Plan: | Heemskerk - Marytgen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0396.BPmarytgen2021-VA01 |
Aan de Maerten van Heemskerckstraat 34 en 36 te Heemskerk staan enkele panden. De bestaande bebouwing zal worden gesloopt en op de locatie wordt een nieuwe complex met seniorenappartementen gerealiseerd door de Sint Agnes Woning Stichting. De woningstichting krijgt eveneens kantoorruimte in het nieuwe pand.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, omdat de huidige bestemming onder andere een kantoor- en woonbestemming betreft en de nieuwe ontwikkeling voorziet in een overschrijding van het bouwvlak en de maximum bouw- en goothoogte. Om de ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te maken, is een procedure tot vaststelling van een nieuw bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan wordt het plan voorzien van een ruimtelijk juridisch kader. In deze toelichting wordt de beoogde ontwikkeling beschreven en wordt aangetoond dat voldaan kan worden aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen aan de Maerten van Heemskerckstraat te Heemskerk. De locatie ligt aan de rand van het centrum van de stad. Rond de planlocatie bestaat er een afwisseling van functies, zoals (rij-)woningen, kantoren, kleine bedrijvigheid en aan de overzijde van de Carel van Manderstraat is het gemeentehuis van Heemskerk gelegen. De planlocatie is gelegen op meerder percelen die kadastraal bekend staan als gemeente Heemskerk, sectie D, perceel 4843, 4844, 6963 en 6964. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van zo'n 2.700 m2. In de onderstaande figuren is de ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur: Luchtfoto met aanduiding plangebied (bron: Google Maps)
Figuur: Uitsnede kadastrale kaart (bron: perceelloep.nl)
Het plangebied ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan 'Centrum Heemskerk'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad van de gemeente Heemskerk op 25 april 2013.
In het bestemmingsplan kent het plangebied de enkelbestemmingen 'Kantoor', ''Wonen' en 'Tuin' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'.
Enkelbestemming 'Kantoor'
De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor:
Wonen op de verdieping is toegestaan als er sprake is van een aanduiding 'wonen' en ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk' zijn maatschappelijke functies toegestaan. Dat is hier niet van toepassing.
Hoofdgebouwen dienen gebouwd te worden binnen het bouwvlak en de maximale bouwhoogte bedraagt acht meter en de maximale goothoogte is zes meter.
Enkelbestemming 'Wonen'
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor:
Binnen het bouwvlak is een vrijstaande woning toegestaan, waarbij een maximum bouw- en goothoogte geldt van respectievelijke acht en vier meter.
Enkelbestemming 'Tuin'
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 4'
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Bij bodemingrepen dieper dan 40 centimeter en over een oppervlakte groter dan 2.500 m2 dient een archeologisch onderzoek overlegd te worden die de archeologische waarden aantonen. De ontwikkeling overschrijdt deze voorgeschreven waarden niet.
Figuur: Uitsnede bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Conclusie
Onderhavig initiatief is in strijd met het bestemmingsplan, omdat de huidige kantoorfunctie een wooncomplex met seniorenappartementen niet mogelijk maakt. Een woonbestemming met daarbij een aanduiding om de kantoorfunctie van de Sint Agnes Woning Stichting mogelijk te maken is passend om de ontwikkeling mogelijk te maken. Daarnaast geldt dat de nieuwe ontwikkeling zorgt voor een overschrijding van de maximale bouw- en goothoogtes.
Het bestemmingsplan 'Heemskerk - Marytgen' bestaat uit de volgende stukken:
De toelichting is niet juridisch bindend, maar vormt een belangrijk onderdeel van het bestemmingsplan. De toelichting geeft aan wat de beweegredenen en achtergronden zijn die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot heeft de toelichting als doel om het bestemmingsplan te begrijpen en de regels op een correcte manier na te leven.
De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en kunnen enkel in samenhang met elkaar 'gelezen' worden.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels en bepalingen gekoppeld om de uitgangspunten van het plan zeker te stellen.
De toelichting is als volgt opgebouwd:
Het huidige centrum van Heemskerk is als gevolg van de snelle groei die het doormaakte na de oorlog en met name de laatste 30 jaar sterk veranderd. De samenhang in het centrum is verzwakt. Veel van het oude Heemskerk is verdwenen. Wat is gebleven is de wegenstructuur van het centrum en enkele aanvoerroutes. Dit heeft bij de groei van Heemskerk een sterke rol gespeeld.
Ontstaan van Heemskerk
De eerste vermelding van Heemskerk is gevonden in een oorkonde uit 1063, waarin de naam Hemezenkyrica voorkomt in het verband met de overdrachtskwestie van en aantal kerken. De nederzetting is ontstaan op de oostelijke rand van de hoger gelegen zandgedeelte waar de kerken het hoogst gelegen land kregen toebedeeld. Heemskerk is vervolgens gegroeid in een eskransdorp. De boerderijen zijn rondom de hogere gronden en de kerk gebouwd. De Kerk had een duidelijke centrumfunctie, niet alleen fysiek maar ook sociaal. De opbouw van Heemskerk is sinds jaar en dag gehandhaafd en kan als grondlegger worden gezien van de huidige structuur.
Ontwikkeling tot 1945
Heemskerk was eeuwen lang een dorp met akkerbouw als voornaamste bestaansbron. In de 19de eeuw komt de industrialisatie op gang in de Zaanstreek. In Heemskerk komt geen industrie tot ontwikkeling en al gauw ontstaat een armoedeprobleem. Pas in 1850 brengt de bollenteelt geld en daarmee een verhoogde levensstandaard in het dorp. De bollenvelden bepalen sterk het beeld rond en tot dicht bij het centrum. Er worden grote gebouwen geplaatst zoals het (oude) raadhuis, een katholieke kerk, de meisjesschool en de jongensschool aan de rand van het centrum. Er ontstaat een duidelijk middelpunt in Heemskerk met de bijbehorende centrumfuncties voor de 4000 inwoners van Heemskerk.
Ontwikkelingen na 1945
In 1955 verschijnt het streekplan IJmond-Noord. Men verwacht een sterke groei voor de regio, zowel fysiek als economisch (door de groei van Hoogovens). In 1956 telde Heemskerk 6000 inwoners en verdere planvorming en prognoses stonden in teken van groei en uitbreiding. De eerste nieuwbouw was in het Zaalbergkwartier (1947). Verdere uitbreiding geschiedt met de oude dorpskern als middenpunt.
Het oude centrum werd in de zestiger jaren bijna geheel vervangen door nieuwbouw. Men wilde het centrum een modern uiterlijk geven en het goed functioneren voor de komende jaren waarborgen. De sterke groei bleef nog uit en de opvatting over stadssanering veranderde in de jaren 70. Het centrum is dan reeds vrijwel geheel gesaneerd. Er zijn slechts enkele objecten overgebleven die het oude Heemskerk vertegenwoordigen. Het toenmalige centrum voldeed niet aan de eisen die aan een groter dorp worden gesteld. Een ingrijpende verandering was hoe dan ook nodig. Heemskerk is uitgegroeid tot een woongemeente. Het centrum werd voornamelijk gebruikt voor de dagelijkse boodschappen.
Vanaf de zeventiger jaren wordt veel gebouwd om aan de groeiende vraag naar woonruimte te voldoen. Hierbij wordt vrijwel geen rekening gehouden met de historische achtergrond van Heemskerk of de nog aanwezige oude bebouwing. Planning en uitvoering blijken over de volgende jaren fragmentarisch te zijn. Hierdoor is in de loop der tijd een onsamenhangend centrumbeeld ontstaan.
Sanering van de dorpskern is heden ten dage onder de oudere bewoners nog een veel besproken onderwerp. Een groot deel van de karakteristieke bebouwing is verloren gegaan maar enkele oude kenmerken van Heemskerk zijn nog steeds te vinden. Naast enkele historische panden is ook de wegenstructuur behouden gebleven. Eén van deze historische wegen is de Maerten van Heemskerckstraat.
Maerten van Heemskerckstraat
De Maerten van Heemskerckstraat is een historische route tussen Beverwijk en Heemskerk. Tegenwoordig is deze route in twee delen geknipt ter hoogte van de Buitenring, waardoor van continuïteit geen sprake meer is.
Het noordelijke deel, waaraan ook de planlocatie is gelegen, kent verschillende bebouwingstypen. In het centrum is de oorspronkelijke bebouwing, zoals in vrijwel het gehele centrum het geval is, vervangen door grootschalige woon- en winkelgebouwen. Buiten het centrum is de oorspronkelijke bebouwing van vrijstaande en twee-onder-éénkap woningen nog aanwezig. Deze woningen zijn iets teruggelegen ten opzichte van de straat. Dit is ook het geval met de vrijstaande woning aan de Maerten van Heemskerckstraat 36.
Op de planlocatie aan de Maerten van Heemskerckstraat 34 is een kantoorpand gelegen. Dit pand heeft een oppervlakte van zo'n 600 m2. Het pand volgt de wegenstructuur van de Maerten van Heemskerckstraat en buigt aan de noordzijde mee met de Jan van Scorelstraat. Achter het pand bevindt zich royale parkeergelegenheid en ook aan de voorzijde is langsparkeren mogelijk. Het pand met twee verdiepingen heeft een maximale bouwhoogte van 7,5 meter.
Aan de Maerten van Heemskerckstraat 36 staat een vrijstaande woning uit de jaren twintig van de 20e eeuw. Achter de verouderde woning staan enkele opstallen.
Rond de planlocatie zijn daarnaast een aantal vrijstaande woningen, rijwoningen en twee-onder-éénkap woningen gelegen. Tevens zijn er panden in gebruik ten behoeve van een kantoorfunctie en/of kleinschalige bedrijfsfunctie. Ten zuiden loopt de doorgaande Karshoffstraat/Carel van Manderstraat, waaraan onder andere het gemeentehuis van Heemskerk is gesitueerd.
Het noordoostelijke deel van het plangebied is gemeentelijke grond. Dit deel van het perceel is ingericht ten behoeve van groenvoorzieningen.
Figuren: Beeld huidige situatie (bron: Els & van Linde B.V.)
In de gewenste situatie wordt de bestaande bebouwing gesloopt en wordt er een nieuw wooncomplex gerealiseerd met sociale seniorenappartementen (55+). De rooilijn met bomen langs de Maerten van Heemskerckstraat zal behouden blijven, evenals het groen aan de noordoostzijde dat ongewijzigd blijft ten opzichte van de huidige situatie. In het nieuwe pand komen 24 appartementen met ieder twee slaapkamers en een eigen buiten ruimte. De appartementen zullen zeer energiezuinig zijn. Per woning zal het oppervlakte circa 75 m2 bedragen. Daarnaast wordt er voor ieder appartement op de begane grond een berging geplaatst. Drie van deze bijgebouwen zullen niet inpandig gerealiseerd worden, maar aan de westzijde van het perceel worden geplaatst.
Op de begane grond, in het zuidelijke deel van het pand komt ruimte voor de ontwikkelaar, Sint Agnes Woning Stichting. Hier zal een vergaderruimte, receptie en kantoor worden gerealiseerd. De stichting richt zich op de verhuur van seniorenwoningen in Heemskerk en de ontwikkeling draagt bij aan een uitbreiding van het aanbod hiervan. Het gehele wooncomplex zal levensloopbestedig (rolstoelvriendelijk) zijn. Dit betekent dat naast de appartementen, ook de entree, de hal en andere gemeenschappelijke ruimtes levensloopbestendig zullen zijn.
De entreehal is gelegen aan de Maerten van Heemskerckstraat, maar ook vanaf de achterzijde is het pand te betreden vanaf het parkeerterrein. Hier komt per appartement een parkeerplaats, welke via de reeds bestaande inrit te bereiken zullen zijn.
Middels de ontwikkeling worden er woningen toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad voor senioren nabij de belangrijkste voorzieningen in Heemskerk, iets waar veel behoefte aan bestaat. Tenminste 50% van de woningen, 12 van de 24 woningen, zijn woningen die vallen onder de huurtoeslaggrens.
Figuur: Artist impression
Figuur: Stedenbouwkundig beeld
Figuur: Nieuwe indeling perceel
Het centrum van Heemskerk heeft zich in de vorige eeuw uitgebreid rondom de kerk in het centrum. Als gevolg van deze ontwikkeling is er een ring ontstaan rondom het centrum. Deze ring is in paars weergegeven in onderstaande afbeelding. Deze ring wordt op diverse plaatsen doorbroken door historische wegen. Ter plekke waar de ring onderbroken wordt, is hogere bebouwing gerealiseerd. Dit betreft bebouwing van vier tot vijf bouwlagen. Deze hogere bebouwing fungeert als het ware als entree naar het centrum.
De Maerten van Heemskerckstraat is één van de oudste wegen van Heemskerk, maar heeft geen dergelijke entree naar het centrum. Er bevindt zich momenteel nog geen hoog gebouw. Daarom is ervoor gekozen om het te realiseren woongebouw op de hoek van de Carel van Manderstraat en de Maerten van Heemskerckstraat in een vergelijkbare hoogte als de andere entrees naar het centrum te bouwen. In overleg met de gemeente bleek een vierlaagse bebouwing passend. Daarnaast bestaat een deel uit het complex uit drielaagse bebouwing. De planlocatie is in onderstaande afbeelding weergegeven met een oranje ster.
Figuur: Ligging planlocatie ten opzichte van ring rondom centrum
De plaatsing van het te realiseren woongebouw komt overeen met de huidige bebouwing op de percelen. Dit is weergegeven in onderstaande afbeelding. In eerste instantie is gepoogd het te realiseren woongebouw te bouwen op huidige fundering. Dit bleek echter niet mogelijk. Ook de bestaande inrit aan de bovenzijde van het geplande woongebouw blijft behouden, welke een toegang is naar het parkeerterrein aan de achterzijde. Daarnaast blijft naar wens van de gemeente en Sint Agnes Woning Stichting zoveel mogelijk groen rondom het woongebouw behouden.
Figuur: voorgenomen bebouwing ten opzichte van huidige bebouwing
Bij het ontwerp van de 24 woningen is het Woonkeurmerk in acht genomen. Hierdoor zijn het levensloopbestendige woningen welke goed rolstoeltoegankelijk zijn. De buitenruimtes welke bij de woningen horen zijn deels inpandig deels naar buiten, dit om voldoende buitenruimte te creëren en de bewoners genoeg privacy te gunnen.
De ontwikkeling sluit in stedenbouwkundig opzicht goed aan bij de omliggende bebouwing en de structuur van de Maerten van Heemskerckstraat. De toren op de hoek van de Maerten van Heemskerckstraat en de Carel van Manderstraat markeert de entree naar het centrum en zorgt voor een sterke accentuering. De overige bebouwing aan de Maerten van Heemskerckstraat wordt lager naarmate men meer het centrum in wordt gegaan. Op die manier begeleid de bebouwing de Maerten van Heemskerckstraat naar het centrum toe.
Het plan heeft de naam Marytgen gekregen, naar de naam van de vrouw van schilder Maerten van Heemskerck.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), die op 13 maart 2012 door de minister is vastgesteld, vormt de overkoepelende rijksstructuurvisie voor de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tot 2028, met een doorkijk naar 2040.
Het rijksbeleid richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de nationale belangen, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer, energie, natuur, waterveiligheid, milieukwaliteit en bescherming van het werelderfgoed. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Daarbij wordt ingezet op een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Om dit doel te bereiken, werkt het Rijk samen met andere overheden. In de SVIR zijn ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028 geformuleerd. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd:
Het beleid met betrekking tot verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk, onder het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet', zoveel mogelijk over aan provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over binnenstedelijk bouwen en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk voor een groot deel los.
In totaal zijn 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd, die bijdragen aan het realiseren van de drie hoofddoelen. Het betreft onder meer het borgen van ruimte voor de hoofdnetwerken (weg, spoor, vaarwegen, energievoorziening, buisleidingen), het verbeteren van de milieukwaliteit, ruimte voor waterveiligheid, ruimte voor klimaatbestendige stedelijke ontwikkeling, ruimte voor behoud van unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten en ruimte voor een nationaal netwerk voor natuur.
Verder is één van de nationale belangen die de SVIR benoemt, het belang van een 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Concreet betekent dit onder meer dat ruimte zorgvuldig moet worden benut en overprogrammering moet worden voorkomen. Om die doelstellingen te bereiken, is in 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. Alle stedelijke ontwikkelingen dienen aan de Ladder voor duurzame verstedelijking getoetst te worden.
Conclusie
Onderhavig initiatief betreft een ontwikkeling van beperkte omvang zonder strijdigheid met rijksbelangen. De ontwikkeling is passend binnen de SVIR. De ladder voor duurzame verstedelijking komt in paragraaf 3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking aan de orde.
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Gemeenten moeten bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigingsplannen of uitwerkingsplannen rekening houden met het Barro. Doel van het Barro is bepaalde onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte te verwezenlijken. In het Barro worden een aantal projecten opgesomd die een groot Rijksbelang hebben. Per project worden regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen. De regels zijn een uitwerking van de onderwerpen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
In het Barro zijn veertien onderwerpen met bijzonder rijksbelang beschreven:
Conclusie
Het initiatief valt niet onder een van de projecten uit het Barro. Door de gewenste ontwikkeling zal geen nationaal belang worden geschaad.
Nationaal belang 13, zoals geformuleerd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro verwijst naar het Bro; geformuleerd is dat deze toetsing een procesvereiste is bij alle nieuwe ruimtelijke besluiten en plannen ten aanzien van bijvoorbeeld kantoorlocaties en woningbouwlocaties. Gemotiveerd dient te worden hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt ten aanzien van het ruimtegebruik. De kernbepaling van de Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, luidt:
'De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.'
Om dit te onderbouwen dienen de volgende stappen te worden doorlopen:
Stedelijke ontwikkeling
Om aan deze verplichting uit het Bro te kunnen voldoen dient allereerst te worden nagegaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
In het Bro is het begrip stedelijke ontwikkeling als volgt vastgelegd:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.'
Uit jurisprudentie blijkt dat er in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling vanaf de realisatie van 12 woningen. Onderhavig initiatief betreft de realisatie van 24 seniorenappartementen in een stedelijke omgeving ter vervanging van bestaande bebouwing. Gelet op vorenstaande dient de laddertoets doorlopen te worden. In de hieropvolgende paragrafen wordt de woonbehoefte nader toegelicht. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat de ontwikkeling niet strijdig is met een duurzame stedelijke ontwikkeling.
De omgevingsvisie van de provincie Noord-Holland is vastgesteld door de Provinciale Staten op 19 november 2019. De provincie streeft naar een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. Een economisch vitale provincie draagt bij aan het welzijn en een leefbare provincie draagt bij aan economische vitaliteit. De provincie staat voor een gezonde en veilige leefomgeving, goed voor mens, plant en dier en daarmee ook goed voor het economisch vestigingsklimaat binnen de provincie. Dit evenwicht staat ten dienste van duurzame ontwikkeling: toekomstige generaties moeten ook profiteren van de keuzes die nu worden gemaakt.
In de visie worden acht thema's geformuleerd. Deze thema's zijn klimaat, bodem water en lucht, biodiversiteit, economische transitie, energietransitie, mobiliteit, verstedelijking en landschap. Daarnaast zijn er in de visie vijf bewegingen met ontwikkelprincipes beschreven voor de ontwikkeling van de leefomgeving.
Wonen en werken wordt zo veel mogelijk gerealiseerd via binnenstedelijke verdichting om zo het landschap tussen de verschillende kernen in de metropool regio te sparen. Deze verdichtingsopgave vraag steeds meer inventiviteit. Zo kan er worden gedacht aan transformatie en bundeling. Hierbij blijft het belangrijk oog te houden voor de leefbaarheid. Dit in combinatie met de onderkenning dat er een toenemende leegstandsopgave bestaat maakt dat de gewenste ontwikkeling in lijn is met de omgevingsvisie en bijdraagt aan de aantrekkelijkheid van Heemskerk.
Op 16 november 2020 hebben de Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. In de verordening staan de regels van de provincie waaraan ruimtelijke plannen moeten voldoen.
Bij de omgevingsverordening zijn kaarten gevoegd met daarop specifieke aanduidingen voor bepaalde gebieden. Voor de planlocatie geldt dat het onder andere is gelegen in een gebied met een peilbesluit. Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig, waarmee er geen strijdigheid zal ontstaan met de omgevingsverordening.
Voorts geldt voor de overige thema's dat de ontwikkeling, binnen het bestaand stedelijk gebied, van dusdanig kleine schaal is, dat er geen sprake is van strijdigheid met de provinciale omgevingsverordening.
De structuurvisie Heemskerk 2020 met de titel 'Kiezen voor kwaliteit' is vastgesteld door de gemeenteraad van Heemskerk in januari 2012. De structuurvisie verbindt het 'nu' met de 'toekomst', oftewel het creëert ruimte voor bestaande plannen en plaatst deze tegelijkertijd in het lange termijn perspectief na 2020.
De ontwikkelingsvisie richt zich dan ook op het behoud en versterken van de kwaliteiten van het buitengebied en het optimaliseren en verbeteren van de bestaande stedelijke omgeving. Geen grote uitbreidingen, maar "investeren in duurzame kwaliteit".
Heemskerk richt zich op het faciliteren van de autonome bevolkingsgroei. Krimp, waarvan op dit moment in sommige delen van het land sprake is, is de eerste 10 à 15 jaar niet aan de orde. De algemene tendens van vergrijzing en daarmee toename van het aantal oudere huishoudens zien we ook in Beverwijk en Heemskerk. In Beverwijk groeit het aantal 65-plussers tot 2020 geleidelijk van 6.100 tot 7.400, in Heemskerk van 6.800 naar 7.800. Daarna zien we tot 2040 met name in Beverwijk een sterke doorgroei naar 12.600. In Heemskerk is de groei na 2020 wat gematigder, in 2040 telt Heemskerk circa 9.300 65-plussers. In het bijzonder stijgt op langere termijn het aantal 75-plussers. Met name vanuit deze leeftijdsgroep zal de vraag naar bijzondere woonvormen en woon-/zorgvoorzieningen toenemen.
Andere belangrijke demografische trends zijn de verdergaande individualisering en daarmee de toename van kleine huishoudens, de algehele toename van de welvaart en specifiek de afname van het aantal huishoudens met een laag inkomen. Deze trends zetten door in de planperiode van deze structuurvisie en daarna. De bevolkingssamenstelling naar huishoudentype vertoont veel overeenkomsten met die van Nederland als geheel. In relatie tot Beverwijk heeft Heemskerk naar verhouding minder alleenstaanden. De verwachting is dat het aantal huishoudens tot 2020 met circa 7% groeit, maar wel verdunt met ongeveer 5% tot 2020, van 2,3 personen per huishouden naar 2,2. Daarna zal het aantal huishoudens tot 2040 met nog eens 5% groeien, terwijl tegelijkertijd een verdere verdunning optreedt tot 2,1 personen per huishouden. Dat betekent dat er in ieder geval woningen bijgebouwd moeten worden om de eigen bevolking te huisvesten.
De prognoses en (plan)capaciteit van de bestaande voorraad en plannen is zodanig dat verdere uitbreiding buiten de kom niet aan de orde is. Binnen de bebouwde kom zijn twee type ingrepen nodig, die onafhankelijk van elkaar uitvoerbaar zijn:
Deze bewegende, diverse samenleving vraagt om flexibiliteit op het gebied van huisvesting. De gemeente hanteert dan ook een dynamisch woonbeleid om leegstand en schaarste te voorkomen. De gemeente zet met name in op het realiseren van grondgebonden woningen, doch binnen het milieu centrum klein stedelijk geldt dit uitgangspunt niet. Er is hier dus ook appartementenbouw mogelijk.
Binnen de bebouwde kom zijn een tweetal type ingrepen aan te bevelen, die onafhankelijk van elkaar uitvoerbaar zijn. Het eerste type is gericht op het verbeteren van de kwaliteiten middels het verdichten van de aangeduide 'lege' gebieden. Het kan ook gaan om locaties waar een functie is komen te vervallen. Daarnaast is een aantal locaties te benoemen waarbij de herstructurering (tweede type) van toepassing is.
De ruimtelijke kwaliteiten vormen samen de basislaag voor Heemskerk, die zal fungeren als voorwaarde voor ruimtelijke ontwikkelingen. Daarbij is in de structuurvisie onderscheid gemaakt in deelgebieden. Het plangebied ligt daarbij in het deelgebied centrum van Heemskerk of hart van Heemskerk.
Conclusie
Het plan voorziet in een toevoeging van een appartementencomplex op een binnenstedelijke locatie waarbij de bestaande stedenbouwkundige en ruimtelijke kwaliteit wordt gerespecteerd en versterkt. Er wordt een bijdrage geleverd aan de benodigde woningen voor ouderen. Dit betekent ook dat er elders in de gemeente woningen vrijkomen die beschikbaar komen voor een jongere doelgroep. Hiermee wordt de doorstroming op de huizenmarkt gestimuleerd. Het initiatief past binnen het gemeentelijk beleid.
Op 11 augustus 2020 is de Ontwerp Omgevingsvisie 2040 Heemskerk ter inzage gelegd. Hoewel de visie nog niet bindend is, geeft de visie wel een goed beeld van de ontwikkelingen die de gemeente voorziet in de gemeente.
Een aantal uitgangspunten worden genoemd die de rode draad vormen van toekomstige ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving en zijn in de omgevingsvisie in alle keuzes verwerkt. Dit zijn de volgende:
Onderkend wordt dat het aandeel ouderen in 2040 groter zal zijn dan nu. Hiervoor wil de gemeente passende huisvesting bieden. Hiervoor zijn simpelweg meer woningen nodig, ook om te zorgen dat jongeren en gezinnen een plek in Heemskerk kunnen vinden. De gemeente gaat uit van een woningbouwopgave met een bandbreedte van 1.000 tot 2.000 woningen.
Het grootste deel van deze woningen zal bestaan uit appartementen en levensloopbestendige woningen. Hiermee stimuleert de gemeente de doorstroming van ouderen en voorkomt de gemeente dat dure aanpassingen nodig zijn aan levensloop-ongeschikte woningen. Dit biedt eveneens een goede doorstroming op de woningmarkt.
In onderstaande figuur is de visiekaart voor het centrum weergegeven.
Figuur: Visiekaart centrum (Ontwerp Omgevingsvisie Heemskerk)
De planlocatie is in beeld als zoekgebied voor vernieuwing van bebouwing in aansluiting op het dorpse karakter en met een focus op de huisvesting van jongeren en ouderen. Daarnaast is het gebied aangewezen als zoekgebied voor bebouwd parkeren (indicatief). Dit laatste is niet van toepassing op de ontwikkeling. Wel is duidelijk dat er sprake is van een transformatie van een kantoorlocatie naar een woonlocatie voor senioren.
Geconcludeerd kan worden dat de ontwikkeling goed aansluit op de wensen die worden genoemd in de toekomstige en nog vast te stellen Omgevingsvisie van Heemskerk.
De Woonvisie 2025 Beverwijk-Heemskerk 'Een thuis voor iedereen' is op 2 juni 2020 vastgesteld door de gemeenteraad van Heemskerk. In het document wordt de visie op wonen tot aan 2025 geschetst. Net zoals de eerdere 'Woonvisie 2020' is deze woonvisie een gezamenlijk beleidsdocument van de gemeente Beverwijk en de gemeente Heemskerk. Met de visie wordt ingespeeld op de toenemende woningvraag. De gemeenten staan voor drie uitdagingen:
Ten behoeve van de Woonvisie zijn de gemeente Heemskerk en de gemeente Beverwijk in gesprek gegaan met onder andere ontwikkelaars, wooncorporaties en bewonersorganisaties. Deze betrokken partijen benadrukten het belang van voldoende doorstroommogelijkheden voor midden- en hogere inkomensgroepen. Om doorstroming te bevorderen, zullen technisch geschikte appartementen voor senioren gerealiseerd moeten worden. Daarom wordt onder andere ingezet op de uitbreiding van de voorraad levensloopbestendige woningen. Daarnaast kan doorstroming bevorderd worden door het toevoegen van middeldure huur- en koopappartementen voor senioren.
Binnen de Woonvisie zijn per gemeente ook de accenten beschreven. Voor Heemskerk geldt dat de gemeente te maken heeft met sterke vergrijzing. Het aandeel ouderen in de gemeente is relatief hoog en zal de komende jaren verder toenemen. Vanuit de gemeente Heemskerk wordt daarom waarde gehecht aan nieuwbouw voor senioren, met meer comfort en minder onderhoud. Er wordt geïnvesteerd in de fysieke en sociale woonomgeving voor ouderen en anderen met een zorgvraag. Dit betekent dat de woonomgeving toegankelijker en veiliger moet worden.
Vanuit beide gemeenten is daarmee een behoefte aan meer en geschiktere woningen voor senioren en andere hulpbehoevenden. Niet alleen om de senioren te huisvesten, maar ook om doorstroming op de lokale woningmarkten mogelijk te maken.
Conclusie
De komende jaren zal het aandeel ouderen in Heemskerk verder toenemen. De gewenste ontwikkeling voorziet in het toevoegen van 24 seniorenappartementen op een binnenstedelijke locatie. Het levert het een positieve bijdrage aan het realiseren van geschikte woningen voor senioren waar behoefte aan is. Tenslotte zorgt het voor doorstroming elders op de woningmarkt.
Op 27 mei 2021 heeft de gemeenteraad van Heemskerk de Verordening doelgroepen woningbouw Heemskerk 2021 vastgesteld. Dit naar aanleiding van de opgaven van de Woonvisie. Het doorvoeren van gemeentelijk woonbeleid in bestemmingsplannen, kan door het opstellen van een doelgroepenverordening. De doelgroepenverordening heeft uitsluitend betrekking op nieuwbouw.
In de verordening zijn definities en regels opgenomen met betrekking tot woningbouw. Zo is de maximale aanvangshuurprijs bepaald. Ook zijn de doelgroepen aangemerkt voor sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en middeldure huurwoningen. Of men tot één van deze doelgroepen toebehoort, is afhankelijk van het inkomen ten opzichte van de gestelde DAEB-norm. Tenslotte is bepaald voor hoeveel jaar de woningen in de categorieën sociale huurwoningen, sociale koopwoningen en middeldure woningen beschikbaar dienen te blijven in de betreffende klasse. Om de doelgroepenverordening toe te passen moet dit in het betreffende bestemmingsplan vastgelegd worden. Alleen dan kan de doelgroepenverordening worden toegepast. De doelgroepenverordening is opgenomen in de regels van voorliggend bestemmingsplan. Hierin is de verplichting opgenomen dat minimaal 50% van de te realiseren woningen sociale huurwoningen zijn als bedoeld in de Verordening doelgroepen woningbouw Heemskerk 2021, of de rechtsopvolger van deze verordening. De inspanning is gericht op 75% sociale huur.
Gelijktijdig met de verordening doelgroepen woningbouw zijn door de gemeenteraad van Heemskerk de Beleidsregels zelfbewoningsplicht vastgesteld. De Beleidsregels zelfbewoningsplicht hebben tot doel om woningen in Heemkerk betaalbaar te houden en het opkopen van woningen door beleggers tegen te gaan. Met de zelfbewoningsplicht worden kopers van woningen verplicht de woning zelf te gaan bewonen. Zo wordt voorkomen dat beleggers een woning kopen om deze vervolgens te verhuren.
De Beleidsregels zijn van toepassing op nieuwbouwwoningen in de gemeente Heemskerk met een koopprijs tot de actuele NHG-grens en op de verkoop van sociale huurwoningen door woningcorporaties. Hierbij gelden de volgende regels:
Binnen de Beleidsregels zijn enkele uitzonderingen van toepassing, zoals verkoop en verhuur aan eerstegraads familie. Dit leidt er toe dat in de koopovereenkomst regels opgenomen dienen te worden die de koper verplichten om de gekochte woning uitsluitend zelf te bewonen en niet aan derden te verkopen, te verhuren of op een andere manier aan derden in gebruik te nemen.
Voor voorliggend plan geldt dat deze Beleidsregels vertaald zullen worden in de te sluiten anterieure overeenkomst tussen de gemeente Heemskerk en initiatiefnemer. Daarnaast dienen de beleidsregels opgenomen te wordne in de latere koopovereenkomsten tussen initiatiefnemer en toekomstige kopers.
In het Bestuursakkoord wordt Heemskerk bestempeld als rustige woongemeente met een groen en dorps karakter. Als opgave wordt de vergrijzing van de gemeente genoemd. Uitbreiding van het woonaanbod zal vooral door middel van verdichting plaatsvinden. Wat betreft de woningbouwopgaven in de periode 2021-2025, geldt dat er voldoende woningen toegevoegd moet worden aan het huidige woningaanbod. Dit wil de regio onder andere realiseren door meer te gaan bouwen en woningbouwplannen te versnellen.
Daarnaast hecht de regio waarde aan de grote variatie aan aantrekkelijke woonmilieus waarover de gemeente beschikt. Dit wil de regio de komende jaren versterken. In Heemskerk vertaalt deze opgave zich onder andere in het toevoegen van levensloopbestendige appartementen in de nabijheid van voorzieningen.
Senioren worden in het Bestuursakkoord aangemerkt als doelgroep die speciale aandacht nodig heeft. Een doel van het Bestuursakkoord is om zoveel mogelijk senioren te stimuleren om passend te gaan wonen. De woonwensen van senioren sluiten echter niet altijd aan bij het huidige aanbod. Zo is er een toenemende belangstelling bij ouderen voor gemeenschappelijke woonvormen. Het is dus zaak om nieuwe woonvormen waar mogelijk te faciliteren. Momenteel is er nog onvoldoende woonruimte geschikt. Bij het realiseren van geschikte woningen voor senioren gaat het niet alleen over de toegankelijkheid van woongebouw en woning, maar heel belangrijk is ook de nabijheid van voorzieningen en een toegankelijke woonomgeving die uitnodigt tot ontmoeting.
De uitvoeringsagenda van het Woonakkoord Zuid-Kennemerland/IJmond beschrijft hoe gemeenten en provincie Noord-Holland gaan samenwerken om op de middellange termijn doelen uit het Bestuursakkoord van het Woonakkoord te realiseren.
In de uitvoeringsagenda wordt gekeken hoe er woningen toegevoegd kunnen worden aan het huidige aanbod. De groei in woningbehoefte varieert binnen de regio. Het voornemen is om in de periode 2020-2025 1.590 woningen toe te voegen. Dit kan door middel van woningbouw, transformatie en het splitsen van woningen.
Daarnaast wordt in de uitvoeringsagenda ingezet op betaalbare woningen door de sociale huurvoorraad uit te breiden. Daarnaast wordt gepoogd om doorstroming op de woningmarkt te bevorderen zodat er betaalbare woningen vrijkomen en meer mensen naar behoefte en wens kunnen wonen. Daarom worden levensloopbestendige woningen toegevoegd en verhuisstromen gefaciliteerd. In dat kader zijn er al diverse initiatieven om senioren door te laten stromen naar een geschikte woning.
Conclusie
Senioren vormen een doelgroep die speciale aandacht nodig heeft. Gelet op voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aanbod seniorenwoningen de komende jaren dient te stijgen en beter aan dient te sluiten aan de woonwensen van de senioren. Gezien de ligging van het voorgenomen plan, nabij het centrum, zijn er in de nabijheid ook voorzieningen. Tot slot kan met het realiseren van het plan doorstroming van senioren naar een geschikte woning gestimuleerd worden. Daarmee is het voorgenomen plan in lijn met het Woonakkoord.
De Welstandsnota Heemskerk is door het college van B&W vastgesteld in 2017. Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De planlocatie ligt binnen het deelgebied 'Centrum'.
De kernkwaliteiten van dit gebied zijn:
De ambitie is gericht op het versterken van de samenhang en uitstraling van het centrum.
Conclusie
De ontwikkeling past qua ontwerp goed in de welstandsnota. Er is sprake van een ruimtelijke verbetering, waarbij het ontwerp op zich zelf staat ten opzichte van de omgeving, maar hierbij wel een positieve werking heeft op het bestaande straatbeeld. De welstandscommissie heeft positief geadviseerd over het voornemen (zie bijlage 1).
Voor de gemeente Heemskerk is groen essentieel voor een duurzame, gezonde en prettige omgeving. Daarom heeft de gemeente het Groenbeleidsplan Heemskerk 2019 opgesteld. Het doel van het Groenbeleidsplan is om richting te geven aan groenbewust handelen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Wat groen is, dient zoveel als mogelijk groen te houden. Wanneer groen verdwijnt, zal dat gecompenseerd dienen te worden. Bij nieuwbouw, projectontwikkeling en planvorming is natuurinclusief bouwen het uitgangspunt. Daarom wordt ingezet op:
Om deze uitgangspunten te bereiken, dient bij de inrichting en beheer van de ruimte ingespeeld te worden op nieuwe ontwikkelingen, kennis, trends en behoeften. Dit vraagt ook om betrokkenheid bij bewoners, organisaties en ondernemers.
Bij ontwikkelingen in de ruimte kan op diverse manieren rekening gehouden met bovenstaande punten. Gebouwen bieden diverse manieren om de biodiversiteit van Heemskerk te vergroten. Gebouwen kunnen worden voorzien van neststenen voor vogels en door in of op het gebouw groene daken of gevels te realiseren. Met deze relatief simpele en goedkope ingrepen, kunnen gebouwen bijragen aan een gezonde, toekomstbestendige leefomgeving voor mens en dier.
Conclusie
De gemeente Heemskerk promoot natuurinclusief bouwen. Bij het voorgenomen plan zal daarom gekeken worden naar de verschillende opties voor natuurinclusief bouwen. Er is gekeken naar de mogelijkheid van groene daken. Dit blijkt niet mogelijk daar er dak ingericht wordt voor zonnepanelen. Er zal gestreefd worden bij het realiseren van het plan zoveel mogelijk groen te behouden.
In dit hoofdstuk zullen de relevante uitvoeringsaspecten bij het plan worden besproken. Hierin is aandacht voor de verschillende milieuaspecten zoals flora en fauna en luchtkwaliteit, en is er aandacht voor milieuzonering, verkeer en parkeren en externe veiligheid.
Wet natuurbescherming
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet vervangen. Het doel is om met één wet en minder regels de wet makkelijker te kunnen toepassen. Vanaf 1 januari 2017 bepalen de provincies wat wel en niet mag in de natuur in hun gebied. Ook zorgen de provincies vanaf deze datum voor vergunningen en ontheffingen. De Rijksoverheid blijft verantwoordelijk voor het beleid van grote wateren, zoals het IJsselmeer.
De Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden. Ter bescherming van deze Natura 2000-gebieden voorziet de Wet natuurbescherming in een vergunningenregime voor het realiseren of verrichten van projecten en andere handelingen die de natuurlijke kenmerken van een aangewezen Natura 2000-gebied kunnen aantasten.
Voorts voorziet de Wet natuurbescherming in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden. Het uitgangspunt is dat beschermde planten- en diersoorten geen schade mogen ondervinden. Voor het uitvoeren van werkzaamheden in de openbare ruimte is het niet altijd nodig een vrijstelling of een ontheffing aan te vragen. Voor onder andere reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkelingen geldt een vrijstelling voor beschermde soorten op voorwaarde dat gehandeld wordt volgens een goedgekeurde gedragscode. Verder worden vrijstellingsregelingen op de nationaal beschermde soorten per provincie vastgesteld.
Wanneer het onmogelijk is schade aan streng beschermde planten en dieren tijdens ruimtelijke ontwikkelingen en inrichting te voorkomen, moet altijd een ontheffing worden aangevraagd. De voorwaarden verbonden aan een vrijstelling of een ontheffing zijn afhankelijk van de status van de planten- en diersoorten die in het plangebied voorkomen.
Zorgplicht
Voorts geldt bij uitvoering van werkzaamheden ten allen tijde een de algemene zorgplicht (artikel 1.11 Wet natuurbescherming). Deze schrijft voor dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel als mogelijk voorkomen moeten worden. Dit betekent dat wanneer tijdens uitvoering van de werkzaamheden een algemeen beschermde soort als konijn, veldmuis of gewone pad wordt aangetroffen zij de ruimte en tijd moet krijgen om een veilig heenkomen te zoeken. Indien nodig kunnen aangetroffen exemplaren verplaatst worden naar een naastgelegen ruimte waar geen werkzaamheden uitgevoerd worden.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. In het NNN liggen onder andere bestaande natuurgebieden en alle Natura 2000- gebieden. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt en middels ruimtelijke nota's en verordeningen voorzien van juridische doorwerking. In sommige provincies bestaan er naast het NNN ook nog andere groene zones die een zekere mate van bescherming genieten.
Om de effecten van de ontwikkeling op flora en fauna inzichtelijk te maken is een quickscan uitgevoerd door Els & Linde B.V. Op 9 oktober 2020 is het plangebied bezocht door een ecoloog. De rapportage is opgenomen als bijlage 2.
Uit de resultaten van de quickscan is gebleken dat de aanwezigheid van vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen op voorhand niet zijn uit te sluiten in de panden op Maerten van Heemskerckstraat 36. In het pand op Maerten van Heemskerckstraat 34 worden vleermuizen en huismussen op voorhand niet uitgesloten. Voor de geplande werkzaamheden wordt een aanvullend onderzoek naar deze soorten geadviseerd.
Gelet op voorgaande dient er aanvullend onderzoek plaats te vinden wat betreft vleermuis, huismus en gierzwaluw. Deze aanvullende onderzoeken worden uitgevoerd in de periode maart 2021 - oktober 2021. Uit de voorlopige onderzoeksresultaten blijkt dat er geen beschermde soorten zijn waargenomen. Er is geen ontheffing nodig. De rapportage van het aanvullend onderzoek wordt voor het vaststellen van het bestemmingsplan bijgevoegd als bijlage bij dit bestemmingsplan.
Daarnaast dient een stikstofdepositieberekening uitgevoerd te worden om te onderzoeken of er significante wijzigingen in de stikstofdepositie bestaat op het op zo'n 2 kilometer afstand gelegen Natura 2000-gebied.
Deze stikstofdepositieberekening is uitgevoerd met de AERIUS Calculator versie 2020. Uit de berekening blijkt dat er in de nieuwe, gasloze situatie geen sprake is van een te hoge stikstofdepositie. Dit geldt eveneens voor de realisatiefase (sloop- en bouw) van de ontwikkeling. De berekeningen en de begeleidende rapportage is opgenomen als bijlage 3, 4 en 5.
Gelet op het vorenstaande kan worden geconcludeerd dat er vanuit de Flora- en faunaregelgeving geen beperkingen worden opgelegd aan deze nieuwbouwontwikkeling wanneer de hiervoor genoemde aanbevelingen en maatregelen in acht worden genomen. De genoemde aanbevelingen en maatregelen zullen worden (over)genomen. Dit geldt tevens voor de aanbevelingen en maatregelen welke voortvloeien uit het aanvullend onderzoek zoals beschreven in paragraaf 4.1.2. Uit de voorlopige onderzoeksresultaten blijkt dat er geen ontheffing van de Wet natuurbescherming benodigd is, daar er geen beschermde soorten zijn waargenomen.
De Wet Bodembescherming schrijft voor dat in het kader van een ruimtelijk planologische procedure moet worden aangetoond dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het gewenste nieuwe gebruik. De bodemkwaliteit kan (negatief) van invloed zijn op de gewenste nieuwe ontwikkeling.
Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Door middel van een dergelijk onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Voorliggend initiatief voorziet in een functiewijziging van voornamelijk een kantoorruimte naar een woonfunctie. Dit is een gevoeligere functie. Derhalve is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Vink Milieuadvies. De volledige rapportage is opgenomen als bijlage 6. De belangrijkste conclusies zijn als volgt:
"Op basis van het vooronderzoek is aangenomen van de onderzoekslocatie niet of slechts licht verontreinigd is en derhalve de hypothese '(kleinschalig) onverdacht' geldt.
Uit de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt het volgende:
Geconcludeerd wordt dat de hypothese '(kleinschalig) onverdacht' dient te worden geaccepteerd. De aangetoonde lichte verhogingen in de grond en het grondwater zijn niet verontrustend en geven geen aanleiding tot nader onderzoek."
De milieuhygiënische bodemkwaliteit vormt dus geen belemmering voor verlening van een omgevings- vergunning (bouwen).
Op basis van de resultaten van het bodemonderzoek blijkt er vanuit het aspect bodem geen belemmeringen zijn voor onderhavig initiatief.
Vanaf 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht. Doelstelling van de wet is de bescherming en het behoud van archeologische en cultuurhistorische waarden. In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met het erfgoed van nationaal belang wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarin heeft en hoe het toezicht wordt geregeld.
Als gevolg van deze wet wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het erfgoed meegewogen zoals alle andere aspecten die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
De panden kennen geen aanduiding als rijks- of gemeentelijk monument en is niet aangemerkt als beeldbepalend of karakteristiek in het geldende bestemmingsplan. Ook worden de omgeving en het landschap niet aangeduid als cultuurhistorisch waardevol. Geconcludeerd kan worden dat met de gewenste ontwikkeling geen schade wordt toegebracht aan bestaande cultuurhistorische panden of structuren.
Gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Voorts geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren.
Het plangebied kent een dubbelbestemming met betrekking tot archeologie ('Waarde - Archeologie - 4'). Hiervoor geldt dat bij bouwwerken groter dan 2.500 m2 en dieper dan 40 cm een archeologisch rapport overlegd dient te worden om de archeologiosche waarden vast te stellen. Deze grenswaarden worden niet overschreden door de ontwikkeling, die voorts grotendeels plaatsvindt op reeds geroerde bodem.
Met de gewenste ontwikkeling worden cultuurhistorische panden of structuren niet aangetast. Voorts is archeologisch onderzoek niet nodig. Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit cultuurhistorie en archeologie voor onderhavig initiatief.
Wet milieubeheer
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van de luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing). In de Wet milieubeheer zijn onder andere regels en grenswaarden opgenomen voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen.
Omdat titel 5.2 van de Wm ingaat op de luchtkwaliteit, staat dit ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Hierin wordt gesteld dat ruimtelijke plannen doorgang kunnen vinden indien aan één van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
AMvB en Regeling niet in betekenende mate (NIBM)
De Wet luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten. Een project is klein als het niet in betekende mate (NIBM) leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. De grens ligt bij een toename van de NO2 en/of PM10 jaarconcentratie met maximaal 3% van de grenswaarden (of wel een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 en/of PM10). NIBM projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Grotere projecten daarentegen kunnen worden opgenomen in het NSLprogramma, mits ook overtuigend wordt aangetoond dat de effecten van dat project worden weggenomen door maatregelen.
De AMvB en Regeling NIBM bevatten criteria waarmee kan worden bepaald of een project van een bepaalde omvang wel of niet als NIBM moet worden beschouwd. Het betreft onder andere de onderstaande gevallen, waarbij een project als NIBM wordt beschouwd:
Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven. Tevens is in artikel 5 van het Besluit NIBM een anticumulatie bepaling opgenomen, die zegt dat de effecten van beoogde ontwikkelingen in de omgeving van het plangebied moeten worden meegenomen in de beoordeling van het betreffende plan. Hiermee wordt voorkomen dat verschillende NIBM-projecten samen toch in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit.
De ontwikkeling kan, gezien de beperkte omvang, aangemerkt worden als een project dat niet in betekenende mate van invloed is op de luchtkwaliteit. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM niet noodzakelijk. Er behoeft dus niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Daarnaast blijkt uit de Monitoringstool van het RIVM dat de luchtkwaliteit ter plaatse goed is; er worden geen grenswaarden overschreden van zowel PM10, PM2,5 als stikstof (voor PM10 en stikstof bedraagt de jaargrenswaarde 40 ug/m³; voor PM2,5 is dat 25 ug/m³).
Het project kan worden beschouwd als een NIBM-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.
De gemeente Heemskerk kent een Nota Parkeren, opgesteld in 2017. In de nota wordt ingegaan op de visie op het parkeren in Heemskerk in 2025.
“De kern van het gemeentelijk parkeerbeleid is het behouden van de bereikbaarheid voor alle vervoersmiddelen (lopen, fiets, openbaar vervoer en auto), stimulering van duurzame mobiliteit door het faciliteren van goede fietsvoorzieningen, voorzieningen voor deelauto’s en elektrische vervoer en het behouden van de ruimtelijke kwaliteit (leefbaarheid). Het parkeerbeleid zet nadrukkelijk niet in op sturing van autobezit en van bewoners, werknemers en sociaal & economisch bezoek. Wel wordt de verkeersdeelnemer gestimuleerd het fietsgebruik en openbaar vervoer te (gaan) gebruiken.“
In het bepalen van het benodigd aantal parkeerplaatsen, is gekeken naar de kencijfers van de publicatie 'Technische Richtlijnen Parkeren Heemskerk' uit 2017. Het plangebied wordt gekenmerkt als centrum.
In de huidige situatie is er sprake van een kantoorfunctie met een oppervlakte van zo'n 1.100 m2 bvo. Voor een kantoor (zonder baliefunctie) geldt een parkeernorm van 1,4 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo. Bij 1.100 m2 bvo geldt een behoefte van 15,4 parkeerplaatsen. Daarnaast geldt voor de vrijstaande woning een parkeernorm van 1,6 parkeerplaatsen. Deze zijn op eigen terrein aanwezig.
In de nieuwe situatie is er sprake van 24 appartementen (huur, midden/goedkoop). Hiervoor geldt een gemiddelde parkeernorm van 1,0 parkeerplaats per appartement. Dit is inclusief 0,3 parkeerplaasten per appartement voor bezoekers. Voor de 24 appartementen is een parkeerbehoefte van 24,0 parkeerplaatsen appartement. Daarnaast is er sprake van een kantoor (met baliefunctie) met een oppervlakte van 100 m2. Dit resulteert in een parkeernorm van 1,6 parkeerplaats.
De totale parkeerbehoefte voor de 24 appartementen en het kantoor met baliefunctie is daarmee 25,6 parkeerplaatsen. Dit betekent dat er 26 parkeerplaatsen gerealiseerd dienen te worden.
Achter het nieuwe pand worden 24 parkeerplaatsen gerealiseerd. Dit betekent dat er 2 parkeerplaatsen in het openbaar gebied nodig zijn. Hierbij geldt echter wel dat de parkeerbehoefte per functie verschilt met het moment van de dag. Voor bewoners en bezoekers is het drukste moment de werkdagavond (respectievelijk 90% en 80%).
In een som ziet dit er als volgt uit: (24 x 0,7 x 90%) + (24 x 0,3 x 80%) + (1,6 x 0,05) = 15,12 +5,76 + 0,08 = 20,96. Op dit drukste moment van de dag zijn er in totaal 21 parkeerplaatsen nodig. Op eigen terrein wordt zoals eerder vermeld 24 parkeerplaatsen gerealiseerd. Daarmee voldoet het aantal parkeerplaatsen. De parkeerplaatsen op het eigen terrein dienen toegankelijk te zijn voor de bezoekers.
Tevens dient er stallingsmogelijkheden voor fietsen beschikbaar te zijn ten behoeve van de appartementen en het kantoor met baliefunctie. Conform de Technische Richtlijnen Parkeren Heemskerk geldt voor de appartementen een parkeernorm van 0,3 fietsparkeerplaatsen per woning. Er dienen daarom 24 x 0,3 = 7,2, ofwel 8 fietsparkeerplaatsen. Ook voor het kantoor met baliefunctie is een norm bepaald. Voor een kantoor met baliefunctie geldt een norm van 5,0 stallingsmogelijkheden per 100 m2.
Voor zowel de appartementen als het kantoor met baliefunctie dienen in totaal 8 + 5 = 13 fietsparkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Deze fietsparkeerplaatsen zullen nabij de ingang van het woongebouw gerealiseerd worden.
Het plangebied wordt ontsloten via de Maerten van Heemskerckstraat (30 km/u) welke aansluit op de Carel van Manderstraat (50 km/u). Vanaf hier is er aansluiting op het omliggende wegennet. De parkeerplaatsen zijn bereikbaar via de Jan van Scorelstraat.
De verkeersgeneratie kan berekend worden aan de hand van de kencijfers van de publicatie 'CROW 381 Toekomstbestendig parkeren' uit 2018. In de huidige situatie is een kantoorpand en een vrijstaande woning aanwezig. Deze zijn gelegen in het centrum van een sterk stedelijke gemeente.
Het kantoorpand heeft een oppervlakte van zo'n 1.100 m2 bvo. Voor een kantoor (zonder baliefunctie) geldt een verkeersgeneratie van minimaal 3,3 en maximaal 4,9 mvt/etmaal per 100 m2 bvo. Dit resulteert in een verkeersgeneratie van 36,3 - 53,9 mvt/etmaal.
De vrijstaande woning kent een verkeersgeneratie van 6,4 - 7,2 mvt/etmaal. Gezamenlijk is de verkeersgeneratie in de huidige situatie dus valt te stellen op 42,7 tot 61,1 mvt/etmaal.
In de gewenste situatie is er sprake van 24 seniorenappartementen (huur, appartement, midden/goedkoop). Dit resulteert per appartement in een verkeersgeneratie van 1,8 tot 2,6 mvt/etmaal. Gezamenlijk is dit 43,2 tot 62,4 mvt/etmaal.
Daarnaast is er een kantoorfunctie (met balie) van 100 m2, resulterend in een verkeersgeneratie van 6,3 tot 8,4 mvt/etmaal.
Gezamenlijk bedraagt de verkeersgeneratie in de nieuwe situatie 49,8 tot 70,8 mvt/etmaal. Dit is een kleine toename ten opzichte van de huidige situatie, maar gelet op de verkeerssituatie rond het plangebied is er geen sprake van een onevenredige toename die niet verwerkt kan worden.
Voorgenomen initiatief zal niet leiden tot verkeerskundige en/of parkeertechnische problemen. Parkeren wordt grotendeels op eigen terrein opgelost en de verkeersgeneratie neemt slechts zeer beperkt toe.
Wegverkeer en railverkeer
Langs alle (spoor)wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de (spoor)weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken/spoorstaven en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
Industrielawaai
Gezoneerde industrieterreinen hebben een vaste geluidzone die wordt vastgelegd door middel van een bestemmingsplan. Buiten de geluidszone wordt de voorkeurswaarde van 50 dB(A) niet overschreden. De maximale ontheffingswaarde binnen de geluidszone bedraagt 55 dB(A) etmaalwaarde voor nieuwe situaties. In tegenstelling tot weg- en railverkeer wordt voor industrielawaai niet getoetst aan de Lden waarde maar aan de etmaalwaarde. De dosismaat Lden is voor wegverkeerslawaai en spoorweglawaai met ingang van 1 januari 2007 in de gewijzigde Wgh vastgelegd. Voor industrielawaai wordt Lden in het kader van de Wgh voorlopig niet ingevoerd.
Het plangebied is niet gelegen binnen de geluidzone van een industrieterrein. Wel ligt het plangebied binnen de geluidzone van wegverkeer. Derhalve is een akoestish onderzoek uitgevoerd door Het GeluidBuro (zie bijlage 7).
De belangrijkste conclusies zijn de volgende
Vanuit akoestisch oogpunt zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief, mits er wordt voldaan aan de aanbevelingen van het akoestisch onderzoek. Hiertoe wordt de gemeente verzocht een Hogere waarde vast te stellen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stelt zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden.
De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de onderstaande richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' dan wel 'gemengd gebied'.
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied | Richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Richtafstanden en omgevingstype
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Voor onderhavig project dient te worden getoetst of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen veroorzaakt voor bestaande functies in de omgeving en of de nieuwe functie mogelijk belemmeringen ondervindt als gevolg van de milieuhinder van naburige bedrijven en/of bedrijvigheid.
De omgeving van het plangebied kan gekarakteriseerd worden als gemengd gebied, gelet op de ligging aan de rand van het centrum van Heemskerk en de grote afwisseling van functies in de nabijheid.
Een appartementengebouw voor seniorenappartementen betreft een gevoelige functie. In de nabijheid zijn echter geen overlastgevende functies aanwezig. Aan de overzijde van het pand is een kantoorgebouw gelegen en verderop zijn, op minimaal 40 meter afstand, enkele restaurant gelegen. De afstand geeft geen aanleiding om aan te nemen dat er sprake is van overlast.
Daarnaast zorgt de ontwikkeling niet voor een belemmering voor andere functies, zoals woningen. Ook overlastgevende bedrijven zijn niet aanwezig in de nabijheid en worden niet belemmerd door de ontwikkeling.
Gelet op het voorgaande vormen de milieubelastende functies vanuit het oogpunt van milieuzonering geen belemmering voor de in dit plan besloten ruimtelijke ontwikkeling. Andersom leidt ontwikkeling van het appartementengebouw met seniorenappartementen niet tot milieutechnische problemen voor de omliggende milieugevoelige functies. Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling in overeenstemming is te achten met een goede ruimtelijke ordening.
Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico's:
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Het groepsrisico wordt niet in contouren vertaald, maar wordt weergegeven in een grafiek. In de grafiek wordt de groepsgrootte van aantallen slachtoffers (x-as) uitgezet tegen de cumulatieve kans dat een dergelijke groep slachtoffer wordt van een ongeval (y-as). Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Structuurvisie buisleidingen van belang. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico's voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Een appartementencomplex met seniorenappartementen betreft een kwetsbaar object, waardoor de gewenste ontwikkeling getoetst dient te worden aan de wetgeving omtrent externe veiligheid. Voor de beoordeling of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Navolgende afbeelding toont een uitsnede van deze kaart.
Figuur: Uitsnede risicokaart met aanduiding plangebied (bron: www.risicokaart.nl)
Transport gevaarlijke stoffen
Er ligt in de directe omgeving (binnen 200 meter) van het plangebied geen hoofdvaarweg, spoorbaan of rijksweg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Ook bevindt zich in of nabij het plangebied geen buistransportleiding met een PR 10-6 contour. Deze is gelegen op circa 1.700 meter.
Inrichtingen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen EV-relevantie inrichtingen gevestigd. Anderzijds is de voorgenomen planontwikkeling geen risicovolle inrichting in het kader van de BEVI en vormt de gewenste ontwikkeling geen gevaar voor de omgeving.
Op basis van de EV-signaleringskaart van het Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) blijkt dat het plangebied binnen de effectafstand ligt van het EYE Film Instituut. Het instituut is gevestigd aan de Achterweg in Heemskerk. Ter plaatse worden historische films op basis van nitraatdragend materiaal opgeslagen en bewaard.
Vanwege de ligging van het plangebied binnen de effectafstand dient het groepsrisico conform artikel 13 van het Bevi uitgebreid te worden verantwoord. Dit vanwege de ligging van het plangebied binnen de effectafstand van de inrichting EYE Film Instituut. Daarom is door SPA WNP elementen voor de verantwoordingsplicht van het groepsrisico ten aanzien van de bestemmingsplanwijziging opgesteld. Op die manier kan het bevoegd gezag op basis hiervan, en op basis van het op te vragen advies van de Veiligheidsregio, een afgewogen besluit nemen. De volledige rapportage van het onderzoek externe veiligheid is bijgevoegd in bijlage 8. De belangrijkste resultaten en de conclusie worden hieronder kort uiteengezet.
In het onderzoek is gekeken naar de huidige en toekomstige situatie. Op basis hiervan is gebleken dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde reeds overschrijdt.Ten aanzien van het EYE Film Instituut is er sprake van een bestaande opslagsituatie. Sinds begin jaren ’70 is de locatie in gebruik voor de opslag van films. In het kader van de revisievergunning Wet milieubeheer d.d. 29 december 2010 is een QRA1 opgesteld welke op basis van het voor onderhavige ontwikkeling uitgebrachte advies wordt gehanteerd voor de uiteenzetting van deze verantwoordingsplicht. Uit de FN-curve van de QRA blijkt dat er maximaal 300 slachtoffers kunnen vallen bij een incident. Een significatie toename van het groepsrisico is niet te verwachten, doordat er geen recente grootschalige plannen binnen de effectafstand van de inrichting zijn. Ook de beperkte toename van het aantal personen binnen het plangebied van de beoogde ontwikkeling draagt niet bij aan een rekentechnische toename van het groepsrisico.
Op basis van de QRA blijkt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico met een factor twee wordt overschreden. In de considerans van de vergunning wordt dit omschreven als een relatief kleine overschrijding. Er is echter wel intensief naar mogelijkheden gezocht ter verlaging van het groepsrisico. De onderzochte maatregelen zijn echter niet haalbaar gebleken (zie hiervoor bijlage 8). Het dagelijks bestuur van de Milieudienst IJmond staat de huidige overschrijding van de oriëntatiewaarde toe. De beperkte toename van het aantal personen binnen het plangebied zal rekentechnisch geen invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico.
Voorbereiding en zelfredzaamheid
mate waarin uitvoering aan de bestrijding kan worden gegeven, hangt af van de capaciteit van de brandweer (opkomsttijd en beschikbare blusmiddelen) en de bereikbaarheid van het plangebied (opstelplaatsen).
Door deze ruimtelijke wijziging veranderen de activiteiten ter plaatse van het EYE Film Instituut niet. De kansen op incidenten bij het instituut blijven gelijk. Hierdoor verandert de bestrijding van een incident niet. Wat wel is veranderd, is het aantal potentiële slachtoffers dat door de ontwikkeling toeneemt en de mate van zelfredzaamheid (zie hierna).
Zelfredzaamheid
De mogelijkheden ten aanzien van de zelfredzaamheid zijn goed. Binnen het plangebied zullen geen en/of minder zelfredzame personen aanwezig. Minder zelfredzame personen kunnen vluchten onder begeleiding. Het snel vluchten van de bron af is voor de binnen het plangebied aanwezige personen goed mogelijk.
In geval van een calamiteit kan tevens NL-Alert worden ingezet. NL-Alert is een aanvullend alarmmiddel van de overheid voor de mobiele telefoon. Met NL-Alert kan de overheid mensen in de directe omgeving van een noodsituatie met een tekstbericht informeren. In het bericht staat specifiek wat er aan de hand is en wat je op dat moment het beste kunt doen.
Het plangebied ligt binnen de effectafstand van de inrichting EYE Film Instituut. Daarom is het groepsrisico beschouwd. Op basis hiervan is gebleken dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde reeds overschrijdt. De vaststelling van het bestemmingsplan zal rekentechnisch niet van invloed zijn op het groepsrisico. De mogelijkheden voor de brandweer om de gevolgen van een ongeval te bestrijden, worden door de planvaststelling niet dusdanig negatief beïnvloed dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. De zelfredzaamheid van personen kan voldoende worden gewaarborgd. Daarmee bestaat er vanuit het thema externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Uit de toelichting en verbeelding van bestemmingsplan 'Centrum Heemskerk' is op te maken dat er geen planologisch relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Voor de verdere realisatie van het plan zal indien nodig een KLIC-melding gedaan worden om te achterhalen of er relevante kabels en leidingen in het plangebied of in de directe omgeving daarvan aanwezig zijn.
Water en ruimtelijke ordening hebben veel met elkaar te maken. Aan de ene kant is water één van de sturende principes in de ruimtelijke ordening en kan daarmee beperkingen opleggen aan het ruimtegebruik zoals locaties voor stadsuitbreiding. Aan de andere kant kunnen ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding.
Op Europees en nationaal niveau heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de verplichte 'watertoets'. Een watertoets geeft aan wat de gevolgen zijn van een ruimtelijk plan voor de waterhuishouding in het betreffende gebied. Zo'n waterparagraaf moet sinds 1 januari 2003 worden opgenomen in de toelichting bij ruimtelijke plannen. Doel van de watertoets is de relatie tussen planvorming op het gebied van de ruimtelijke ordening en de waterhuishouding te versterken.
Een watertoets is verplicht als het gaat om een functieverandering en/of bestemmingswijziging. Op basis van informatie en randvoorwaarden vanuit waterbeheerder, het waterbeleid en relevante bodemgegevens worden de verschillende wateraspecten uitgewerkt in een waterparagraaf. De waterparagraaf beschrijft het huidige watersysteem alsmede de mogelijkheden en randvoorwaarden voor het toekomstig watersysteem. De waterparagraaf wordt afgestemd met de waterbeheerder.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding. Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor onderhavige ontwikkeling relevante nota's.
Europa
Met ingang van december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht geworden. In het kader van de Kaderrichtlijn worden kwaliteitseisen gesteld, gericht op het beschermen en verbeteren van de aquatische ecosystemen (verplichting per stroomgebied). Deze richtlijn stelt als norm dat oppervlaktewateren binnen 15 jaar na inwerkingtreding moeten voldoen aan een 'goede ecologische' toestand (GET). Voor kunstmatige wateren, zoals de meeste stadswateren, geldt dat de oppervlaktewateren minimaal moeten voldoen aan een 'goed ecologisch potentieel' (GEP). Inmiddels zijn de GEP-normen per stroomgebied uitgewerkt.
Rijk
De Waterwet, die in werking is getreden in 2009, regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op grond van deze wet moeten de provincies één of meer regionale waterplannen vaststellen die wat betreft de ruimtelijke aspecten de status van provinciale structuurvisie hebben. De Waterwet schrijft eveneens voor dat elke zes jaar een nieuw Nationaal Waterplan uitgebracht wordt. Op 10 december 2015 is het Nationaal Waterplan 2 (NWP2) vastgesteld. Het NWP2 is opgesteld vanuit het perspectief om een nationale Omgevingsvisie te ontwikkelen richting 2018 conform de Omgevingswet in wording. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Met dit NWP2 zet het kabinet een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Het beleid en de maatregelen in het nieuwe Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Als er werkzaamheden in, op, onder of naast oppervlaktewater en waterkeringen (dijken) worden uitgevoerd, is er een watervergunning nodig. Door het stellen van regels wordt wateroverlast en watervervuiling voorkomen.
In de Keur staan de regels die het HHNK hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken. Samen met de Waterwet, nationale en Europese wetgeving en beleidsregels van HHNK vormt dit de basis voor de watervergunning. De regels in de Keur zijn onderverdeeld in:
Water- en rioleringsplan Beverwijk en Heemskerk: Verbinden met water
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de gemeente Heemskerk en de gemeente Beverwijk hebben gezamenlijk het water- en rioleringsplan opgesteld. Het doel van het plan is om de regio op betaalbare wijze waterrobuust en duurzaam in te richten. Voor drie doelgroepen, opgedeeld in bewoners, bedrijven en de overheid, is een handreiking opgesteld hoe per doelgroep omgegaan kan worden met water. Ook voor woningcorporaties worden voorbeelden gegeven wat zij kunnen doen om de regio op betaalbare wijze waterrobuust en duurzaam in te richten. Enkele voorbeelden zijn:
Om het voornemen te toetsen aan het waterbeleid, is de digtiale watertoets uitgevoerd. Het resultaat is als bijlage bijgevoegd (bijlage 9). Op basis van de watertoets volgt dat de korte procedure gevolgd kan worden. Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan op de waterhuishouding kan worden ondervangen met standaard maatregelen. Dit zijn onder andere:
Tevens dient er in het plan rekening te worden gehouden met klimaatadaptatie. Dit kan onder andere door groene daken en de extra verharding op het terrein als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling, te compenseren. Bij het ontwerp van het plan is rekening gehouden met bovenstaande adviezen.
Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor onderhavig initiatief. Het waterschap adviseert positief over het voornemen. Tevens voorziet het plan in het voornemen van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, de gemeente Heemskerk en de gemeente Beverwijk om de regio waterrobuust en duurzaam in te richten. Om wateroverlast te voorkomen worden op het parkeerterrein infiltratiebakken geplaatst. Daarnaast worden de parkeerplaatsen verhard met waterdoorlatende bestrating. Op die manier wordt gepoogd zoveel mogelijk water te kunnen bergen om wateroverlast te voorkomen.
In de Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat op basis van selectiecriteria vastgesteld dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zal hebben of niet. Onderdeel D van de bijlage bevat activiteiten, plannen en besluiten waarvoor het maken van een m.e.r.-beoordeling verplicht is. Voor elke activiteit die genoemd wordt in kolom 1 van onderdeel D van het Besluit m.e.r. moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) nadelige milieugevolgen. Voor activiteiten die onder de drempelwaarde zoals genoemd in kolom 2 van onderdeel D vallen, volstaat een vormvrije m.e.r.-beoordeling. Deze motivering dient qua inhoud aan te sluiten bij de m.e.r.-beoordeling, maar heeft geen vormvereisten. Voorliggend initiatief kan gezien worden als 'stedelijk ontwikkelingsproject' (D 11.2). De gewenste ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waardoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat.
In een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient aandacht te worden besteed aan drie criteria die zijn opgenomen in Bijlage III van de Europese richtlijn 'betreffende milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'. Dit zijn achtereenvolgens de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect.
Kenmerken van het project
De ontwikkeling voorziet in de sloop van de bestaande bebouwing aan de Maerten van Heemskerckstraat 34 en 36 te Heemskerk. Hiervoor in de plaatst wordt het terrein herontwikkeld ten behoeve van de realisatie van een appartementengebouw met 24 seniorenappartementen en een kantoorruimte. Op het terrein wordt een parkeerterrein ingericht.
Plaats van het project
De planlocatie is niet gelegen in of nabij bescherm natuurgebied. Het ligt aan de rand van het winkelgebied van Heemskerk en wordt omgeven door bebouwing.
Kenmerken van het potentiële effect
De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Wel zijn er mogelijk huismussen en/of vleermuizen aanwezig in de te slopen bebouwing. Dit wordt conform de daarvoor geldende eisen onderzocht door een ecologisch onderzoeksbureau.
De kenmerken, plaats en potentiële effecten van de ontwikkeling geven op basis van het voorgaande geen aanleiding ernstige milieugevolgen te verwachten die het nodig maken om een m.e.r-procedure te doorlopen.
Energietransitie en duurzaamheid
De energietransitie betekent de overgang van fossiele brandstoffen zoals gas, kernenergie en steenkolen naar volledig duurzame energie. Duurzame, groene energie kennen we nu al vanuit zon, wind, biomassa en water.
Duurzaamheid en energietransitie zijn continue processen; concrete afspraken zijn gemaakt in het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 en het programma 'Nederland Circulair in 2050'. Dit betekent onder andere in 2030 bijna de helft minder CO2 uitstoot realiseren dan in 1990. Met de plannen kan het kabinet een belangrijk startschot geven voor opschaling van de energietransitie.
Regelgeving
Per 1 juli 2018 is de wet Voortgang Energietransitie (wet VET) van kracht geworden, die zegt dat het niet meer is toegestaan om nieuwbouw met aardgas te realiseren, tenzij de gemeente beslist dat er zwaarwegende belangen zijn om hier van af te wijken.
Per 1 januari 2021 is BENG (Bijna Energieneutrale Gebouw eisen) van kracht, met een ambitie naar volledig energieneutraal. Daarmee worden strengere eisen gesteld om zo het energieverbruik te verlagen. Met deze wijziging moeten vanaf 1 januari 2021 alle nieuw te bouwen gebouwen, zowel woningen als uitiliteitsbouw, voldoen aan de BENG eisen. De eisen zijn onafhankelijk van de energiedrager; wel is een minimum aandeel hernieuwbare energie vereist.
Stikstofvrije woningbouw
De provincie heeft een handreiking stikstofvrije woningbouw van de Provincie Noord-Holland gepubliceerd. De handreiking is bedoeld voor woningbouwprojecten met een stikstofprobleem waardoor het verkrijgen van een vergunning Wet natuurbescherming lastig is. De handreiking omvat mogelijke stikstof beperkende maatregelen in de bouw- en gebruiksfase van het project. Uit de verkenning blijkt dat de stikstofuitspraak extra aanleiding geeft tot het verduurzamen van de bouwsector. Als duurzaam bouwen het uitgangspunt is, dan is stikstofuitstoot vaak geen belemmerende factor voor de vergunningverlening.
Hulpmiddelen om te voldoen aan deze regelgeving
Voor het stimuleren van duurzaam bouwen zal de gemeente Heemskerk aanhaken bij MRA 'slopen en bouwen'. Meer informatie is ook te vinden op de website van de OD IJmond.
GPR Gebouw (meetinstrument voor ontwikkelaars)
Een instrument om duurzaam bouwen inzichtelijk en meetbaar te maken is GPR Gebouw. Dit instrument geeft rapportcijfers op de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit, toekomstwaarde en circulariteit. Een licentie kan aangevraagd worden via de Omgevingsdienst IJmond (info@odijmond.nl) of u kunt zelf een licentie aanvragen via W-E Adviseurs.
Bij de uitvoering van het plan zullen de voorgaande duurzaamheidsaspecten, zoals de VET en BENG, in acht worden genomen. Zowel de appartementen als het kantoor zullen geen gasaansluiting krijgen en zullen zeer energiezuinig zijn. Op die manier wordt gestreefd duurzaam te bouwen. De duurzaamheidsaspecten zullen in het kader van de aan te vragen omgevingsvergunning verder worden uitgewerkt.
Voor het bestemmingsplan is een bezonningsstudie uitgevoerd door Handel Bouw Advies (HBA) B.V. De rapportage van de studie is bijgevoegd in bijlage 9. De bezonningsstudie brengt de invloed van de bouwplannen voor de bezonning van de omringende parcelen in kaart.
Nederland kent geen formele wettelijke normen en eisen omtrent bezonning voor bebouwing. Gemeenten zijn daarom vrij om een eigen invulling te geven aan de eisen. Echter kan de gemeente bij (nieuwe) bebouwing om een zogenaamde bezonningsstudie vragen die voldoet aan de TNO norm. TNO heeft hiervoor normen ontwikkeld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een lichte norm en een strenge norm.
In deze bezonningsstudie is de licht norm gehanteerd. Hierbij gelden de volgende eisen:
In de bezonningsstudie zijn de oude en nieuwe situatie met elkaar vergeleken. Hierin is gekeken naar de bezonning op de dagen 19 februari en 21 oktober. Op deze twee dagen is de bezonning op 11 momenten van de dag bekeken tussen 8.00u en 18.00u. Hierbij is rekening gehouden met de geografische ligging en winter- (GMT +1) en zomertijd (GMT +2).
Uit de bezonningsstudie blijkt dat het wooncomplex Martygen aan de Maerten van Heemskerckstraat in Heemskerk voldoet aan de lichte norm van TNO.
Op basis van voorgaande kan geconcludeerd worden dat het aspect bezonning geen belemmering vormt voor het voorgenomen initiatief. De voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het gebied op hoofdlijnen door de gronden te beleggen met een bestemming. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In dit hoofdstuk wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.
De regels en verbeelding zijn opgesteld conform de RO-standaarden 2012, waarbij in het bijzonder het IMRO 2012 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) en de SVBP 2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) van belang zijn. Voor de regels is aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan 'Centrum Heemskerk'.
Het bestemmingsplan 'Heemskerk - Marytgen' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels. Een gedeelte van de informatie op de verbeelding heeft geen juridisch betekenis, maar is slechts opgenomen om de leesbaarheid van en oriëntatie op de verbeelding te vergroten, zoals een kadastrale/BGT ondergrond. Alle letters, aanduidingen en lijnen worden verklaard in de legenda op de verbeelding.
De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan 'Heemskerk - Marytgen' zijn opgebouwd conform de door de SVBP 2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels de overgangs- en slotregels.
De inleidende regels bestaan uit de volgende artikelen.
In de begripsregels worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Alleen die begripsregels worden opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen, wordt in de 'wijze van meten' uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Dit artikel geeft aan hoe de lengte, breedte, hoogte, diepte en oppervlakte e.d. van gronden en bouwwerken wordt gemeten of berekend. Alle begrippen waarin maten en waarden voorkomen worden in dit artikel verklaard. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden. Ook voor de 'wijze van meten' worden in de SVBP 2012 richtlijnen gegeven.
De gronden van het gehele plangebied hebben een positieve bestemming. Een positieve bestemming betekent dat het gebruik van de gronden voor de verschillende bestemmingen direct mogelijk is. Bovendien betekent het dat oprichting van gebouwen direct mogelijk is nadat burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning hebben verleend, welke dient te voldoen aan onder meer de regels van het bestemmingsplan, het Bouwbesluit en de Bouwverordening. De opbouw van de bestemmingen ziet er in beginsel als volgt uit:
Groen
Gronden aangewezen als groen zijn bestemd voor groenvoorzieningen, toegangspaden, fiets- en voetpaden, water en kunstobjecten. Er is geen bebouwing toegestaan. Er is ten hoogste één vlaggenmast toegestaan.
Wonen
Aangewezen gronden voor wonen zijn bestemd voor wonen in maximaal 24 sociale huurappartementen met als specifieke doelgroep senioren. Ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is eveneens een kantoorfunctie toegestaan op de begane grond. De bebouwing dient gerealiseerd te worden binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak is ruimte voor parkeervoorzieningen- en de ontsluiting van het pand.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de afmetingen en plaatsing van bebouwing.
Verkeer - Verblijfsgebied
De gronden die zijn aangewezen als verkeer - verblijfsgebied zijn bestemd voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen en de bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenstroken, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. Ten behoeve van de bestemming zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 m toegestaan. Voor de geluidswerende voorzieningen is een maximum hoogte van 4,5 m opgenomen.
Waarde - Archeologie 4
Ter bescherming van de archeologische waarden in het plangebied is de bestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Deze waarde is gebaseerd op basis van de gemeentelijke archeologische waardenkaart. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is slechts onder voorwaarden toegestaan. Voor diverse werken en werkzaamheden is een omgevingsvergunning nodig.
Een anti-dubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. De opgenomen anti-dubbeltelregel is gelijkluidend aan de in het Besluit ruimtelijke ordening voorgeschreven formulering.
Voor het hele plangebied geldt een aantal algemene regels. Het gaat hier om algemene bouw- en gebruiksregels, mogelijkheden om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen, en procedureregels worden behandeld.
In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening en de Wabo, overgenomen.
Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel geeft aan hoe het plan kan worden aangehaald.
De planontwikkeling komt geheel voor rekening en risico van de initiatiefnemer. De ontwikkeling zal geschieden conform hetgeen bepaald is in de Wet Ruimtelijke ordening. De verwezenlijking van het plan is dan ook niet afhankelijk van gemeentelijke investeringen. De kosten voor de ambtelijke afhandeling van de procedure worden verrekend op basis van de daarvoor geldende leges. Voor wat betreft planschade zal de gemeente met initiatiefnemer een planschadeverhaalsovereenkomst afsluiten. Het plan wordt dan ook economisch haalbaar geacht.
Voor onderhavig bestemmingsplan wordt de uniforme voorbereidingsprocedure gevolgd als bedoeld in hoofdstuk 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, in samenhang met het gestelde in de Wet ruimtelijke ordening.
Op 18 januari 2021 heeft er een bewonersavond plaatsgevonden, waarbij de buurt is geïnformeerd over het plan. Omwonenden hebben de kans gekregen vragen te stellen over de ontwikkeling. Hierbij zijn complimenten over het ontwerp in ontvangst genomen, maar ook kritische vragen gesteld door de omwonenden. Het plan is in grotendeels gelijk gebleven na deze avond, maar de vragen en opmerkingen van omwonenden zullen wel in overweging genomen worden bij het ontwerp. Vanuit omwonenden waren er vragen over de 4 beschermde lindebomen op de planlocatie.
Deze bomen hebben een beschermde status. Daarom voorziet initiatiefnemer dat de bomen beschermd zullen worden tijdens de bouw. Daarnaast zijn er vragen gesteld over het aantal bouwlagen. Het huidige ontwerp heeft namelijk één extra bouwlaag ten opzichte van de huidige bebouwing. Initiatiefnemer heeft deze vraag beantwoord en beargumenteerd dat hiervoor gekozen is in verband met de stedenbouwkundige inpassing in de omgeving. Daarnaast stelden omwonenden vragen over privacy, inkijk en extra schaduw in de tuinen achter het nieuwe woongebouw. Initiatiefnemer is bezig met het bekijken van de mogelijkheden om inkijk zo veel als mogelijk te voorkomen en de privacy van omwonenden te waarborgen. Privacy en inkijk zijn dan ook aandachtspunten bij de uitwerking van het definitieve ontwerp.
Daarnaast is een bezonningsstudie uitgevoerd om in kaart te brengen welke bewoners eventueel meer schaduw ondervinden als gevolg van de nieuwbouw. Deze bewoners zijn daarvan op de hoogte. Tot slot zijn er vragen gesteld over de manier van bouwen. Voor een uitgebreid verslag van de avond wordt verwezen naar Bijlage 11. In Bijlage 12 is beschreven hoe de opdrachtgever gereageerd heeft op de suggesties en opmerkingen van omwonenden.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De instanties worden in kennis gesteld en krijgen de mogelijkheid om te reageren.
Het ontwerp bestemmingsplan heeft vanaf 20 november 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is één zienswijze binnengekomen. Deze zienswijze is op 14 januari 2022 ingetorkken, nadat namens Sint Agnes Woning Stichting is toegezegd dat de ramen in de kopgevel grenzend aan de erfgrens met Jan van Scorelstraat 1 komen te vervallen. Het bestemmingsplan is hierop aangepast.