direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch
Plan: Heerhugowaard - Middenweg 455
Status: Vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0398.BP25MIDDENWEG45501-VA01

Artikel 3: Agrarisch

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van houtteelt en bosbouw;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  • g. bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • h. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen,
  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen en overkappingen, genoemd in lid 3.1 sub f en g

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen, genoemd in lid 3.1 sub f en g gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel, dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf", mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde grondgebonden agrarisch bedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen;
  • c. de bedrijfswoning zal aan de wegzijde van het bouwperceel worden gebouwd;
  • d. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale inhoud   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   6,00   15   60   9,50  
Bedrijfswoning   750 m³   -   4,00   30   60   10,00  

3.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, genoemd in lid 3.1 sub h

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, genoemd in lid 3.1 sub h gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bouwvergunningplichtige aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 70 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen zal ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • f. een erker mag voor de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits
    • 1. de diepte van een erker ten hoogste 1,50 zal bedragen;
    • 2. de lengte van een erker ten hoogste tweederde deel van de gevellengte van de bedrijfswoning zal bedragen;
  • g. een entree mag voor de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits
    • 1. de diepte van een entree ten hoogste 1,50 zal bedragen;
    • 2. de lengte van een entree ten hoogste eenderde deel van de gevellengte van de bedrijfswoning zal bedragen;
  • h. indien een vrijstaand bijgebouw met het hoofdgebouw wordt verbonden, wordt het vrijstaande bijgebouw gerekend tot de uitbreiding van het hoofdgebouw.

3.2.3. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's en bassins zullen uitsluitend worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel;
  • b. de hoogte van een silo of een bassin zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bouwperceel ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwperceel ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

3.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijfsvoering;
  • e. het opslaan van agrarische producten buiten het bouwperceel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • h. het splitsen van een bedrijfswoning zódanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • i. het gebruik van bedrijfswoningen en/of bijgebouw in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling zodanig dat:
    • 1. meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;
    • 2. op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of de Wet milieubeheer een vergunning- /of meldingsplicht van toepassing is;
    • 3. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf niet meer mogelijk is dan wel verwezenlijkt wordt;
  • j. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • k. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijdbak.

3.5. Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1. Paardrijdbakken

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4 onder l in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak, mits:

  • a. de paardrijdbak bij een agrarisch bedrijf op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • b. de paardrijdbak wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijdbak voor het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • c. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast;
  • d. er vanwege de paardrijdbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens).

3.6. Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1. Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Bijlage 1 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.