direct naar inhoud van Regels
Plan: Gerrit van Assendelftstraat 15
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPdierenkl2022-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Gerrit van Assendelftstraat 15'met identificatienummer NL.IMRO.0396.BPdierenkl2022-VA01 van de gemeente Heemskerk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Verbeelding

De analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;

1.8 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel van het hoofdgebouw;

1.9 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.10 afwijking van de bouwregels en/of de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in het gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

het percentage van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.14 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een vergunning, die verleend is vóór het tijdstip van het ontwerp van het plan;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat;
1.15 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak, met eenzelfde bestemming;

1.17 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat zowel qua afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw; een onderhuis, zolderverdieping of vliering worden hier niet onder begrepen;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden - waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop - het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inbegrepen het daarbij behorend en daaraan ondergeschikt verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse;

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten, ruimte vormt;

1.28 groenvoorzieningen

voorzieningen in de vorm van de aanplant van struiken en heesters, plantsoenen, parken, et cetera;

1.29 hoofdgebouw

gebouw dat zowel functioneel als voor wat betreft de afmetingen bepalend is voor de bestemming;

1.30 horeca

een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het verstrekken van consumpties en/of het bieden van gelegenheid voor spel, dans, vermaak en ontmoeting in combinatie met het verstrekken van consumpties, waarbij een categorie-indeling in horeca I en horeca II wordt gehanteerd;

1.31 horeca I

een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het verstrekken van consumpties al dan niet voor gebruik ter plaatse en dat een winkel-ondersteunende functie heeft. Hieronder worden in elk geval begrepen een automatiek/afhaalservice, restaurant, cafetaria, lunchroom en snack- /shoarma, inbegrepen een daarbij behorende en daaraan ondergeschikte afhaalservice;

1.32 horeca II

een bedrijf dat zich uitsluitend of in overwegende mate richt op het bieden van gelegenheid voor spel, dans, vermaak en ontmoeting in combinatie met het verstrekken van consumpties voor gebruik ter plaatse, met uitzondering van een speelautomatenhal; Hieronder worden in elk geval begrepen een discotheek, café, nachtclub, zalencentrum e.d.;

1.33 inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;

1.34 kantoor

een bedrijf gericht op het verlenen van zakelijke diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek, zoals banken, adviesbureaus, belasting-, assurantie-, advocaten-, notaris- en makelaarskantoren;

1.35 maatschappelijke functies

functies in de bestuurs-, medische, sociale, educatieve, culturele en religieuze sfeer en andere functies, die een min of meer openbaar karakter hebben, waaronder (semi)overheidsinstellingen en praktijkruimten, met uitzondering van een seksinrichting

1.36 maatschappelijke voorzieningen

voorzieningen voor openbaar bestuur en dienstverlening van overheidswege;

1.37 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.38 ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil;

1.39 overkapping

een overdekt en voor mensen toegankelijk bouwwerk, niet met wanden omsloten of slechts gedeeltelijk met wanden wordt omsloten (minimaal aan één zijde volledig open en maximaal 3 wanden, waarvan er maximaal 2 tot de constructie behoren);

1.40 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aan de hoofdtoegang aansluitende afgewerkte terrein;
1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.42 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische /pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.43 straatmeubilair

alle zodanige gebouwde bouwwerken, niet zijnde gebouwen, die zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, verkeersborden, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;

1.44 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.45 verdieping

een boven de begane grond gelegen bouwlaag;

1.46 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw welke door gevelindeling als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;

1.47 voorgevellijn

een denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.48 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, zoals deze wet luidt op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan;

1.49 winkel

een gebouw of een gedeelte daarvan, bestemd voor detailhandel met bijbehorende voorzieningen voor administratie, opslag en reparatie;

1.50 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.51 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.52 Wonen

het verblijven van één huishouden, al dan niet in combinatie met zorgverlening, binnen een woning, woonboot, woonwagen of andere voor wonen bedoelde voorziening van waaruit wordt deelgenomen aan het maatschappelijk leven

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dan wel de harten van de scheidsmuren.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 horizontale diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel van een bouwwerk.

2.8 verticale diepte van een bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de vloer van het ondergrond gelegen (deel van het) gebouw.

2.9 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m¹ bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke functies;
  • b. een begraafplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen', wonen op de verdieping, daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroepen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3', tevens horeca in categorie 3 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. de bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, nutsvoorzieningen, erven en terreinen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. een bouwvlak mag voor 100% bebouwd worden;
  • c. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • e. binnen de aanduidingsvlakken ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' zijn uitsluitend bijgebouwen toegestaan waarvan de oppervlakte niet meer dan 20 m2 mag bedragen;
  • f. het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 6 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt niet meer dan 3 m.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, de bestemming te wijzigen in de bestemmingen 'Centrum - 1', met in achtneming van het volgende:

  • a. de bebouwing wordt binnen het bestaande bouwvlak gerealiseerd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedragen niet meer dan 7 m en 10 m, met dien verstande dat aan de zijde van de Cornelis Groenlandstraat de bouwhoogte niet meer dan 7 m mag bedragen;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. er dient een positief advies van de waterbeheerder te zijn ontvangen;
  • e. de functie(s) van aangrenzende niet bij het wijzigingsgebied behorende gronden en bebouwing worden niet onevenredig belemmerd;
  • f. het gebruik gelet op milieuhygiënische eisen redelijkheidshalve inpasbaar is.


Nadere eisen:

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de afmetingen en de plaatsing van de bebouwing ten behoeve van:

  • g. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • h. een goede woonsituatie;
  • i. de verkeersveiligheid;
  • j. de parkeersituatie;
  • k. de milieusituatie;
  • l. de sociale veiligheid;
  • m. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie-2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie-2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de op en/ of in deze gronden verwachte archeologische waarden.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
  • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
  • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van niet meer dan 60 m2;
  • 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in lid 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 20.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van niet meer dan 60 m2;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
  • e. gericht zijn op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden.

4.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 4.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

 

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
  • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden.
  • b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het 'Overgangsrecht bouwwerken' als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

6.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  • b. een gebruik van gronden als stort- en / of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes.
7.2 Parkeren
7.2.1 Algemeen

Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:

  • a. onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 tot en met4 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPdierenkl2022-VA01_0018.png"

  • b. bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen volgens sublid 7.2.1onder a, worden de ten tijde van het rechtskracht krijgen van dit plan voor parkeerplaatsen in gebruik zijnde, of voor parkeerplaatsen geplande gronden, buiten beschouwing gelaten;
  • c. voor zover er door het oprichten van nieuwe bouwwerken of het vergroten van bestaande bouwwerken, parkeerplaatsen verloren gaan, dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd;
  • d. bij de eindberekening dient het aantal parkeerplaatsen naar boven te worden afgerond op hele parkeerplaatsen;
  • e. voor niet onder lid 7.2.1onder a genoemde functies geldt de parkeernorm zoals opgenomen in Parkeerkencijfers-CROW 2012, publicatie 317. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en van de rij 'matig stedelijk'; vervolgens dient uitgegaan te worden van de maximum waarde in de kolom;
  • f. het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder a indien
    • 1. het gebruik niet wijzigt en
    • 2. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² brutovloeroppervlakte dan wel 10% van de totale brutovloeroppervlakte indien dit meer is dan 100 m² en
    • 3. is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding de parkeerbehoefte niet toeneemt;
  • g. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder a indien op het bouwperceel redelijkerwijs geen gronden (meer) beschikbaar kunnen worden gehouden ten behoeve van een parkeerplaats en in voldoende mate binnen redelijke afstand van het bouwperceel in parkeerplaatsen is of kan worden voorzien; dit dient te worden aangetoond op de weekmomenten met de hoogste parkeerdruk, waarbij als redelijke afstand 100 meter vanaf de toegang van de bebouwing wordt gehanteerd;
  • h. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.1 onder a, indien op het bouwperceel in de bestaande situatie meer of een gelijk aantal parkeerplaatsen aanwezig is, dan ingevolge lid 7.2.1 onder a voor de in zijn geheel gerealiseerde bebouwing en/of wijziging van het gebruik is vereist;
  • i. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.3 onder a, indien op grond van de parkeernorm, zoals opgenomen in de parkeerkencijfers CROW 2012, publicatie 317, een minder aantal parkeerplaatsen is vereist. Uitgegaan dient te worden van de kolommen 'rest bebouwde kom' en de van de rij 'matig stedelijk'. Vervolgens dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van de bandbreedte die wordt aangegeven;
  • j. het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 32.3 onder a, indien uitbreiding van de bebouwing niet leidt tot een grotere parkeerbehoefte;
  • k. voor parkeren bij woningen op eigen terrein worden berekeningsaantallen gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering", publicatie 317, CROW 2012;
  • l. wanneer bij de berekening van de parkeerbehoefte gebruik wordt gemaakt van balansparkeren, worden de aanwezigheidspercentages gehanteerd zoals aangegeven in "Parkeerkencijfers - basis voor parkeernormering", publicatie 317, CROW 2012;
  • m. bij publieke voorzieningen zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen algemene gehandicapten parkeerplaatsen zijn. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen, op een afstand van maximaal 100 meter;
  • n. bij openbare parkeerterreinen moet per 50 gewone parkeerplaatsen één voor mindervaliden aangepaste parkeerplaats zijn, dit aantal wordt naar boven afgerond;
  • o. het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlaktematen van lid7.2.1 onder a en onder e, indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte;
  • p. het bevoegd gezag kan afwijken van de publicatienummer van de Parkeerkencijfers van het CROW (zoals genoemd in lid 7.2.1onder e, i, k en l, indien hiervan een nieuwe vervangende editie is verschenen).

7.2.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van:

  • a. het bepaalde in sublid 7.2.1voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
7.2.3 Wijzigingsbevoegheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in sublid 7.2.1bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Bevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • b. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

8.2 Toepassingsvoorwaarden

De in lid 8.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Waarde-archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde - Archeologie-2 geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:

  • a. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  • c. de terreinen als archeologisch monument zijn aangewezen.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regelingen

Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

10.2 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De regels van stedenbouwkundige aard en de bereikbaarheidseisen van paragraaf 2.5 van de bouwverordening zijn uitsluitend van toepassing, voor zover het betreft:

  • a. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer en brandblusvoorzieningen;
  • b. brandweeringang;
  • c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. de ruimte tussen bouwwerken;
  • e. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan als gevolg van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de vergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van het bepaalde in artikel 11.1 onder a door middel van een omgevingsvergunning voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11.2 onder a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Gerrit van Assendelftstraat 15'.