Plannaam: | Rustenburgerweg 108 |
---|---|
Plannummer: | NL.IMRO.0398.BP80RUSTENBWEG108-VA01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Status: | vastgesteld |
Aldi Zaandam B.V. heeft een winkel aan de Rustenburgerweg 108 in Heerhugowaard. Deze winkel heeft een brutovloeroppervlakte (bvo) van 1.075 m2. Aldi is voornemens deze winkel uit te breiden naar 1.500 m2 bvo om een kwaliteitsverbetering door te voeren; dit bestemmingsplan geeft hiervoor de planologische basis.
Naast de uitbreiding van de Aldi omvat dit bestemmingsplan ook een passende regeling voor de bestaande detailhandel op de verdieping boven de Aldi en de bestaande woning grenzend aan de bebouwing van Aldi.
Het plangebied ligt in de kruising van de Rustenburgerweg en de Jan Glijnisweg in de buurtschap 't Kruis. Dit ligt in de zuidoosthoek van Heerhugowaard (figuur 1.1). Het plangebied betreft de winkel van Aldi en de detailhandel op de verdieping daarboven, het parkeerterrein, de inrit vanaf de Rustenburgerweg, de woning ten zuiden van Aldi (Jan Glijnisweg 55) en de inrit vanaf de Jan Glijnisweg.
Figuur 1.1 Ligging plangebied (ondergrond: Luchtfoto Kadaster, 2017)
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande en beoogde activiteiten in het plangebied vastgesteld. Dit bestemmingsplan biedt vervolgens het kader voor de afgifte van omgevingsvergunningen.
De gronden waarop het bestemmingsplan Rustenburgerweg 108 betrekking heeft, vallen momenteel binnen het bestemmingsplan ZuidOostHoek. Dit plan is 18-06-2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Heerhugowaard, en nadien enkele keren gedeeltelijk herzien. De herzieningen hebben geen betrekking gehad op het plangebied. Ter plaatse van het plangebied gelden vier bestemmingen (figuur 1.2).
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'ZuidOostHoek' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Centrum
De voor 'Centrum' aangewezen gronden, en de met de functieaanduidingen 'bedrijf' en 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel, dienstverlening, bedrijven en bedrijfsactiviteiten uit de categorie A en B van de Staat van bedrijfsactiviteiten - Functiemenging en wonen op de verdieping. Ook zijn de hierbij behorende verkeers- en parkeervoorzieningen toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte binnen het bouwvlak bedragen respectievelijk 4 m en 8 m. Gebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd. De uitbreiding van Aldi valt buiten het bouwvlak en overschrijdt voor een deel de maximale goothoogte, en is daarmee niet in overeenstemming met het bestemmingsplan. De detailhandel op de verdieping en het wonen is al mogelijk op basis van het bestemmingsplan.
Groen
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplantingen, voet- en fietspaden, sport- en speelvoorzieningen, ontmoetingsplaatsen, voorzieningen van algemeen nut, water, tewaterlaatplaatsen, kunstwerken zoals bruggen, duikers, dammen en dergelijk, kunstobjecten en verhardingen. Op een deel van de gronden die bestemd zijn als 'Groen' komt een deel van de inrit te liggen. De toegangsweg verschuift naar het oosten als gevolg van de uitbreiding van de supermarkt.
Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen, uitsluitend in de vorm van aaneenbebouwde woningen of twee-onder-één-kap woningen. Daarnaast zijn bij de bestemming behorende verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, water, tuinen, erven en terreinen toegestaan. Hoofdgebouwen mogen enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd, de goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk 3 en 8 meter. Daarnaast zijn regels opgenomen over het bouwen van bijgebouwen en dakopbouwen. In voorliggend bestemmingsplan zal deze bestemming verdwijnen. Aan het gebruik van de woning zal echter niks wijzigen.
Tuin-1
De voor 'Tuin-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, water en erfverhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Per woning is het parkeren van maximaal 1 motorvoertuig toegestaan. Op deze gronden mag niet gebouwd worden, met uitzondering van uitbouwen. In voorliggend bestemmingsplan zal ook deze bestemming verdwijnen
Het plangebied ligt aan de Rustenburgerweg 108 in buurtschap 't Kruis, dat tegen de zuidoostkant van de kern Heerhugowaard ligt. De omgeving van het plangebied is een gemengd gebied. Er is vooral woningbouw aanwezig, maar er zijn ook enkele maatschappelijke- en sportvoorzieningen. Via de Rustenburgerweg is het plangebied in noordelijke richting verbonden met het centrum van Heerhugowaard en in zuidelijke richting met de omliggende dorpen zoals Hensbroek en Ursem.
In het plangebied is een drietal functies aanwezig. Op het achterterrein staat een gebouw, met op de begane grond een winkel van Aldi, en op de verdieping detailhandel in kleding en meubels. Aansluitend ligt een groot parkeerterrein. De bebouwing aansluitend aan het pand van Aldi is in gebruik als woning.
De huidige winkel van Aldi heeft een brutovloeroppervlak van 1.075 m2. De verkoopruimte van de winkel beslaat 885 m2. Daarnaast is het magazijn 162 m2 en de sociale ruimte 28 m2. De bevoorrading vindt plaats aan de achterzijde van de winkel, aan de zijde van de Jan Glijnisweg. Via deze zijde is ook de woning te bereiken. Figuur 2.1 geeft de huidige situatie weer.
Figuur 2.1 Situatie en aanzicht Aldi vanaf de Rustenburgerweg (bron: Google Maps)
Aldi werkt momenteel aan een moderniseringsslag van haar winkels (figuur 2.2). Net als bij andere supermarkten veranderen de wensen van de consument van Aldi. Voor Aldi is het de uitdaging om aan deze eisen, die onder andere betrekking hebben op het comfort en gemak in de winkel, tegemoet te komen en toch het lage prijspeil vast te blijven houden. Hiervoor heeft Aldi nieuwe formule-uitgangspunten opgesteld die zij bij nieuwe winkels doorvoert. Enerzijds komt de gemoderniseerde formule tegemoet aan de wensen van de consument met een meer vriendelijke uitstraling van de winkel met ruimere gangpaden en een lichtere inrichting. Anderzijds heeft Aldi aandacht voor een zo duurzaam mogelijke exploitatie van de winkel. Bij deze nieuwe formule-uitgangspunten horen ook andere locatie-eisen. De nieuwe winkels van Aldi hebben gemiddeld een winkelvloeroppervlak (wvo) van 1.100 m2.
Figuur 2.2 Impressie nieuwe winkels Aldi (links: Aldi Drunen, rechts: Aldi Enkhuizen)
De beoogde uitbreiding van Aldi in het plangebied bedraagt 425 m2 bvo. Deze uitbreiding bestaat uit een vergroting van het winkelvloeroppervlak, een beperkte uitbreiding van het magazijn en het toevoegen van een broodafbakafdeling (figuur 2.2). Het magazijn wordt opgedeeld in een aanlevermagazijn en een dagmagazijn. Hierdoor kan de bevoorrading van de winkel efficiënter verlopen. De totale oppervlakte van de winkel na uitbreiding wordt 1.500 m2 bvo.
Het parkeerterrein blijft op dezelfde plek, hier worden nagenoeg geen wijzigingen in aangebracht. Vanwege de toevoeging van de broodafbakafdeling aan de oostzijde van het pand zal de toegangsweg naar het parkeerterrein ook iets in oostelijke richting verschuiven. Langs de toegangsweg naar het parkeerterrein zal een voetpad aangelegd worden.
Er vinden geen wijzigingen plaats in het gebruik van de woning.
Figuur 2.2 impressie beoogde situatie (bron: Den Hollander bouwadvies en ontwerp, 16-05-2019)
Om de uitbreiding van Aldi mogelijk te maken wordt het bouwvlak van Aldi vergroot. In plaats van een centrumbestemming, zal voor het perceel een detailhandelsbestemming komen. In deze bestemming is geregeld dat hier enkel een supermarkt is toegestaan. Hiermee is voorzien in een passende regeling voor de bestaande detailhandel. De functieaanduiding voor wonen wordt overgenomen conform het vigerende bestemmingsplan. De woning aan de Jan Glijnisweg zal binnen het bestemmingsplan betrokken worden; deze wordt gespecificeerd met een aanduiding 'bedrijfswoning'.
In dit hoofdstuk zijn de belangrijkste beleidsdocumenten op rijks-, provinciaal-, regionaal- en lokaal niveau samengevat, voor zover deze documenten relevant beleid en/of besluiten omvatten ten aanzien van dit bestemmingsplan.
Het kabinet heeft in de SVIR 3 rijksdoelen tot 2018 geformuleerd:
Gezien de beperkte schaal van de ontwikkeling zijn deze doelen niet van toepassing.
De ladder voor duurzame verstedelijking is in de SVIR geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, de treden van de ladder doorlopen moeten worden. Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Per 1 juli 2017 is de ladder voor duurzame verstedelijking veranderd. De afzonderlijke treden zijn komen te vervallen, maar de intentie van de ladder blijft hetzelfde; zorgvuldig ruimtegebruik. De ladder ziet er als volgt uit:
De uitbreiding van Aldi omvat 425 m2 bvo. Een dergelijk kleinschalige uitbreiding valt niet aan te merken als stedelijke ontwikkeling conform de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit is onder meer bevestigd in de volgende uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State: 201310814/1/R1, 201311211/1/R3, 201306183/1/R3, 201400349/1/R3 en 201503895/1. Derhalve hoeft de ladder voor deze ontwikkeling niet doorlopen te worden. Zorgvuldigheidshalve zal de behoefte aan de uitbreiding wel op hoofdlijnen worden getoetst aan de uitgangspunten van de ladder.
Toetsing
De uitbreiding die Aldi voor ogen heeft komt voort uit veranderende consumentenwensen die tot nieuwe formule uitgangspunten van de harddiscounter hebben geleid. Net als bij overige supermarktketens wensen ook de bezoekers van Aldi meer service en comfort in de winkel. De huidige winkel is te klein voor het inpassen van deze veranderingen. Als harddiscounter wordt door Aldi wel vastgehouden aan het kleine assortiment van circa 1.200 artikelen dat vooral wordt verkocht vanuit displayverpakkingen (soort dozen). Dit leidt tot een standaardmaat voor Aldi-winkels van circa 1.000 m² tot 1.300 m² wvo. Deze uitbreiding is dan ook vooral gericht op de optimalisatie van de bestaande winkel met meer aandacht voor versproducten, bredere gangpaden, meer ruimte voor het assortiment en een lichtere uitstraling. Er is dus behoefte aan een kwaliteitsverbetering gericht op een duurzame vestigingslocatie in Heerhugowaard. De kwaliteitsverbetering brengt een groter ruimtebeslag met zich mee. Bovendien wil Aldi extra aandacht voor het zo klimaatneutraal mogelijk uitvoeren van haar winkels. Daarom worden nieuwe winkels uitgerust met een ruimte voor milieuvriendelijke maatregelen. De nieuwe winkels zijn dus meer toekomstbestendig en duurzaam door zowel in te spelen op veranderende consumentenwensen als energie- en klimaatvraagstukken.
Geconcludeerd wordt dat met de beoogde uitbreiding van Aldi wordt voldaan aan de wensen van de consument. De huidige winkel is te klein voor het inpassen van de landelijke formule. Om een volledig harddiscountaanbod te kunnen aanbieden is een winkelmaat van circa 1.000 m² wvo gewenst. Met de uitbreiding van de winkel tot een winkelomvang van 1.118 m2 wvo wordt in deze behoefte voorzien, waardoor ook naar de toekomst een economisch duurzame exploitatie mogelijk blijft voor Aldi.
Op 19 november 2018 is de Omgevingsvisie voor de provincie Noord-Holland vastgesteld. De hoofdambitie in de Omgevingsvisie is als volgt: “Noord-Holland heeft een relatief hoog welvaarts- en welzijnsniveau. Om deze ook voor de toekomst vast te kunnen houden, richten we ons op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid. Zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven”.
De provincie heeft vijf samenhangende bewegingen geschetst. Deze bewegingen laten zien hoe de provincie omgaat met opgaven die op onze samenleving afkomen en die ze willen faciliteren. Dat wordt gedaan door een aantal ontwikkelprincipes en randvoorwaarden mee te geven om de beweging naar de toekomst te kunnen maken. Het gaat om de volgende vijf bewegingen:
Binnen de beweging sterke kernen, sterke regio's zet de provincie in op het zoveel mogelijk binnenstedelijk realiseren en concentreren van wonen en werken (transformeren, bundelen, verdichten). Nieuwe ontwikkelingen van voorzieningen worden geconcentreerd in kernen, passend bij de rol van die kernen in het regionale netwerk. Een van de uitgangspunten is het op peil houden van het voorzieningenniveau en de bereikbaarheid. Heerhugowaard is in de visie aangemerkt als groenstedelijke kern. Ontwikkelingen bij groenstedelijke kernen vinden zoveel mogelijk binnenstedelijk plaats, nabij OV-knooppunten.
Figuur 3.1 Kaart sterke kernen, sterke regio
Aldi is gelegen aan de rand van de kern Heerhugowaard. De uitbreiding van Aldi betreft dus een binnenstedelijke ontwikkeling. Daarmee sluit de ontwikkeling aan bij de beleidsuitgangspunten uit de omgevingsvisie. Bovendien is de uitbreiding gericht op een kwaliteitsverbetering van de winkel. Als gevolg van de kwaliteitsverbetering kan de Aldi-supermarkt behouden blijven voor de inwoners van Heerhugowaard. Het voorzieningenniveau blijft hiermee op pijl en wordt versterkt.
In de provinciale ruimtelijke verordening (PRV) is geregeld dat bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling de wettelijke toepassing van de Ladder voor duurzame verstedelijking wordt gevolgd zoals geformuleerd in het Besluit ruimtelijke ordening. Bij het rijksbeleid is al aangegeven dat de ladder niet doorlopen hoeft te worden wegens de geringe uitbreiding. In de PRV is het voor detailhandel verplicht gesteld om regionale afspraken te maken. Voor detailhandel is het opstellen van regionale visies verplicht. Voor deze opgave is de regionale detail handelsvisie regio Alkmaar vigerend.
De provincie wil ruimte blijven bieden aan de verdere ontwikkeling van detailhandel, om ook op langere termijn een vitale, dynamische en concurrerende structuur te huisvesten. Hierbij wordt detailhandel niet alleen gezien als ruimtevragende sector, maar ook het economisch en maatschappelijk belang wordt gezien. De missie van de provincie is 'het versterken van de detailhandelsstructuur in Noord-Holland'. Daarbij behoren de volgende zes beleidsdoelen:
In 2010 zijn door de provincie Noord-Holland twee Regionale Advies Commissies (RAC) Detailhandel ingesteld. Deze commissies stemmen grote detailhandelsontwikkelingen regionaal af. Nieuwe detailhandelsontwikkelingen en uitbreidingsplannen vanaf 1.500 m2 wvo dienen aan de commissie te worden voorgelegd.
De beoogde ontwikkeling voldoet aan het provinciaal detailhandelsbeleid en de doelstellingen uit de structuurvisie en ruimtelijke verordening. De ontwikkeling voorziet in de versterking van de bestaande winkel in een buurtschap, waar deze een lokale functie heeft. Daarnaast is de uitbreiding van 425 m2 bvo dermate klein dat dit niet van provinciaal, lang is en afgestemd dient te worden.
Regionale detailhandelsvisie regio Alkmaar 2025
In 2017 is een geactualiseerde detailhandelsvisie voor de regio Alkmaar vastgesteld. Als onderbouwing voor de visie heeft Bureau RMC (Retail Management Center) onderzoek uitgevoerd. Het hoofddoel van de detailhandelsvisie is het versterken van de winkelgebieden binnen de structuur. Daarom streeft de regio ernaar dat winkels zoveel mogelijk deel uitmaken van winkelgebieden. Daar versterken ze elkaar en zijn aantrekkelijke gebieden te realiseren. De detailhandelsstructuur kent drie typen winkelgebieden, elk primair gericht op een bepaald bezoekmoment voor de consument:
Daarnaast valt een aanzienlijk deel van de winkels in de regio buiten de detailhandelsstructuur. Er wordt niet actief gesaneerd, maar de regio zal wel terughoudend omgaan met nieuwe ontwikkelingen en uitbreidingen, vanuit de wens om uiteindelijk zoveel mogelijk winkels te concentreren in winkelgebieden. Regionale afstemming is bij kleine uitbreidingen (kleiner dan 1.500 m2) niet verplicht.
Het projectgebied aan de Rustenburgerweg in Heerhugowaard is niet gelegen in een winkelgebied zoals omschreven in de regionale detailhandelsvisie. De winkel van Aldi kan worden aangemerkt als een solitaire vestiging. Er wordt vanuit de regio terughoudend omgegaan met uitbreidingen van winkels. De winkel van Aldi heeft echter een functie voor het discountsupermarktaanbod in Heerhugowaard en de omliggende dorpen. Om ook in de toekomst de discounter te blijven behouden voor deze inwoners is het noodzakelijk om de kwaliteit van de winkel te verbeteren. Om deze kwaliteitsverbetering door te voeren is uitbreiding noodzakelijk.
In de huidige situatie is zowel op de begane grond als eerste verdieping detailhandel mogelijk. De supermarkt heeft in zijn huidige vorm een belangrijke functie voor de inwoners van Heerhugowaard en het is gewenst om deze te behouden. Uit het regionaal beleid blijkt echter dat nieuwe ontwikkelingen op deze locatie niet gewenst zijn, winkels die in de reguliere winkelgebieden behoren, mogen zich niet zonder meer vestigen buiten de winkelstructuur. Het doel van het regionaal beleid is om de bestaande (recreatieve) winkelgebieden te versterken. In lijn met het regionale detailhandelsbeleid zullen daarom de detailhandelsmogelijkheden op de begane grond worden beperkt zodat zich hier niet nog meer solitaire winkels zullen vestigen. Op deze manier wordt de supermarkt positief bestemd en voorkomen dat op den duur op deze locatie een nieuw (kleinschalig) winkelgebied kan ontstaan.
De gemeenteraad heeft op 13 september 2011 de Structuurvisie Heerhugowaard 2020, met uitgangspunten en richtlijnen voor de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente voor de komende 10 jaar, vastgesteld. De structuurvisie geeft richting aan zowel de wijze waarop delen van het gemeentelijk grondgebied worden ontwikkeld, als aan de eisen die daaraan worden gesteld. In de structuurvisie komen de ambities van de verschillende beleidsterreinen samen. De doelen en wensen worden vervolgens vertaald in een uitvoeringsprogramma.
Kaart Structuurvisie Heerhugowaard 2020
Centraal in de structuurvisie van de gemeente staat: "Heerhugowaard is op weg naar een duurzame toekomst". Heerhugowaard streeft naar een sociaal duurzaam functionerende gemeenschap waarbij inwoners zich betrokken voelen bij ontwikkelingen in de gemeente, kinderen en jongeren zich op een prettige en goede manier ontwikkelen, ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven en migranten goed inburgeren. Dit begint in de wijken, met een goed voorzieningenaanbod in de wijkcentra dichtbij huis. Heerhugowaard heeft de ambitie om zich te ontwikkelen tot één van de eerste energieneutrale gemeenten van Nederland. Het gaat hierbij om het terugdringen van het directe energiegebruik voor wonen, werken en mobiliteit en het opwekken van duurzame energie.
Voorzieningen in Heerhugowaard blijven goed en veilig bereikbaar, bruikbaar, toegankelijk en centraal gelegen. Voor de spreiding van de voorzieningen worden efficiency en bereikbaarheid tegen elkaar afgewogen. De gemeente vindt het van belang dat de basale ontmoetingsfunctie in iedere gebiedsdeel aanwezig is.
De beoogde ontwikkeling voldoet aan de ambities zoals de gemeente ze in de structuurvisie 2020 heeft uitgewerkt. Door uitbreiding van de huidige winkel kan er een kwaliteitsverbetering in de winkel worden doorgevoerd. Op die manier kan de winkel een duurzame vestigingslocatie blijven en worden behouden voor de inwoners van de buurt. Daarmee bijdragend aan een sociaal duurzaam functionerende gemeenschap waarbij een goed voorzieningenaanbod aanwezig is.
Op alle ruimtelijke schaalniveaus hebben keuzen gevolgen voor de kwaliteit van de leefomgeving. Één van de ruimtelijke instrumenten die de gemeente ter beschikking staat is het bestemmingsplan. De vormgeving van duurzame ambities krijgen daarmee concreet gestalte in ruimtelijke en stedenbouwkundige plannen. Deze duurzame ambities zijn in het Heerhugowaardse programma duurzaamheid “Strategie Duurzame Ontwikkeling 2016 - 2019“ vastgelegd. Het streven is een energieneutraal Heerhugowaard in 2030, maar ook wettelijk zijn er de komende jaren aanscherpingen te verwachten op het gebied van duurzaam bouwen. Vanuit het collegeprogramma wordt duurzaamheid breder getrokken dan alleen energie. Ook het sociaal domein: zorg, veiligheid en levensloopbestendigheid, en het economisch domein zijn hier bij gevoegd.
Om ervoor te zorgen dat dit realiteit wordt, dienen deze niet alleen in het voornoemde programma “Strategie Duurzame Ontwikkeling 2016 - 2019“ terug te komen, maar moeten ze doorwerken naar plannen en projecten binnen de gemeente. Duurzaamheid heeft een brede betekenis en het uitgangspunt van het programma duurzaamheid is dan ook People, Planet, Purpose. Een uiting van deze verbreding, dus geen Profit, dat misschien gelezen wordt alsof het alleen om economie gaat, terwijl duurzaamheid ook vertaald wordt naar winst op andere domeinen en ons steeds doet afvragen: wat willen we toevoegen aan onze stad?
Met de uitbreiding van Aldi zullen er ook duurzaamheidsmaatregelen getroffen worden in de winkel. Zo zal de winkel onder andere gebruik maken van een CO2-warmteterugwininstallatie en wordt in de winkel gebruik gemaakt van LED-verlichting. Op deze manier kan het plan een bijdrage leveren aan de duurzaamheidsdoelstellingen van de gemeente.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de milieu-aspecten die van belang zijn voor het gebied. Het bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede de resultaten van de verschillende onderzoeken.
Toetsingskader
De parkeerbehoefte en verkeersgeneratie wordt berekend op basis van kencijfers uit CROW publicatie 381 (2018). Hierin wordt geen onderscheid gemaakt in soort supermarkt. De relevante kencijfers zijn in dit geval die voor een full-servicesupermarkt. Op basis van een 'sterk stedelijk' karakter van de gemeente en een ligging in de 'rest bebouwde kom' zijn de kencijfers voor de ontwikkeling bepaald. Het autobezit in de gemeente ligt redelijk gemiddeld volgens het CBS (1,2 per huishouden) ten opzichte van het landelijk gemiddeld (1,1 per huishouden). Binnen de bandbreedte wordt daardoor ten minste het gemiddelde binnen de bandbreedte geadviseerd.
Onderzoek
Verkeersontsluiting
Het plangebied is gelegen aan de Rustenburgerweg in Heerhugowaard. Deze weg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/u. In westelijke richting wordt onder meer het centrum bereikt. In zuidelijke richting wordt met een voorrangskruispunt ontsloten op de Jan Glijnisweg. Richting de Jan Glijnisweg geldt tevens een schoolzone waarbij de maximum snelheid is afgewaardeerd naar 30 km/u. In zuidelijke richting op de Jan Glijnisweg wordt onder meer ontsloten op de N508. Voor fietsers zijn vrijliggende fietspaden gelegen aan weerszijden van de gebiedsontsluitingswegen. Voetgangers kunnen gebruik maken van de aanwezige trottoirs.
Parkeren
In de huidige situatie heeft Aldi een oppervlakte van 1.073 m2 bvo. De ontwikkeling voorziet in een uitbreiding van de winkel met 425 m2, waarmee de toekomstige oppervlakte 1.500 m2 bvo bedraagt. Het parkeerkencijfer bedraagt 3,9 tot 6,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Met het gemiddelde van de bandbreedte bedraagt de parkeerbehoefte ten minste 77 parkeerplaatsen voor Aldi. De detailhandel op de verdieping bedraagt 1.280 m2 bvo. De functie die hier het best bij aansluit uit de CROW-publicatie is een woonwarenhuis/woonwinkel. Omdat het slechts een secundaire winkel op een solitaire locatie buiten een primair winkelgebied betreft wordt in deze berekening uit gegaan van de minimale parkeernorm voor deze functie. De minimale parkeernorm betreft 1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Dit resulteert in een parkeerbehoefte van minimaal 18 parkeerplaatsen. Gezamenlijk komt de parkeerbehoefte neer op 95 parkeerplaatsen. Het parkeerterrein voorziet in 89 parkeerplaatsen. Theoretisch komt dit neer op een tekort van 6 parkeerplaatsen. In de praktijk zal dit naar verwachting niet tot problemen leiden, gezien het feit dat er ook sprake kan zijn van dubbelgebruik door mogelijk combinatiebezoek van beide functies. Voor de bestaande woning wordt net als in de huidige situatie op eigen terrein voorzien in parkeermogelijkheden.
Verkeer
De toename aan verkeersgeneratie bedraagt op basis van het gemiddelde binnen de bandbreedte 391 mvt/etmaal tot maximaal 568 mvt/etmaal. Dit aandeel verkeer zal zich over de dag verspreiden, waarin gemiddeld 10% in het drukste uur van de dag wordt afgewikkeld. Dit betekent in het drukste uur een maximale toename van 57 mvt. Het drukste uur van de supermarkt is naar verwachting op een vrijdag- of zaterdagmiddag, terwijl het drukste uur op onderliggend wegennet met name tijdens de reguliere ochtend- en avondspits zal zijn. De bestaande infrastructuur in de omgeving zal het extra verkeer hierdoor zonder problemen kunnen afwikkelen.
Conclusie
Met de uitbreiding van Aldi naar in totaal 1.500 m2 bvo heeft Aldi een gemiddelde parkeerbehoefte van 77 parkeerplaatsen. De detailhandel op de verdieping minimaal 18 parkeerplaatsen. Het parkeerterrein van Aldi voorziet in 89 parkeerplaatsen. Dit betekent een theoretisch tekort van 6 parkeerplaatsen. In de praktijk zal dit naar verwachting niet tot problemen leiden, doordat er sprake zal zijn van dubbelgebruik. Daarnaast kan het extra verkeer als gevolg van de uitbreiding goed over de omliggende wegen worden afgewikkeld.
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordenings- praktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
Stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m3 | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m3 |
Besluit niet in betekenende mate (nibm)
In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een ontwikkeling vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
Onderzoek
In paragraaf 4.2 is de verkeersgeneratie van het plan berekend. Uit de berekening blijkt dat de toename van de verkeersgeneratie maximaal 568 mvt/etmaal (motorvoertuigbewegingen per etmaal) bedraagt. Uit een berekening met de NIBM-tool blijkt dat een dergelijk toename niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen (tabel 4.2).
Tabel 4.2: Berekening luchtkwaliteit. | Bron: NBIM-tool.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende wegen met rekenpunten (figuur 4.1) betreffen de ten noorden van het plangebied gelegen Westtangent en de ten zuiden van het plangebied gelegen Huigendijk. Wegen als de Oosttangent en de Rustenburgerweg liggen dichter bij het plangebied, maar deze wegen hebben geen rekenpunten waarvoor de concentraties luchtverontreinigende stoffen zijn berekend.
Figuur 4.1 Uitsnede viewer NSL-monitoringstool van wegen met rekenpunten
Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs de wegen Westtangent en Huigendijk ruimschoots onder de grenswaarden lagen. Tabel 4.3 geeft de achtergrondconcentraties van de genoemde wegen weer.
Tabel 4.3: Achtergrondconcentraties omliggende wegen | Bron: NSL-monitoringstool 2018.
Weg | NO2 (µg/m3) | PM10 (µg/m3) | PM2,5 (µg/m3) | PM10 Overschrijdingsdagen |
Westtangent | 18.0 | 17.4 | 9.8 | 6.1 |
Huigendijk | 13.2 | 16.4 | 9.1 | 6.1 |
Ook wanneer de maximale bijdrage van de beoogde ontwikkeling wordt opgeteld bij deze concentraties, wordt alsnog ruimschoots voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het bestemmingsplan.
De tijd dat elke vervuiling moest worden aangepakt ligt achter ons. Belangrijkste criterium hierbij is of de vervuiling zodanig is dat er sprake is van risico's voor gezondheid of milieu. In de praktijk blijken er vrijwel nooit risico's te zijn voor de gezondheid van mensen. Milieurisico's (verspreiding en ecologie) komen wel voor, maar meestal gaat het erom dat eventuele vervuilingen afstemming vereisen met bepaalde ontwikkelingen. Op dit moment is er sprake van een omslag van saneren naar beheren en behoeven alleen de zogeheten "ernstige vervuilingen" in meer of mindere mate aangepakt te worden. De maatregelen worden daarbij afgestemd op de functie.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
Ter plaatse van het plangebied hebben de gronden reeds grotendeels de bestemming 'centrum', waarbinnen detailhandel mogelijk is. Voor de beoogde ontwikkeling is zodoende geen sprake van een functiewijziging waarvoor bodemonderzoek noodzakelijk is. In het kader van de bouwactiviteiten is wel een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1). Op basis van het historisch onderzoek, de zintuiglijke beoordeling van de grond- en grondwatermonsters en de resultaten van het chemisch-analytisch onderzoek kan gesteld worden dat binnen de huidige functieklasse geen gebruiksbeperkingen hoeven te worden gesteld aan de onderzoekslocatie. De verkregen resultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek.
De aanwezige bodemkwaliteit vormt zodoende geen belemmering voor dit plan.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde wordt overschreden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 meter vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichting (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
De beoogde ontwikkeling betreft geen risicobron en zal dan ook geen negatief effect hebben op omliggende (beperkt) kwetsbare objecten.
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, zijn in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen gelegen (figuur 4.2). In de nabije omgeving van het plangebied worden wel gevaarlijke stoffen vervoerd over de weg en door buisleidingen.
Figuur 4.2 Ligging plangebied ten opzichte van risicovolle bronnen. | Bron: Professionele risicokaart.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Ten oosten van het plangebied ligt op circa 1,1 kilometer een buisleidingenstraat, bestaande uit een viertal gasleidingen van de Gasunie. De buisleidingen kennen geen PR 10-6 contour. De reikwijdte van de invloedsgebieden van deze gasleidingen varieert van 330 meter tot 490 meter. Het plangebied is gelegen op circa 1,1 kilometer en valt zodoende buiten de invloedsgebieden van de gasleidingen.
Ten westen van het plangebied ligt op circa 3 kilometer afstand de provinciale weg N242 en ten zuiden van het plangebied ligt op circa 2 kilometer afstand de provinciale weg N508. Beide wegen kennen geen PR 10-6 contour. De invloedsgebieden van beide wegen reiken tot 355 meter. Het plangebied is gelegen op circa 3 kilometer afstand gelegen van de N242 en op 2 kilometer afstand van de N508. Het plangebied valt zodoende buiten de invloedsgebieden van beide wegen.
In de omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor of water.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
De aanwezigheid van bedrijven kan de kwaliteit van de leefomgeving beïnvloeden. Bedrijven kunnen geur, stof, geluid en gevaar ten gevolg hebben. Voorkomen moet worden dat bedrijven hinder veroorzaken naar de omgeving, vooral indien het woongebieden of andere gevoelige bestemmingen betreft. Daarnaast moeten bedrijven zich kunnen ontwikkelen en eventueel uitbreiden. Om dit te bereiken is het van belang dat bedrijven en gevoelige bestemmingen ruimtelijk goed gesitueerd worden zodat de bedrijven zo min mogelijk overlast opleveren en woongebieden de bedrijven zo min mogelijk beperken in hun bedrijfsuitvoering.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven of andere milieuhinderlijke functies in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Onderzoek
In de nabije omgeving van het plangebied zijn verschillende voorzieningen, zoals een school, sportvoorzieningen en woningen aanwezig. De omgeving van het plangebied kan zodoende worden getypeerd als een 'gemengd gebied'.
Overeenkomstig de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) geldt voor een supermarkt op basis van het aspect 'geluid' een richtafstand van 10 meter in een rustige woonwijk. Voor gemengd gebied geldt een richtafstand van 0 meter. Aan de richtafstand wordt voldaan. De uitbreiding van de supermarkt vindt plaats aan de voorzijde van het bestaande pand, ter plaatse van het parkeerterrein. Als gevolg van de uitbreiding komt de voorgevel (bouwvlak) van de supermarkt 12 meter naar voren te liggen. De afstand tussen de uitbreiding en de dichtstbijzijnde woningen is 45 meter. Hier wordt dan ook ruim aan de richtafstand voldaan. De rest van de supermarkt blijft ongewijzigd. Ten behoeve van de procedure is een akoestisch onderzoek opgesteld (Bijlage 2) met als doel na te gaan of er kan worden voldaan aan een (blijvend) goed woon- en leefklimaat in de omgeving van de supermarkt. Daarnaast worden de berekende geluidsniveaus getoetst aan de in het Activiteitenbesluit opgenomen algemene geluidsvoorschriften.
Conclusie
Uit het akoestisch onderzoek wordt het volgende geconcludeerd.
Langtijdgemiddelde beoordelingniveaus
De equivalente geluidsemissie van Aldi kan voldoen aan de richt- en grenswaarden van 50/45/40 dB(A) op de gevels van de omliggende woningen. Er wordt daarmee voldaan aan het principe van goede ruimtelijke ordening/goed woon-/leefklimaat. Dit geldt niet voor de woningen die min of meer op het perceel liggen, direct grenzend aan de in-/uitrit voor vrachtwagens (Jan Glijnisweg 55). het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedraagt maximaal 55 dB(A), veroorzaakt door de aan-/afvoer met vrachtwagens in de dagperiode. Omdat er sprake is van een reeds bestaande en toegestane situatie kan het berekende geluidniveau als aanvaardbaar worden geacht. Verder geldt dat er geen verband is met de aangevraagde uitbreiding; de berekende geluidimmissie voor de situaties voor/na uitbreiding zijn vergelijkbaar. Omdat de woning een relatie heeft met het achterliggende bedrijf (supermarkt), wordt voor deze woning in een passende regeling voorzien. Met de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt deze woning aangemerkt als bedrijfswoning. Bedrijfwoningen genieten geen bescherming voor het geluid van het bijbehorende bedrijf.
Maximale geluidniveaus
De berekende maximale geluidniveaus vanwege de Aldi kunnen niet voldoen aan de richt- en grenswaarden van 70/65/60 dB(A) invallend op de gevels van de omliggende woningen. Ter plaatse van de woning Jan Glijnisweg 55b bedraagt het berekende maximale geluidniveau ten hoogste LAmax = 75 dB(A) in de dagperiode. Voor de woningen die min of meer op het perceel liggen, direct grenzend aan de in-/uitrit voor al het verkeer, waaronder vrachtwagens voor het laden en lossen (Jan Glijnisweg 55) bedragen de berekende maximale geluidniveaus LAmax = 83-84 dB(A) in de dagperiode, veroorzaakt door de aan-/afvoer in de dagperiode (laden/lossen). Omdat er sprake is van een reeds bestaande en toegestane situatie kan het berekende geluidniveau als aanvaardbaar worden geacht. Verder geldt dat er geen verband is met de aangevraagde uitbreiding; de berekende geluidimmissie voor de situaties voor/na uitbreiding zijn vergelijkbaar. Voor wat betreft laden/lossen geldt dat in het kader van de beoordeling Activiteitenbesluit maximale geluidniveaus als gevolg van laden/lossen buiten beschouwing kunnen worden gelaten. Aangezien het aan-/afvoer van vrachtwagens conform de bestaande situatie is en er geen direct verband is met de aangevraagde uitbreiding, kunnen de berekende maximale geluidniveaus als aanvaardbaar worden geacht.
Indirecte hinder
De equivalente geluidsniveaus vanwege het verkeer van en naar de Aldi op de openbare weg voldoen aan de voorkeurswaarde van 50 dB(A) als etmaalwaarde.
Het aspect bedrijven- en milieuhinder vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheerplan) zijn de programma's en beheertaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheergebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan de zuidoostelijke rand van Heerhugowaard, in de buurtschap 't Kruis, en betreft de bestaande winkel van Aldi, bijbehorende parkeerterrein, de inrit vanaf de Rustenburgerweg en een woning. Het plangebied is in de huidige situatie grotendeels verhard.
Bodem en grondwater
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit lichte zavel (kalkrijke poldervaaggronden) en is sprake van grondwatertrap VI. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) schommelt tussen de 40 centimeter en 80 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt dieper dan 120 centimeter onder maaiveld. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt circa 2,9 meter -NAP.
Waterkwantiteit
Volgens de Legger Wateren van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier zijn binnen het plangebied geen watergangen aanwezig. Haaks op de westzijde van het plangebied is volgens de legger een secundaire watergang gelegen (figuur 4.3). Volgens de Keur van het hoogheemraadschap kennen secundaire watergangen geen beschermingszone.
Figuur 4.3 Uitsnede plangebied Legger Wateren 2018. | Bron: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevindt zich ook geen natte ecologische verbindingszone zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een primaire waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel (gescheiden stelsel).
Toekomstige situatie
De beoogde ontwikkeling betreft de uitbreiding van de bestaande Aldi-supermarkt met maximaal 425 m2 bvo. De uitbreiding bestaat uit een vergroting van het winkelvloeroppervlak, een beperkte uitbreiding van het magazijn en het toevoegen van een broodafbakafdeling. Het parkeerterrein ten noorden van de bestaande winkel blijft nagenoeg ongewijzigd, evenals de woning ten zuiden van de bestaande winkel. Vanwege de toevoeging van een broodafbakafdeling zal op het perceel van Aldi de inrit vanaf de Rustenburgerweg iets in oostelijke richting verschuiven.
Waterkwantiteit
Volgens artikel 23 in de Algemene Regels bij de Keur van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier geldt voor bouwplannen waarbij de toename van bebouwing of verhard oppervlak minder dan 800 m2 bedraagt een vrijstelling van de vergunningsplicht. De beoogde ontwikkeling voorziet in de uitbreiding van de Aldi-winkel met 425 m2, waarbij de uitbreiding grotendeels op reeds verhard oppervlak (parkeerterrein) wordt gerealiseerd. De toename van het verhard oppervlak blijft ruim onder de gestelde grens van 800 m2. Compenserende maatregelen zijn zodoende niet noodzakelijk.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De beoogde ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Voor de beoogde ontwikkeling is op basis van de Keur geen vergunning noodzakelijk.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden:
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn) opgesteld. De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn, soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de bescherming van overige soorten. De provincie kan ontheffing verlenen van de verboden voor overige soorten ofwel soorten van de lijst Nationaal beschermde soorten behorende bij artikel 3.10 van de Wnb.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen binnen de grenzen van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000-gebied. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is gelegen op circa 6 kilometer afstand ten zuidoosten van het plangebied en betreft het Natura 2000-gebied 'Eilandspolder' (figuur 4.4).
Figuur 4.4 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. Natura 2000-gebieden. | Bron: AERIUS Calculator.
Het plangebied is eveneens niet gelegen binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN; figuur 4.5). Het dichtstbijzijnde onderdeel van het NNN ligt op circa 230 meter afstand ten oosten van het plangebied. Ook ligt het plangebied niet binnen een natuurverbinding of weideleefvogelgebied (circa 500 meter afstand).
Figuur 4.5 Ligging plangebied (rode cirkel) t.o.v. weidevogelleefgebieden, Natuurnetwerk Nederland (NNN) en natuurverbindingen. | Bron: Provinciale Ruimtelijke Veerordening Noord-Holland (geconsolideerde versie).
Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de ontwikkeling en afstand tot natuurgebieden kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. De beoogde ontwikkeling leidt wel tot een toename van verkeersbewegingen. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige habitattype ligt op minimaal 10 km afstand. In het kader van de bestemmingsplanwijziging is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (Bijlage 3). In deze berekening zijn zowel de effecten op de stikstofdepositie in de gebruiksfase als de aanlegfase berekend. Uit de berekening wordt geconcludeerd dat zowel voor de gebruiksfase als voor de aanlegfase geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden wordt berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jaar. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het plan niet leidt tot significante negatieve effecten. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming vereist.
Soortenbescherming
Ten behoeve van de uitbreiding van de supermarkt zullen er werkzaamheden aan de huidige bebouwing plaatsvinden aan de noord- en oostzijde van het bestaande pand. Ook zal de toegangsweg iets verschuiven en wordt er een voetpad aangelegd. Adviesbureau Mertens heeft een quickscan flora en fauna uitgevoerd naar de aanwezigheid van wettelijk beschermde soorten uit de Wet natuurbescherming (Bijlage 4). Daarin wordt het onderstaande geconcludeerd.
Het voorkomen van negatieve effecten op verblijfplaatsen van vleermuizen en broedvogels (al dan niet met vaste rust- en verblijfplaatsen) wordt uitgesloten. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten. Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de uitbreidingsplannen aan de Rustenburgerweg 108 te Heerhugowaard zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Besluit ruimtelijke ordening, Erfgoedwet
Onderzoek en conclusie
Het plangebied kent in het bestemmingsplan 'ZuidOostHoek' een dubbelbestemming 'waarde – archeologie 3'. Voor deze dubbelbestemming geldt dat bij bouwplannen waarvan de oppervlakte 500 m2 of groter bedraagt en waarbij grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld plaatsvinden, archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden. De beoogde uitbreiding bedraagt met maximaal 425 m2 minder dan 500 m2, waardoor archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is. Daarnaast ligt het plangebied volgens de 'Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie' van de provincie Noord-Holland niet binnen waardevol aardkundig gebied. Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt zodoende geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte (bvo) van 200.000 m2 of meer. Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 7.150 m2. De beoogde ontwikkeling betreft de uitbreiding van maximaal 425 m2 bvo en blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Hoewel de beoogde ontwikkeling onder de drempelwaarde blijft, is middels een aanmeldingsnotitie (Bijlage 5) onderzocht of sprake is van belangrijke nadelige milieueffecten. Op basis van de aanmeldingsnotitie wordt door het bevoegd gezag het besluit genomen of het opstellen van een MER noodzakelijk is of niet.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen. Deze toelichting dient als uitleg over de wijze waarop de bestemmingsregels moeten worden uitgelegd en de reden waarom deze zijn opgenomen. In de paragraaf over het juridisch systeem wordt nader uitleg gegeven over de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan. In de handhavingparagraaf is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt gehandhaafd.
In het eerste hoofdstuk van de planregels worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en wordt ook aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
In artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Begripsbepalingen zijn nodig om een planologisch - juridische precisering ten opzichte van het algemeen spraakgebruik te verkrijgen. In beginsel dient er voor gewaakt te worden een begrip een sterk van het spraakgebruik afwijkende betekenis te geven. Begripsbepalingen zijn alleen dan nodig indien het begrip gebruikt wordt in de planregels en dit begrip zonder nadere definitie tot verwarring zou kunnen leiden. Men kan voorts een definitie nodig hebben indien een term of woord in verschillende wettelijke regelingen niet dezelfde betekenis heeft, of wanneer men een woord wil afzetten tegen een ander woord (bijvoorbeeld woning tegenover zomerhuis). Een aantal begrippen is vastgelegd in de RO - Standaarden, een uitgave van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Van de definiëring van deze begrippen, mag niet worden afgeweken.
In het artikel ‘Wijze van meten’ is aangegeven hoe moet worden gemeten. Het betreft hier technische zaken die deels landelijk zijn voorgeschreven en deels aanvullend zijn opgenomen. Daar waar het in het algemeen spraakgebruik wel duidelijk is wat wordt bedoeld met bijvoorbeeld de hoogte van een gebouw, is het in juridische zin toch van belang om aan te geven dat daarbij gemeten moet worden vanaf het 'peil' tot het hoogste punt van het gebouw. Daarbij wordt het begrip 'peil' uitgelegd onder de begripsbepalingen. Over de wijze waarop in algemene zin 'gemeten' moet worden bestaat zo dus geen verschil van mening.
Voor het bepalen van de bouwhoogte worden onderschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend. Bij het bepalen van de goothoogte worden incidentele verhoogde goten, zoals bij dakkapellen, wolfseinden en dergelijke buiten beschouwing gelaten. Omdat dit niet in de RO - Standaarden is geregeld, is in de bouwregels opgenomen dat deze goten niet aan de goothoogte worden getoetst.
Voor de dakhelling is aangegeven dat deze alleen geldt voor het dakvlak. Incidentele doorbrekingen van het dakvlak zijn voor het bestemmingsplan van minder belang. De doorbreking van het dakvlak kan wel onderdeel uitmaken van een welstandstoetsing.
De oppervlakte moet buitenwerks worden gemeten en op het peil. Het vloeroppervlak in gebouwen is niet van belang. Voorts is aangegeven dat bovengrondse bouwonderdelen vanaf één meter boven peil moeten worden meegerekend. Hiermee wordt oneigenlijke uitbreiding van gebouwen boven de toegestane oppervlakte voorkomen. De inhoud moet boven peil worden gemeten. Ondergrondse ruimten tellen niet mee voor het bepalen van de inhoud.
De systematiek van de planregels zijn zoveel mogelijk gebaseerd op de modelregels van de gemeente Heerhugowaard.
De op de verbeelding voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor detailhandel. Voor de begane grond van de Aldi is geregeld dat hier uitsluitend een supermarkt is toegestaan. Deze regeling is opgenomen om te voorkomen dat winkels die meer geschikt zijn voor het centrumgebied zich op deze solitaire locatie gaan vestigen. Het ontstaan van een nieuwe winkelconcentratie op deze locatie buiten het kernwinkelgebied is niet gewenst. Met deze regeling is de bestaande supermarkt daarom positief bestemd.
Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het wonen op de verdieping mogelijk.
Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is uitsluitend een bedrijfswoning toegestaan.
Er mag enkel binnen het bouwvlak worden gebouwd, rekening houdend met de op de verbeelding aangeduide goot- en bouwhoogtes.
Naast bebouwing ten behoeve van detailhandel en een woning zijn er ook bijbehorende voorzieningen mogelijk op de gronden binnen de bestemming. Het gaat daarbij om verkeers-, parkeer- en groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, kunstwerken, nutsvoorzieningen, fietsenstallingen, water, tuinen, erven en terreinen.
De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden hebben een openbare gebruiksfunctie voor het gehele gebied en liggen tussen de woonbebouwing en langs de waterpartijen en ontsluitingswegen. Groen heeft niet alleen een kijkfunctie, maar ook een gebruiksfunctie. Om het groen geschikt te maken voor die openbare gebruiksfunctie, is het toegestaan om 5 % van de gronden te bebouwen.
Op de gronden mogen alleen gebouwen worden gebouwd voor nutsvoorzieningen, sport- en speelvoorzieningen en ontmoetingsplaatsen. Verhardingen mogen worden aangelegd voor o.a. voet- en fietspaden, sport- en speelvoorzieningen, parkeerplaatsen en ontmoetingsplekken. De speelplaatsen mogen worden ingericht met speeltoestellen met een hoogte tot maximaal 6.00 meter. Bij sportvoorzieningen moet worden gedacht aan basketbalveldjes, voetbalveldjes e.d. Op deze bestemming kunnen ook ontmoetingsplaatsen worden ingericht met een overkapte ruimte. Op de bestemming 'Groen' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 6.00 meter worden opgericht. Parkeerplaatsen, opstelplaatsen voor de brandweer, inzamelcontainers en weg en waterbouwkundige kunstwerken zijn toegestaan om incidentele problemen op te kunnen lossen. Langs de waterpartijen kunnen plas / drasoevers worden aangelegd op de bestemming groenvoorziening.
De op de verbeelding voor de 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor archeologische waarden. De bestemming 'Waarde - Archeologie 3' is een dubbelbestemming. Deze bestemming gaat voor de andere bestemmingen op deze gronden. Alleen wanneer duidelijk is dat de waarde archeologie niet wordt geschonden of als de waarde archeologie wel wordt geschonden, daarvoor een omgevingsvergunning kan worden verleend, kunnen de andere bestemmingen worden verwezenlijkt.
De formulering van deze planregels is wettelijk vastgelegd en heeft betrekking op de algemene regels die voor het hele plangebied gelden ongeacht de specifieke bestemming.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
Dit artikel biedt o.a. de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het bestemmingsplan voor kleine maatoverschrijdingen die het gevolg zijn van standaardmaten, waardoor het bouwwerk net niet past binnen de maatvoering van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning kan worden verleend tot maximaal 10 procent van de in het bestemmingsplan gegeven maten. Het is niet de bedoeling dat de omgevingsvergunning wordt gebruik om standaard 10 procent groter te bouwen dan op de verbeelding staat aangegeven. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient aanvrager gemotiveerd aan te geven waarom van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt.
Het kan zijn dat het toepassen van deze algemene afwijkingsmogelijkheid vanuit stedenbouwkundig oogpunt, vanwege de belangen van omwonenden of vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening, ongewenst is. Mocht dit bij een bepaalde maximale maat het geval zijn, dan zal in de bestemmingsregels worden aangegeven dat de algemene afwijkingsbevoegdheid niet toegepast kan worden.
De omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van de regels van het bestemmingsplan, kan ook worden verleend voor utilitaire bouwwerken en voorzieningen ten dienste van het ontvangen van telefoon- radio- en televisiesignalen. Bij utilitaire bouwwerken gaat het meestal om bouwwerken van nutsbedrijven, waarvan de oppervlakte te klein is om deze op de verbeelding als een afzonderlijke bestemming aan te geven of waarvan de situering op voorhand niet bekend is.
Er is een grote behoefte aan zendmasten ten behoeve van het steeds groter wordende mobiele netwerk. Om een woud van masten te voorkomen, streeft de gemeente naar een gemeenschappelijk gebruik van de zendmasten door de diverse, elkaar beconcurrerende bedrijven. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend, indien de noodzaak wordt aangetoond en de aanvrager de bereidheid uitspreekt ook anderen in de gelegenheid te stellen van deze voorziening gebruik te maken.
Overgangsregels zijn van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking.
Tenslotte wordt in de regels vastgelegd op welk moment het bestemmingsplan is vastgesteld en onder welke titel het plan heeft.
Ingevolge artikel 3.1.6. onder f van het Besluit ruimtelijke ordening, dienen in de toelichting bij een bestemmingsplan de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan weergegeven te worden. Die uitvoerbaarheid kan onderscheiden worden in maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid.
Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is in de eerste plaats een breed draagvlak nodig voor de regels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Deze regels komen gedeeltelijk voort uit wettelijke verplichtingen. Daarnaast is bestuurlijk draagvlak van belang. Dit wordt bevorderd door het bestemmingsplan goed af te stemmen op het gewenste ruimtelijk beleid van het rijk en de provincie, als ook op de wensen en ambities van het lokale bestuur. Zij zijn het immers die na vaststelling ook de handhaving van het plan ter hand moeten nemen. Behalve door de wet gestelde eisen en bestuurlijke overeenstemming over het plan, is het maatschappelijk draagvlak onder de bevolking en met name onder de bewoners en gebruikers van de wijken van groot belang.
Voorliggend bestemmingsplan Rustenburgerweg 108 heeft zes weken ter inzage gelegen. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.
Op grond van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor de gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening worden de bouwwerken genoemd waarvoor een exploitatieplan moet worden opgesteld.
Indien sprake is van een bouwplan en voor de goedkeuring van dit bouwplan een wijziging of afwijking van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk is, is een gemeente verplicht om haar kosten op de initiatiefnemer en/of grondeigenaar te verhalen. Er moet een exploitatieplan worden vastgesteld ter verzekering van het verhaal van kosten. In artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn categorieën aangewezen waarbij deze verplichting van toepassing is. Het gaat daarbij om de volgende categorieën:
Van het vaststellen van een exploitatieplan kan op basis van artikel 6.12 lid 2 onder a Wet ruimtelijke ordening worden afgezien als er op een andere wijze is voorzien in het verhaal van kosten.
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van een supermarkt met 425 m2 bvo. Voor deze ontwikkeling is de verplichting tot een exploitatieplan dus niet van toepassing.
Voor de onderhavige ontwikkeling worden de proceskosten en de ontwikkelingskosten en het risico op planschade gedragen door de ontwikkelende partij. Er zijn geen bijzondere kosten voor de aanleg van ontsluitingen, kabels en leidingen. Met de ontwikkelende partij is daarnaast een planschadeverhaalovereenkomst afgesloten. Er is om die reden geen aanleiding voor het opstellen van een exploitatieplan aangezien alle kosten op een andere wijze worden gedekt.