direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wijzigingsplan kwekerij Voorweg
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

De aanleiding voor het opstellen van dit wijzigingsplan is het oprichten van een nieuwe bedrijfsloods op de locatie van het bestaande tuinbouwbedrijf Kwekerij Maruwa op de hoek van het perceel Voorweg-Wijk aan Duinpad in het tuinbouwconcentratiegebied van Heemskerk.

Maruwa B.V. is opgericht in 1996 als veredelingsbedrijf voor diverse tuinbouwgewassen met een vestiging aan de Zuiderwentweg in Heemskerk. Maruwa B.V. komt voort uit v.o.f. W.G van Rixel en zn. opgericht in de jaren 80, eveneens gevestigd in Heemskerk, met als belangrijkste doelstelling het telen van snijbloemen met afzet op de Nederlandse

bloemveilingen.

Op dit moment maakt Maruwa B.V. gebruik van drie locaties te weten locatie Zuiderwentweg (inclusief de gehuurde bebouwing), locatie Noorddorperweg (dit betreft alleen open grond) en de locatie Voorweg-Wijk aan Duinpad (planlocatie, eveneens alleen open grond). Kwekerij Maruwa is voornemens om de verschillende vestigingen samen te voegen op één locatie en de bedrijfsactiviteiten op de overige vestigingen te beëindigen. Voor deze samenvoeging is de opwaardering van de locatie Voorweg-Wijk aan Duinpad noodzakelijk. De kwekerij wordt opgericht binnen het kadastraal perceel Heemskerk, sectie E, nummer 1660. Om het voornemen mogelijk te maken wordt een agrarisch bouwvlak toegekend aan de locatie, waarbinnen een bedrijfsgebouw kan worden opgericht.

Voor het toekennen van het bouwvlak wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid uit het vigerend bestemmingsplan 'Partiële Herziening Heemskerk Buitengebied - 2017'. Deze wijzigingsbevoegdheid biedt de mogelijkheid een bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied' te verplaatsen of gedeeltelijk te verplaatsen. Om een bouwvlak te kunnen oprichten op de hoek Voorweg-Wijk aan Duinpad worden de benodigde vierkante meters in mindering gebracht bij het bouwvlak van de kwekerij op Wijk aan Duinpad 14. In deze toelichting wordt getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden en de overige planologsiche aspecten.

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Heemskerk en is kadastraal bekend als Heemskerk, sectie E, nummer 1660 (gedeeltelijk).

Daarnaast maakt de locatie Wijk aan Duinpad 14 onderdeel uit van het plangebied. Op deze locatie wordt het bouwvlak verkleind ten behoeve van de ontwikkeling van de kwekerij op de hoek Voorweg-Wijk aan Duinpad. Dit betreft het percee kadastraal bekend als gemeente Heemskerk, sectie E, nummer 1411.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0001.png"

Globale ligging van de planlocatie Voorweg ong. en de locatie Wijk aan Duinpad 14

1.3 Aanpak

Voor onderhavige ontwikkeling wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.6.1 en 3.6.4 van het vigerend bestemmingsplan 'Partiële Herziening Heemskerk Buitengebied - 2017', waarin het verplaatsen van het bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied' onder voorwaarden mogelijk wordt gemaakt. Dit wijzigingsplan is de invulling van deze wijzigingsbevoegdheid.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

De planologische situatie van het plangebied is vastgelegd in het vigerend bestemmingsplan 'Partiële Herziening Heemskerk Buitengebied - 2017' (vastgesteld, 6 juli 2017).

In het vigerend bestemmingsplan heeft de planlocatie de bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied'. Daarnaast is sprake van een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' en een gebiedsaanduiding 'overige zone - tuinbouwconcentratiegebied'.

De locatie Wijk aan Duinpad 14 is tevens bestemd als 'Agrarisch - Tuindersgebied' binnen de gebiedsaanduiding 'overige zone - tuinbouwconcentratiegebied'. Op deze locatie ligt een agrarisch bouwvlak en de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0002.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Partiële Herziening Heemskerk Buitengebied - 2017' met ligging planlocatie Voorweg ong. en Wijk aan Duinpad 14

1.5 Leeswijzer

In de toelichting van dit wijzigingsplan wordt na dit inleidende hoofdstuk in hoofdstuk

2 het voorgenomen plan beschreven. In hoofdstuk 3 vindt toetsing aan de wijzigingsvoorwaarden plaats. In hoofdstuk vier wordt het relevante beleidskader beschreven. In hoofdstuk vijf wordt de haalbaarheid van het plan getoetst aan het relevante milieu- en omgevingsaspecten. In het zesde hoofdstuk zijn de juridische regels toegelicht. Ten slotte komen in hoofdstuk zeven de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.

Hoofdstuk 2 Plangebied en planvoornemen

2.1 Ruimtelijke structuur

De planlocatie is gelegen in het buitengebied van de gemeente Heemskerk. In dit buitengebied zijn drie landschapseenheden te onderscheiden, namelijk duin en zee, de open weidegebieden en het kassengebied. De planlocatie bevindt zich in het kassengebied bij Heemskerkerduin, een oude duinafgraving. Dit gebied vormt samen met Noorddorp de schakel tussen Heemskerk en de duinen.

De ruimtelijke structuur van het kassengebied wordt gekenmerkt door een van oudsher ontstaan netwerk van smalle wegen en een afgewisseld landschap van op ruime afstand van elkaar gelegen woningen en daar tussen gelegen tuinbouwgronden. Op de tuinbouwgronden zijn in veel gevallen kassen geplaatst, waardoor er sprake is van een contrast tussen een open en gesloten landschap.

Ten oosten van de planlocatie bevindt zich de Rijksstraatweg. Oostelijk van deze weg bevindt zich het stedelijk gebied van Heemskerk. Ten westen van de planlocatie bevindt zich het Noord-Hollands duinreservaat, een duingebied met hoge ecologische waarde.

2.2 Functionele structuur

Het gebied waarin de planlocatie is gelegen is van oudsher een tuinbouwgebied. De aanwezige bebouwing in dit gebied is dan ook voornamelijk ontstaan vanuit een overwegend agrarische functiegebruik. In het gebied bevinden zich veel (voormalige) tuinderswoningen. Verder zijn enkele recreatieve voorzieningen aanwezig in het gebied.

De planlocatie zelf betreft een onbebouwd agrarisch perceel. Ten noorden wordt de planlocatie begrensd door een agrarisch perceel dat tevens eigendom is van de initiatiefnemer. Het betreft hier een perceel gelegen tussen de Voorweg en de Wijk aan Duinpad met tuinbouwgrond bestaande uit rechte plant bedden. Ten westen wordt de planlocatie begrensd door de Voorweg en ten zuiden door de Wijk aan Duinpad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0003.png"

Ligging plangebied

2.3 Beschrijving planontwikkeling

2.3.1 Planvoornemen

Het planvoornemen voorziet in het opwaarderen van de bestaande kwekerij op het perceel gemeente Heemskerk, sectie E, nummer 1660. Daarbij worden verschillende teeltvelden ingericht, teeltondersteunende (folie)kassen opgericht en een nieuwe bedrijfsruimte gerealiseerd. Concreet bestaat het voornemen uit het realiseren van:

  • een bedrijfsruimte van 200 m² voor het verwerken van producten, het gereed maken van orders en kantine met verzorgingsruimten voor de medewerkers van de kwekerij;
  • een kas van 150 m² voor de opkweek van plantmateriaal;
  • twee foliekassen van 320 m² en 600 m²;
  • een rolkas van 294 m²;
  • teeltveld voor pioenen en ander plantmateriaal;
  • teeltveld voor jong plantmateriaal;
  • een appelboomgaard, die tevens dient als landschappelijke inpassing van de kwekerij;
  • een terrein met ondergeschikte parkeervoorzieningen bij het bedrijfsgebouw voor de medewerkers en bezoekers van de kwekerij, inclusief opstelplaats voor een vrachtwagen voor transport van de gekweekte producten.
2.3.2 Inrichtingsplan

Voor de voorgenomen ontwikkeling is een inrichtingsplan opgesteld, waarin de opzet van de kwekerij wordt weergegeven. Tevens worden landschappelijke elementen toegevoegd aan de kwekerij. Het inrichtingsplan is toegevoegd als Bijlage 1 van de toelichting.

Het gebouw wordt gerealiseerd op 5 meter afstand van de bestemming 'Verkeer', waarmee invulling wordt gegeven aan de stedenbouwkundige voorwaarde van de gemeente om 5 meter afstand tot de weg aan te houden.

Als landschappelijke inpassing wordt de kwekerij aan de noord- en zuidzijde momenteel al begrensd door elzen- en ligusterhagen. Het nieuwe bedrijfsgebouw wordt landschappelijk ingepast door aan de zuidzijde langs de weg een nieuwe haag te plaatsen. Aan de oostzijde van het op te richten bedrijfsgebouw is reeds een bestaande erfafscheiding aanwezig in de vorm van een elzenhaag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0004.png"

Bestaande elzen- en ligusterhagen

In onderstaande afbeelding is een uitsnede van het inrichtingsplan weergegeven. Voor de bijbehorende nummering per planonderdeel, is in Bijlage 1 een legenda opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0005.png"

Inrichtingsplan Kwekerij Maruwa

2.4 Afwijking vigerend bestemmingsplan

De bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied' kent een ruime regeling, waarbinnen - ten behoeve van de gevestigde tuinbouwbedrijven - veel mogelijkheden bestaan. Ter plekke van de bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied' zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van (glas)tuinbouw, akkerbouw, extensief recreatief medegebruik en kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen. Bovendien zijn ook ondergeschikte infrastructurele voorzieningen mogelijk binnen de bestemming.

De planonderdelen zoals genoemd in 2.3.1 zijn allen mogelijk binnen de vigerende bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied', met uitzondering van de oprichting van de bedrijfsruimte van 200 m². Gebouwen niet zijnde kassen of teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter dienen te worden opgericht binnen een bouwvlak. Het bouwen van een bedrijfsgebouw is daarmee alleen toegestaan wanneer sprake is van een bouwvlak. In het vigerend bestemmingsplan is op de planlocatie op de hoek Voorweg-Wijk aan Duinpad geen bouwvlak opgenomen. Daarmee is het oprichten van een bedrijfsgebouw vooralsnog niet mogelijk. Om het plan alsnog mogelijk te maken, dient het bestemmingsplan te worden gewijzigd.

Hoofdstuk 3 Wijzigingsvoorwaarden

In artikel 3.6.1 van het vigerend bestemmingsplan 'Partiële herziening Heemskerk Buitengebied - 2017' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de bestemmingswijziging voor het verplaatsen van een bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied'. Het plan dient aan bijbehorende wijzigingsvoorwaarden te worden getoetst. In aanvulling hierop dient het plan tevens getoetst te worden aan de eisen zoals genoemd in artikel 3.6.4. Hieronder vindt toetsing van het plan aan de wijzigingsvoorwaarden en eisen plaats.

3.6.1 Verplaatsen bouwvlak

Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het verplaatsen van het bestaande bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. bij de verplaatsing (waaronder ook opdelen in meerdere bouwvlakken wordt verstaan) van het bouwvlak het totale oppervlakte van het bestaande bouwvlak niet mag worden vergroot;

    Ter plaatse van het perceel bij Wijk aan Duinpad 14 wordt 275 m2 agrarisch bouwvlak in mindering gebracht. Ter plaatse van het perceel op de hoek van Wijk aan Duinpad en Voorweg wordt een agrarisch bouwvlak ter grootte van 275 m2 toegevoegd.

    Het plan leidt niet tot vergroting van de bestaande totale oppervlakte aan bouwvlakken.
  • b. het bouwvlak aan de weg moet worden gesitueerd;

    Het bouwvlak wordt op verzoek van de gemeente op een afstand van 5 meter aan de weg gesitueerd en wordt ontsloten via de Voorweg.
  • c. de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig mogen worden geschaad;

    De in het gebied aanwezige waarden worden niet onevenredig geschaad. De planlocatie ligt in een tuinbouwconcentratiegebied, waarin de tuinbouw en tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid de belangrijkste waarden van het gebied vertegenwoordigen. Er is al gedurende lange tijd sprake van agrarische activiteit op de voormalige duingronden, die uitermate geschikt zijn voor teelt in de open grond. Hiermee wordt de belangrijkste waarde van het gebied versterkt. De overige omgevingswaarden worden behandeld in Hoofdstuk 5 Milieu- en Omgevingsaspecten.
  • d. er mogen geen beperkingen optreden in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen;

    Er treden geen beperkingen op in het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen. In paragraaf 5.1 Bedrijven en milieuzonering wordt dit nader toegelicht.
  • e. voor het overige de regels van deze bestemming van overeenkomstige toepassing blijven.

    De regels van de bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied' worden in dit wijzigingsplan overgenomen en zullen dus van toepassing blijven.

3.6.4 Eisen

Wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.6.1, moet ook worden voldaan aan de aanvullende eisen zoals gesteld in artikel 3.6.4. Hierom is hieronder getoetst op deze aanvullende voorwaarden. De wijzigingen als bedoeld onder 3.6.1 wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

    De gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast. In paragraaf 5.1 Bedrijven en Milieuzonering wordt dit nader toegelicht.
  • b. sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing

    De kwekerij wordt landschappelijk ingepast door middel van de maatregelen zoals voorgesteld in het inrichtingsplan. Het inrichtingsplan is toegevoegd als Bijlage 1 bij deze toelichting.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie

schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden.

Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk

gebied een grotere rol.

Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Derhalve heeft de SVIR geen consequenties voor voorliggend plan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Onderhavige ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen. Derhalve heeft het Barro geen consequenties voor voorliggend plan.

4.1.3 Bro; motivering duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' (voormalige ladder) opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken.

De motivering duurzame verstedelijking richt zich op substantiële veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.

Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Aangezien het toe te voegen bouwvlak elders wordt weggenomen, wordt per saldo geen bouwvlak toegevoegd aan het gebied. De bouwmogelijkheden worden binnen de bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied' niet vergroot. Derhalve is een nadere motivering voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk en voldoet het plan aan de eisen uit het Besluit ruimtelijke ordening.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040

De provincie Noord-Holland heeft op 28 september 2015 een geactualiseerde structuurvisie vastgesteld voor de gehele provincie. In de structuurvisie wordt aangegeven dat de landbouw een belangrijke sector is voor de provincie Noord-Holland, waarvoor voldoende en geschikte ruimte geboden moet worden.

Op de visiekaart is de planlocatie weergegeven als (glas)tuinbouwconcentratiegebied. Daarnaast is in de structuurvisie een themakaart opgenomen met de titel 'voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij'. Hierop is zijn de verschillende regio's binnen de provincie aangeduid, waarvoor een specifieke landbouwfunctie is geprojecteerd. Het plangebied ligt binnen het aangewezen tuinbouwconcentratiegebied waarbinnen een combinatie van glas en volle grond gewenst is.

De gewenste ruimtelijke clustering van bepaalde landbouwsectoren, waaronder de tuinbouwsector, leidt tot economische en landschappelijke voordelen. De toeleverende en uitbestedende bedrijven kunnen zich in de nabijheid vestigen. Dit levert voordelen op voor milieu en logistiek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0006.png"

Themakaart Structuurvisie Noord-Holland 2040 met het tuinbouwconcentratiegebied Heemskerk aangeduid (geel kader)

De ontwikkeling van een tuinbouwbedrijf binnen het bestaande tuinbouwconcentratiegebied, zorgt voor een versterking van het ruimtelijk cluster. De provincie streeft naar een volledige benutting van de bestaande tuinbouwconcentratiegebieden. Het voornemen de bestaande kwekerij een economische impuls te geven draagt hier aan bij.

Hiermee past de ontwikkeling binnen de ontwikkelingsrichting die door de provincie wordt voorgedragen in de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

Provinciale Staten van de provincie Noord-Holland hebben in mei 2018 de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Hierin is de Structuurvisie Noord-Holland 2040 juridisch verankerd. Een nieuw bestemmingsplan dient te worden getoetst aan de regels die worden gesteld in de PRV.

Artikel 26 van de PRV sluit de mogelijkheid tot het oprichten van een tweede bedrijfswoning binnen een bouwvlak uit binnen tuinbouwconcentratiegebieden. In deze gebieden moeten het aantal woningen worden beperkt, om belemmering van toekomstige ontwikkelingen van tuinbouwbedrijven te voorkomen. Het toekennen van een separaat bouwvlak op de planlocatie zou kunnen leiden tot het oprichten van een nieuwe bedrijfswoning. Om het oprichten van een nieuwe bedrijfswoning uit te sluiten is een aanduiding opgenomen die het oprichten van een woning op de hoek Voorweg-Wijk aan Duinpad onmogelijk maakt.

Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat het voornemen past binnen de Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Heemskerk 2020

De gemeenteraad van de gemeente Heemskerk heeft op 6 februari 2012 de Structuurvisie Heemskerk 2020 vastgesteld. In deze structuurvisie wordt voor de gehele gemeente de gewenste ontwikkelingsrichting weergegeven tot 2020. Voor het aangewezen tuinbouwgebied hanteert de gemeente Heemskerk onder andere de volgende speerpunten:

  • Ruimte bieden aan agrarische bedrijven die kiezen voor schaalvergroting en/of specialisatie, om ook op langere termijn de ontwikkeling van duurzame tuinbouwbedrijven mogelijk te maken;
  • Ruimte bieden voor verbreding op bestaande agrarische bedrijven. Door het toevoegen van agrarisch verwante functies en niet-agrarische functies aan de agrarische bedrijfsvoering kunnen agrarische bedrijven hun economische basis verbreden en een duurzame bedrijfsvoering voor langere termijn waarborgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0007.png"

Uitsnede integrale structuurvisiekaart Heemskerk

Op de integrale structuurvisiekaart is het plangebied aangeduid als agrarisch gebied voor moderne tuinbouw, met mogelijkheden voor kleinschalige recreatie. De opwaardering van de bestaande kwekerij versterkt de tuinbouwfunctie van het gebied, waarmee invulling wordt gegeven aan de gewenste ontwikkelingsrichting. Met het voornemen wordt de economische basis van het tuinbouwgebied verbreed en wordt invulling gegeven aan de gewenste verduurzaming van bestaande tuinbouwbedrijven. Hiermee past het voornemen binnen de Structuurvisie Heemskerk 2020.

4.3.2 Partiële herziening Heemskerk Buitengebied - 2017

De gemeente Heemskerk heeft in het bestemmingsplan “Partiële herziening Heemskerk Buitengebied - 2017” een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied' te verplaatsen. Het voornemen is getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden in Hoofdstuk 3. Daarnaast wordt het oprichten van een nieuwe bedrijfswoning onmogelijk gemaakt. Hiermee past het voornemen binnen de beleidskaders die zijn gesteld in het vigerend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Milieu- en Omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

Hinderveroorzakend

De kwekerij kan op basis van de VNG-publicatie worden ingedeeld onder bedrijfsgebouwen bij een tuinbouwbedrijf, waarvoor een grootste richtafstand van 30 meter geldt in het kader van geluid. Voor de aspecten geur, stof en gevaar, geldt een richtafstand van 10 meter. In de VNG-publicatie is aangegeven dat kan worden overwogen om de richtafstand één afstandsstap te verlagen indien sprake is van een 'gemengd gebied'. Er is in de directe omgeving van het plangebied sprake van een gemengd functiegebruik (wonen, (tuinbouwgerelateerde) bedrijvigheid, kleinschalige recreatievoorzieningen). Daarnaast is sprake van de ligging in de geluidszone van het industrieterrein Tata Steel (voormalige Hoogovens). Daarmee kan worden gesteld dat sprake is van een gemengd gebied. Dit betekent dat de richtafstand voor geluid met één stap kan worden verlaagd tot 10 meter. Binnen de richtafstand van 10 meter van de bedrijfslocatie liggen geen geluidgevoelige functies.

Hindergevoelig

Het bedrijfsgebouw van de kwekerij is een plaats waar werknemers van de kwekerij gedurende de dag verblijven. De kwekerij kan daarom als hindergevoelig worden aangemerkt. Het bedrijf bevindt zich niet binnen de richtafstanden van de direct omliggende bedrijven. Vanuit hindergevoeligheid is daarom ook geen sprake van een belemmering.

Hieruit kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering, zowel hinderveroorzakend als hindergevoelig, geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.2 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Er is geen sprake van een functieverandering; de bestemming blijft in dit bestemmingsplan 'Agrarisch - Tuindersgebied'.

Het plan voorziet in het toevoegen van een agrarisch bouwvlak ter plekke van een agrarische bestemming. Met het plan wordt de bestemming niet gevoeliger, omdat het gebruik agrarisch blijft. Er is geen sprake van een planologische functiewijziging. Hiermee kan worden gesteld dat ten aanzien van de bodemkwaliteit geen onderzoek benodigd is.

Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.3 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met verkeer, spoor of bedrijven. In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.

Hindergevoelig

Er is geen sprake van de oprichting van een geluidgevoelig object dat dient te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. Daarmee hoeft het planvoornemen niet te worden getoetst op geluidveroorzakende objecten of (spoor-)wegen in de omgeving. Bovendien ligt de planlocatie buiten de richtafstand van omliggende bedrijven.

Hinderveroorzakend

Er wordt voldaan aan de richtafstanden voor geluid. Zie hiervoor paragraaf 5.1 Bedrijven en milieuzonering. Hiermee kan worden gesteld dat vanuit geluidveroorzakend aspect wordt voldaan aan de Wet geluidhinder.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

De voorgenomen ontwikkeling voorziet niet in activiteiten waarin sprake is van veiligheidsrisico's voor de omgeving. Het plan voorziet wel in het verplaatsen van de bouwmogelijkheden voor het oprichten van een beperkt kwetsbaar object. Derhalve is de risicokaart geraadpleegd (www.risicokaart.nl). In navolgende afbeelding is een uitsnede hiervan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0008.png"

Uitsnede risicokaart met ligging planlocatie

De locatie van de nieuw te bouwen bedrijfsloods ligt binnen het invloedsgebied van Tata Steel IJmuiden en de 1% letalitieitscontour van het EYE Film Instituut. Daarnaast is op circa 330 meter ten westen van het plangebied een ondergrondse buisleiding voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen. Onderstaand worden de risico's als gevolg van deze aanwezige risicobronnen toegelicht.

Tata Steel

Tata Steel IJmuiden BV is gelegen aan de Wenckebachstraat 1 te Velsen-Noord. Deze inrichting valt onder de werkingssfeer van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De grens van de inrichting bevindt zich op circa 680 meter van het plangebied.

Plaatsgebonden risico

De plaatsgebonden 10-6-risicocontour van Tata Steel bevindt zich vrijwel geheel binnen de inrichtingsgrenzen van het bedrijf. Op enkele plekken reikt de PR10-6-risicocontour tot buiten de inrichtingsgrens. Deze risicocontour reikt derhalve niet tot aan de grens van het plangebied. . Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor het plan.

Groepsrisico

Uit de informatie van de risicokaart blijkt de afstand tot de grens van het invloedsgebied 3742 meter bedraagt. Het plangebied ligt derhalve binnen het invloedsgebied van Tata Steel.

Voor Tata Steel is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Deze QRA heeft aangetoond dat het groepsrisico de oriënterende waarde niet overschrijdt. De fN-curve is opgenomen in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0009.png"

Het onderhavige plan omvat een verplaatsing van een bouwvlak. Aan het Wijk aan Duinpad 14 komt 275 m2 bouwvlak te vervallen. Binnen het plangebied wordt een bouwvlak met dezelfde oppervlakte toegevoegd. Gelet op het feit dat zowel het vervallen als het nieuwe bouwvlak zich binnen het invloedsgebied van Tata Steel bevinden is planologisch geen sprake van een toename van bouwoppervlak binnen het invloedsgebied en dus geen toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied.

Indien de feitelijke situatie wordt beschouwd kan sprake zijn van een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied. Binnen het bouwvlak dat komt te vervallen is geen sprake van een aanwezige populatie. Ter plaatse van het nieuwe bouwvalk wordt een bedrijfsloods gerealiseerd.

Uitgaande van de kentallen uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (Hart) wordt voor 'Werken (industrie/bedrijvigheid)' uitgegaan van een aanwezigheid van 1 persoon per 100 m2 bruto vloer oppervlak. Met een oppervlak van 275 m2 bouwvlak zal derhalve sprake zijn van een te verwaarlozen toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied. De planvorming zal dan ook geen zichtbare rekenkundige invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico.

Gelet op de ligging van het plan binnen het invloedsgebied van Tata Steel zijn de risico's wel meegenomen in een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Eye Film Instituut

In deze inrichting worden in een voormalige bunker, onder geconditioneerde omstandigheden, oude nitrocellulose films (28.000 kg) opgeslagen. Deze inrichting valt eveneens onder de werkingssfeer van het Bevi. De inrichting bevindt zich op circa 870 meter van het plangebied.

In geval van een calamiteit (brand met snelle drukopbouw en een explosie tot gevolg) kan een toxische wolk ontstaan met een maximaal invloedsgebied van 4.500 m. Het effectgebied van de 1%-letaliteitscontour van dit scenario ligt over het plangebied.

Plaatsgebonden risico

Uit de risicokaart blijkt dat voor deze inrichting geen sprake is van een PR10-6-risicocontour. Het plaatsgebonden risico vormt dan ook geen belemmering voor het plan.

Groepsrisico

Uit de informatie van de risicokaart blijkt dat sprake is van een effectafstand dodelijk van 4500 meter. Het plangebied ligt binnen deze effectafstand.

Voor Eye Film Instituut is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd. Deze QRA heeft aangetoond dat het groepsrisico de oriënterende waarde overschrijdt. De fN-curve is opgenomen in onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0010.png"

Curve van het groepsrisico

Uit de toelichting bij het vigerende bestemmingsplan blijkt dat onderzochte maatregelen om het groepsrisico te verlagen niet haalbaar zijn gebleken en dat de overschrijding van de oriënterende waarde acceptabel wordt geacht.

Ook voor deze inrichting geldt dat planologisch geen sprake is van een toename van het bouwoppervlak binnen de effectafstand en dat feitelijk sprake is van een geringe toename van het aantal personen binnen de effectafstand waardoor geen sprake zal zijn van een zichtbare rekenkundige toename van het groepsrisico.

Gelet op de ligging van het plan binnen het effectgebied van Eye Film Instituut zijn de risico's wel meegenomen in een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Leidingen

Op 330 meter ten westen van het plangebied bevindt zich buisleiding A-620. Het betreft een stikstofleiding met een diameter van 24 inch en een druk van 80 bar. Gelet op het gestelde in artikel 2 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) op deze buisleiding van toepassing. De genoemde transportleiding is in de vigerende bestemmingsplannen 'Bestemmingsplan Heemskerk Buitengebied 2015' en 'Partiële herziening Heemskerk Buitengebied – 2017' voorzien van de dubbelbestemming 'Leiding – Gas'. De LC01 (1% letaliteitsafstand) bedraagt 0 meter. Er is geen sprake van een invloedsgebied rond deze buisleiding. Er is voor deze buisleiding geen sprake van een verantwoordingsplicht.

Conclusie

Om het groepsrisico te verantwoorden is door Windmill Milieu Management en Advies een verantwoording groepsrisico uitgevoerd (rapportnr. POU006-0001-VGR-v1, d.d. 14 februari 2019, zie Bijlage 2). In deze notitie zijn elementen aangedragen die de gemeenteraad kan gebruiken bij de oordeelsvorming inzake de verantwoording van het groepsrisico. Hiermee kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid voldoende in beeld is gebracht om een zorgvuldig besluit te nemen.

5.5 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en opgenomen in de Wet milieubeheer en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De wet voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3%) ten opzichte van de grenswaarde (een grenswaarde van 3% staat gelijk aan de bouw van circa 1500 woningen met één ontsluitingsweg);
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL.

Voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling staat de vestiging van een agrarisch bedrijf toe. Ten gevolge hiervan neemt het aantal verkeersbewegingen toe ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Met behulp van de NIBM-tool wordt bepaald of het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

Voor de toekomstige verkeerssituatie geldt dat er zes keer in de week één vrachtwagen het terrein bezoekt om producten op te halen. Eén keer in de week bezoekt één vrachtwagen het terrein om het bedrijf te bevoorraden. In totaal vinden er 14 vrachtverkeer bewegingen plaats per week en gemiddeld twee vrachtverkeer bewegingen per dag. Verder bezoeken dagelijks twee keer per dag twee personenauto's woonwerkverkeer het terrein bezoeken. Dit komt neer op 56 personenautoverkeer bewegingen per week en gemiddeld acht personenautoverkeer bewegingen per dag.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0011.png"

NIBM-tool

Op basis van de NIBM-tool geldt dat het voornemen niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging en geen nader onderzoek naar de luchtkwaliteit benodigd is.

5.6 Verkeer en parkeren

De locatie wordt ontsloten via de Voorweg. Het planvoornemen niet leidt tot een significante wijziging van de verkeersstructuur ten opzichte van de bestaande situatie. De locatie krijgt één toerit aan de Voorweg, waardoor sprake is van een overzichtelijke verkeerssituatie. De herontwikkeling leidt niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling. De breedte van de inrit dient toereikend te zijn voor het indraaien van de vrachtwagen voor laden en lossen. In de inrichtingstekening in Bijlage 1 is een simulatie ingetekend voor het indraaien van de vrachtwagen.

Parkeren zal op eigen terrein plaatsvinden. Aan de voorzijde van het bedrijfsgebouw worden op eigen terrein zeven parkeerplaatsen gerealiseerd voor de medewerkers en bezoekers van de kwekerij. Er is plaats voor het opstellen van één vrachtwagen, die alleen aanwezig is ten tijde van laden en lossen.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.7 Natuur

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. Deze wetgeving maakt onderscheid tussen beschermde gebieden en beschermde soorten.

5.7.1 Beschermde gebieden

In 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. De wet biedt een beschermingskader voor de flora en fauna binnen de aangewezen beschermde gebieden, de zogenaamde Natura 2000- gebieden en bijzondere nationale gebieden.

De wet bepaalt dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van de habitats kunnen verslechteren of die een verstorend effect kunnen hebben op de soorten, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.

Daarnaast is het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) vastgesteld met afwegingskader. Het doel van het afwegingskader is om het netwerk van natuurgebieden te beschermen tegen negatieve effecten van ruimtelijke ingrepen. Dat betekent niet dat ontwikkelingen zoals woningbouw en bedrijvigheid, verboden zijn. Door het doorlopen van het afwegingskader wordt vastgesteld of, en zo ja, onder welke voorwaarden een ontwikkeling in het natuurnetwerk kan plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0012.png"

Ligging Natuurnetwerk en tevens Natura 2000-gebied ten opzichte van planlocatie (blauwe contour)

Het plangebied bevindt zich niet in of direct nabij Natura-2000 gebieden, Wetlands of Beschermde- of Staatsnatuurmonumenten. Op circa 300 meter ten westen van de planlocatie is het Natuurnetwerk Nederland en tevens Natura 2000-gebied 'Noord-Hollands Duinreservaat' gelegen. Het is gezien de lokale aard van het en de afstand tot beschermde gebieden redelijkerwijs uit te sluiten dat het voorgenomen plan negatieve effecten tot gevolg zal hebben op Natura 2000-gebieden en/of het NNN. Bovendien maakt het plan niet direct een nieuwe ontwikkeling mogelijk. Het betreft slechts de verplaatsing van de bouwmogelijkheden.

5.7.2 Beschermde soorten

De Wet natuurbescherming vormt ook het wettelijk kader voor de bescherming van een groot aantal inheemse bedreigde dier- en plantsoorten. Bij nieuwe ruimtelijke ingrepen en activiteiten dient te worden nagegaan of deze ingrepen en /of activiteiten eventueel negatieve gevolgen hebben voor aanwezige dier- en plantensoorten in de omgeving. De wet is bedoeld om soorten te beschermen, niet individuele planten of dieren. Het gaat erom dat het voortbestaan van de soort niet in gevaar komt. Te allen tijde geldt dat de algemene zorgplicht van toepassing is. Dit houdt in, dat handelingen die niet noodzakelijk zijn met betrekking tot de voorgenomen ingreep en die nadelig zijn voor de in en om het plangebied voorkomende flora en fauna, achterwege moet blijven.

Op de planlocatie vindt reeds teelt in open grond plaats. Het betreft gecultiveerde gronden die jaarrond in bewerking zijn. Het is daarom redelijkerwijs uit te sluiten dat de planlocatie fungeert als habitat voor beschermde soorten.

5.7.3 Conclusie

Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat het voornemen niet leidt tot negatieve effecten op beschermde gebieden en beschermde soorten. Daarmee vormt het aspect natuur geen belemmering voor het planvoornemen.

5.8 Archeologie

In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

In de Erfgoedwet is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

Om de bescherming op gemeentelijk niveau te borgen heeft de gemeente Heemskerk in 2009 de 'Beleidsnota Archeologie Gemeente Heemskerk' vastgesteld. In de beleidsnota heeft de gemeente haar archeologisch beleid uiteengezet en op de bijbehorende archeologische beleidskaart is weergegeven welke beschermingsregels in de verschillende gebieden in de gemeente voor archeologie van toepassing zijn. De beleidsadvieskaart is integraal, middels dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' (1 t/m 4), overgenomen in het bestemmingsplan 'Partiële Herziening Heemskerk Buitengebied - 2017'.

De planlocatie heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Dit betekent dat de planlocatie in een gebied van grote archeologische waarde ligt. Op basis van artikel 9.2 geldt voor als 'Waarde - Archeologie 3' bestemde gronden dat er geen bodemingrepen mogen plaatsvinden over een oppervlakte groter dan 500 m2 en tot een diepte van 40 cm. Er wordt slechts een bouwvlak van 275 m² toegekend. Daarmee is geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarde voor onderzoek en is significante aantasting van archeologische waarden in de bodem uitgesloten. Nader archeologisch onderzoek is om deze reden niet nodig.

Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.9 Cultuurhistorie

Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Op de planlocatie zijn op de provinciale waardenkaart geen cultuurhistorische waarden opgenomen. De locatie is gelegen buiten de Stelling van Amsterdam. Er bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten in de nabijheid van de planontwikkeling. Daarnaast vindt met het voornemen geen aantasting van de kavel- of landschapsstructuur plaats.

Gelet op het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect cultuurhistorie geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.10 Waterhuishouding

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. Indien aan de orde is tevens het advies van het waterschap in de waterparagraaf verwerkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.WPvoorwegkwekerij-VA01_0013.png"

Uitsnede Legger wateren 2018 Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier met ligging planlocatie (rood omstippeld)

Uit de Legger wateren is af te leiden dat zich in de directe omgeving van het op te richten bedrijfsgebouw geen watergangen bevinden. Direct ten zuiden van het bouwvlak aan het Wijk aan Duinpad 14 ligt een primaire watergang. Het voornemen betreft op deze locatie het wegnemen van een gedeelte van het bouwvlak. Op locatie Wijk aan Duinpad 14 leidt dit tot en afname van de bouwmogelijkheden. Dit heeft geen directe effecten op de beschermingszone en het functioneren van de primaire watergang.

Er wordt een bouwvlak met een oppervlakte van 275 m² verplaatst over een afstand van circa 280 m. Per saldo nemen de bouwmogelijkheden niet toe. Daarmee kan worden gesteld dat de oppervlakte aan verhardingen niet toeneemt. Daarmee schaadt het voornemen geen waterschapsbelangen. Omdat het voornemen een dermate klein gevolg heeft voor de waterhuishoudkundige situatie hoeven er geen compenserende maatregelen uitgevoerd te worden.

In het plan wordt een gescheiden riolering aangelegd, waarbij het hemelwater wordt afgekoppeld van de riolering. Dit komt overeen met de basisdoelstelling van het hoogheemraadschap om het hemelwater van nieuwe oppervlakken zoveel mogelijk te scheiden van het afvalwater. Voorwaarde is wel dat het hemelwater als schoon kan worden beschouwd. Bij voorkeur wordt afstromend hemelwater van verharde oppervlakken eerst voorgezuiverd door een berm, wadi of bodempassage.

Voor het onderhavig voornemen is de digitale watertoets ingevuld. Het bijbehorende rapport is opgenomen als Bijlage 3 bij dit wijzigingsplan. Hieruit is gebleken dat voor het voornemen de korte procedure kan worden gevolgd. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen.

Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat het aspect waterhuishouding geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.11 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer (Wm). Naast de Wet milieubeheer is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Op 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd.

Een m.e.r.-procedure is noodzakelijk als een besluit wordt genomen over een activiteit waarbij belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. De vraag of door voorgenomen activiteiten belangrijke nadelige milieugevolgen veroorzaakt kunnen worden staat dan ook centraal bij het beoordelen of een m.e.r. moet worden uitgevoerd. De Europese Unie heeft in de richtlijn m.e.r. reeds aangegeven bij welke activiteiten er zeer waarschijnlijk sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Deze activiteiten zijn door de Nederlandse regering overgenomen en verwerkt in onderdeel C van het Besluit m.e.r. Voor deze activiteiten geldt direct een m.e.r.-plicht.

Ook zijn in het Besluit m.e.r. activiteiten aangewezen waarvoor het niet zeker is of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Deze zijn beschreven in onderdeel D van het Besluit m.e.r. Om te bepalen of er bij deze activiteiten uit onderdeel D sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen dient hiervoor per geval een m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden.

De belangrijkste wijziging is onder andere: het meer in overeenstemming brengen van het Besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Hierbij hebben onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter gekregen. Met deze wijziging is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit m.e.r. behorende C- en D lijst zijn opgenomen, áltijd aandacht aan m.e.r. geschonken dient te worden. Hierbij dient te worden bepaald of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is.

Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D- lijst die beneden de drempelwaarden vallen een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.- regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:

  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.-beoordeling plaatsvinden of er kan direct worden gekozen voor m.e.r.

De toetsing in het kader van de vormvrije m.e.r.-beoordeling dient te geschieden aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III van de Europese-richtlijn milieueffectbeoordeling. In deze bijlage staan drie hoofdcriteria centraal:

  • de kenmerken van het project;
  • de plaats van het project;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In de D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage is een dergelijke ontwikkeling aangemerkt als nummer D9 'Een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan'. De drempelwaarde voor een m.e.r.-beoordeling zoals opgenomen in lijst D van het Besluit m.e.r. op betreft gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw;
  • vestiging van een glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied van 50 hectare of meer.

In het kader van de voorbereiding is geconstateerd dat het plan niet binnen een kwetsbaar of waardevol gebied ligt. In Hoofdstuk 2 zijn de kenmerken van het project beschreven. Daaruit is gebleken dat de drempelwaarde uit lijst D van het Besluit milieueffectrapportage niet wordt overschreden. Verder zijn in de voorgaande paragrafen van Hoofdstuk 5 van deze onderbouwing de verschillende milieuaspecten behandeld. Een m.e.r.–beoordeling voor dit project is daarom niet noodzakelijk.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het milieubelang van de onderhavige ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen en dat er geen nadelige effecten zijn te verwachten. Het aspect m.e.r.-beoordeling vormt geen belemmering voor het project.

Hoofdstuk 6 Juridische regeling

6.1 Algemeen

Een bestemmingsplan is een planologische regeling die zowel de burger als de overheid rechtstreeks bindt. De regels en verbeelding dienen als één geheel te worden beschouwd en kunnen niet los van elkaar worden gezien.

De toelichting op de regels en verbeelding is niet juridisch bindend, maar biedt wel inzicht in de belangenafweging die tot de aanwijzing van bestemmingen heeft geleid en kan bovendien dienst doen bij planinterpretatie.

Om inzicht te geven in de juridische opzet zijn hierna de systematiek en de opbouw van het bestemmingsplan toegelicht.

6.1.1 Vergelijkbare bestemmingsplannen

SVBP 2012 geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen. De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers - strikt juridisch gezien - geen deel uit van het bestemmingsplan.

De verbeelding van het bestemmingsplan bestaat uit een verzameling geografische bepaalde objecten, die zijn opgeslagen in een digitaal ruimtelijk informatiesysteem. De objecten zijn voorzien van bestemmingen met bijbehorende doeleinden en regels. Er wordt uitdrukkelijk op gewezen dat de standaarden geen betrekking hebben op de inhoud van een bestemmingsplan.

6.1.2 Bestemmingen

Het centrale onderdeel van een bestemmingsplan is de bestemming. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening worden aan de in het plan begrepen grond bestemmingen toegewezen met bijbehorende doeleinden. Aan de bestemmingen zijn regels gekoppeld over het gebruik van de in het plan begrepen grond en van de zich daar bevindende bouwwerken.

Dit bestemmingsplan bevat ook dubbelbestemmingen. Deze overlappen bestemmingen en geven eigen regels, waarbij sprake is van een rangorde tussen de bestemmingen en de dubbelbestemmingen.

Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming of dubbelbestemming nader of specifieker te regelen. Het gaat hierbij om specificaties met betrekking tot het gebruik of de bouwmogelijkheden. De aanduidingen hebben daardoor juridische betekenis en komen ook altijd in de regels van het bestemmingsplan voor.

6.1.3 Verbeelding

De verbeelding heeft een belangrijke rol bij het bepalen van de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden in het buitengebied. Daartoe zijn op de verbeelding bestemmingsvlakken en aanduidingen opgenomen. Aan de ondergrondgegevens op de verbeelding, zoals ingetekende gebouwen, kunnen geen rechten worden ontleend. Daar staat tegenover dat het ontbreken van dergelijke ondergrondgegevens ook niet leidt tot een beperking van rechten. De ondergrondgegevens hebben dus uitsluitend een illustratief karakter. Deze gegevens zijn een hulpmiddel voor het bepalen van bestemmingsvlakken en bouwvlakken.

6.2 Opbouw regels

De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:

  • betekenisafspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
  • de gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
  • algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
  • overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).

Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels (niet van toepassing in dit plan);
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid (niet van toepassing in dit plan).

Ontwikkelingen die niet in de regels mogelijk zijn gemaakt, zijn uitsluitend mogelijk via een buitenplanse procedure.

De planregels zijn gebaseerd op het bestemmingsplan 'Partiële Herziening Heemskerk Buitengebied - 2017'.

6.3 Bestemmingen

Agrarisch - Tuindersgebied

De gronden binnen het plangebied behouden de bestemming 'Agrarisch - Tuindersgebied'. Binnen deze bestemming wordt een agrarisch bouwvlak opgenomen ter grootte van 275 m2. Met het bouwvlak wordt geregeld dat het oprichten van het bedrijfsgebouw ten behoeve van de kwekerij is toegestaan. Een en ander mits het bedrijfsgebouw wordt gebouwd tot een goot- en bouwhoogte van ten hoogste respectievelijk 6 m en 15 m en het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak niet meer bedraagt dan 75%. Op het bouwlak is een aanduiding opgenomen, om de oprichting van een bedrijfswoning uit te sluiten.

Waarde - Archeologie 3

De regeling ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden is overgenomen uit de regeling van het bestemmingsplan 'Partiële Herziening Heemskerk Buitengebied - 2017'. De bescherming is in de vorm van een dubbelbestemming opgenomen. Een dubbelbestemming werkt primair ten opzichte van de onderliggende enkelbestemming.

6.4 Algemene aanduidingsregels

De gebiedsaanduidingen met de bijbehorende regeling zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Partiële herziening Heemskerk Buitengebied - 2017'.

6.5 Algemene afwijkingsregels

De algemene afwijkingsregels zijn overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Partiële herziening Heemskerk Buitengebied - 2017'.

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Economische haalbaarheid

De ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt betreft een particulier initiatief waarbij alle kosten voor rekening komen van de initiatiefnemer. Voor de gemeente zijn derhalve aan de ontwikkeling van dit plan geen kosten verbonden.

De gemeente Heemskerk kan met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afsluiten, waarin wordt vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor gemaakte kosten betreffende eventuele planschade bij de initiatiefnemer ligt. De exploitatie is op deze manier anderszins verzekerd.

 

Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan is economisch uitvoerbaar en heeft verder geen consequenties voor de gemeentelijke kas.

7.2 Maatschappelijke aanvaardbaarheid

Het wijzigingsplan zal worden gepubliceerd en gedurende zes weken ter inzage worden gelegd. Hiertegen kan men eventueel een zienswijze indienen, die zal worden meegewogen in het kader van de definitieve besluitvorming omtrent het vaststellen van het plan.

Overleg in het kader van 3.1.1. Bro is niet nodig omdat het plan past binnen de kaders van deze diverse overlegpartners. Er is verder geen provinciaal belang of rijksbelang aanwezig.