeven van opslag ter plaatse van de aanduiding 'schuur'.
  • f. bouwwerken geen gebouw zijnde t.b.v. het houden van paarden ter plaatse van de aanduiding 'paardenbak', 'longeercirkel' en 'paddock'.

met de daarbij behorende:

erven;

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het (her)bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw ten behoeve van wonen mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden ge(her)bouwd;
  • b. per bestemmingsvlak mogen niet meer woningen worden ge(her)bouwd dan ter plaatse van de aanduiding "maximum aantal wooneenheden" staat aangegeven;
  • c. een hoofdgebouw ten behoeve van wonen dient vrijstaand worden ge(her)bouwd;
  • d. de goothoogte van het hoofdgebouw ten behoeve van wonen mag niet meer bedragen dan 3,70 meter;
  • e. de bouwhoogte van het hoofdgebouw ten behoeve van wonen mag niet meer bedragen dan 12,00 meter
  • f. goten van ondergeschikte bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen en dergelijke worden niet getoetst aan de goothoogte;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 35 en niet meer dan 75 graden bedragen;
  • h. ondergeschikte delen van de kap mogen plat worden afgedekt.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen het bestemmingsvlak worden gebouwd;
  • b. een bijbehorend bouwwerk t.b.v. het houden van paarden mag uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de specifieke aanduiding 'paardenstal' worden gebouwd, met dien verstande dat;
    • 1. de goothoogte maximaal 3,50 meter betreft;
    • 2. de nokhoogte maximaal 7,60 meter betreft;
  • c. het bouwen van een opslagschuur mag uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'schuur' worden gebouwd, met dien verstande dat;
    • 1. de goothoogte maximaal 3,50 meter betreft;
    • 2. de nokhoogte maximaal 7,60 meter betreft.
  • d. een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een veranda mag uitsluitend worden gebouwd ter paatse van de specifieke aanduiding 'veranda'.
  • e. ten aanzien van aangebouwde, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van wonen, gebouwde bijbehorende bouwwerken geldt, dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 7,50 meter;
    • 2. de goothoogte niet hoger mag zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn van de woning en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen;
  • b. de hoogte van een omheining van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden mag niet meer bedragen dan 1,50 meter.
  • c. verlichting bij bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden is niet toegestaan.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Gebruik van de woning

Naast een gebruik van de woning en bijbehorende bouwwerken voor wonen zijn de volgende gebruiksmogelijkheden toegestaan:

  • a. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling, een webwinkel of gastouderopvang, onder de voorwaarden dat:
    • 1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. geen vergunning- en/of meldingsplicht op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;
    • 3. detailhandel uitsluitend is toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd;
    • 4. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt gerealiseerd;
    • 5. bij een webwinkel opslag van goederen binnen het maximaal toegestane oppervlak voor de bedrijfsmatige activiteit blijft, geen afhaaladres en geen uitstalling ten verkoop aanwezig is;
    • 6. bij gastouderopvang het aantal op te vangen kinderen niet meer mag bedragen dan 6.
  • b. mantelzorg, onder de voorwaarde dat:
    • 1. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de mantelzorger in staat is de mantelzorg langdurig te verlenen;
    • 2. door de vestiging van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen omwonenden en bedrijven;
    • 3. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • c. bed en breakfast voor ten hoogste 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen in de woning en/of in de bijbehorende bouwwerken van de woning voor een oppervlakte van maximaal 50 m2;
4.3.2 Afwijken van het gebruik van de woning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het onder a sub 1 van lid 3.1 genoemde maximum tot een maximum van 100 m², mits niet meer dan 1/3e van het bruto vloeroppervlak van de woning met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, het woonmilieu en de belangen van derden daardoor niet onevenredig worden geschaad en er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf mogelijk is en gerealiseerd wordt;
  • b. het bepaalde in lid 4.3.1 onder c voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is;
4.3.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • c. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden.
4.3.4 Voorwaardelijke verplichting tot sloop

Het is in strijd met deze bestemming om de woning, die op grond van dit bestemmingsplan mag worden gebouwd, te gebruiken zonder dat binnen 1 jaar na onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor deze woning, de huidige woning aan de A.C. de Graafweg 8a is gesloopt.

4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. er ter plaatse van de aanduiding 'wijzigingsgebied' één nieuwe woning wordt gebouwd met dien verstande dat:
    • 1. het bouwvlak van de bestaande woning wordt verwijderd;
    • 2. de wijziging slechts wordt toegepast als het wijzigingsplan een voorwaardelijke verplichting tot sloop van de bestaande woning bevat;
    • 3. de wijziging slechts wordt toegepast als uit een bodemonderzoek blijkt dat de bodemgesteldheid de woonfunctie toelaat;
    • 4. de wijziging slechtst wordt toegepast indien is aangetoond dat deze voor de overige relevante milieu- en omgevingaspecten uitvoerbaar is.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 3

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Bouwverbod

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 5.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

  • a. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;
  • b. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;
  • c. bouwplannen kleiner dan 500 m2² en waarvoor dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter.
5.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden

Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 5.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien uit advies is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

5.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  • c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
5.2.4 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden
5.3.1 Werken geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:

  • a. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, voor een oppervlakte groter dan 500 m2 en dieper dan 0,40 meter;
  • b. bemalen.
5.3.2 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

Voor zover de in lid 5.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificatie.
5.3.3 Rapport

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

5.3.4 Geen omgevingsvergunning vereist

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden, die behoren tot het normale gebruik, onderhoud en beheer;
  • b. werken of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning;
  • c. indien uit het rapport blijkt dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige archeologische waarden door de werkzaamheden niet worden verstoord

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Afwijkingsregels

7.1 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van de bouwregels en toestaan dat:

  • a. de bij recht op de plankaart en/of in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages worden vergroot;
  • b. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meet verschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
  • d. de hoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
  • e. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
    • 1. de oppervlakte van de plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
    • 2. de hoogte van de plaatselijke verhoging niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

en afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van:

  • f. utilitaire bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, waarvan:
    • 1. de goothoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 5,50 meter mag bedragen;
    • 3. de oppervlakte niet meer dan 25 m2 mag bedragen.
7.2 Afwijkingsregels Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 4.2.2 onder d voor het bouwen van tijdelijke woonruimte voor mantelzorg onder de voorwaarde dat;

  • a. door een deskundige is aangetoond dat de verzorging in verband met medische-, psychische-en/of sociale omstandigheden noodzakelijk is en de aanvrager in staat is om die zorg langdurig te leveren;
  • b. het totale oppervlak van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 100 m2, met dien verstande dat bij de bestemming "Wonen" het gezamenlijk bebouw oppervlak voor bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 % van de gronden als bedoeld in artikel 4 lid 4.2.2 onder a en b tot een maximum van 100 m2;
  • c. door de bouw van extra woonruimte er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van omwonenden en bedrijven;
  • d. parkeren plaatsvindt op eigen erf;
  • e. er geen extra ontsluiting op de openbare weg nodig is;
  • f. bij de aanvraag voor de afwijking een bouwkundig rapport overlegt waarin een overzicht wordt gegeven van:
    • 1. de bestaande bouwkundige- en gebruikssituatie;
    • 2. de te treffen voorzieningen;
    • 3. de nieuwe inrichtingssituatie;
  • g. de voor mantelzorg gerealiseerde vrijstaande bijbehorende bouwwerken, na het beëindigen van de mantelzorgsituatie, niet gebruikt worden voor zelfstandige bewoning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
8.1.1 Bouwregels

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen tweejaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
8.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen eenmalig afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

8.1.3 Illegale bouwwerken

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar gebouwd zijn zonder vergunning en strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
8.2.1 Voortzetten van strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

8.2.2 Veranderen van strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot.

8.2.3 Hervatten van strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.2.4 Illegaal gebruik

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “A.C. de Graafweg 8 en 8a” van de gemeente Heerhugowaard.