direct naar inhoud van 5.5 Landschap, cultuurhistorie en archeologie
Plan: N207
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGnwv00000000N207-E001

5.5 Landschap, cultuurhistorie en archeologie

5.5.1 Toetsingskader

Monumentenwet 1988

De gewijzigde Monumentenwet 1988 implementeert het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Nota Ruimte

De N207 ligt aan de rand van het Groene Hart, in het deelgebied Hollands Plassengebied. Het Hollands Plassengebied is een afwisselend en waterrijk landschap ten noorden van de Oude Rijn. Het landschap bestaat uit oeverwallen en kleipolders, open veenweidelandschappen, plassen- en petgatenlandschap en diepe droogmakerijen.

Leidraad Landschap en Cultuurhistorie provincie Noord-Holland

De provincie wil de kwaliteit en diversiteit van het Noord-Hollands landschap en de dorpen behouden en ontwikkelen. Daarom heeft het begrip ruimtelijke kwaliteit een belangrijke plek gekregen in de nieuwe Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. De provinciale visie op ruimtelijke kwaliteit en de kernkwaliteiten van de verschillende landschappen en dorpen van Noord-Holland zijn vastgelegd in de leidraad.

Deze leidraad helpt bij het opstellen van ruimtelijke plannen en wordt door de provincie gebruikt bij ontheffingsaanvragen op grond van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie bij ruimtelijke ontwikkelingen buiten het Bestaand Bebouwd Gebied.

De droogmakerijen vormen door de mens gemaakte, rationeel ingerichte landschappen, vaak met een hoge cultuurhistorische waarde. De geometrische verkavelings- en ontsluitingsstructuur en het functionele watersysteem zijn nog altijd bepalend voor het grondgebruik en de ruimtelijke ontwikkeling. De ringdijken en ringvaarten laten de oorspronkelijke natuurlijke meervorm zien en geven een fraai contrast met de geometrische indeling. De Haarlemmermeer is herkenbaar aan een strakke, zeer ruime verkaveling waarbij deze in het midden doorsneden wordt door een vaart.

De kernkwaliteiten van het droogmakerijenlandschap zijn:

Ondergrond

Binnen dit landschapstype komen slechts in beperkte mate gebieden met bijzondere archeologische en aardkundige waarden voor.

Landschaps-DNA

Historische structuurlijnen:

  • het samenhangende geometrische poldersysteem van ringdijken, ringvaarten en waterlopen. De verschillende droogmakerijen hebben elk hun eigen kenmerken. De basisontginningseenheid wordt gevormd door een rechthoekige kavel met een vaste lengte- en breedtemaat, het zogenaamde polderblok. Het geheel van polderblokken rond de centrale ontginningsassen wordt poldervlak genoemd. Langs de grillige randen van de droogmakerij wordt afgeweken van de regelmatige basisverkaveling en komen andere kavelvormen voor: polderzoom;
  • contrast met aangrenzende veengebieden;
  • de herkenbaarheid van de Stelling van Amsterdam als een grotere verbindende structuur;
  • duidelijke begrenzing door ringdijk, ringsloot of oude, hoge oeverlanden;
  • aangelegd watersysteem met hoofdtochten en hoofdgemaal.

Cultuurhistorische objecten:

  • stolpboerderijen als identiteitsbepalende onderdelen gelegen aan het samenhangende systeem van ringdijken, ringvaarten en waterlopen;
  • de poldermolens met hun biotopen die deel van dit poldersysteem uitmaken;
  • de voormalige molenplaatsen die nog deel uitmaken van het landschap;
  • in de Haarlemmermeer: boerderijen met verschillende bouwstijlen.

Openheid:

  • landschappen van de oude droogmakerijen (Beemster, Purmer, Schermer, Haarlemmermeer, etc.);
  • open en vlak landschap, grasland en water;
  • getijafzettingsvlakten, oude zeeklei en ontgonnen veenvlakten;
  • mate van openheid: landschap met een open karakter en specifieke ruimtevormen.

Dorps-DNA: weg- en vaartdorpen

  • geometrisch en planmatig van opzet;
  • weg of vaart is structuurdrager;
  • doorzichten vanaf de hoger gelegen ringdijk naar lager gelegen polder;
  • lint: geconcentreerd bebouwingslint langs ringvaart;
  • kruis: van oorsprong evenwichtige ontwikkeling;
  • kruis: harde bebouwingsranden in contrast met het omringende landschap, woningen zijn naar buiten georiënteerd;
  • iedere polder heeft eigen kenmerkende opbouw en structuur.

In het plangebied kruist de N207 historisch waardevolle linten, te weten de Hoofdvaart met twee hoofdwegen, de IJweg, de Rijnlanderweg en de aanwezige tochten zoals Nieuwerkerkertocht en IJtocht.

Voorontwerp Structuurvisie Haarlemmermeer

De gemeente Haarlemmermeer is bezig met het ontwikkelen van een visie, een toekomstbeeld, van de ruimtelijke ontwikkelingen van de polder. De visie wordt vastgelegd in een structuurvisie en deze wordt het toetsingsinstrument voor ruimtelijke plannen en dient als leidraad voor de ontwikkelingen die de gemeente de komende jaren doet. In de Contourennota (zie paragraaf 3.4) zijn op basis van ambities vier koersen benoemd om de strategie van de structuurvisie te bepalen en koers te kunnen houden. In deze voorontwerpstructuurvisie zijn deze toetsingscriteria kernachtig samengevat als sociale duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Voor de verschillende thema's zijn opgaven opgenomen, zo ook voor landschap. De gemeente wil het oorspronkelijke polderlandschap de basis laten zijn voor lokale ontwikkelingen. Hieruit volgen voor dit plan de volgende randvoorwaarden:

  • beplanting langs te onderscheiden wegen in de Haarlemmermeer worden opgevat als één geheel; op deze wijze wordt eenheid en samenhang vergroot en het onderscheid en contrast met landschappen rond de polder versterkt;
  • regionale wegen in Haarlemmermeer in de open polder krijgen een beperkte laanbeplanting aan twee zijden van de weg;
  • regionale wegen die aan één zijde langs de stadsrand liggen krijgen een laanbeplanting aan één zijde van de weg, waardoor de openheid aan de andere zijde wordt benadrukt.

5.5.2 Onderzoek

Landschap en cultuurhistorie

Het plangebied is gelegen in de droogmakerij Haarlemmermeer. Het ligt aan de rand van een vrij open gebied met een nog duidelijk herkenbaar verkavelingspatroon. In het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle structuren of objecten aanwezig.

De landschappelijke openheid ten zuiden van het plangebied wordt niet aangetast. Het effect op het verkavelingspatroon is zeer gering. In het plangebied kruist de N207 historisch waardevolle linten. De verbreding leidt tot een beperkte aantasting van deze linten.

Archeologie

In verband met de betreffende planontwikkeling is er een archeologisch onderzoek (RAAP-Rapport 1980, Plangebied N207 tracé A4-Hillegommerdijk Haarlemmermeer, 24 september 2009) uitgevoerd. Het onderzoek had tot doel een gespecificeerde archeologische verwachting op te stellen voor het plangebied. Op basis hiervan en de voorgenomen bodemingrepen in het plangebied is vervolgens een advies met betrekking tot archeologisch vervolgonderzoek geformuleerd.

Op basis van de onderzoeksresultaten geldt voor het plangebied een lage archeologische verwachting voor vindplaatsen (waardevolle-intacte-archeologische overblijfselen) uit de periode neolithicum tot en met nieuwe tijd. Tijdens verschillende booronderzoeken in de Haarlemmermeer zijn geen aanwijzingen gevonden voor eventuele bewoning uit het neolithicum op de relatief hoger gelegen oeverwallen en kreekruggen. In de periode ijzertijd tot en met nieuwe tijd bestond het landschap in het plangebied uit veengebieden en binnenmeren. Pas rond 1850 is het Haarlemmermeer ingepolderd en bewoonbaar geworden.

5.5.3 Conclusie

Landschap en cultuurhistorie

Landschappelijke en cultuurhistorische waarden worden zeer beperkt aangetast. Door rekening te houden met de gemeentelijke landschappelijke randvoorwaarden die voortkomen uit de voorontwerpstructuurvisie (zie paragraaf 5.5.1) en de kruisingen met de historische linten zorgvuldig vorm te geven, wordt de aantasting nog verder beperkt.

Archeologie

Gezien de resultaten van onderhavig onderzoek, wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen.

Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is dat conform de Monumentenwet 1988 aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).