direct naar inhoud van Regels
Plan: Rozenburg Incheonweg transformatorstation en kabels
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGrozincheontrafo-C001

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Rozenburg Incheonweg transformatorstation en kabels' met identificatienummer NL.IMRO.0394.BPGrozincheontrafo-C001 van de gemeente Haarlemmermeer.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 150 kV-inkoopstation:

een niet-publieke voorziening niet in beheer van de netbeheerder waar elektrische wisselstroom kan worden omgezet van 150 kilovolt naar een ander voltage.

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.7 bebouwingspercentage:

een percentage dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak of van het bouwperceel dat maximaal mag worden bebouwd.

1.8 bestaand bouwwerk:

het op de dag van het in ontwerp ter inzage leggen van dit plan bestaande bouwwerk, evenals een bouwwerk dat wordt of mag worden gebouwd krachtens een voor deze dag verleende of krachtens een voor deze dag aangevraagde, maar nog te verlenen omgevingsvergunning.

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bliksempieken:

stalen masten die voorkomen dat de gevoelige onderdelen op het station geraakt worden door de bliksem.

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.13 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.15 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

1.16 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.17 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.

1.18 kantoor:

een (deel van een) gebouw waarin directie en/of administratie van een (dienstverlenend) bedrijf zijn gevestigd

1.19 gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.20 geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone (50 dB(A)) moet worden vastgesteld.

1.21 kabelbed:

ruimtebeslag dat door een gemeenschappelijk tracé van één of meer kabels, die toebehoren aan één netwerkbeheerder, wordt gevormd.

1.22 maaiveld:

de bovenkant van het oorspronkelijke dan wel (verhoogd of verlaagd) aangelegd terrein waar een gebouw zal worden opgericht.

1.23 maximaal aansluitvermogen elektriciteit:

het maximale vermogen dat een elektriciteitsaansluiting van een functie aan kan.

1.24 megavoltampère (MVA):

een eenheid die wordt gebruikt om het schijnbaar vermogen van een elektrisch wisselspanningcircuit aan te duiden.

1.25 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval.

1.26 normaal onderhoud:

werkzaamheden die periodiek moeten worden uitgevoerd ter instandhouding van de met de bestemming beoogde doeleinden.

1.27 verbeelding:

de analoge en digitale verbeelding van de bestemming(en) bij dit bestemmingsplan.

1.28 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen, het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling, evenals de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinste is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, bliksemafleiders en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; de goothoogte van dakkapellen, topgevels, trappenhuizen, liftkokers, schoorstenen en andere gelijksoortige ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten.

2.4 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).

2.6 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
  • d. voor een bouwwerk op een viaduct of brug: de hoogte van de kruin van het viaduct of de brug ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 verticale diepte:

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer tot het laagste punt van het gebouw, dan wel wanneer geen sprake is van een bovenliggende begane grondvloer, gemeten van het peil tot het laagste punt van het gebouw.

2.9 ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen c.q. bestemmingsgrenzen (dus niet goot- en bouwhoogten) niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsactiviteiten met een in hoofdzaak grondgebonden bedrijfsvoering, met uitzondering van glastuinbouw, intensieve veehouderij en stoeterij;

met daarbij behorend(e):

  • b. verhardingen;
  • c. paden;
  • d. groen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden tevens de volgende bepalingen:

  • a. buitenopslag is niet toegestaan, met uitzondering van opslag van agrarische producten en het stallen van agrarische bedrijfsgoederen en machines achter de voorgevelrooilijn ten behoeve van het agrarische bedrijf op en/of aansluitend aan het bouwvlak.

Artikel 4 Bedrijf - Nutsvoorziening

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een 150/20 kV-transformatorstation voor elektriciteitsdistributie in ten hoogste categorie 4.2 van de bij deze regels behorende 'Staat van bedrijfsactiviteiten';


met de daarbij behorend(e):

  • b. verhardingen, in- en uitritten;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. groen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)', is de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)', is het aangegeven maximum bebouwingspercentage toegestaan.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • b. de hoogte van bliksempieken mag niet meer zijn dan 15 meter;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 13 meter.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;


met daaraan ondergeschikt:

  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. bergbezinkbassins;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. kunstobjecten.
5.2 Bouwregels

5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen;
  • b. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m2;
  • d. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag zijn dan 6 meter.

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonstraten, fiets- en voetpaden;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. halteplaats voor openbaar vervoer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halteplaats';
  • d. groen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. bergbezinkbassins;
  • g. kunstwerken

met daarbij behorend(e):

  • h. voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit, zoals geluidschermen en luchtkwaliteitschermen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen

met daaraan ondergeschikt:

  • k. kunstobjecten;
  • l. reclame-uitingen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen voor verkeersafwikkeling;
  • b. de hoogte van gebouwen voor verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen voor verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 10 m2;
  • d. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. de hoogte mag niet meer zijn dan 10 meter.

6.2.3 Bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halteplaats'

Voor het bouwen van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - halteplaats' gelden de volgende bepalingen:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer zijn dan 40 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer zijn dan 4 meter, uitgezonderd liften;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 10 meter, met uitzondering van voorzieningen ter bevordering van de milieukwaliteit.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. bergbezinkbassins;
  • d. bruggen ten behoeve van langzaam verkeer;

met daarbij behorend(e):

  • e. verhardingen;
  • f. groen;
  • g. nutsvoorzieningen

met daaraan ondergeschikt:

  • h. vlonders, steigers, overkappingen of daaraan gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels

7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. toegestaan zijn bergbezinkbassins;
  • b. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Gebruiksverbod

Tot een gebruik strijdig wordt in ieder geval gerekend:

opslag, met uitzondering van tijdelijke opslag voortkomend uit het onderhoud en/ of gebruik in overeenstemming met de bestemming van de betrokken gronden en bouwwerken.

Artikel 8 Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding;


met daarbij behorend(e):

  • b. belemmeringenstrook van ten hoogste 5,5 meter ter weerszijden van het kabelbed;

waarbij de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).

8.2 Bouwregels

8.2.1 Verbod

Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV' mede bestemde gronden.

8.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 8.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. bebouwing ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en), mits het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de hoogspanningsverbinding met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de betrokken hoogspanningsverbinding en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van beplanting en bomen, waarbij de wortels dieper (gaan) reiken dan 0,80 meter beneden maaiveld;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem dieper dan 0,80 meter beneden maaiveld;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 meter beneden maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • e. het aanleggen van drainage dieper dan 1,00 meter beneden maaiveld;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het permanent opslaan van goederen.

8.4.2 Uitzonderingen
  • a. Het verbod als bedoeld in artikel 8.4.1 is enkel van toepassing op de strook grond waar ten behoeve van TenneT een zakelijk recht dan wel een gedoogplicht kan worden gevestigd, met dien verstande dat na de vestiging daarvan, het aanlegvergunningenstelsel uitsluitend betrekking heeft op de strook grond waar het zakelijk recht dan wel de gedoogplicht is gevestigd.
  • b. Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:
    • 1. verband houden met de aanleg van de betreffende hoogspanningsverbinding;
    • 2. het normale beheer en onderhoud van de hoogspanningsverbinding en belemmeringenstrook of van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreding van het plan of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
    • 4. graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.
8.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 8.4.1 kan slechts worden verleend indien de door de betreffende werken en/of werkzaamheden geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de betrokken hoogspanningsverbinding.

8.4.4 Advies

De in 8.4.3 bedoelde vergunning kan niet eerder worden verleend dan nadat de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen dan wel zoveel eerder als het advies is uitgebracht. In zijn advies kan de leidingbeheerder ingaan op de vraag welke voorwaarden eventueel moeten worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Geluidzone - gezoneerd industrieterrein

10.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – gezoneerd industrieterrein' gelden beperkingen met als doel een te hoge geluidbelasting vanwege het gezoneerde industrieterrein, buiten de aangewezen gronden, tegen te gaan.

10.2 Gebruiksregels

Het is niet toegestaan bedrijfsgebouwen en gronden binnen het gezoneerde industrieterrein zodanig te gebruiken, dat als gevolg van dit gebruik:

  • a. de geluidbelasting op de buitenste grens van de als 'geluidzone – industrie transformatorstation' aangewezen gronden hoger wordt dan 50 dB(A);
  • b. de geluidbelasting op de gevel van woningen en van andere geluidgevoelige gebouwen binnen de als 'geluidzone – industrie transformatorstation ' aangewezen gronden hoger is dan 50 dB(A), dan wel hoger dan de hogere grenswaarde die voor de vaststelling van dit bestemmingsplan is verleend.
10.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de gebiedsaanduiding 'geluidzone – gezoneerd industrieterrein':

  • a. te verwijderen, indien en voor zover de bedrijfsactiviteiten van de desbetreffende inrichting en/of de activiteiten van haar eventuele rechtsopvolger onherroepelijk zijn beëindigd, en de milieuvergunning van de desbetreffende Wet geluidhinder-inrichting wat betreft de in onderdeel D van bijlage 1 bij het Besluit omgevingsrecht bedoelde activiteiten onherroepelijk is komen te vervallen.
  • b. te verkleinen, indien de milieuvergunning van de desbetreffende Wet geluidhinder-inrichting, of haar eventuele rechtsopvolger, wat betreft de in onderdeel D van bijlage 1 bij het Besluit omgevingsrecht bedoelde activiteiten onherroepelijk is gewijzigd of gedeeltelijk onherroepelijk is komen te vervallen en uit die wijziging voortvloeit dat het desbetreffende gedeelte van het plangebied met de gebiedsaanduiding 'geluidzone – gezoneerd industrieterrein' kan worden verkleind.

Artikel 11 Geluidzone - industrie

11.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' zijn geen geluidgevoelige objecten toegestaan.

11.2 Bouw- en gebruiksregels

Een woning of gebouw als bedoeld in lid 1 is binnen deze geluidzone niet toegestaan, tenzij:

  • a. een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde voor de betrokken woning of voor het betrokken gebouw vóór de vaststelling van dit plan is verleend;
  • b. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidsbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.

Artikel 12 Geluidzone - industrie transformatorstation

12.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie transformatorstation' zijn geen geluidgevoelige gebouwen toegestaan.

12.2 Bouwregels en gebruiksregels

De bouw van een woning of een gebouw als bedoeld in lid 1 is binnen deze geluidzone niet toegestaan, tenzij:

  • a. een besluit tot vaststelling van een hogere grenswaarde voor de betrokken woning of voor het betrokken gebouw voor de vaststelling van dit plan is verleend;
  • b. uit akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege het gezoneerd industrieterrein op enige gevel van de betrokken woning of het betrokken gebouw niet hoger zal zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde.
12.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen teneinde de gebiedsaanduiding 'geluidzone – industrie transformatorstation':

  • a. te verwijderen, indien de aan de desbetreffende Wet geluidhinder-inrichting gerelateerde gebiedsaanduiding 'geluidzone – industrie transformatorstation' met gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 10.3, onder a, is verwijderd of in hetzelfde wijzigingsbesluit wordt verwijderd en uit akoestisch onderzoek blijkt dat op grond van de dan nog vergunde bedrijfsactiviteiten de geluidzone verwijderd kan worden;
  • b. te verkleinen, indien de milieuvergunning van de desbetreffende Wet geluidhinder-inrichting voor wat betreft de in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht bedoelde activiteiten geheel of gedeeltelijk in onherroepelijke zin is ingetrokken of van rechtswege is komen te vervallen en uit akoestisch onderzoek blijkt dat op grond van de dan nog vergunde bedrijfsactiviteiten de geluidzone verkleind kan worden.

Artikel 13 Luchtvaartverkeerzone - lib

13.1 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.2

Voor zover de gronden, met de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - lib', zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2 gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde en objecten, gesteld in artikel 2.2.2 van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

13.2 Luchtvaartverkeerzone-LIB 2.2.2a

Voor zover de gronden, met de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone - lib', zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone-LIB artikel 2.2.2a gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van objecten, gesteld in artikel 2.2.2a van het 'Luchthavenindelingbesluit Schiphol'.

Artikel 14 Veiligheidszone - LPG

14.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' gelden bouwbeperkingen voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico vanwege een vulpunt voor LPG.

14.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:

  • a. er mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden gebouwd.
14.3 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd de aangeduide veiligheidszone te verkleinen of op te heffen, indien door wijziging van wetgeving of verandering of verwijdering van de inrichting een kleinere of geen veiligheidscontour meer van toepassing is.

Artikel 15 Vrijwaringszone - straalpad

15.1 Bestemmingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone – straalpad’ gelden bouwhoogtebeperkingen.

15.2 Bouwregels

Op deze gronden mag de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 28 meter + NAP zijn.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:

  • a. het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten;
  • b. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 meter van een bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  • e. het verhogen van de maximale bouwhoogte van gebouwen met maximaal 25% ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits de totale oppervlakte van vergrotingen op dat gebouw niet meer is dan 50% van de oppervlakte van de bovenste verdiepingsvloer.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' het plan wijzigen om de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV' te verschuiven, mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • d. door middel van onderzoek is aangetoond dat de verschuiving vanuit milieuhygiënisch oogpunt inpasbaar is.
17.2 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 18 Parkeerregels

18.1 Reserveren en inrichten ruimte voor parkeren, stallen, laden, lossen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een wijziging van het gebruik van gronden of bouwwerken geldt, dat op eigen terrein in voldoende mate ruimte moet zijn gereserveerd en ingericht en in stand worden gehouden voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen met inachtneming van de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer.

18.2 Beleidsregels en peildatum

Het bevoegd gezag past de in 18.1 genoemde regels toe met inachtneming van de beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

18.3 Specifieke gebruiksregels

Ruimte voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

18.4 Specifieke gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.1, indien:

  • a. op basis van gegronde redenen aangetoond kan worden dat het voldoen aan deze bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en bovendien
  • b. op andere wijze in de nodige ruimte voor het parkeren, stallen laden en/of lossen van voertuigen blijvend wordt voorzien.

Artikel 19 Overige regels

19.1 Schakelbepaling

19.1.1 Vervanging en aanvulling vigerende bestemmingsplannen

Met het bestemmingsplan 'Rozenburg Incheonweg transformatorstation en kabels' worden de vigerende plannen vervangen of aangevuld op de wijze zoals aangegeven in lid 19.1.2 en 19.1.3.

19.1.2 Vervanging bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Rozenburg Incheonweg transformatorstation en kabels' vervangt:

  • a. het bestemmingsplan 'Rozenburg Schiphol Logistics Park', met identificatienummer NL.IMRO.0394.BPGrozslp-C001, gedeeltelijk voor de gronden ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - Nutsvoorziening' van dit plan;
  • b. de beheersverordening 'Haarlemmermeer 2014', met identificatienummer NL.IMRO.0394.BVOhlm2014-C001, gedeeltelijk voor de gronden ter plaatse van dit bestemmingsplan;
  • c. de beheersverordening 'Haarlemmermeer 2014 aanvulling met parkeerregels', met identificatienummer NL.IMR0.0394.BHVlgbparkeerregls-C001, gedeeltelijk voor de gronden ter plaatse van dit bestemmingsplan;
  • d. de beheersverordening 'Haarlemmermeer 2014 aanvulling met datacenters', met identificatienummer NL.IMRO.0394.BHVIgbdatacenters0-C001, gedeeltelijk voor de gronden ter plaatse van dit bestemmingsplan.

19.1.3 Aanvulling bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan 'Rozenburg Incheonweg transformatorstation en kabels' vult de onderstaande bestemmingsplannen aan met de dubbelbestemmingen 'Leiding - Hoogspanningsverbinding 150 kV', en de aanduidingen 'Bestemmingsomschrijving' en 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' zoals opgenomen in dit plan, met dien verstande dat de verbeelding en regels van onderstaande bestemmingsplannen voor deze gronden eveneens van toepassing blijven.

Bestemmingsplan / Beheersverordening   Vastgesteld   Identificatienummer  
Buitengebied Noord   04-07-2013   NL.IMR0.0394.BPGigbbuitengebnrd-C001  
Schiphol   27-03-2013   NL.IMR0.0394.BPGsplschiphol0000-C001  
Schiphol 1e herziening   16-03-2017   NLIMRO.0394.BPGsplschiphol1ehz.C001  
Hoofddorp De Hoek en omgeving   26-08-2015   NL.IMRO.0394.BPGhfddehoekomgvng-C001  
Hoofddorp De Hoek en omgeving 1e herziening   05-10-2017   NL.IMRO.0394.BPGDehoekeo1eherz-C001  
Hoofddorp Station en Beukenhorst Zuid   26-02-2010   NL.IMRO.03940000BPGhfdstatbeukz-  
Hoofddorp A4 zone West   16-02-2007   NL.IMRO.03940000HFDa4zonewest-  
Hoofddorp A4 zone West 1e herziening   13-03-2014   NL.IMRO.0394.BPGhfdA4zonew1eher-C001  
Hoofddorp A4 omlegging buisleidingen   20-04-2012   NL.IMRO.0394.BPGhfdA4omlegbuisl-E001  
Inpassingsplan Aardgastransportleiding Beverwijk – Wijngaarden (rijksinpassingsplan)   19-09-2012   NL.IMRO.0000.ELIip11GUBW-3000  
Rijsenhout en omgeving   26-08-2015   NL.IMRO.0394.BPGrysrijsenhouteo-C001  
Rozenburg Schiphol Logistics Park   11-02-2016   NL.IMRO.0394.BPGrozslp-C001  

 

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 20 Overgangsrecht

20.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 21 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan

'Rozenburg Incheonweg transformatorstation en kabels' van de gemeente Haarlemmermeer.